25 836
Herstel van wetstechnische gebreken en leemten in diverse wetten alsmede intrekking van enkele wetten die geen betekenis meer hebben (Reparatiewet I)

nr. 7
NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 4 november 1998

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

1. Na artikel I wordt een artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL Ia

Artikel 161 van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt «zijn aan Onze goedkeuring onderworpen» vervangen door: behoeven Onze goedkeuring.

2. In het tweede lid wordt «zijn onderworpen aan» vervangen door «behoeven de goedkeuring van» en vervalt de tweede volzin.

2. In artikel III (Algemene wet bestuursrecht) worden na onderdeel B drie onderdelen ingevoegd, luidende:

Ba

In artikel 4:55, tweede lid, wordt «Het voorschot» vervangen door: De voorschotten.

Bb

In artikel 4:71, eerste lid, onderdeel d, wordt «bekostigigd» vervangen door: bekostigd.

Bc

Indien de Wet van 25 juni 1998 tot wijziging van de Faillissementswet in verband met de sanering van schulden van natuurlijke personen (Stb. 445) in werking treedt of is getreden, wordt in artikel 5:35, tweede lid, na «faillissement» ingevoegd: , toepassing van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen.

3. In artikel IV (Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten) worden vóór onderdeel A drie onderdelen ingevoegd, luidende:

aA

Artikel 5, vierde lid, laatste volzin, vervalt.

bA

In artikel 8, tweede lid, tweede volzin, vervalt: 8d, derde lid, laatste zinsnede, en vierde lid,.

cA

Artikel 9a dat is ingevoegd bij Wet van 26 maart 1998 tot wijziging van de Vreemdelingenwet en enige andere wetten teneinde de aanspraak van vreemdelingen jegens bestuursorganen op verstrekkingen, voorzieningen, uitkeringen, ontheffingen en vergunningen te koppelen aan het rechtmatig verblijf van de vreemdeling in Nederland (Stb. 203), wordt vernummerd tot artikel 9c.

4. Artikel VII (Algemene wet inzake rijksbelastingen) wordt gewijzigd als volgt:

1. Vóór onderdeel A worden twee onderdelen ingevoegd, luidende:

aA

Artikel 18a, tweede lid, derde volzin, vervalt.

bA

Indien het bij koninklijke boodschap van 23 december 1996 ingediende voorstel van wet tot aanpassing van het fiscale procesrecht aan de Algemene wet bestuursrecht en wijziging van een aantal fiscale en andere wetten (herziening van het fiscale procesrecht) (25 175) tot wet is verheven en artikel I, onderdeel E, van die wet in werking is getreden of in werking treedt op een tijdstip dat ligt voor of op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, wordt in artikel 25, zesde lid, laatste volzin, zoals deze ingevolge artikel I, onderdeel E, van die wet is komen te luiden, «beroep» vervangen door: bezwaar.

2. Na onderdeel A wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Aa

In artikel 53, eerste lid, vervalt de komma na «47».

5. Na artikel VII wordt een artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL VIIa

In artikel 134, eerste en tweede lid, van de Ambtenarenwet wordt «1637ij a» telkens vervangen door: 648 van Boek 7.

6. Artikel VIII (Arbeidstijdenwet), onderdeel G, subonderdeel 3, vervalt.

7. Artikel X (Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden) wordt gewijzigd als volgt:

1. Onderdeel D komt te luiden:

D

Artikel 40 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het derde lid, onderdeel c, wordt «de veiligheid van de inrichting» vervangen door: de veiligheid in de inrichting.

2. In het vierde lid wordt «bekosting» vervangen door: bekostiging.

2. Twee onderdelen worden toegevoegd, luidende:

H

Indien de Penitentiaire beginselenwet in werking is getreden op een tijdstip dat ligt vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, komt artikel 75 te luiden:

Artikel 75

De overeenkomst regelt in ieder geval:

a. welke gegevens Onze Minister met het oog op het opstellen van de begroting van de inrichting verstrekt aan de rechtspersoon die de inrichting beheert, alsmede op welk tijdstip deze gegevens uiterlijk worden verstrekt;

b. welke termijn bij de indiening van de aanvraag tot subsidieverlening in acht wordt genomen;

c. de bij de aanvraag tot subsidieverlening, onderscheidenlijk de aanvraag tot subsidievaststelling over te leggen gegevens of bescheiden;

d. op welke wijze het bedrag van de subsidie wordt bepaald;

e. op welke wijze het bedrag van de voorschotten wordt bepaald en op welke tijdstippen deze worden betaald;

f. aan welke eisen de begroting, het financiële verslag en het activiteitenverslag moeten voldoen;

g. voor welke handelingen de rechtspersoon die de inrichting beheert de toestemming van Onze Minister behoeft;

h. in welke gevallen de rechtspersoon die de inrichting beheert een vergoeding voor vermogensvorming als bedoeld in artikel 4:41 van de Algemene wet bestuursrecht verschuldigd is, alsmede op welke wijze deze vergoeding wordt berekend;

i. het vormen van een egalisatiereserve door de rechtspersoon die de inrichting beheert, en

j. het door de rechtspersoon die de inrichting beheert verstrekken van gegevens ten behoeve van het door Onze Minister ten aanzien van de strafrechtstoepassing te voeren beleid.

I

Indien de Penitentiaire beginselenwet in werking is getreden op een tijdstip dat ligt vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, vervalt artikel 83.

8. Artikel XII (Brandweerwet 1985) komt te luiden:

ARTIKEL XII

De Brandweerwet 1985 wordt gewijzigd als volgt:

A

In artikel 5, eerste lid, wordt «rampenbestrijding» vervangen door: bestrijding van rampen en zware ongevallen.

B

Het zesde en zevende lid van artikel 13 worden vernummerd tot vijfde en zesde lid.

9. Artikel XIII (Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek) wordt gewijzigd als volgt:

1. De onderdelen F, Z, AA, BB en MM vervallen.

2. Onderdeel L komt te luiden:

L

In artikel 28c, tweede lid, tweede volzin, wordt «ingesteld» vervangen door: gedaan.

3. Na onderdeel Y worden twee onderdelen ingevoegd, luidende:

Z

Artikel 199, onderdeel b, wordt gewijzigd als volgt:

1. In de tweede volzin wordt voor de puntkomma ingevoegd: , van welke verklaring een akte wordt opgemaakt.

2. In de derde volzin wordt na «moeder» ingevoegd: op het tijdstip van de geboorte.

Za

In artikel 204, eerste lid, onderdeel e, wordt na «erkenning» ingevoegd: met een andere vrouw.

4. Na onderdeel BB wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

BBa

In artikel 233 wordt na «niet gehuwd of geregistreerd» ingevoegd: zijn.

5. Na onderdeel FF worden vier onderdelen ingevoegd, luidende:

FFa

Artikel 243, eerste lid, wordt gewijzigd als volgt:

1. In de eerste volzin komt de zinsnede na de komma te luiden: en verstrekken de raad kosteloos alle afschriften en uittreksels uit hun registers, die de raad ter uitvoering van zijn taak van hen vraagt.

2. In de tweede volzin wordt «Wanneer de raden voor de kinderbescherming een taak vervullen of een bevoegdheid uitoefenen» vervangen door «Wanneer de raad voor de kinderbescherming een taak vervult of een bevoegdheid uitoefent» en wordt «hun» vervangen door: de raad.

FFb

Artikel 253b wordt gewijzigd als volgt:

1. Het tweede lid vervalt.

2. Het derde tot en met zesde lid worden vernummerd tot tweede tot en met vijfde lid.

FFc

In artikel 253t, vierde lid, tweede volzin, wordt «Zij» vervangen door: Het.

FFd

In artikel 253x, tweede lid, wordt voor «gezag» ingevoegd: het.

6. In onderdeel KK vervallen de subonderdelen 2 en 3 alsmede de aanduiding «1.» voor subonderdeel 1.

7. In onderdeel LL wordt na «wordt» ingevoegd: het eerste lid genummerd en wordt in dat lid.

8. Onderdeel MM komt te luiden:

MM

In artikel 337a, eerste lid, wordt «11 en 12» vervangen door: 10 en 11.

9. Na onderdeel OO wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

OOa

In artikel 385, eerste lid, onderdeel a, vervalt het woord «is» na «curator» en wordt dat woord ingevoegd na «niet».

10. Na onderdeel SS wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

SSa

In artikel 421, eerste volzin, wordt na «echtgenoot» ingevoegd «of geregistreerde partner» en wordt «een huwelijksgemeenschap» vervangen door: enige gemeenschap van goederen.

11. Onderdeel XX vervalt.

10. Artikel XIV (Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek) wordt gewijzigd als volgt:

1. Onderdeel C, aanhef, wordt vervangen door:

Artikel 30 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het tweede lid, vierde volzin, wordt «ingevolgde» vervangen door: ingevolge.

2. Het derde lid komt te luiden:.

2. Na onderdeel I worden vier onderdelen ingevoegd, luidende:

Ia

Artikel 318, tweede lid, komt te luiden:

2. Aan de voet van de akte verklaart de notaris dat hem is gebleken dat de vormvoorschriften in acht zijn genomen voor alle besluiten die deze en de volgende afdeling en de statuten voor het totstandkomen van de fusie vereisten en dat voor het overige de daarvoor in deze en de volgende afdeling en in de statuten gegeven voorschriften zijn nageleefd.

Ib

In artikel 334h, eerste lid, aanhef, vervalt: van zijn woonplaats.

Ic

In artikel 334n, derde lid, wordt in de eerste volzin «de handelsregisters van hun woonplaats» vervangen door «het handelsregister» en vervalt in de tweede volzin: in zijn plaats.

Id

In artikel 334u, zesde lid, wordt «de handels-, verenigingen- en stichtingenregisters» vervangen door: het handelsregister.

11. Na artikel XVI wordt een artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL XVIa

In artikel 67, tweede lid, van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek wordt «vatstellen» vervangen door: vaststellen.

12. In artikel XVIII (Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek) worden na onderdeel C vier onderdelen ingevoegd, luidende:

Ca

In artikel 647, vierde lid, vervalt: de eerste zin van.

Cb

In artikel 656, eerste lid, wordt «op diens een verzoek» vervangen door: op diens verzoek.

Cc

In artikel 674, tweede lid, wordt «tot en met tot en met» vervangen door: tot en met.

Cd

In artikel 679, tweede lid, onderdeel a, wordt «een van huisgenoten» vervangen door: een van zijn huisgenoten.

13. In artikel XXII (Comptabiliteitswet) wordt vóór onderdeel A een onderdeel ingevoegd, luidende:

A

In artikel 6a wordt «begroting van uitgaven» vervangen door: raming van de verplichtingen, de uitgaven en de ontvangsten.

14. Artikel XXIX (Douanewet) wordt gewijzigd als volgt:

1. Na «(PbEG L 349)» wordt ingevoegd: of verordening (EG) nr. 3284/94 van de Raad van de Europese Unie van 22 december 1994 inzake beschermende maatregelen tegen invoer met subsidiëring uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (PbEG L 349).

2. Na «(PbEG 1996, L 56)» wordt ingevoegd: of verordening (EG) nr. 2026/97 van de Raad van de Europese Unie van 6 oktober 1997 betreffende bescherming tegen invoer met subsidiëring uit landen die geen lid van de Europese Gemeenschap zijn (PbEG L 288).

15. Na artikel XXXII wordt een artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL XXXIIa

In de artikelen 7c, eerste en tweede lid, en 7d van de Experimentenwet onderwijs wordt «, moeilijk lerende kinderen of zeer moeilijk opvoedbare kinderen» telkens vervangen door: of moeilijk lerende kinderen.

16. Artikel XXIII (Faillissementswet) komt te luiden:

ARTIKEL XXIII

De Faillissementswet wordt gewijzigd als volgt:

A

In artikel 61, vijfde lid, wordt «registreerde» vervangen door: geregistreerde.

B

In artikel 67, tweede lid, wordt na «79,» ingevoegd: 93a,.

17. Na artikel XXXIII worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

ARTIKEL XXXIIIa

In artikel 17 van de Financiële-verhoudingswet wordt «tweede lid» vervangen door: derde lid.

ARTIKEL XXXIIIb

De Gemeentewet wordt gewijzigd als volgt:

A

In artikel 174a, vijfde lid, wordt «127, 128, 131 en 132» vervangen door: 5:25 tot en met 5:28 van de Algemene wet bestuursrecht.

B

In artikel 177, eerste lid, wordt na «174, tweede lid,» ingevoegd: 174a,.

C

In artikel 207, eerste lid, wordt «artikel 263, eerste lid,» vervangen door: artikel 10:31, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

D

In artikel 232, vierde lid, onderdeel d, wordt «ambtenaar,» vervangen door: ambtenaar van de gemeente.

E

Indien het bij koninklijke boodschap van 23 december 1996 ingediende voorstel van wet tot aanpassing van het fiscale procesrecht aan de Algemene wet bestuursrecht en wijziging van een aantal fiscale en andere wetten (herziening van het fiscale procesrecht) (25 175) tot wet is verheven en artikel III, onderdeel G, van die wet in werking is getreden of in werking treedt op een tijdstip dat ligt vóór of op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, vervalt artikel 248.

F

In artikel 253, derde lid, wordt «belastingplichtige» vervangen door: belastingschuldige.

G

In artikel 266, derde lid, tweede volzin, wordt «artikel 262, tweede lid,» vervangen door: artikel 10:30, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

18. Na artikel XXXV wordt een artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL XXXVa

De Handelsregisterwet 1996 wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 1 wordt gewijzigd als volgt:

1. Aan het slot van onderdeel e wordt de puntkomma vervangen door een punt.

2. De onderdelen f en g vervallen.

B

In artikel 17, derde lid, wordt de tweede volzin vervangen door: De vergoeding is verschuldigd door degene aan wie de onderneming toebehoort. Behoort de onderneming aan meer dan een persoon toe, dan zijn allen hoofdelijk verbonden.

19. Artikel XXXVI (Herinrichtingswet Oost-Groningen en de Gronings-Drentse Veenkoloniën), onderdeel B, komt te luiden:

B

In artikel 74 worden de drie laatste leden aangeduid als zevende, achtste en negende lid.

20. Na artikel XXXVIII wordt een artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL XXXVIIIa

De Infectieziektenwet wordt gewijzigd als volgt:

A

In artikel 1, onderdeel b, wordt «geneeskundig hoofdinspecteur voor de gezondheidszorg» vervangen door: hoofdinspecteur van het desbetreffende onderdeel van het Staatstoezicht op de volksgezondheid.

B

In artikel 34, eerste lid, wordt «artikel 31» vervangen door: artikel 32.

21. Artikel XXXVII (IJkwet) komt te luiden:

ARTIKEL XXXVII

De IJkwet wordt gewijzigd als volgt:

A

In artikel 21, eerste lid, onderdeel d, vervalt: , tweede lid,.

B

In de artikelen 22, eerste lid, onderdeel c, en 29, eerste lid, wordt telkens «28, eerste lid, onder b» vervangen door: 28, onder b.

C

In artikel 28, onderdeel a, wordt «29c» vervangen door: 5:18 van de Algemene wet bestuursrecht.

D

In artikel 29j wordt «in de artikelen 16, eerste lid, of 29c bedoeld» vervangen door: bedoeld in artikel 16, eerste lid, of in artikel 5:18 van de Algemene wet bestuursrecht.

22. Na artikel XXXIX wordt een artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL XXXIXa

In artikel 12, eerste lid, van de Interimwet ammoniak en veehouderij wordt «artikel 6» vervangen door: artikel 7.

23. Artikel XL (Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs) vervalt.

24. Artikel XLI (Invoeringswet Kadasterwet) komt te luiden:

ARTIKEL XLI

De Invoeringswet Kadasterwet wordt gewijzigd als volgt:

A

In hoofdstuk II, artikel VI, tweede lid, aanhef, wordt «artikel 8.3.2.4 en artikel 8.8.2.4» vervangen door: de artikelen 193 en 783 van Boek 8.

B

Hoofdstuk III, artikel III, vervalt.

25. In artikel XLIII (Invorderingswet 1990), onderdeel A, wordt «zevende lid» vervangen door: negende lid.

26. Na artikel XLIV worden vier artikelen ingevoegd, luidende:

ARTIKEL XLIVa

Artikel 7, tweede lid, eerste volzin, van de Kaderwet bestuur in verandering wordt vervangen door: Het besluit omtrent goedkeuring wordt binnen acht weken bekendgemaakt. In afwijking van artikel 10:31, tweede en derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht kan een besluit omtrent goedkeuring niet worden verdaagd.

ARTIKEL XLIVb

Artikel 12 van de Kaderwet LNV-subsidies vervalt.

ARTIKEL XLIVc

In artikel 29a, eerste lid, van de Kernenergiewet wordt na «3.5.5» ingevoegd: van de Algemene wet bestuursrecht.

ARTIKEL XLIVd

In artikel 14 van de Kwaliteitswet zorginstellingen vervalt de aanduiding «1.».

27. In artikel XLVIII (Luchtvaartwet) wordt vóór onderdeel A een onderdeel ingevoegd, luidende:

aA

Afdeling 2A van hoofdstuk IV wordt vernummerd tot afdeling 3A.

28. Aan artikel XLIX (Mededingingswet) wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

C

In artikel 84, tweede lid, vervalt «, alvorens toepassing te geven aan het eerste lid,» en wordt na «kenbaar te maken» ingevoegd: over het in het eerste lid bedoelde voornemen.

29. Na artikel XLIX wordt een artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL XLIXa

De Mediawet wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 31, derde lid, komt te luiden:

3. Concessies worden eenmaal in de vijf jaren verleend voor een, voor alle concessionarissen tegelijk aanvangende, periode van vijf jaren. De concessies vervallen na afloop van de concessieperiode.

B

De artikelen 34a en 34b vervallen.

C

In artikel 35 vervallen het derde en vierde lid, onder vernummering van het vijfde en zesde lid tot derde en vierde lid.

D

Artikel 36b vervalt.

E

Artikel 36c, tweede lid, komt te luiden:

2. Onze Minister kan een concessie intrekken, indien het Commissariaat voor de Media aan de concessionaris binnen een periode van één jaar ten minste tweemaal ter zake van overtreding van het bepaalde bij of krachtens deze wet een sanctie heeft opgelegd, waaronder ten minste eenmaal een sanctie als bedoeld in artikel 46, eerste lid.

F

Artikel 37, derde lid, komt te luiden:

3. Voorlopige concessies worden eenmaal in de vijf jaren verleend voor een, voor alle houders van een voorlopige concessie gelijke, periode van twee jaren, samenvallend met de laatste twee jaren van de concessieperiode, bedoeld in artikel 31, derde lid, eerste zin. De voorlopige concessies vervallen na afloop van deze periode.

G

Artikel 39, derde lid, komt te luiden:

3. De omroepverenigingen die een voorlopige concessie hebben verkregen, hebben uitsluitend zendtijd in de laatste twee jaren van de concessieperiode, bedoeld in artikel 31, derde lid, eerste zin.

H

Artikel 39f, eerste lid, komt te luiden:

1. Het Commissariaat voor de Media kan eenmaal in de vijf jaren voor een periode van vijf jaren zendtijd voor landelijke omroep toewijzen aan kerkgenootschappen en genootschappen op geestelijke grondslag, dan wel aan rechtspersonen waarin twee of meer van deze genootschappen samenwerken. De zendtijd vervalt na afloop van deze periode.

I

Artikel 51, tweede lid, onderdeel b, komt te luiden:

b. er is gewaarborgd, mede door de mogelijkheid van het opleggen van sancties, dat de aldus vormgegeven samenwerking ten minste voortduurt gedurende de lopende concessieperiode, bedoeld in artikel 31, derde lid;.

30. Artikel L (Medische Tuchtwet) komt te luiden:

ARTIKEL L

De Meststoffenwet wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 1, eerste lid, wordt gewijzigd als volgt:

1. In onderdeel j, wordt «Wet verplaatsing mestproduktie» vervangen door: Wet verplaatsing mestproductie.

2. In onderdeel u wordt op grond van in artikel 3 vervangen door: op grond van artikel 3.

B

In artikel 10, tweede lid, wordt «35, vierde lid (oud)» vervangen door: 71, derde lid.

C

In artikel 40 wordt «38» vervangen door: artikel 38.

D

In het opschrift van hoofdstuk V en in de artikelen 56 en 58 wordt «produktie» telkens vervangen door: productie.

E

In artikel 71, tweede lid, vervalt: 16, derde lid (oud),.

F

De artikelen 72 en 73 vervallen.

31. Na artikel LIV wordt een artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL LIVa

De Natuurbeschermingswet 1998 wordt gewijzigd als volgt:

A

De artikelen 17a tot en met 17d worden vernummerd tot artikelen 9a tot en met 9d en geplaatst na artikel 9.

B

In de artikelen 9b, eerste en derde lid, 9c, eerste en tweede lid, en 9d, eerste en tweede lid, (nieuw) wordt «17a» telkens vervangen door: 9a.

C

In artikel 9c, tweede lid, (nieuw) wordt «17b» vervangen door: 9b.

D

Hoofdstuk IX vervalt.

E

Artikel 71, derde lid, vervalt.

32. Artikel LVIII (onteigeningswet) komt te luiden:

ARTIKEL LVIII

De onteigeningswet wordt gewijzigd als volgt:

A

In artikel 76c, tweede en derde lid, vervalt telkens: of vanwege.

B

In artikel 76f bis, eerste lid, wordt na «rampen» ingevoegd: en zware ongevallen.

C

Artikel 86 wordt gewijzigd als volgt:

1. Het eerste lid wordt gewijzigd als volgt:

a. In de eerste volzin wordt «zes maanden» vervangen door: negen maanden.

b. Na de eerste volzin worden twee volzinnen ingevoegd, luidende: Artikel 10:31, tweede, derde en vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.

2. Het tweede lid wordt gewijzigd als volgt:

a. In de eerste volzin vervalt: of vanwege.

b. In de eerste en tweede volzin vervalt telkens: in persoon of bij gemachtigde.

D

Artikel 87 wordt gewijzigd als volgt:

1. Het vierde lid wordt gewijzigd als volgt:

a. In de eerste volzin vervalt: of vanwege.

b. In de eerste en tweede volzin vervalt telkens: in persoon of bij gemachtigde.

2. In het zesde lid, eerste volzin, wordt «genomen binnen zes maanden» vervangen door: bekendgemaakt binnen negen maanden.

33. Artikel LXII (Organisatiewet kadaster) komt te luiden:

ARTIKEL LXII

De Organisatiewet kadaster wordt gewijzigd als volgt:

A

In artikel 5 wordt «instemming» vervangen door «goedkeuring» en vervalt de tweede volzin.

B

Artikel 13 wordt gewijzigd als volgt:

1. De aanhef van het eerste lid komt te luiden: Aan goedkeuring dan wel instemming van de raad van toezicht zijn onderworpen beslissingen van het bestuur met betrekking tot:.

2. In het tweede lid wordt «toestemming tot» vervangen door: goedkeuring aan.

3. In het derde lid wordt «toestemming» vervangen door: instemming.

C

In artikel 23, eerste lid, wordt «door hem goedgekeurde begroting» vervangen door: begroting waarmee hij heeft ingestemd.

D

In artikel 28, tweede lid, wordt «instemming» vervangen door «goedkeuring» en vervalt de tweede volzin.

E

De artikelen 50, 51, 52 en 55 vervallen.

34. Artikel LXIV (Overgangswet WBO) vervalt.

35. Artikel LXVI (Penitentiaire beginselenwet) komt te luiden:

ARTIKEL LXVI

In artikel 1, onderdeel i, van de Penitentiaire beginselenwet vervalt: artikel 22, eerste lid, van.

36. Artikel LXVII (Penitentiaire beginselenwet) komt te luiden:

ARTIKEL LXVII

Indien de Penitentiaire beginselenwet in werking treedt op een tijdstip dat ligt op of na het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, wordt die wet gewijzigd als volgt:

A

In artikel 79, onderdeel C, wordt na «19», ingevoegd: eerste en tweede volzin.

B

In artikel 90, onderdeel Q, wordt «75» vervangen door: 83.

37. Na artikel LXVII wordt een artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL LXVIIa

Artikel 16 van de Plantenziektewet komt te luiden:

Artikel 16

Tegen een op grond van deze wet genomen besluit kan een belanghebbende beroep instellen bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.

38. Artikel LXVIII (Postwet) wordt gewijzigd als volgt:

1. De zinsnede «In artikel 4, eerste lid, onderdeel b, van de Postwet» wordt vervangen door:

De Postwet wordt gewijzigd als volgt:

A

In artikel 4, eerste lid, onderdeel b,.

2. Een onderdeel wordt toegevoegd, luidende:

B

Artikel 5 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het tweede lid, onderdeel d, tweede volzin, wordt «rederlijkerwijs» vervangen door: redelijkerwijs.

2. In het zesde lid vervalt «(Stb. 1987, 581)» en wordt «Onze Minister» vervangen door: het college.

39. Artikel LXIX (Provinciewet) komt te luiden:

ARTIKEL LXIX

De Provinciewet wordt gewijzigd als volgt:

A

In artikel 112, eerste lid, onderdeel b, vervalt de komma na «of».

B

In artikel 180 wordt «administratie» vervangen door: administratieve.

C

In artikel 205, derde lid, wordt «wijze» vervangen door: wijzen.

D

In artikel 211, eerste lid, wordt «artikel 257, eerste lid», vervangen door: artikel 10:31, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

E

In artikel 212, derde lid, wordt «tweede maanden» vervangen door: twee maanden.

F

In artikel 214, eerste lid, wordt «MInister» vervangen door: Minister.

G

In artikel 222, eerste lid, komt de zinsnede na «motorrijwielen», te luiden: bedoeld in artikel 2, onderdelen b en d, en artikel 3 van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 en van degenen op wier naam een kenteken als bedoeld in artikel 62 van die wet is gesteld.

H

Artikel 227b wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt «de betrokken in artikel 227a, tweede lid, onderdeel c, bedoelde provinciale ambtenaar een andere provinciale ambtenaar» vervangen door: de in artikel 227a, tweede lid, onderdeel c, bedoelde ambtenaar een andere provincieambtenaar.

2. In het vierde lid, aanhef, vervalt: van een provincie.

I

In artikel 227d, eerste lid, wordt «dat gedeputeerde staten omtrent de uitvoering van een en ander nadere regels geven» vervangen door: dat het college van gedeputeerde staten omtrent de uitvoering van een en ander nadere regels geeft.

J

Artikel 228a wordt gewijzigd als volgt:

1. In het derde lid, onderdeel a, wordt «door de in artikel» vervangen door: de door de in artikel.

2. In het vierde lid wordt «kunnen» vervangen door: kan.

K

In artikel 228b wordt «artikel 9, eerste lid en derde lid, eerste volzin, van de Algemene wet genoemde termijn van een maand» vervangen door: artikel 9, eerste lid en derde lid, van de Algemene wet genoemde termijn van ten minste een maand.

L

In artikel 228c, eerste lid, wordt «zijn» vervangen door: is.

M

Artikel 229 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt «of is toegezonden» vervangen door: of toegezonden.

2. In het derde lid wordt «beslissen» vervangen door: beslist.

N

Indien het bij koninklijke boodschap van 23 december 1996 ingediende voorstel van wet tot aanpassing van het fiscale procesrecht aan de Algemene wet bestuursrecht en wijziging van een aantal fiscale en andere wetten (herziening van het fiscale procesrecht) (25 175) tot wet is verheven en artikel III, onderdeel H, van die wet in werking is getreden of in werking treedt op een tijdstip dat ligt vóór of op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, vervalt artikel 231.

O

In artikel 232e, tweede lid, wordt na «Financiën» ingevoegd: bij ministeriële regeling.

40. Artikel LXXIII (Scheepvaartverkeerswet), onderdeel D, komt te luiden:

D

In artikel 42 vervallen het tweede lid alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste lid.

41. Na artikel LXXIV wordt een artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL LXXIVa

In artikel 13.7, eerste lid, van de Telecommunicatiewet wordt «handhaving van de strafrechtelijke rechtsorde» vervangen door: strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde.

42. In artikel LXXV (Tijdelijke wet huurkoop onroerende zaken) wordt na onderdeel A een onderdeel ingevoegd, luidende:

Aa

In artikel 14 wordt «4°» vervangen door «3°» en vervalt: en het beleid der justitie.

43. Na artikel LXXV wordt een artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL LXXVa

Artikel 29, eerste lid, eerste volzin, van de Uitleveringswetkomt te luiden: De artikelen 37 tot en met 39, 45 tot en met 49, 50, eerste lid, 260, eerste lid, 268, 269, vijfde lid, 271, 272, 273, derde lid, 274 tot en met 277, 280, tweede en derde lid, 281, 286, 288, vierde lid, 289, eerste en derde lid, 290 tot en met 301, 318 tot en met 322, 324 tot en met 331, 345, eerste en derde lid, 346, 357 en 362 tot en met 365 van het Wetboek van Strafvordering vinden overeenkomstige toepassing.

44. Na artikel LXXVIII wordt een artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL LXXVIIIa

Indien het bij koninklijke boodschap van 16 april 1993 ingediendevoorstel van wet, houdende aanvulling van titel 7.1 (Koop en ruil) van het nieuwe Burgerlijk Wetboek met bepalingen inzake de koop van onroerende zaken alsmede vaststelling en invoering van titel 7.12 (Aanneming van werk) (23 095) tot wet wordt verheven, wordt in het in artikel I van die wet opgenomen artikel 3, eerste lid, dan wel de daaraan gelijke bepaling zoals die ingevolge de door Onze Minister van Justitie opnieuw vastgestelde nummering is komen te luiden, «een tot woning bestemde onroerende zaak» vervangen door: een tot bewoning bestemde onroerende zaak of bestanddeel daarvan.

45. Na artikel LXXIX worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

ARTIKEL LXXIXa

Indien het bij koninklijke boodschap van 23 december 1996 ingediende voorstel van wet tot aanpassing van het fiscale procesrecht aan de Algemene wet bestuursrecht en wijziging van een aantal fiscale en andere wetten (herziening van het fiscale procesrecht) (25 175) tot wet is verheven en in werking treedt treedt op een tijdstip dat ligt na het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, wordt die wet gewijzigd als volgt:

A

In artikel I, onderdeel E, eerste streepje, wordt aan het slot van artikel 25, zesde lid, «beroep» vervangen door: bezwaar.

B

De onderdelen G, H en I van artikel III komen te luiden:

G

Artikel 248 van de Gemeentewet vervalt.

H

Artikel 231 van de Provinciewet vervalt.

I

Artikel 137 van de Waterschapswet vervalt.

ARTIKEL LXXIXb

Indien het tijdstip van aanvang van fase 2 van de Wet overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen is gelegen vóór het tijdstip waarop artikel XIII van het bij koninklijke boodschap van 23 april 1998 ingediende voorstel van wet, houdende wijziging van de Ziekenfondswet, de Wet tarieven gezondheidszorg en de Wet ziekenhuisvoorzieningen in verband met wijzigingen in de taak, samenstelling en werkwijze van de in die wetten geregelde bestuursorganen, alsmede wijziging van andere wetten in verband daarmee (uitvoeringsorganen volksgezondheid) (26 011) tot wet is verheven en in werking is getreden, vervalt artikel XIII van laatstgenoemde wet.

46. Na artikel LXXXI wordt een artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL LXXXIa

De Vreemdelingenwet wordt gewijzigd als volgt:

A

In artikel 15c, eerste lid, onderdeel f, wordt «Onze Minister wijst bij beleidsregel de veilige landen van herkomst aan» vervangen door: de vreemdeling afkomstig is uit een door Onze Minister bij beleidsregel aangewezen veilig land van herkomst.

B

In artikel 23, eerste lid, vervalt: of van een daartoe door hem bevoegd verklaarde ambtenaar, belast met de grensbewaking of met het toezicht op vreemdelingen.

C

In artikel 29 wordt het onderdeel c dat aanvangt met de woorden «een aanwijzing» geletterd d.

47. Artikel LXXXII (Waterleidingwet) komt te luiden:

ARTIKEL LXXXII

Indien de Infectieziektenwet in werking treedt of is getreden, komt artikel 13, derde lid, van de Waterleidingwet te luiden:

3. Het eerste lid geldt onverminderd artikel 25 van de Infectieziektenwet.

48. Aan artikel LXXXXIII (Waterschapswet) wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

C

Indien het bij koninklijke boodschap van 23 december 1996 ingediende voorstel van wet tot aanpassing van het fiscale procesrecht aan de Algemene wet bestuursrecht en wijziging van een aantal fiscale en andere wetten (herziening van het fiscale procesrecht) (25 175) tot wet is verheven en artikel III, onderdeel I, van die wet in werking is getreden of in werking treedt op een tijdstip dat ligt vóór of op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, vervalt artikel 137.

49. Artikel LXXXVI (Wegenverkeerswet 1994) wordt gewijzigd als volgt:

1. Onderdeel I vervalt.

2. Na onderdeel L wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

M

In de artikelen 181, tweede lid, onderdeel c, en 182, tweede lid, onderdeel c, wordt 278 telkens vervangen door: 273, eerste lid,.

50. Na artikel LXXXVIII wordt een artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL LXXXVIIIa

In artikel 1, onderdeel c, van de Wet aansprakelijkheid olietankschepen wordt «gexploiteerd» vervangen door: geëxploiteerd.

51. In artikel LXXXIX (Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen) worden na onderdeel A twee onderdelen ingevoegd, luidende:

Aa

In artikel 3a, derde lid, wordt in de tweede volzin «gebeurtenissen» vervangen door «gebeurtenis» en wordt in de derde volzin «land» vervangen door: lid.

Ab

In artikel 13, tweede lid, wordt «dat lid» vervangen door: het eerste lid.

52. Na artikel XC wordt een artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL XCa

In de artikelen 5, tweede volzin, en 5a, derde volzin, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften wordt «hem» telkens vervangen door: hij.

53. Artikel XCIII (Wet bestrijding infectieziekten en opsporing ziekteoorzaken) vervalt.

54. Artikel XCVII (Wet bodembescherming) komt te luiden:

ARTIKEL XCVII

De Wet bodembescherming wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 29, derde lid, vervalt onder vernummering van het vierde lid tot derde lid.

B

Artikel 39, tweede lid, tweede en derde volzin, wordt vervangen door: Zij beslissen hierover binnen dertien weken na de indiening van het saneringsplan. Zij kunnen deze termijn binnen vier weken na de datum van ontvangst van de melding verlengen met ten hoogste dertien weken. Met de uitvoering van het saneringsplan kan worden begonnen nadat gedeputeerde staten met dat plan hebben ingestemd of die instemming van rechtswege is verleend. Aan de instemming kunnen voorwaarden worden verbonden. De instemming is van rechtswege verleend, indien gedeputeerde staten niet binnen de instemmingstermijn van dertien weken of voor de afloop van de termijn waarmee is verlengd een beslissing hebben genomen. Een instemming van rechtswege wordt aangemerkt als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht.

C

In de artikelen 79, vierde lid, en 82, tweede lid, wordt «Financiële-Verhoudingswet 1984» telkens vervangen door: Financiële-verhoudingswet.

55. Na artikel CII wordt een artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL CIIa

Indien de Infectieziektenwet in werking treedt of is getreden, wordt in artikel 1, onderdeel c, van de Wet collectieve preventie volksgezondheid «krachtens artikel 1, tweede of derde lid, van de Wet bestrijding infectieziekten en opsporing ziekteoorzaken» vervangen door: bij of krachtens artikel 2 of 3 van de Infectieziektenwet.

56. Artikel CIV (Wet educatie en beroepsonderwijs) wordt gewijzigd als volgt:

1. Na onderdeel B wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Ba

In het opschrift van hoofdstuk 2, titel 2, vervalt: ; huisvesting.

2. Onderdeel C komt te luiden:

C

In het opschrift van hoofdstuk 2, titel 4, vervalt: en huisvesting.

57. Na artikel CV wordt een artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL CVa

In de artikelen 3, tweede volzin, en 12, tweede volzin, van de Wet gebruik Friese taal in het rechtsverkeer wordt «Artikel 306, vierde, zesde en zevende lid» telkens vervangen door: De artikelen 260, eerste lid, en 276, eerste en vierde lid.

58. Artikel CVI (Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen) vervalt.

59. Artikel CVIII (Wet geneeskundige hulpverlening bij rampen) wordt gewijzigd als volgt:

1. De zinsnede «In artikel 6 van de Wet geneeskundige hulpverlening bij rampen» wordt vervangen door:

De Wet geneeskundige hulpverlening bij rampen wordt gewijzigd als volgt:

A

In artikel 6.

2. Een onderdeel wordt toegevoegd, luidende:

B

Artikel 28 komt te luiden:

Artikel 28

Deze wet wordt aangehaald als: Wet geneeskundige hulpverlening bij rampen en zware ongevallen.

60. In artikel CIX (Wet gewetensbezwaren militaire dienst) wordt «na artikel 33» ingevoegd: , derde lid,.

61. Artikel CX (Wet goederenvervoer over de weg) komt te luiden:

ARTIKEL CX

In artikel 27, eerste lid, onderdeel f, van de Wet goederenvervoer over de weg wordt «17» vervangen door: 15.

62. Na artikel CXI worden drie artikelen ingevoegd, luidende:

ARTIKEL CXIa

De Wet herstructurering varkenshouderij wordt gewijzigd als volgt:

A

In artikel 8, vierde lid, wordt «het derde lid» vervangen door: artikel 7, derde lid.

B

In artikel 11, derde lid, wordt «de in 1996» vervangen door: het in 1996.

C

In artikel 31, derde lid, wordt «tenminste» vervangen door: ten minste.

ARTIKEL CXIb

De Wet inburgering nieuwkomers wordt gewijzigd als volgt:

A

In artikel 1, onderdeel a, onder 1°, wordt «na een vergunning als bedoeld in artikel 9a van die wet een vergunning als bedoeld in artikel 9 van die wet heeft verkregen» vervangen door: , nadat hem eerst op grond van artikel 9a van die wet was toegestaan in Nederland te verblijven, thans op grond van artikel 9 of 10, eerste lid, onder b, van die wet is toegestaan in Nederland te verblijven.

B

In artikel 2, tweede lid, onderdeel b, wordt «vergunning tot verblijf» vervangen door: beschikking, bedoeld in artikel 15d van de Vreemdelingenwet.

C

In artikel 14 wordt aangifte van verblijf en adres als bedoeld in artikel 65 vervangen door: aangifte van adreswijziging als bedoeld in artikel 66.

ARTIKEL CXIc

In artikel 10, tweede lid, van de Wet Infrastructuurfonds wordt «verleende bijdrage» vervangen door: verstrekte subsidie.

63. Na artikel CXVI worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

ARTIKEL CXVIa

De Wet medezeggenschap onderwijs 1992 wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 6 wordt gewijzigd als volgt:

1. In onderdeel d wordt «een school voor basisonderwijs, speciaal onderwijs,» vervangen door: een basisschool, een speciale school voor basisonderwijs, een school voor speciaal onderwijs of voor.

2. In onderdeel f wordt «de veiligheid en de gezondheid» vervangen door: de veiligheid, de gezondheid en het welzijn.

B

Artikel 9 wordt gewijzigd als volgt:

1. Aan het slot van onderdeel d vervalt: en.

2. Onderdeel e, luidende «vaststelling of wijziging van de klachtenregeling», wordt geletterd f en ingevoegd na onderdeel e.

3. De punt aan het slot van onderdeel e wordt vervangen door «; en».

C

In artikel 15, derde lid, onderdeel b, wordt «1637ij» vervangen door: 646 van Boek 7.

ARTIKEL CXVIb

In artikel 6, eerste lid, onderdeel c, van de Wet medisch-wetenschappelijk onderzoek met mensen komt de zinsnede na «zodanig persoon,» te luiden: van de echtgenoot, geregistreerde partner of andere levensgezel van de betrokkene;.

64. Artikel CXVIII (Wet milieubeheer) wordt gewijzigd als volgt:

1. In onderdeel D, wordt na «Indien» ingevoegd: artikel I, onderdeel B, van.

2. Na onderdeel F wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Fa

Artikel 15.13, tweede lid, aanhef, komt te luiden:

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur of bij ministeriële regeling kunnen in ieder geval regels worden gesteld omtrent:.

3. Onderdeel G, aanhef, komt te luiden:

Artikel 15.44 wordt gewijzigd als volgt:.

4. Onderdeel H komt te luiden:

H

In artikel 15.46, vierde lid, wordt «18.10, tweede tot en met vierde lid,» vervangen door: 5:26 van de Algemene wet bestuursrecht.

65. Artikel CXXI (Wet op belastingen van rechtsverkeer), onderdeel A, komt te luiden:

A

Artikel 15, eerste lid, wordt gewijzigd als volgt.

1. Onderdeel k komt te luiden:.

k. bedoeld in de artikelen 56, 85, tweede lid, en 103, tweede lid, van de Wet op het primair onderwijs, de artikelen 58 en 101, tweede lid, van de Wet op de expertisecentra, de artikelen 50, 176 en 218, tweede lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs, artikel 90 van de Wet op het hoger beroepsonderwijs, artikel 2.13 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en de artikelen 9.1.3 en 9.2.2 van de Wet educatie en beroepsonderwijs, alsmede verkrijgingen waarvoor de vervreemder de in artikel 106, tweede lid, van de Wet op het primair onderwijs, artikel 104, tweede lid, van de Wet op de expertisecentra, de artikelen 76q, tweede lid, 98, tweede lid, en 221, tweede lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs vereiste toestemming heeft verkregen, een en ander voor zover het verkregene voor onderwijs is bestemd;.

2. Onderdeel o komt te luiden:

o. van terreinen en van bestaande woningen en bijbehorende gebouwen en werken door toegelaten instellingen als bedoeld in artikel 70, eerste lid, van de Woningwet;.

66. Na artikel CXXII wordt een artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL CXXIIa

De Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 wordt gewijzigd als volgt:

A

In artikel 16, derde lid, wordt «het aldaar bedoelde register» vervangen door: het register, bedoeld in artikel 1, tweede lid.

B

Artikel 16a komt te luiden:

Artikel 16a

1. In geval van een verhoging van de in artikel 9 opgenomen tarieven wordt voor een personenauto of motorrijwiel waarvoor voorafgaande aan het tijdstip waarop de verhoging in werking treedt, een kentekenbewijs is afgegeven dat nog niet is tenaamgesteld, de belasting berekend op de voet van artikel 9, zoals dat luidde voor de inwerkingtreding, mits de tenaamstelling van het kenteken plaatsvindt binnen twee maanden na de inwerkingtreding. Indien de tenaamstelling plaatsvindt nadat deze twee maanden zijn verstreken, wordt de belasting berekend op de voet van artikel 9, zoals dat luidt nadat de verhoging in werking is getreden.

2. In geval van een verlaging van de in artikel 9 opgenomen tarieven wordt voor een personenauto of motorrijwiel waarvoor voorafgaande aan het tijdstip waarop de verlaging in werking treedt, een kentekenbewijs is afgegeven dat nog niet is tenaamgesteld, de belasting berekend op de voet van artikel 9, zoals dat luidt nadat de verlaging in werking is getreden.

3. Bij ministeriële regeling kunnen in overleg met Onze Minister van Verkeer en Waterstaat nadere regels worden gesteld ter uitvoering van dit artikel.

67. Artikel CXXIII (Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg) wordt gewijzigd als volgt:

1. Vóór onderdeel A worden twee onderdelen ingevoegd, luidende:

aA

In het opschrift van paragraaf 4 van hoofdstuk III wordt «Klinisch psychologen» vervangen door: Gezondheidszorgpsychologen.

bA

In artikel 41, derde lid, wordt «een een» vervangen door: een.

2. In onderdeel A wordt na «(Stb. 221)» een aanhalingsteken ingevoegd.

3. Na onderdeel C worden vijf onderdelen ingevoegd, luidende:

Ca

In artikel 86 wordt «de krachtens artikel 40, derde en vierde lid, gestelde voorschriften» vervangen door: de bij of krachtens artikel 40, eerste, derde en vierde lid, gestelde voorschriften.

Cb

In artikel 98 wordt «41, vierde lid» vervangen door: 41, derde lid.

Cc

Artikel 100a komt te luiden:

Artikel 100a

Onze Minister is bevoegd tot toepassing van bestuursdwang ter handhaving van de in een krachtens artikel 87a gegeven bevel gestelde verplichtingen.

Cd

Artikel 100b vervalt.

Ce

In artikel 101 vervalt: dan wel de bij artikel 87, derde lid, opgelegde verplichting niet nakomt.

68. Artikel CXXV (Wet op de dierproeven) vervalt.

69. Artikel CXXVII (Wet op de economische delicten) wordt gewijzigd als volgt:

1. Onderdeel A, subonderdeel 2, wordt gewijzigd als volgt:

a. In onderdeel a wordt na «Destructiewet,» ingevoegd: de Handelsregisterwet,.

b. Na onderdeel b worden drie onderdelen ingevoegd, luidende:

c. De zinsnede «Wet goederenvervoer binnenscheepvaart» wordt vervangen door: Wet Goederenvervoer Binnenscheepvaart (Stb. 1951, 472).

d. In de zinsnede met betrekking tot de Wet goederenvervoer over de weg vervalt: , 47, eerste lid,.

e. In de zinsnede met betrekking tot de Wet op bijzondere medische verrichtingen wordt «3, 4 en 15,» eerste lid vervangen door: 3 en 4.

2. Onderdeel B, subonderdeel 1, wordt gewijzigd als volgt:

a. Na onderdeel a worden twee onderdelen ingevoegd, luidende:

a1. In de zinsnede met betrekking tot de Kernenergiewet komt de zinsnede die aanvangt met «29, eerste lid,» en eindigt met «voorzover» te luiden «31, 32, eerste lid, 34, eerste, vierde en vijfde lid, 35, tweede lid, voorzover» en vervalt: , voor zover betrekking hebbend op een vergunning als bedoeld in artikel 15.

a2. In de zinsnede met betrekking tot de Meststoffenwet wordt «14, 14b, 14c, tweede lid, 15 en 16, derde lid» vervangen door: 55, 56, 57, tweede lid, en 58.

b. Na onderdeel d wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

e. In de zinsnede met betrekking tot de Wet verplaatsing mestproduktie wordt mestproduktie vervangen door: mestproductie.

3. Onderdeel B, subonderdeel 3, wordt gewijzigd als volgt:

a. De aanhef komt te luiden:

Onderdeel 3° wordt gewijzigd als volgt:.

b. Vóór de zinsnede met betrekkking tot de Destructiewet wordt een alinea ingevoegd, luidende:

a. In de alfabetische rangschikking wordt ingevoegd:.

c. Twee onderdelen worden toegevoegd, luidende:

b. In de zinsnede met betrekkking tot de Meststoffenwet wordt «2, 3, 4, 5, 6, 8, 9, derde lid, 17, derde lid, en 19» vervangen door: 3, 4, 5, 6, 7, 9, 10, derde lid, 59, derde lid, en 61.

c. In de zinsnede met betrekking tot de Wet verplaatsing mestproduktie wordt «mestproduktie» vervangen door: mestproductie.

4. Na onderdeel D wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Da

Artikel 48, eerste lid, wordt gewijzigd als volgt:

1. In de aanhef vervalt: , 369.

2. In onderdeel 1° wordt «de eerste zin van artikel 374» vervangen door: artikel 376, eerste lid.

70. Na artikel CXXVII worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

ARTIKEL CXXVIIa

De Wet op de expertisecentra wordt gewijzigd als volgt:

A

In artikel 1 wordt in de begripsomschrijving van «bijzondere school» na «privaatrechtelijke rechtspersoon» ingevoegd: , niet zijnde een stichting als bedoeld in artikel 51,.

B

In artikel 41, zesde lid, wordt «a tot en met h, j, m en n» vervangen door: a tot en met h, j, k, m en n.

C

In artikel 70, eerste lid, wordt «overschrijdingsbedragen bedoeld in de artikelen 133 tot en met 142» vervangen door: bedragen die de gemeente krachtens deze wet in aanvulling op de rijksvergoeding verstrekt.

D

In artikel 78, eerste lid, wordt «scholen voor moeilijk lerende kinderen, scholen voor zeer moeilijk lerende kinderen, scholen voor zeer moeilijk opvoedbare kinderen, scholen voor kinderen met leer- en opvoedingsmoeilijkheden, scholen voor meervoudig gehandicapte kinderen en afdelingen voor in hun ontwikkeling bedreigde kleuters» vervangen door: scholen voor zeer moeilijk lerende kinderen, scholen voor zeer moeilijk opvoedbare kinderen en scholen voor meervoudig gehandicapte kinderen.

E

In de artikelen 93, negende lid, 100, zesde lid, en 165, zevende lid, komt de zesde volzin telkens te luiden: Artikel 3:50 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing.

F

In artikel 104, tweede lid, wordt «artikel 58» vervangen door: artikel 52 of artikel 58.

G

In artikel 120, tweede lid, onderdeel c, wordt «of een basisschool» vervangen door: , een basisschool, een speciale school voor basisonderwijs of een school voor voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in deel II van de Wet op het voortgezet onderwijs.

H

In artikel 128, zesde lid, wordt «Formatiebesluit ISOVSO 1992» vervangen door: Formatiebesluit WEC.

I

In artikel 130, derde lid, wordt «vijfde lid onder a, zesde lid onder a, en zevende lid onder a» vervangen door: vierde lid onder a, vijfde lid onder a, en zesde lid onder a.

J

In de artikelen 134, eerste lid, en 135, eerste lid, wordt «155, derde lid, 156, tweede lid, en 107a, zevende lid» telkens vervangen door: 153, eerste lid, en 157, eerste lid.

K

In artikel 136, tweede lid, eerste volzin, wordt «141» vervangen door: 142.

L

In artikel 139, eerste lid, wordt «artikel 107a, zevende lid» telkens vervangen door: de artikelen 153, eerste lid, en 157, eerste lid.

M

In artikel 150, derde lid, wordt «Wet op het basisonderwijs» vervangen door: Wet op het primair onderwijs.

N

In de artikelen 153, tiende lid, en 157, achtste lid, komt de tekst vanaf de zesde volzin telkens te luiden: Artikel 3:50 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing. Dit lid is van overeenkomstige toepassing op een besluit omtrent de verdeling van middelen indien wordt afgezien van vaststelling van het plan.

O

Artikel 156, eerste lid, komt te luiden:

1. De bevoegde gezagsorganen van de scholen en andere instellingen die bij de uitvoering van het plan of een besluit omtrent de verdeling van middelen indien wordt afgezien van vaststelling van het plan, betrokken zijn of betrokken worden, zijn gehouden aan de door de gemeenteraad aangewezen personen alle gevraagde bescheiden ter inzage te geven en de gevraagde inlichtingen te verstrekken die van belang zijn voor de opstelling van het plan of het in deze volzin bedoelde besluit, voor het toezicht en voor de evaluatie. Het gemeentebestuur is gehouden aan de door Onze minister aangewezen personen alle gevraagde bescheiden ter inzage te geven en de gevraagde inlichtingen te verstrekken die van belang zijn voor de evaluatie van de landelijke doelstellingen van het beleid inzake onderwijsachterstandenbestrijding.

P

Artikel 161, eerste lid, komt te luiden:

1. De bevoegde gezagsorganen van de scholen en de rechtspersonen, bedoeld in artikel 157, vierde lid, onder c, die bij de uitvoering van het plan of een besluit omtrent de verdeling van middelen indien wordt afgezien van vaststelling van het plan, betrokken zijn of betrokken worden, zijn gehouden aan de door de gemeenteraad aangewezen personen alle gevraagde bescheiden ter inzage te geven en de gevraagde inlichtingen te verstrekken die van belang zijn voor de opstelling van het plan of het in deze volzin bedoelde besluit, voor het toezicht en voor de evaluatie.

Q

Aan het opschrift van artikel 164 wordt toegevoegd: en gemeente.

R

In de inhoudsopgave wordt aan het opschrift van artikel 164 toegevoegd: en gemeente.

ARTIKEL CXXVIIb

In artikel 5, vierde lid, tweede volzin, van de Wet op de formeel buitenlandse vennootschappen wordt «eerder van» vervangen door: eerder dan.

71. Artikel CXXVIII (Wet op de geneesmiddelenvoorziening) komt te luiden:

ARTIKEL CXXVIII

De Wet op de geneesmiddelenvoorziening wordt gewijzigd als volgt:

A

Het derde lid van artikel 1 dat is ingevoegd ingevolge artikel 23, onderdeel 2, van de Wet inzake bloedvoorziening wordt vernummerd tot vierde lid.

B

In artikel 26, onderdeel g, wordt «4, eerste lid, onder c, en 4A, derde lid, onder a en b» vervangen door: en 4, eerste lid, onder c.

72. Artikel CXXX (Wet op de inkomstenbelasting 1964) komt te luiden:

ARTIKEL CXXX

De Wet op de inkomstenbelasting 1964 wordt gewijzigd als volgt:

A

In artikel 25b, tweede lid, onderdeel b, worden de aanduidingen «1.» en «2.» vervangen door respectievelijk «1°.» en «2°.».

B

In artikel 38, vijfde lid, wordt «vervreemdeling» vervangen door: vervreemding.

C

In artikel 63, tweede lid, vervalt: en met uitsluiting van de bij naheffing toegepaste verhoging.

D

Artikel 65 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het tweede lid wordt «machtiging» vervangen door: toestemming.

2. Het vierde lid wordt vernummerd tot derde lid.

E

In artikel 70c, eerste lid, onderdeel b, wordt «aandelen of winstbewijzen» vervangen door: aandelen, koopopties of winstbewijzen.

73. Artikel CXXXI (Wet op de jeugdhulpverlening) wordt gewijzigd als volgt:

1. In onderdeel A, subonderdeel 3, wordt «onderdeel p» vervangen door: onderdeel q.

2. Na onderdeel D worden drie onderdelen ingevoegd, luidende:

Da

Artikel 45a wordt gewijzigd als volgt:

1. In het vijfde lid wordt «en de pleegouder» vervangen door: , de pleegouder en degene die anders dan als ouder samen met de ouder het gezag uitoefent.

2. In het zevende lid wordt «komt» vervangen door: komen.

Db

Artikel 46 wordt gewijzigd als volgt:

1. In onderdeel a wordt «en pleegouders» vervangen door: , pleegouders en degenen die anders dan als ouder samen met de ouder het gezag uitoefenen.

2. In onderdeel b wordt «of pleegouders» vervangen door: , pleegouders of degenen die anders dan als ouder samen met de ouder het gezag uitoefenen.

Dc

In artikel 48, eerste lid, eerste volzin, wordt «of pleegouders» vervangen door: , pleegouders of degenen die anders dan als ouder samen met de ouder het gezag uitoefenen.

74. Na artikel CXXXI worden drie artikelen ingevoegd, luidende:

ARTIKEL CXXXIa

De Wet op de kamers van koophandel en fabrieken 1997 wordt gewijzigd als volgt:

A

In artikel 41, derde lid, wordt «rechter» vervangen door: kantonrechter.

B

Artikel 55 komt te luiden:

Artikel 55

1. Tegen een op grond van deze wet genomen besluit en tegen een ander door een kamer genomen besluit, met uitzondering van besluiten op grond van de Wet openbaarheid van bestuur, kan een belanghebbende beroep instellen bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.

2. Het eerste lid geldt niet ten aanzien van besluiten waartegen bij of krachtens de wet een andere voorziening is opengesteld.

ARTIKEL CXXXIb

Indien het bij koninklijke boodschap van 6 november 1997 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de kansspelen (speelautomaten) (25 727) tot wet is verheven en in werking treedt of is getreden, wordt de Wet op de kansspelen gewijzigd als volgt:

A

Artikel 30r, eerste lid, tweede volzin, komt te luiden: Hij geeft tevens regels omtrent de afgifte van merktekens en afschriften van de verklaring, houdende de toelating.

B

In artikel 30w, eerste lid, wordt «Onze Ministers van Justitie en van Economische Zaken» vervangen door: Onze Minister van Economische Zaken.

C

In artikel 32, tweede lid, wordt «worden» vervangen door: wordt.

ARTIKEL CXXXIc

In artikel 27, zesde lid, eerste volzin, van de Wet op de loonbelasting 1964 wordt «vijfde lid» vervangen door: derde lid.

75. Artikel CXXXVII (Wet op de paramedische beroepen) vervalt.

76. Na artikel CXXXVIII wordt een artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL CXXXVIIIa

In artikel 35, eerste lid, van de Wet op de rechtsbijstand wordt «eerst» vervangen door: eerste.

77. Na artikel CXXXIX wordt een artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL CXXXIXa

In artikel 52, eerste lid, onderdeel c, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening wordt «naleving» vervangen door: uitvoering.

78. Artikel CXLI (Wet op de studiefinanciering) wordt gewijzigd als volgt:

1. In onderdeel C wordt na subonderdeel 2 een subonderdeel ingevoegd, luidende:

2a. Het tweede lid vervalt.

2. Onderdeel D, subonderdeel 3, komt te luiden:

3. In het vierde lid wordt «De Informatie Beheer Groep» vervangen door «de Informatie Beheer Groep» en wordt «het voortgezet onderwijs, het speciaal onderwijs dan wel het voortgezet speciaal onderwijs» vervangen door: het beroepsonderwijs in de zin van de Wet educatie en beroepsonderwijs.

3. Na onderdeel E wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Ea

In artikel 16a, tweede lid, vervalt: dan wel het tweede.

4. Onderdeel F komt te luiden:

F

Artikel 17d wordt gewijzigd als volgt:

1. In het opschrift vervalt «het voortgezet onderwijs en» en «en educatie».

2. In het eerste lid wordt «de onderdelen h onder 1°, 2°, 3° voor zover het beroepsonderwijs in de zin van de Wet educatie en beroepsonderwijs betreft, en 4°» vervangen door: onderdeel h onder 2° en 4°.

3. In het tweede lid vervalt: artikel 27a van de Wet op het voortgezet onderwijs dan wel.

4. In het zesde lid wordt na «Informatie Beheer Groep» ingevoegd: dat.

5. In het tiende lid vervalt: artikel 27a van de Wet op het voortgezet onderwijs dan wel.

5. Onderdeel K komt te luiden:

K

In artikel 55, eerste lid, aanhef, en derde lid, wordt «de Informatie Beheer Groep» telkens vervangen door: De Informatie Beheer Groep.

6. Onderdeel M komt te luiden:

M

In artikel 106, eerste lid, wordt «De Informatie Beheer Groep» vervangen door: de Informatie Beheer Groep.

7. Na onderdeel Q wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Qa

Artikel 120a wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid vervalt: Titel IV van de Wet op het voortgezet onderwijs,.

2. Het tweede lid alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste lid vervallen.

8. Onderdeel T komt te luiden:

T

In artikel 123b wordt «de onderdelen h, voor zover het voortgezet onderwijs betreft, i en 1.2» vervangen door: onderdeel h ten 2°.

9. In onderdeel X wordt voor subonderdeel 1 een subonderdeel ingevoegd, luidende:

a1. In het opschrift van artikel 17d vervalt «het voortgezet onderwijs en» en «en educatie».

79. Artikel CXLII (Wet op de telecommunicatievoorzieningen) komt te luiden:

ARTIKEL CXLII

De Wet op de telecommunicatievoorzieningen wordt gewijzigd als volgt:

A

De onderdelen jj tot en met nn van artikel 1, eerste lid, komen te luiden:

jj. college: het college, bedoeld in artikel 2 van de Wet Onafhankelijke post- en telecommunicatieautoriteit;

jja. veiling: gelegenheid waarbij eenieder die voldoet aan door Onze Minister vast te stellen eisen, de mogelijkheid heeft te bieden, af te mijnen of in te schrijven op het recht om een of meer radio-frequenties te gebruiken;

kk. apparatuur voor satellietgrondstations: de apparatuur die gebruikt kan worden ofwel voor het zenden, ofwel voor het zenden en het ontvangen, ofwel uitsluitend voor het ontvangen van radio-communicatiesignalen door middel van satellieten of andere in de ruimte gestationeerde systemen, doch met uitsluiting van speciaal geconstrueerde apparatuur voor satellietgrondstations die bedoeld is voor gebruik als onderdeel van het openbare telecommunicatienet;

ll. grondaansluiting op het openbare telecommunicatienet: elke aansluiting van apparatuur voor satellietgrondstations op het openbare telecommunicatienet die geen ruimtesegment omvat;

mm. wezenlijke vereisten: de vereisten met betrekking tot randapparatuur en apparatuur voor satellietgrondstations, bedoeld in voor Nederland bindende besluiten van een instelling van de Europese Unie;

nn. gemeenschappelijke technische voorschriften: de voorschriften ter uitvoering van de wezenlijke vereisten, die krachtens voor Nederland bindende besluiten van een instelling van de Europese Unie gelden.

B

In artikel 1b, tweede lid, wordt «apparatuur als bedoeld in artikel 1, onderdeel jj,» vervangen door: apparatuur voor satellietgrondstations.

C

Artikel 8, tweede lid, onder f, komt te luiden:

f. het verstrekken van informatie aan Onze Minister die Onze Minister nodig heeft in verband met de naleving van een bindend besluit van een instelling van de Europese Unie;.

D

In de artikelen 11, eerste lid, onderdeel b, en 13g, eerste lid, wordt «een vestiging in de zin van artikel 1, eerste lid, onder a of b, van de Handelsregisterwet» telkens vervangen door: een onderneming die in Nederland gevestigd is of in Nederland een nevenvestiging heeft in de zin van artikel 3, eerste lid, van de Handelsregisterwet 1996.

E

Artikel 41 komt te luiden:

Artikel 41

1. Overeenkomstig bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen regels is een door Onze Minister vast te stellen vergoeding verschuldigd voor:

a. de concessie, bedoeld in artikel 3, een registratie als bedoeld in artikel 4ac, 7a, 22a, eerste lid, of 23a, eerste lid, een vergunning als bedoeld in artikel 13a, een toestemming als bedoeld in artikel 13r, eerste lid, een oordeel als bedoeld in de artikelen 4c of 13q, dan wel een machtiging als bedoeld in de artikelen 17, eerste lid, 19, derde lid, onder a, 21, eerste lid en derde lid, 23, eerste lid, en 30b, tweede lid, onder c, dan wel een toekenning van radiofrequenties als bedoeld in artikel 21 van de Vergunningenwet kabelgebonden telecommunicatie-infrastructuur, welke vergoeding verschuldigd is voor de kosten van de bemoeiingen met betrekking tot de concessie, een registratie, een vergunning, een machtiging onderscheidenlijk een toekenning van radiofrequenties als bedoeld in artikel 21 van de Vergunningenwet kabelgebonden telecommunicatie-infrastructuur, en het toezicht op de naleving door de houder van de concessie, de houder van een registratie, de houder van een vergunning dan wel de houder van een machtiging van de bij of krachtens deze wet gegeven regels, voorschriften en beperkingen;

b. het toezicht op de naleving door de houder van een infrastructuurvergunning van de bij of krachtens deze wet of de Vergunningenwet kabelgebonden telecommunicatie-infrastructuur gegeven regels, voorschriften en beperkingen;

c. het verkrijgen van de bevoegdheid tot bediening van radio-elektrische zendinrichtingen als bedoeld in artikel 17, zesde lid, onder b;

d. de kosten van de bemoeiingen met betrekking tot:

1°. de keuring, toelating en registratie van inrichtingen, als bedoeld in artikel 17, zesde lid, onder c, en het toezicht op de naleving daarvan, en

2°. de keuring van kwaliteitssystemen of van apparaten, bedoeld in artikel 30, derde lid, en het toezicht op de naleving ervan;

e. de kosten van de behandeling van klachten over belemmeringen als bedoeld in artikel 17, zesde lid, onder d, en in artikel 19, tweede lid, voorzover daarin artikel 17, zesde lid, onder d, van overeenkomstige toepassing is verklaard, en de kosten van de behandeling van klachten over storingen als bedoeld in artikel 30b, eerste lid, onder b;

f. een aanwijzing als instantie als bedoeld in artikel 29a, tweede lid, onder 3°, en een erkenning als bedoeld in artikel 30, derde lid, welke vergoeding verschuldigd is voor de kosten van de bemoeiingen met betrekking tot de aanwijzing en het verlenen van de erkenning en het toezicht op de naleving door een aangewezen of erkende instantie van de bij of krachtens deze wet met betrekking tot de aanwijzing of erkenning gegeven regels;

g. de kosten van de bemoeiingen met betrekking tot het verlenen van een ontheffing, als bedoeld in de artikelen 14, zesde lid, en 25, tweede lid, en het toezicht op de naleving van zodanige ontheffing;

h. de kosten voor het aanwenden van middelen als bedoeld in artikel 29a, tweede lid, onder 7°, onderscheidenlijk artikel 30, tweede lid, onder b, waaronder begrepen de kosten voor het uitvoeren van keuringen ter controle op het voldoen aan de in artikel 29, tweede lid, bedoelde technische eisen, onderscheidenlijk het voldoen aan de in artikel 30, eerste lid, bedoelde vereisten;

i. het vragen van een oordeel van het college, bedoeld in artikel 40b;

j. het toekennen of reserveren van nummers, bedoeld in artikel 3, derde lid, 7, vijfde lid, 13w, eerste lid, 17, elfde lid, 22, derde lid, 23, zesde lid, of 40f, welke vergoeding verschuldigd is voor de kosten van de bemoeiingen met betrekking tot de toekenning of reservering van nummers of het wijzigen, verlengen of intrekken daarvan en het toezicht op de naleving door de houder van nummers toegekend of gereserveerd krachtens een van de genoemde artikelen of krachtens artikel 2, vierde lid, van de Vergunningenwet kabelgebonden telecommunicatie-infrastructuur, toegekende of gereserveerde nummers van de bij of krachtens deze wet of de Vergunningenwet gegeven regels, voorschriften en beperkingen.

2. Voor zover de vergoeding, bedoeld in het eerste lid, betrekking heeft op door het college te verrichten taken, stelt Onze Minister de vergoeding vast op een daartoe strekkend voorstel van het college. Deze vergoeding wordt opgelegd door het college en voldaan aan het college.

3. Overeenkomstig bij algemene maatregel van bestuur te stellen regels wordt van de gebruikers van zendinrichtingen een door Onze Minister vast te stellen jaarlijkse bijdrage geheven ter dekking van de kosten die voor de overheid voortvloeien uit de toepassing van het bij of krachtens deze wet ter zake van de elektromagnetische compatibiliteit bepaalde, voorzover deze kosten niet reeds krachtens het eerste lid verschuldigd zijn.

4. Overeenkomstig bij algemene maatregel van bestuur te stellen regels wordt van de houder van de concessie, van de houder van een vergunning alsmede van de houders van een openbaar telecommunicatienet een door Onze Minister vast te stellen jaarlijkse bijdrage geheven ter dekking van de kosten die voor de overheid voortvloeien uit de toepassing van het bij of krachtens deze wet ter zake van randapparatuur en apparatuur voor satellietgrondstations bepaalde, voorzover deze kosten niet reeds krachtens het eerste of het tweede lid verschuldigd zijn.

5. Voor de werkzaamheden van de instanties, bedoeld in artikel 29a, tweede lid, onder 3°, is een door die instanties vast te stellen vergoeding verschuldigd.

6. Overeenkomstig bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen regels kan, ingeval vergunningverlening plaats vindt op de wijze van artikel 13h, een door Onze Minister vast te stellen vergoeding verschuldigd zijn door de houders van een vergunning ter dekking van de kosten van de veiling.

F

Artikel 62 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het zesde lid wordt «en 29, eerste, tweede en negende lid» vervangen door: 29, tweede lid, 29a, eerste lid, en 29d.

2. In het achtste lid wordt «een orgaan van de Europese Gemeenschappen» vervangen door: een instelling van de Europese Unie.

80. Na artikel CXLII wordt een artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL CXLIIa

Artikel 4, derde lid, laatste volzin, van de Wet op de toegang tot ziektekostenverzekeringen vervalt.

81. Na artikel CXLIII wordt een artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL CXLIIIa

In artikel 14, vierde lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 wordt «machtigen» vervangen door: toestaan.

82. Artikel CXLIV (Wet op de vermogensbelasting 1964) komt te luiden:

ARTIKEL CXLIV

Artikel 14 van de Wet op de vermogensbelasting 1964 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het vijfde lid wordt «of artikel 58» vervangen door: , artikel 58 of artikel 75, tweede lid,.

2. In het zevende lid wordt «artikel 28, derde en vierde lid» vervangen door «artikel 28, vierde en vijfde lid» en «artikel 30b, tweede lid, en artikel 30c, derde lid» door: artikel 30g, tweede lid, en artikel 30h, tweede lid.

83. Na artikel CXLV wordt een artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL CXLVa

In artikel 22, eerste lid, van de Wet op de waterkering wordt vóór «10:31» ingevoegd: artikel.

84. Artikel CXLVI (Wet op het basisonderwijs) vervalt.

85. Artikel CXLVIII (Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek) wordt gewijzigd als volgt:

1. Na onderdeel C worden drie onderdelen ingevoegd, luidende:

Ca

In artikel 4.5, vierde lid, wordt «de zevende titel A van Boek 7A» vervangen door: titel 10 van Boek 7.

Cb

In artikel 6.6, tweede lid, wordt «instellingbestuur» vervangen door: instellingsbestuur.

Cc

In artikel 6.14, vijfde lid, wordt «Onderwijs en Wetenschappen» vervangen door: Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen.

2. Na onderdeel D worden twee onderdelen ingevoegd, luidende:

Da

Artikel 7.4 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het vijfde lid wordt «punten» telkens vervangen door: studiepunten.

2. In het achtste lid wordt «artikel 17b, eerste lid, dan wel de norm vastgesteld krachtens artikel 17b, tweede lid» vervangen door: de artikelen 17b, eerste lid, en 17f, eerste lid, dan wel de norm vastgesteld krachtens de artikelen 17b, tweede lid, dan wel 17f, vierde lid.

Db

In artikel 7.7a, tweede lid, wordt «bedoeld» vervangen door: bedoelde.

3. Na onderdeel E worden drie onderdelen ingevoegd, luidende:

Ea

In artikel 7.43, derde lid, onderdeel b, wordt «tweede» vervangen door: tweede lid.

Eb

Artikel 7.65 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het tweede lid wordt «7.66, vierde lid» vervangen door: 7.66, derde lid.

2. In het derde lid wordt «hen» vervangen door: hun.

Ec

In de artikelen 9.32, vierde lid, en 10.19, vierde lid, wordt telkens «1637ij» vervangen door: 646 van Boek 7.

4. Onderdeel F komt te luiden:

F

Artikel 9.34, derde lid, wordt gewijzigd als volgt:

1. In onderdeel i wordt «het Arbeidsomstandighedenbesluit onderwijs» vervangen door: het Arbeidsomstandighedenbesluit.

2. In onderdeel j wordt «genoemde wet» vervangen door: de Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen.

5. Onderdeel H komt te luiden:

H

Artikel 10.22 wordt gewijzigd als volgt:

1. In onderdeel i wordt «het Arbeidsomstandighedenbesluit onderwijs» vervangen door: het Arbeidsomstandighedenbesluit.

2. In onderdeel j wordt «genoemde wet» vervangen door: de Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen.

6. Na onderdeel I worden twee onderdelen ingevoegd, luidende:

Ia

Artikel 14.1, tweede lid, wordt gewijzigd als volgt:

1. In de onderdelen a tot met e wordt aan het slot de punt telkens vervangen door een komma.

2. In onderdeel f wordt aan het slot de punt vervangen door: , en.

Ib

In artikel 14.2, eerste lid, vervalt de punt na «artikel 1.9».

7. Na onderdeel K wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Ka

In artikel 16.9a, tweede lid, vervalt de punt na «artikel 7.2.2».

8. Na onderdeel L worden twee onderdelen ingevoegd, luidende:

La

In artikel 16.11, vijfde lid, wordt «tot een koninklijk besluit» vervangen door: tot een bij koninklijk besluit.

Lb

In artikel 16.15, vierde lid, wordt «ten aanzien de» vervangen door: ten aanzien van de.

9. Na onderdeel M worden twee onderdelen ingevoegd, luidende:

Ma

In artikel 16.24 wordt «uitvoerig» vervangen door: uitvoering.

Mb

In artikel 16.51, tweede lid, wordt «tijdstip van deze wet» vervangen door: tijdstip van inwerkingtreding van deze wet.

10. In onderdeel N wordt na subonderdeel 4 een subonderdeel ingevoegd, luidende:

4a. Na het opschrift van artikel 16.9 wordt ingevoegd:

Artikel 16.9a. Toegang tot lotingsprocedure voor uitgezonderde gegadigden.

86. Na artikel CXLVIII worden drie artikelen ingevoegd, luidende:

ARTIKEL CXLVIIIa

Indien het bij koninklijke boodschap van 3 mei 1994 ingediende voorstel van wet, houdende wettelijke regeling van het notarisambt, mede ter vervanging van de Wet van 9 juli 1842, Stb. 20, op het Notarisambt en de Wet van 31 maart 1847, Stb. 12, houdende vaststelling van het tarief betreffende het honorarium der notarissen en de verschotten (Wet op het notarisambt) (23 706) tot wet wordt verheven, wordt die wet gewijzigd als volgt:

A

Indien tevens de Wet van 25 juni 1998, houdende wijziging van de Faillissementswet in verband met de sanering van schulden van natuurlijke personen (Stb. 445) in werking treedt of is getreden, wordt in artikel 5, derde lid, na «faillissement,» ingevoegd: de schuldsaneringsregeling,.

B

In artikel 29, negende lid, wordt «het stempel met zegel» vervangen door: het zegel.

C

In artikel 97 wordt «hen» vervangen door: hun.

D

In artikel 98, eerste lid, wordt «degene» vervangen door: degenen.

E

In artikel 104, derde lid, wordt «Belastingdienst» vervangen door: rijksbelastingdienst.

F

In artikel 123, vijfde lid, wordt «onderdeel f» vervangen door: onderdeel g.

G

In artikel 133, eerste lid, eerste volzin, wordt na «18, tweede lid,» ingevoegd 29, tiende lid, en na 34, tweede lid,: 41, tweede lid,.

ARTIKEL CXLVIIIb

De Wet op het primair onderwijs wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 1 wordt gewijzigd als volgt:

1. In de begripsomschrijving van «bijzondere school» wordt na «privaatrechtelijke rechtspersoon» ingevoegd: , niet zijnde een stichting als bedoeld in artikel 48,.

2. In de begripsomschrijving van «nascholing» wordt «aanvangsbewaamheid» vervangen door: aanvangsbekwaamheid.

B

Artikel 8, achtste lid, vervalt.

C

Artikel 14 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt «of personeel» vervangen door «, personeel of de permanente commissie leerlingenzorg» en wordt «of het personeel» vervangen door: , het personeel of de permanente commissie leerlingenzorg.

2. In het vijfde en zesde lid wordt na «geklaagd» telkens ingevoegd: dan wel de instantie waarover is geklaagd.

D

Artikel 19, tweede lid, wordt gewijzigd als volgt:

1. Aan het slot van onderdeel f vervalt: en.

2. Aan het slot van onderdeel g wordt de punt vervangen door: , en.

3. Na onderdeel g wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

h. de wijze waarop de permanente commissie leerlingenzorg informatie verstrekt aan de klachtencommissie.

E

In artikel 69, eerste lid, wordt «overschrijdingsbedragen bedoeld in de artikelen 139 tot en met 147» vervangen door: bedragen die de gemeente krachtens deze wet in aanvulling op de rijksvergoeding verstrekt.

F

In de artikelen 95, negende lid, 102, zesde lid, en 179, zevende lid, komt de zesde volzin telkens te luiden: Artikel 3:50 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing.

G

In artikel 106, tweede lid, wordt «anders dan op grond van artikel 56 dan wel vervreemding door het bevoegd gezag van een openbare school dat met toepassing van artikel 85, tweede lid, de daar bedoelde rechten heeft verkregen» vervangen door: anders dan op grond van artikel 49 of artikel 56.

H

In artikel 134, zesde lid, wordt «Formatiebesluit WBO 1992» vervangen door: Formatiebesluit WPO.

I

In artikel 136, derde lid, wordt «134, vijfde lid onder a, zesde lid onder a, en zevende lid onder a» vervangen door: 134, vierde lid onder a, vijfde lid onder a, en zesde lid onder a.

J

In de artikelen 140, eerste lid, en 141, eerste lid, wordt telkens «168, derde lid, 169, tweede lid, en 111a, zevende lid» vervangen door: 166, eerste lid, en 171, eerste lid.

K

In artikel 155, eerste lid, tweede volzin, wordt «het eerste lid» vervangen door: de eerste volzin.

L

In artikel 157, vijfde lid, wordt «vijfde lid» vervangen door «zesde lid» en «zesde lid» door: zevende lid.

M

In de artikelen 166, tiende lid, en 171, achtste lid, komt de tekst vanaf de zesde volzin telkens te luiden: Artikel 3:50 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing. Dit lid is van overeenkomstige toepassing op een besluit omtrent de verdeling van middelen indien wordt afgezien van vaststelling van het plan.

N

Artikel 170, eerste lid, komt te luiden:

1. De bevoegde gezagsorganen van de scholen en andere instellingen die bij de uitvoering van het plan of een besluit omtrent de verdeling van middelen indien wordt afgezien van vaststelling van het plan, betrokken zijn of betrokken worden, zijn gehouden aan de door de gemeenteraad aangewezen personen alle gevraagde bescheiden ter inzage te geven en de gevraagde inlichtingen te verstrekken die van belang zijn voor de opstelling van het plan of het in deze volzin bedoelde besluit, voor het toezicht en voor de evaluatie. Het gemeentebestuur is gehouden aan de door Onze minister aangewezen personen alle gevraagde bescheiden ter inzage te geven en de gevraagde inlichtingen te verstrekken die van belang zijn voor de evaluatie van de landelijke doelstellingen van het beleid inzake onderwijsachterstandenbestrijding.

O

Artikel 175, eerste lid, komt te luiden:

1. De bevoegde gezagsorganen van de scholen en de rechtspersonen, bedoeld in artikel 171, vierde lid, onder c, die bij de uitvoering van het plan of een besluit omtrent de verdeling van middelen indien wordt afgezien van vaststelling van het plan, betrokken zijn of betrokken worden, zijn gehouden aan de door de gemeenteraad aangewezen personen alle gevraagde bescheiden ter inzage te geven en de gevraagde inlichtingen te verstrekken die van belang zijn voor de opstelling van het plan of het in deze volzin bedoelde besluit, voor het toezicht en voor de evaluatie.

P

Aan het opschrift van artikel 178 wordt toegevoegd: en gemeente.

Q

De inhoudsopgave wordt gewijzigd als volgt:

1. Het opschrift van artikel 16 komt te luiden:

Artikel 16. Vaststelling schoolplan en schoolgids

2. Na het opschrift van artikel 23 wordt ingevoegd:

Artikel 24. Regionale verwijzingscommissies

Artikel 25. Regionale verwijzingscommissies verbonden aan schoolbegeleidingsdienst

Artikel 26. Instelling regionale verwijzingscommissies

Artikel 27. Bekostiging regionale verwijzingscommissies

Artikel 28. Nadere voorschriften regionale verwijzingscommissies

3. Na het opschrift «Artikel 30. Document inzake evenredige vertegenwoordiging van vrouwen in de schoolleiding» wordt ingevoegd:

Artikel 31. Vaststelling directiestatuut

4. Het opschrift van artikel 43 komt te luiden:

Artikel 43. Onderwijskundig rapport ten behoeve van een permanente commissie leerlingenzorg.

5. Aan het opschrift van artikel 178 wordt toegevoegd: en gemeente.

ARTIKEL CXLVIIIc

In artikel 4, derde lid, van de Wet op het RIVM wordt «17a van de Natuurbeschermingswet 19..» vervangen door: 9a van de Natuurbeschermingswet 1998.

87. Artikel CXLIX (Wet op het voortgezet onderwijs) wordt gewijzigd als volgt:

1. Na onderdeel B wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Ba

In artikel 23a wordt «aanvullende opdrachten voor het onderwijs» vervangen door: eigen opdrachten voor het onderwijs.

2. Onderdeel C vervalt.

3. Onderdeel F komt te luiden:

F

Het ingevolge artikel I, onderdeel M, van de Wet van 2 juli 1997 tot wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en de Wet educatie beroepsonderwijs in verband met verbetering van de aansluiting van het voorbereidend wetenschappelijk onderwijs en het hoger algemeen voortgezet onderwijs op het hoger onderwijs (profielen voortgezet onderwijs) (Stb. 322) ingevoegde negende lid van artikel 33 wordt vernummerd tot twaalfde lid. Voorts wordt in dat lid na «godsdienstonderwijs» ingevoegd: en levensbeschouwelijk vormingsonderwijs.

4. Na onderdeel I wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Ia

In artikel 42a, eerste lid, wordt «openbare scholen als bedoeld in de Wet op het basisonderwijs of openbare scholen als bedoeld in de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs» vervangen door: openbare scholen als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs, openbare scholen als bedoeld in de Wet op de expertisecentra of openbare scholen als bedoeld in deel II van de Wet op het voortgezet onderwijs.

5. Na onderdeel K worden twee onderdelen ingevoegd, luidende:

Ka

In artikel 75d wordt «113 van de Wet op het basisonderwijs en 108a van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs» vervangen door: 179 van de Wet op het primair onderwijs, 165 van de Wet op de expertisecentra en 280 van de Wet op het voortgezet onderwijs.

Kb

In de artikelen 76f, negende lid, en 76m, zesde lid, komt de zesde volzin telkens te luiden: Artikel 3:50 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing.

6. In onderdeel M wordt «96i tot en met 96l» vervangen door: 96i tot en met 96k.

7. In onderdeel N wordt «herplaatsingswachtgelden» vervangen door: suppleties inzake arbeidsongeschiktheid.

8. Na onderdeel Q worden twee onderdelen ingevoegd, luidende:

Qa

In artikel 118b, tiende lid, komt de tekst vanaf de zesde volzin te luiden: Artikel 3:50 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing. Dit lid is van overeenkomstige toepassing op een besluit omtrent de verdeling van middelen indien wordt afgezien van vaststelling van het plan.

Qb

Artikel 118f, eerste lid, komt te luiden:

1. De bevoegde gezagsorganen van de scholen en andere instellingen die bij de uitvoering van het plan of een besluit omtrent de verdeling van middelen indien wordt afgezien van vaststelling van het plan, betrokken zijn of betrokken worden, zijn gehouden aan de door de gemeenteraad aangewezen personen alle gevraagde bescheiden ter inzage te geven en de gevraagde inlichtingen te verstrekken die van belang zijn voor de opstelling van het plan of het in deze volzin bedoelde besluit, voor het toezicht en voor de evaluatie. Het gemeentebestuur is gehouden aan de door Onze minister aangewezen personen alle gevraagde bescheiden ter inzage te geven en de gevraagde inlichtingen te verstrekken die van belang zijn voor de evaluatie van de landelijke doelstellingen van het beleid inzake onderwijsachterstandenbestrijding.

9. In onderdeel R, subonderdeel 2, komt de zinsnede die aanvangt met «Indien» en eindigt met «in werking treedt» te luiden: Indien de Penitentiaire beginselenwet in werking treedt.

10. Na onderdeel R worden 24 onderdelen toegevoegd, luidende:

S

In artikel 124 wordt in de begripsomschrijving van «bijzondere school» na «privaatrechtelijke rechtspersoon» ingevoegd: , niet zijnde een stichting als bedoeld in artikel 169,.

T

Artikel 125, tweede lid, wordt gewijzigd als volgt:

1. Aan het slot van onderdeel a wordt toegevoegd: en.

2. Onderdeel b vervalt.

3. Onderdeel c wordt geletterd b.

U

In artikel 127, zevende en twaalfde lid, wordt «artikel 125, tweede lid onder a en c» telkens vervangen door: artikel 125, tweede lid.

V

In artikel 131 wordt «artikel 125, onderdelen a tot en met c» vervangen door: artikel 125, tweede lid.

W

Artikel 161 wordt gewijzigd als volgt:

1. Het derde lid vervalt, onder vernummering van het vierde tot en met tiende lid tot derde tot en met negende lid.

2. In het zesde lid (nieuw) wordt «vijfde lid» vervangen door «vierde lid» en «zesde lid» door: vijfde lid.

X

In artikel 162, derde lid, wordt «zesde lid» vervangen door: vijfde lid.

Y

In artikel 163 vervalt: of vierde.

Z

Het opschrift van artikel 186 komt te luiden:

Artikel 186. Overlegorgaan v.s.o.-v.o.

AA

In artikel 188, eerste lid, wordt «overschrijdingsbedragen bedoeld in de artikelen 248 tot en met 257» vervangen door: bedragen die de gemeente krachtens deze wet in aanvulling op de rijksvergoeding verstrekt.

BB

In artikel 196, eerste lid, vervalt: , scholen voor zeer moeilijk opvoedbare kinderen.

CC

In de artikelen 210, negende lid, 217, zesde lid, en 280, zevende lid, komt de zesde volzin telkens te luiden: Artikel 3:50 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing.

DD

In artikel 221, tweede lid, wordt «anders dan op grond van artikel 176» vervangen door: anders dan op grond van artikel 170 of artikel 176.

EE

Het zesde lid van artikel 233 wordt vernummerd tot vijfde lid.

FF

In artikel 234, eerste lid, vervalt: , behoudens het bepaalde in artikel 93c,.

GG

In artikel 235, tweede lid, onderdeel c, wordt «of een basisschool» vervangen door: , een basisschool, een speciale school voor basisonderwijs, dan wel een school voor speciaal onderwijs of voor voortgezet speciaal onderwijs of een school of een instelling voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de Wet op de expertisecentra.

HH

In artikel 243, zesde lid, wordt «artikel 9 van het Formatiebesluit ISOVSO 1992» vervangen door: artikel 19 van het Formatiebesluit W.V.O.

II

In de artikelen 249, eerste lid, en 250, eerste lid, wordt telkens «de artikelen 270, derde lid, 271, tweede lid, en 107a, zevende lid» vervangen door: de artikelen 268, eerste lid, en 272, eerste lid.

JJ

In artikel 251, tweede lid, eerste volzin, wordt «de artikelen 251 tot en met 256» vervangen door: de artikelen 251 tot en met 257.

KK

Artikel 254 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt «artikel 107a, zevende lid, dan wel, indien het een instelling betreft, de bedragen voor de in artikel 92a, derde lid onder a, bedoelde voorzieningen en de ontvangsten in verband met de toepassing van artikel 107a, zevende lid» vervangen door: artikel 268, eerste lid, en 272, eerste lid.

2. In het derde lid vervalt: dan wel, indien het een instelling betreft, de bedragen, voor de in artikel 92a, derde lid onder a, bedoelde voorzieningen.

LL

In artikel 265, derde lid, wordt «deze wet, de Wet op het basisonderwijs dan wel de Wet op het voortgezet onderwijs» vervangen door: de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet op het primair onderwijs, dan wel de Wet op de expertisecentra.

MM

In de artikelen 268, tiende lid, en 272, achtste lid, komt de tekst vanaf de zesde volzin telkens te luiden: Artikel 3:50 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing. Dit lid is van overeenkomstige toepassing op een besluit omtrent de verdeling van middelen indien wordt afgezien van vaststelling van het plan.

NN

Artikel 271, eerste lid, komt te luiden:

1. De bevoegde gezagsorganen van de scholen en andere instellingen die bij de uitvoering van het plan of een besluit omtrent de verdeling van middelen indien wordt afgezien van vaststelling van het plan, betrokken zijn of betrokken worden, zijn gehouden aan de door de gemeenteraad aangewezen personen alle gevraagde bescheiden ter inzage te geven en de gevraagde inlichtingen te verstrekken die van belang zijn voor de opstelling van het plan of het in deze volzin bedoelde besluit, voor het toezicht en voor de evaluatie. Het gemeentebestuur is gehouden aan de door Onze minister aangewezen personen alle gevraagde bescheiden ter inzage te geven en de gevraagde inlichtingen te verstrekken die van belang zijn voor de evaluatie van de landelijke doelstellingen van het beleid inzake onderwijsachterstandenbestrijding.

OO

Artikel 276, eerste lid, komt te luiden:

1. De bevoegde gezagsorganen van de scholen en de rechtspersonen, bedoeld in artikel 272, vierde lid, onder c, die bij de uitvoering van het plan of een besluit omtrent de verdeling van middelen indien wordt afgezien van vaststelling van het plan, betrokken zijn of betrokken worden, zijn gehouden aan de door de gemeenteraad aangewezen personen alle gevraagde bescheiden ter inzage te geven en de gevraagde inlichtingen te verstrekken die van belang zijn voor de opstelling van het plan of het in deze volzin bedoelde besluit, voor het toezicht en voor de evaluatie.

PP

Aan het opschrift van artikel 279 wordt toegevoegd: en gemeente.

88. Na artikel CXLIX wordt een artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL CXLIXa

De Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie wordt gewijzigd als volgt:

A

In artikel 4 worden onderdeel c dat aanvangt met de woorden «de aspirant-adoptiefouders, ingeval» en onderdeel d geletterd d en e.

B

In artikel 7, derde lid, onderdeel a, wordt «een van de» vervangen door «beide» en «heeft» door: hebben.

C

In het opschrift van de hoofdstukken 3 en 4 wordt «pleegkind» telkens vervangen door: kind.

D

In artikel 17 wordt «pleegkinderen» vervangen door: kinderen.

E

Artikel 25 wordt gewijzigd als volgt:

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. Met het toezicht op de naleving door de vergunninghouders van de voor hen geldende voorschriften, gesteld bij of krachtens de artikelen 16 en 20 tot en met 23, zijn belast de door de Inspectie jeugdhulpverlening aangewezen personen. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot het toezicht.

2. Het derde lid vervalt.

F

In artikel 26 wordt «toezichthouder» vervangen door «toezichthouders» en «beschikt» door: beschikken.

89. In artikel CL (Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen) wordt na onderdeel B een onderdeel ingevoegd, luidende:

Ba

Artikel 28 wordt gewijzigd als volgt:

1. Het vierde lid komt te luiden:

4. De artikelen 260, eerste lid, 268, 269, vijfde lid, 271, eerste lid, 272, 273, derde lid, 274 tot en met 277, 278, tweede lid, 280, 281, 286, eerste, vierde, vijfde en zesde lid, 293, 299, 300, 301, eerste, tweede, vierde en vijfde lid, 310, 311, tweede tot en met vierde lid, 315 tot en met 317, 319, 320, 322, eerste en tweede lid, 324 en 326 tot en met 331 van het Wetboek van Strafvordering vinden overeenkomstige toepassing.

2. In het vijfde lid komt de zinsnede na «vinden voorts» te luiden: de artikelen 287, tweede lid, 288, vierde lid, 289, eerste tot en met derde lid, 290 tot en met 292, 294 tot en met 297, 301, derde lid, en 311, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering overeenkomstige toepassing.

90. Na artikel CL wordt een artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL CLa

Indien het tijdstip van aanvang van fase 2 van de Wet overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen is gelegen vóór het tijdstip waarop artikel XIII van het bij koninklijke boodschap van 23 april 1998 ingediende voorstel van wet, houdende wijziging van de Ziekenfondswet, de Wet tarieven gezondheidszorg en de Wet ziekenhuisvoorzieningen in verband met wijzigingen in de taak, samenstelling en werkwijze van de in die wetten geregelde bestuursorganen, alsmede wijziging van andere wetten in verband daarmee (uitvoeringsorganen volksgezondheid) (26 011) tot wet is verheven en in werking is getreden, wordt in artikel 76, onderdeel B, van de Wet overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen «negende» vervangen door «tiende» en de aanduiding «10.» door: 11.

91. Artikel CLIII (Wet politieregisters) komt te luiden:

ARTIKEL CLIII

De Wet politieregisters wordt gewijzigd als volgt:

A

In artikel 10, tweede lid, onderdeel h, wordt «voortvoeiende» vervangen door: voortvloeiende.

B

Indien de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus in werking treedt of is getreden, komt in artikel 15, eerste lid, onderdeel c, de zinsnede na «Wet wapens en munitie» te luiden: of de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus.

92. Na artikel CLIV wordt een artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL CLIVa

In artikel 83 van de Wet Raad voor de Transportveiligheid wordt «in een andere staat» vervangen door: en het luchtvaartuig in een andere staat landt.

93. In artikel CLV (Wet rampen en zware ongevallen) wordt na onderdeel A een onderdeel ingevoegd, luidende:

Aa

Artikel 11b, derde lid, komt te luiden:

3. Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gegeven over de inhoud van de informatie, bedoeld in het tweede lid, alsmede over de wijze waarop de informatie wordt verschaft en welke natuurlijke personen of rechtspersonen de informatie verplicht zijn te verschaffen.

94. Na artikel CLV worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

ARTIKEL CLVa

In artikel 51, tweede lid, onderdelen b en c, van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren wordt «7A: 1637a» telkens vervangen door: 610, eerste lid, van Boek 7.

ARTIKEL CLVb

In de Wet rechtspositionele voorzieningen rampenbestrijders wordt «Wet geneeskundige hulpverlening bij rampen (Stb. 1991, 653)» vervangen door: Wet geneeskundige hulpverlening bij rampen en zware ongevallen.

95. Na artikel CLVII wordt een artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL CLVIIa

Aan artikel 7, eerste lid, van de Wet subsidiëring landelijke onderwijsondersteunende activiteiten wordt een volzin toegevoegd, luidende: Hij bepaalt daarbij hoe het beschikbare bedrag of de beschikbare bedragen worden verdeeld.

96. Artikel CLVIII (Wet tegemoetkoming studiekosten) wordt gewijzigd als volgt:

1. Onderdeel A komt te luiden:

A

Artikel 9 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid, onderdeel d, onder 1°, wordt «1° tot en met 4°» vervangen door: 1° tot en met 3°.

2. In het tweede lid wordt «d en e» vervangen door: d tot en met g.

2. Na onderdeel A wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Aa

Artikel 19 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het tweede lid wordt «onder 1°, en e» vervangen door: onder 1°, f en g.

2. In het zesde lid wordt «onderdeel d, onder 2° en onder 3°» vervangen door: onderdelen d, onder 2° en onder 3°, en e.

3. Onderdeel B komt te luiden:

B

Artikel 22, eerste lid, wordt gewijzigd als volgt:

1. In onderdeel a wordt «1° tot en met 4°» vervangen door: 1° tot en met 3°.

2. Onderdeel d dat aanvangt met de woorden «aan een cursus» wordt geletterd e.

4. Onderdeel D komt te luiden:

D

In artikel 66 komt de zinsnede na «artikel 5 van de Wet op de expertisecentra,» te luiden: dan wel artikel 128 van deel II van de Wet op het voortgezet onderwijs, heeft mede betrekking op de vraag of de school dan wel de opleiding voldoet aan de van toepassing zijnde voorwaarden, bedoeld in de artikelen 9, tweede en vierde lid, en 35, vijfde tot en met achtste lid.

5. Na onderdeel D worden twee onderdelen toegevoegd, luidende:

E

Artikel 69 wordt gewijzigd als volgt:

1. In lid 1a vervalt: of artikel 22, eerste lid, onderdeel b,.

2. In het derde lid wordt «d en e» vervangen door: d tot en met g.

F

Artikel 71 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt «d en e» vervangen door «d tot en met g» en «hoofdstuk II» door: de hoofdstukken II en III.

2. In het tweede lid vervalt «of artikel 22, eerste lid, onderdeel b,» en «of hoofdstuk III».

97. Artikel CLXIII (Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993) komt te luiden:

ARTIKEL CLXIII

De Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 13 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het derde lid wordt de puntkomma aan het slot van onderdeel d vervangen door een punt en vervalt onderdeel e.

2. Het vierde lid, onderdeel e, wordt gewijzigd als volgt:

a. In de aanhef vervalt: onderscheidenlijk het pensioenfonds en het fonds voor de aanvullende oudedagsvoorziening, bedoeld in het derde lid, onderdeel e,.

b. In subonderdeel 1° vervalt: onderscheidenlijk de Wet Sociale Werkvoorziening.

B

Artikel 187 wordt gewijzigd als volgt:

1. Voor de bestaande tekst wordt de aanduiding «1.» ingevoegd.

2. Toegevoegd wordt een lid, luidende:

2. Onze Minister kan representatieve organisaties van verzekeraars aanwijzen.

98. Na artikel CLXXXV worden vijf artikelen ingevoegd, luidende:

ARTIKEL CLXXXVa

Artikel II, onderdeel A, van de Wet van 5 juli 1997 tot wijziging van bepalingen van de Mediawet, de Wet op de telecommunicatievoorzieningen en de Radio-Omroep-Zender-Wet 1935 in verband met de liberalisering van de mediawetgeving (Stb. 336) komt te luiden:

A

Aan artikel 1, eerste lid, worden, onder vervanging van de punt aan het slot van het eerste lid door een puntkomma, twee onderdelen toegevoegd, luidende:

oo. commerciële omroepinstelling: een commerciële omroepinstelling als bedoeld in artikel 1, onderdeel hh, van de Mediawet, alsmede een natuurlijke persoon of rechtspersoon die een omroepprogramma verzorgt, daartoe gerechtigd krachtens de op die persoon van toepassing zijnde buitenlandse regelgeving;

pp. omroepprogramma: een omroepprogramma als bedoeld in artikel 1, onderdeel g, van de Mediawet.

ARTIKEL CLXXXVb

De Wet van 2 april 1998 tot wijziging van enkele onderwijswetten en technische wijziging van enkele andere wetten in verband met het totstandbrengen van onder meer een Wet op het primair onderwijs en een Wet op de expertisecentra (Stb. 228) wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel XLIV wordt gewijzigd als volgt:

1. In het tweede lid, tweede volzin, wordt na «zevende lid,» ingevoegd: van de Wet op het primair onderwijs.

2. In het derde lid, laatste volzin, wordt «vijfde lid» vervangen door: vierde lid.

3. In het vijfde lid komt de zinsnede vóór «, van de Wet op het primair onderwijs» te luiden: Artikel 96c1, tweede lid.

B

In artikel L, derde lid, wordt «leerlingen» vervangen door: basisschoolleerlingen.

C

In artikel LI, onderdeel a, wordt «het bedrag en de formatie» vervangen door: de bedragen.

D

Artikel LV-3 komt te luiden:

ARTIKEL LV-3. AANPASSING VERWIJZINGEN

1. Waar in overgangsbepalingen, bepalingen die toekomstige wijzigingen bevatten of inwerkingtredingsbepalingen van wetten wordt verwezen naar artikelen, hoofdstukken, titels, afdelingen en paragrafen van de Wet op het basisonderwijs, de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs, de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra of de Wet op het voortgezet onderwijs zoals luidend voor de plaatsing in het Staatsblad en de vernummering van artikelen, hoofdstukken, titels, afdelingen en paragrafen van de drie laatstgenoemde wetten, wordt geacht te zijn verwezen of mede te zijn verwezen naar de daarmee overeenstemmende artikelen, hoofdstukken, titels, afdelingen en paragrafen van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs zoals luidend na die plaatsing in het Staatsblad en vernummering. Daarbij worden verwijzingen naar onderdelen van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs voor zover het betreft het voortgezet speciaal onderwijs aan kinderen met leer- en opvoedingsmoeilijkheden of moeilijk lerende kinderen geacht te zijn gedaan naar de overeenkomstige onderdelen van deel II van de Wet op het voortgezet onderwijs.

2. Waar in overgangsbepalingen, bepalingen die toekomstige wijzigingen bevatten of inwerkingtredingsbepalingen van wetten wordt verwezen naar de Wet op het basisonderwijs of de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs, wordt geacht te zijn verwezen naar de Wet op het primair onderwijs onderscheidenlijk de Wet op de expertisecentra of, voor zover het betreft het voortgezet speciaal onderwijs aan kinderen met leer- en opvoedingsmoeilijkheden of moeilijk lerende kinderen, naar deel II van de Wet op het voortgezet onderwijs.

ARTIKEL CLXXXVc

De Wet van 14 mei 1998 tot uitvoering van het op 29 mei 1993 te 's-Gravenhage tot stand gekomen verdrag inzake de bescherming van kinderen en de samenwerking op het gebied van de interlandelijke adoptie en, in verband daarmee, wijziging van de Wet opneming buitenlandse pleegkinderen en enige andere wetten (Stb. 302) wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 11, tweede lid, eerste volzin, komt te luiden: Het verzoek wordt toegewezen indien de adoptie in het kennelijk belang is van het kind en op de dag van de indiening ervan is voldaan aan artikel 228, eerste lid, onder a en d, van Boek 1 van Het Burgerlijk Wetboek.

B

De onderdelen S en T van artikel 14 vervallen.

ARTIKEL CLXXXVd

De Wet van 18 juni 1998 tot wijziging van een aantal onderwijswetten in verband met onder meer de invoering van het schoolplan, de schoolgids en het klachtrecht (Stb. 398) wordt gewijzigd als volgt:

A

In artikel V, aanhef, wordt «Wet op het basisonderwijs» vervangen door «Wet op het primair onderwijs» en «Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs» door: Wet op de expertisecentra.

B

In artikel VIII komt de zinsnede na «ander onderwijs» te luiden: als bedoeld in artikel 19c van de Wet op de expertisecentra en artikel 19c van deel II van de Wet op het voortgezet onderwijs, eveneens plaatsvinden op die school voor middelbaar beroepsonderwijs.

C

In artikel IX, eerste lid, wordt «Wet op het basisonderwijs, de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs» vervangen door Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra.

ARTIKEL CLXXXVe

De Wet verevening pensioenrechten bij scheiding wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 1 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid, onderdeel f, wordt «weduwenen» vervangen door: weduwen- en.

2. In het vierde lid wordt onderdeel l geletterd j.

B

In artikel 5, eerste lid, eerste volzin, wordt na «echtscheiding» ingevoegd: dan wel beëindiging van het geregistreerd partnerschap anders dan door de dood of vermissing.

99. Artikel CLXXXVII (Wet vervoer binnenvaart) komt te luiden:

ARTIKEL CLXXXVIII

De Wet verplaatsing mestproductie wordt gewijzigd als volgt:

A

In de artikelen 1, eerste lid, 3, 5, vijfde lid, en 7, eerste lid, wordt «artikel 14» telkens vervangen door: artikel 55.

B

Artikel 1 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid vervalt: (Stb. 1986, 598).

2. In het tweede lid wordt «artikel 6» vervangen door artikel 7 en «artikel 15» door: artikel 58.

C

In artikel 5, derde lid, wordt na «Meststoffenwet» ingevoegd: , zoals deze vóór 1 januari 1998 luidden.

D

In artikel 6, derde lid, wordt «artikel 8» vervangen door: artikel 9.

E

In artikel 19 wordt «artikel 26 en artikel 31» vervangen door: de artikelen 69 en 70.

100. Na artikel CXCIII worden drie artikelen ingevoegd, luidende:

ARTIKEL CXCIIIa

In artikel 40, tweede lid, van de Wet waardering onroerende zaken komt de zinsnede vóór «verstrekt» te luiden: De in artikel 1, tweede lid, bedoelde gemeenteambtenaar.

ARTIKEL CXCIIIb

De Wet wapens en munitie wordt gewijzigd als volgt:

A

In artikel 38, tweede lid, vervalt: Onze Commissarissen in de provincie en.

B

In artikel 54 wordt «of ,» vervangen door: , of.

ARTIKEL CXCIIIc

Artikel 18b, tweede lid, onderdeel c, van de Wet ziekenhuisvoorzieningen komt te luiden:

c. beëindiging van de uitvoering van bijzondere medische verrichtingen of beëindiging van het gebruik van apparatuur op grond van artikel 6, vijfde lid, van de Wet op bijzondere medische verrichtingen.

101. Artikel CXCIV (Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering) wordt gewijzigd als volgt:

1. Na onderdeel A wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Aa

In artikel 429g, tweede lid, wordt na «ouderlijk gezag» ingevoegd: of de overeenkomstige toepassing daarvan.

2. Na onderdeel D wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Da

In artikel 453, tweede lid, wordt «handel» vervangen door: handen.

3. Na onderdeel O worden twee onderdelen ingevoegd, luidende:

Oa

In artikel 997, eerste lid, wordt «344l» vervangen door: 334l.

Ob

In artikel 1060, tweede lid, wordt «rechbank» vervangen door: rechtbank.

102. In artikel CXCV (Wetboek van Koophandel) wordt na onderdeel E een onderdeel ingevoegd, luidende:

Ea

In artikel 415i, eerste lid, wordt «3°» vervangen door: «2°» en vervalt: en het beleid der justitie.

103. Artikel CXCVI (Wetboek van Strafrecht) wordt gewijzigd als volgt:

1. Onderdeel C vervalt.

2. Na onderdeel D worden twee onderdelen ingevoegd, luidende:

Da

In artikel 14i, vierde lid, wordt «269, 272, eerste lid, 273–275, 277, 278, 280, 281–294, 296–311» vervangen door «260, eerste lid, 268, tweede lid, 269 tot en met 277, 278, tweede lid, 281, 284, eerste lid, 286, 287, tweede en derde lid, 288, 289, eerste, tweede en derde lid, 290 tot en met 297, 299, 300, 301, 309, 310, 311» en «326–329» door: 326 tot en met 329.

Db

In artikel 15b, zesde lid, wordt «269, 273–275, 277, 278, 280, 281–294» vervangen door «268, tweede lid, 269, 270, 271, eerste lid, 272, 273, eerste en tweede lid, 277, 281, 284, eerste lid, 287, tweede en derde lid, 288, eerste, tweede en vierde lid, 289, eerste, tweede en derde lid, 290 tot en met 297» en «326–331» door: 326 tot en met 331.

3. De aanhef van onderdeel F komt te luiden:

Indien de Penitentiaire beginselenwet in werking is getreden op een tijdstip dat ligt voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, komt artikel 19 te luiden:.

4. Na onderdeel G wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Ga

In artikel 38j, eerste lid, wordt «voorwaardelijk» vervangen door: voorwaardelijke.

5. Onderdeel J komt te luiden:

J

Artikel 67, eerste lid, wordt gewijzigd als volgt:

1. In onderdeel b wordt na «362a» een komma ingevoegd.

2. In onderdeel d komt de zinsnede na de dubbele punt en voor de eerste puntkomma te luiden: artikel 175, tweede lid, onderdeel b, van de Wegenverkeerswet 1994.

6. In onderdeel K wordt «77a» vervangen door: 77aa.

7. De aanhef van onderdeel Q komt te luiden:

Indien artikel 19.11, onderdeel 2, van de Telecommunicatiewet nog niet in werking is getreden op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, komt artikel 139c, tweede lid, onderdeel 3°, te luiden:.

8. Na onderdeel Q wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Qa

Indien artikel 19.11, onderdeel 2, van de Telecommunicatiewet in werking is getreden of in werking treedt op een tijdstip dat ligt vóór of op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, komt artikel 139c, tweede lid, onderdeel 3°, te luiden:.

3°. ten behoeve van de goede werking van een openbaar telecommunicatienetwerk, ten behoeve van de strafvordering, dan wel, op bijzondere last van Onze Minister-President en Onze Ministers van Justitie, van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Verkeer en Waterstaat gezamenlijk, telkens voor de duur van ten hoogste drie maanden aan het Hoofd van de Binnenlandse Veiligheidsdienst te geven, in gevallen waarin zulks nodig is in het belang van de veiligheid van de staat.

104. Artikel CXCVII (Wetboek van Strafvordering) wordt gewijzigd als volgt:

1. De onderdelen C en D vervallen.

2. Na onderdeel J wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Ja.

Indien artikel I, onderdeel A, van de Wet van 1 oktober 1998 tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering, de Uitleveringswet, de Wet economische delicten en de Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen betreffende de bepalingen aangaande de procedure in cassatie in strafzaken, herzieningszaken, uitleveringszaken en zaken in het kader van de Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen (Stb. 591) in werking treedt of is getreden, wordt in artikel 75, achtste lid, «441» vervangen door: 440.

3. Na onderdeel Q wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Qa

In artikel 257 komt de zinsnede die aanvangt met «de ondervraging» en eindigt met «de dagvaarding» te luiden: de ondervraging, bedoeld in artikel 273, eerste lid, de dagvaarding.

4. Na onderdeel S wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Sa

In artikel 360, eerste lid, wordt «de artikelen 190, tweede lid, en 284, eerste lid, tweede en derde volzin» vervangen door: de artikelen 190, tweede lid, en 290, eerste lid, tweede en derde volzin.

5. De aanhef van onderdeel U komt te luiden:

Artikel 370 komt te luiden:.

6. Na onderdeel U wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Ua

In artikel 370a, derde lid, wordt vóór «261» ingevoegd: artikel.

7. In onderdeel V vervalt de zinsnede die aanvangt met «zoals» en eindigt met «is getreden,».

8. Onderdeel CC vervalt.

9. Na onderdeel HH wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

HHa

In artikel 504, tweede lid, wordt «De bepalingen van het eerste lid geldt» vervangen door: Het eerste lid geldt.

10. Na onderdeel KK wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

KKa

Indien artikel 19.12, onderdeel 1, van de Telecommunicatiewet in werking treedt of is getreden, wordt in artikel 552n, eerste lid, onderdeel d, «de telecommunicatie-infrastructuur of via een telecommunicatie-inrichting die wordt aangewend voor dienstverlening aan het publiek» vervangen door: een openbaar telecommunicatienetwerk, dan wel met gebruikmaking van openbare telecommunicatiediensten.

105. Na artikel CXCVII wordt een artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL CXCVIIa

De Woningwet wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 26 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt de zinsnede na «afgewezen», vervangen door: en de in die aanschrijving bepaalde termijn is verstreken.

2. Het tweede lid, eerste volzin, komt te luiden: Burgemeester en wethouders kunnen de beschikking tot toepassing van bestuursdwang gelijktijdig met de desbetreffende aanschrijving bekendmaken.

3. In het tweede lid, tweede volzin, wordt «Deze mededeling» vervangen door: Deze beschikking tot toepassing van bestuursdwang.

4. Aan het artikel wordt een lid toegevoegd, luidende:

4. Voor de toepassing van de artikelen 5:25 en 5:26 van de Algemene wet bestuursrecht wordt onder «overtreder» mede begrepen de rechtsopvolger van degene, tot wie een aanschrijving is gericht.

B

In artikel 28, derde lid, tweede volzin, wordt «3.1.2.7, eerste lid,» vervangen door: 24, eerste lid, van Boek 3.

C

Artikel 52a wordt gewijzigd als volgt:

1. In het tweede lid wordt na «bevoegd gezag» ingevoegd «met» en wordt «goedgekeurd» vervangen door: ingestemd.

2. In het derde lid wordt «goedgekeurde saneringsplan» vervangen door: saneringsplan waarmee is ingestemd.

D

In artikel 100, derde lid, wordt na «gebouwd» ingevoegd: of gesloopt.

106. Artikel CC (Ziekenfondswet), onderdeel A, komt te luiden:

A

Artikel 3, tiende lid, wordt gewijzigd als volgt:

1. In de aanhef wordt «onder b» vervangen door: onder d.

2. De laatste volzin vervalt.

107. In artikel CCIII wordt «deze wet» vervangen door: artikel LXXXI.

108. Na artikel CCIII wordt een artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL CCIIIa

1. Indien voor de datum van inwerkingtreding van artikel CXXXIa, onderdeel B, tegen een besluit van een kamer van koophandel en fabrieken als bedoeld in artikel 55 van de Wet op de kamers van koophandel en fabrieken 1997 beroep is ingesteld bij de rechtbank, dan wel tegen een uitspraak van de rechtbank op een beroep tegen een dergelijk besluit hoger beroep is ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, en op het beroep of het hoger beroep nog geen uitspraak is gedaan, draagt de rechtbank onderscheidenlijk de Afdeling bestuursrechtspraak de behandeling daarvan over aan het College van Beroep voor het bedrijfsleven.

2. Indien op het tijdstip van inwerkingtreding van artikel CXXXIa, onderdeel B, nog hoger beroep openstaat bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, treedt het College van Beroep voor het bedrijfsleven in de plaats van de Afdeling bestuursrechtspraak.

TOELICHTING

I. Algemeen

Via deze nota van wijziging zijn de in het oorspronkelijke wetsvoorstel opgenomen wijzigingen waar nodig geactualiseerd aan de huidige stand van de wetgeving. Voorts zijn toegevoegd enkele nieuwe verbeteringen van misslagen die ten tijde van de indiening van het wetsvoorstel nog niet waren gesignaleerd en verbeteringen in recent tot stand gekomen wetgeving. Als voorbeeld van de eerste categorie – actualisering aan de huidige stand van de wetgeving – kunnen worden genoemd de diverse in het wetsvoorstel opgenomen wijzigingen van de onderwijswetgeving, die thans door middel van deze nota van wijziging zijn aangepast aan de ingrijpende wijzigingen ingevolge de op 1 augustus 1998 in werking getreden Wet van 2 april 1998 tot wijziging van enkele onderwijswetten en technische wijziging van enkele andere wetten in verband met het totstandbrengen van ondermeer een Wet op het primair onderwijs en een Wet op de expertisecentra. Deze wet, hierna in deze toelichting verder aan te duiden als de WPO-WEC-WVO-wet, had onder meer gevolgen voor de in het wetsvoorstel opgenomen wijzigingen van de Wet op het basisonderwijs, de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs en de Wet op het voortgezet onderwijs. Tot de tweede categorie – nieuwe verbeteringen – behoort het herstel van een aantal omissies en wetstechnische onjuistheden die zijn ontstaan bij de omvangrijke wetgevingsoperatie waarbij de Nederlandse wetgeving moest worden aangepast aan de op 1 januari 1998 in werking getreden derde tranche van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De aanpassingen van de formele wetgeving hebben hun beslag gekregen in de Aanpassingswet derde tranche Awb I (Stb. 1997, 510) en de Aanpassingswet derde tranche Awb II (Stb. 1997, 580). Noodzakelijk gebleken wetstechnische correcties van de in deze wetten vervatte wijzigingen worden thans via deze nota van wijziging toegevoegd aan de Reparatiewet I. Een afzonderlijke leemtewet, zoals bij vorige aanpassingswetten gebruikelijk was, kan hierdoor achterwege blijven.

Ten overvloede zij erop gewezen dat voor alle nieuw toegevoegde wijzigingen geldt dat zij niet van beleidsinhoudelijke aard zijn. De doelstelling van het wetsvoorstel blijft derhalve ongewijzigd: het herstel van wetstechnische gebreken en leemten. De aan het wetsvoorstel toegevoegde wijzigingen hebben derhalve geen ingrijpend karakter, zodat er gelet op aanwijzing 277, tweede lid, van de Aanwijzingen voor de regelgeving, geen aanleiding is deze nota van wijziging aan de Raad van State voor te leggen. Daarbij kan nog worden aantekend dat de Raad van State ook over het oorspronkelijke wetsvoorstel geen opmerkingen van inhoudelijke aard heeft gemaakt.

Om de toegankelijkheid van het gewijzigde wetsvoorstel te bevorderen, zijn hieronder twee geactualiseerde overzichten opgenomen van de met inachtneming van deze nota van wijziging ingevolge het wetsvoorstel te wijzigen wetten (een integraal overzicht en een overzicht gerangschikt naar ministerie). Deze overzichten vervangen de overzichten die zijn opgenomen in paragraaf 1.6 van de memorie van toelichting. Daarna volgt een onderdeelsgewijze toelichting. Op dezelfde wijze als is geschied in de memorie van toelichting, bevat de onderdeelsgewijze toelichting op deze nota van wijziging steeds een korte toelichting op elke nieuw voorgestelde wijziging, waaruit het wetstechnische karakter van de desbetreffende wijzigingen blijkt.

II. Overzichten van de ingevolge het wetsvoorstel te wijzigen wetten

INTEGRAAL OVERZICHT

Artikel IAdvocatenwet
Artikel IaAlgemene pensioenwet politieke ambtsdragers
Artikel IIAlgemene termijnenwet
Artikel IIIAlgemene wet bestuursrecht
Artikel IVAlgemene Wet Bijzondere Ziektekosten
Artikel VAlgemene wet erkenning EG-beroepsopleidingen
Artikel VIAlgemene wet gelijke behandeling
Artikel VIIAlgemene wet inzake rijksbelastingen
Artikel VIIaAmbtenarenwet
Artikel VIIIIArbeidstijdenwet
Artikel IXAuteurswet 1912
Artikel XBeginselenwet verpleging ter beschikking gestelden
Artikel XIBesluit Buitengewoon Strafrecht
Artikel XIIBrandweerwet 1985
Artikel XIIIBoek 1 van het Burgerlijk Wetboek
Artikel XIVBoek 2 van het Burgerlijk Wetboek
Artikel XVBoek 3 van het Burgerlijk Wetboek
Artikel XVIBoek 4 van het Burgerlijk Wetboek
Artikel XVIIBoek 6 van het Burgerlijk Wetboek
Artikel XVIIIBoek 7 van het Burgerlijk Wetboek
Artikel XIXBoek 7A van het Burgerlijk Wetboek
Artikel XXBoek 8 van het Burgerlijk Wetboek
Artikel XXIColportagewet
Artikel XXIIComptabiliteitswet
Artikel XXIIICoördinatiewet Sociale Verzekering
Artikel XXIVDeltaschadewet
Artikel XXVDeltawet
Artikel XXVIDestructiewet
Artikel XXVIIDiergeneesmiddelenwet
Artikel XXVIIIDistributiewet 1939
Artikel XXIXDouanewet
Artikel XXXDrank- en Horecawet
Artikel XXXIElectriciteitswet
Artikel XXXIIElektriciteitswet 1989
Artikel XXXIIaExperimentenwet onderwijs
Artikel XXXIIIFaillissementswet
Artikel XXXIIIaFinanciële-verhoudingswet
Artikel XXXIIIbGemeentewet
Artikel XXXIVGezondheids- en welzijnswet voor dieren
Artikel XXXVGrondwaterwet
Artikel XXXVaHandelsregisterwet 1996
Artikel XXXVIHerinrichtingswet Oost-Groningen en de Gronings-Drentse Veenkoloniën
Artikel XXXVIIIJkwet
Artikel XXXVIIIIn- en uitvoerwet
Artikel XXXVIIIaInfectieziektenwet
Artikel XXXIXInkwartieringswet
Artikel XXXIXaInterimwet ammoniak en veehouderij (artikel XXXIXa)
Artikel XL(Vervallen)
Artikel XLIInvoeringswet Kadasterwet
Artikel XLIIInvoeringswet Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994
Artikel XLIIIInvorderingswet 1990
Artikel XLIVJachtwet
Artikel XLIVaKaderwet bestuur in verandering
Artikel XLIVbKaderwet LNV-subsidies
Artikel XLIVcKernenergiewet
Artikel XLIVdKwaliteitswet zorginstellingen
Artikel XLVLandinrichtingswet
Artikel XLVILeerplichtwet 1969
Artikel XLVIILoodsenwet
Artikel XLVIIILuchtvaartwet
Artikel XLIXMededingingswet
Artikel XLIXaMediawet
Artikel LMeststoffenwet
Artikel LIMetrologiewet
Artikel LIIMijnwet 1903
Artikel LIIIMonumentenwet 1988
Artikel LIVNatuurbeschermingswet
Artikel LIVaNatuurbeschermingswet 1998
Artikel LVNatuurschoonwet 1928
Artikel LVINoodwet Arbeidsvoorziening
Artikel LVIINoodwet voedselvoorziening
Artikel LVIIIonteigeningswet
Artikel LIXOntgrondingenwet
Artikel LXOorlogswet voor Nederland
Artikel LXIOpiumwet
Artikel LXIIOrganisatiewet kadaster
Artikel LXIIIOvergangswet verzorgingshuizen
Artikel LXIV(Vervallen)
Artikel LXVPachtwet
Artikel LXVIPenitentiaire beginselenwet
Artikel LXVIIPenitentiaire beginselenwet
Artikel LXVIIaPlantenziektewet
Artikel LXVIIIPostwet
Artikel LXIXProvinciewet
Artikel LXXReconstructiewet Midden-Delfland
Artikel LXXIRivierenwet
Artikel LXXIIRompwet instellingen van weldadigheid
Artikel LXXIIIScheepvaartverkeerswet
Artikel LXXIVStatistiekwet 1950
Artikel LXXIVaTelecommunicatiewet
Artikel LXXVTijdelijke wet huurkoop onroerende zaken
Artikel LXXVaUitleveringswet
Artikel LXXVIUitvoeringswet CSE-verdrag
Artikel LXXVIIUitvoeringswet Visserijverdrag 1967
Artikel LXXVIIIVisserijwet 1963
Artikel LXXVIIIaVoorstel van wet, houdende aanvulling van titel 7.1 (Koop en ruil) van het nieuwe Burgerlijk Wetboek met bepalingen inzake de koop van onroerende zaken alsmede vaststelling en invoering van titel 7.12 (Aanneming van werk) (23 095)
Artikel LXXIXVoorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en andere wetten met het oog op de opneming in het Wetboek van Strafrecht van eenvormige strafbepalingen inzake het verstrekken van onware gegevens en het nalaten te voldoen aan wettelijke verplichtingen om tijdig gegevens te verstrekken (concentratie strafbaarstelling frauduleuze gedragingen) (23 993)
Artikel LXXIXaVoorstel van wet tot aanpassing van het fiscale procesrecht aan de Algemene wet bestuursrecht en wijziging van een aantal fiscale en andere wetten (herziening van het fiscale procesrecht) (25 175)
Artikel LXXIXbVoorstel van wet, houdende wijziging van de Ziekenfondswet, de Wet tarieven gezondheidszorg en de Wet ziekenhuisvoorzieningen in verband met wijzigingen in de taak, samenstelling en werkwijze van de in die wetten geregelde bestuursorganen, alsmede wijziging van andere wetten in verband daarmee (uitvoeringsorganen volksgezondheid) (26 011)
Artikel LXXXVorderingswet 1962
Artikel LXXXaVreemdelingenwet
Artikel LXXXIWarenwet
Artikel LXXXIIWaterleidingwet
Artikel LXXXIIIWaterschapswet
Artikel LXXXIVWaterstaatswet 1900
Artikel LXXXVWedervergeldingswet zeescheepvaart
Artikel LXXXVIWegenverkeerswet 1994
Artikel LXXXVIIWegenwet
Artikel LXXXVIIIWet aansprakelijkheid kernongevallen
Artikel LXXXVIIIaWet aansprakelijkheid olietankschepen
Artikel LXXXIXWet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen
Artikel XCWet administratie grootboekschuld
Artikel XCIWet afbreking zwangerschap
Artikel XCIIWet agrarisch grondverkeer
Artikel XCIII(Vervallen)
Artikel XCIVWet bestrijding ongevallen Noordzee
Artikel XCVWet betreffende de positie van Molukkers
Artikel XCVIWet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen
Artikel XCVIIWet bodembescherming
Artikel XCVIIIWet buitengewone bevoegdheden burgerlijk gezag
Artikel XCIXWet buitengewoon pensioen 1940–1945
Artikel CWet buitengewoon pensioen Indisch verzet
Artikel CIWet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers
Artikel CIIWet Centraal Orgaan opvang asielzoekers
Artikel CIIaWet collectieve preventie volksgezondheid
Artikel CIIIWet conflictenrecht namen
Artikel CIVWet educatie en beroepsonderwijs
Artikel CVWet erkenningen tuinbouw
Artikel CVaWet gebruik Friese taal in het rechtsverkeer
Artikel CVI(Vervallen)
Artikel CVIIWet geluidhinder
Artikel CVIIIWet geneeskundige hulpverlening bij rampen
Artikel CIXWet gewetensbezwaren militaire dienst
Artikel CXWet goederenvervoer over de weg
Artikel CXIWet goedkeuring en uitvoering Markham-overeenkomst
Artikel CXIaWet herstructurering varkenshouderij
Artikel CXIbWet inburgering nieuwkomers
Artikel CXIcWet Infrastructuurfonds
Artikel CXIIWet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers
Artikel CXIIIWet inzake de wisselkoers van de gulden
Artikel CXIVWet Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen
Artikel CXVWet medefinanciering oververtegenwoordiging oudere ziekenfondsverzekerden
Artikel CXVIWet medezeggenschap cliënten zorginstellingen
Artikel CXVIaWet medezeggenschap onderwijs 1992
Artikel CXVIbWet medisch-wetenschappellijk onderzoek met mensen
Artikel CXVIIWet melding ongebruikelijke transacties
Artikel CXXWet milieubeheer
Artikel CXIXWet nationaliteit zeeschepen in rompbevrachting
Artikel CXXWet oorlogsstrafrecht
Artikel CXXIWet op belastingen van rechtsverkeer
Artikel CXXIIWet op de Accountants-Administratieconsulenten
Artikel CXXIIaWet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992
Artikel CXXIIIWet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg
Artikel CXXIVWet op de dierenbescherming
Artikel CXXVWet op de dierproeven
Artikel CXXVIWet op de dividendbelasting 1965
Artikel CXXVIIWet op de economische delicten
Artikel CXXVIIaWet op de expertisecentra
Artikel CXXVIIbWet op de formeel buitenlandse vennootschappen
Artikel CXXVIIIWet op de geneesmiddelenvoorziening
Artikel CXXIXWet op de identificatieplicht
Artikel CXXXWet op de inkomstenbelasting 1964
Artikel CXXXIWet op de jeugdhulpverlening
Artikel CXXXIaWet op de kamers van koophandel en fabrieken 1997
Artikel CXXXIbWet op de kansspelen
Artikel CXXXIcWet op de loonbelasting 1964
Artikel CXXXIIWet op de loonvorming
Artikel CXXXIIIWet op de Materiële Oorlogsschaden
Artikel CXXXIVWet op de naburige rechten
Artikel CXXXVWet op de omzetbelasting 1968
Artikel CXXXVIWet op de openluchtrecreatie
Artikel CXXXVII(Vervallen)
Artikel CXXXVIIIWet op de rechterlijke organisatie
Artikel CXXXVIIIaWet op de rechtsbijstand
Artikel CXXXIXWet op de Registeraccountants
Artikel CXXXIXaWet op de Ruimtelijke Ordening
Artikel CXLWet op de stads- en dorpsvernieuwing
Artikel CXLIWet op de studiefinanciering
Artikel CXLIIWet op de telecommunicatievoorzieningen
Artikel CXLIIaWet op de toegang tot ziektekostenverzekeringen
Artikel CXLIIIWet op de uitoefening van de diergeneeskunde 1990
Artikel CXLIIIaWet op de vennootschapsbelasting 1969
Artikel CXLIVWet op de vermogensbelasting 1964
Artikel CXLVWet op de waterhuishouding
Artikel CXLVaWet op de waterkering
Artikel CXLVI(Vervallen)
Artikel CXLVIIWet op het consumentenkrediet
Artikel CXLVIIIWet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek
Artikel CXLVIIIaWet op het notarisambt
Artikel CXLVIIIbWet op het primair onderwijs
Artikel CXLVIIIcWet op het RIVM
Artikel CXLIXWet op het voortgezet onderwijs
Artikel CXLIXaWet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie
Artikel CLWet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen
Artikel CLaWet overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen
Artikel CLIWet persoonsregistraties
Artikel CLIIWet pleziervaartuigen
Artikel CLIIIWet politieregisters
Artikel CLIVWet privatisering spoorwegpensioenfonds
Artikel CLIVaWet Raad voor de Transportveiligheid
Artikel CLVWet rampen en zware ongevallen
Artikel CLVaWet rechtspositie rechterlijke ambtenaren
Artikel CLVbWet rechtspositionele voorzieningen rampenbestrijders
Artikel CLVIWet sloopregeling binnenvaart
Artikel CLVIIWet stimulering zeescheepvaart
Artikel CLVIIaWet subsidiëring landelijke onderwijsondersteunende activiteiten
Artikel CLVIIIWet tegemoetkoming studiekosten
Artikel CLIXWet toezicht beleggingsinstellingen
Artikel CLXWet toezicht effectenverkeer 1995
Artikel CLXIWet toezicht kredietwezen 1992
Artikel CLXIIWet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf
Artikel CLXIIIWet toezicht verzekeringsbedrijf 1993
Artikel CLXIVWet tot behoud van cultuurbezit
Artikel CLXVWet uitbreiding loondoorbetalingsplicht bij ziekte
Artikel CLXVIWet van 7 juni 1919, houdende nadere voorzieningen ter bestrijding van heling (Stb. 311)
Artikel CLXVIIWet van 31 mei 1929, houdende bepalingen betreffende den in- en doorvoer van kippen- en eendeneieren (Stb. 276)
Artikel CLXVIIIWet van 14 december 1949, houdende vereenvoudiging van de wijze van uitbrengen van exploiten aan het Grootboek 1946 en aan enig Schuldregister voor geldleningen ten laste van het Rijk (Stb. J 558)
Artikel CLXIXWet van 23 oktober 1957, houdende goedkeuring van de op 20 februari 1957 tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Denemarken gesloten Overeenkomst tot het vermijden van dubbele belasting en ter voorkoming van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen van inkomsten en van vermogen (Stb. 438)
Artikel CLXXWet van 18 december 1957, houdende een nieuwe regeling van de samenstelling der burgerlijke gerechten en van de bezoldiging van de rechterlijke ambtenaren (Stb. 534)
Artikel CLXXIWet van 17 februari 1972, houdende uitvoering van de op 10 september 1964 te Parijs ondertekende Overeenkomst inzake beslissingen tot verbetering van akten van de burgerlijke stand, met Bijlagen en aanvulling, in verband daarmede, van artikel 29 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek (Stb. 85)
Artikel CLXXIIWet van 24 oktober 1973, houdende regelen inzake wettelijke aansprakelijkheid van exploitanten van nucleaire schepen (Stb. 536)
Artikel CLXXIIIWet van 2 juli 1980, houdende regelen omtrent een eenmalige uitkering aan bepaalde Molukse gewezen KNIL-militairen en hun weduwen ter zake van over de periode 1 mei 1956 tot 1 januari 1964 gederfd pensioen (Stb. 385)
Artikel CLXXIVWet van 21 april 1988, houdende regeling van de gelijke behandeling mannen en vrouwen in de voormalige bejaardenziekenfondsverzekering, wijziging van de Ziekenfondswet in verband met afbakening aanspraak op verstrekkingen in het buitenland, alsmede wijziging van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (Stb. 250)
Artikel CLXXVWet van 29 september 1988 (Stb. 479), houdende opheffing van de nietigheid van bepaalde overeenkomsten van kredietverlening in de zin van de Wet op het consumptief geldkrediet (Stb. 1972, 399), die deel uitmaken van een afbetalingstransactie in de zin van de Wet op het afbetalingsstelsel 1961 (Stb. 1976, 515)
Artikel CLXXVIWet van 2 mei 1990 tot uitvoering van het op 20 mei 1980 te Luxemburg tot stand gekomen Europese Verdrag betreffende de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen inzake het gezag over kinderen en betreffende het herstel van het gezag over kinderen, uitvoering van het op 25 oktober 1980 te 's-Gravenhage tot stand gekomen Verdrag inzake de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen alsmede algemene bepalingen met betrekking tot verzoeken tot teruggeleiding van ontvoerde kinderen over de Nederlandse grens en de uitvoering daarvan (Stb. 202)
Artikel CLXXVIIWet van 9 mei 1990, houdende wijziging van onder meer de Wet op de studiefinanciering in verband met de dekking van de meeruitgaven ter zake van de uitvoering van die wet, vereenvoudiging van die wet, verbeteringen van procesrechtelijke aard, alsmede de afschaffing van de tegemoetkoming in de overige studiekosten (Vereenvoudiging WSF I) (Stb. 298)
Artikel CLXXVIIIWet van 29 mei 1991 tot opheffing van het Visserijschap en het Bedrijfschap voor de Groothandel in Vis en Aanverwante Bedrijven, tevens strekkende tot wijziging van de Instellingswet Productschap voor Vis en Visproducten (Stb. 350)
Artikel CLXXIXWet van 2 april 1992, houdende vaststelling van de herziening van pensioenen, uitkeringen, grondslagen en bedragen ingevolge de Wetten voor oorlogsgetroffenen voor het jaar 1990 (Stb. 198)
Artikel CLXXXWet van 4 februari 1994 tot wijziging van de Wet op de bezoldiging van de rechterlijke ambtenaren en enkele andere wetten (wijziging bezoldigingsstructuur) (Stb. 81)
Artikel CLXXXIWet van 22 juni 1994 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek, het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, het Wetboek van Koophandel en de Wet nationaliteit zeeschepen in rompbevrachting (wijziging voorwaarden nationaliteitsverlening en registratie zeeschepen) (Stb. 507)
Artikel CLXXXIIWet van 29 juni 1994, houdende wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (Stb. 498)
Artikel CLXXXIIIWet van 7 juli 1994, houdende wijziging van de Loodsenwet en de Scheepvaartverkeerswet in verband met de herziening van de financiële relatie tussen het Rijk en de loodsen, de invoering van een verkeersbegeleidingstarief en een aantal technische wijzigingen (Stb. 584)
Artikel CLXXXIVWet van 31 oktober 1996, houdende invoeging van de titels 7 en 12 in Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek (Stb. 548)
Artikel CLXXXVWet van 23 januari 1997 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek en enige andere wetten in verband met de herziening van de voorlopige maatregelen van kinderbescherming (Stb. 38)
Artikel CLXXXVaWet van 5 juli 1997 tot wijziging van bepalingen van de Mediawet, de Wet op de telecommunicatievoorzieningen en de Radio-Omroep-Zender-Wet 1935 in verband met de liberalisering van de mediawetgeving (Stb. 336)
Artikel CLXXXVbWet van 2 april 1998 tot wijziging van enkele onderwijswetten en technische wijziging van enkele andere wetten in verband met het totstandbrengen van onder meer een Wet op het primair onderwijs en een Wet op de expertisecentra (Stb. 228)
Artikel CLXXXVcWet van 14 mei 1998 tot uitvoering van het op 29 mei 1993 te 's-Gravenhage tot stand gekomen verdrag inzake de bescherming van kinderen en de samenwerking op het gebied van de interlandelijke adoptie en, in verband daarmee, wijziging van de Wet opneming buitenlandse pleegkinderen en enige andere wetten (Stb. 302)
Arrtikel CLXXXVdWet van 18 juni 1998 tot wijziging van een aantal onderwijswetten in verband met onder meer de invoering van het schoolplan, de schoolgids en het klachtrecht (Stb. 398)
Artikel CLXXXVeWet verevening pensioenrechten bij scheiding
Artikel CLXXXVIWet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen
Artikel CLXXXVIIWet verontreiniging oppervlaktewateren
Artikel CLXXXVIIIWet verplaatsing mestproductie
Artikel CLXXIXWet verzelfstandiging Informatiseringsbank
Artikel CXCWet voorkeursrecht gemeenten
Artikel CXCIWet voorraadvorming aardolieprodukten
Artikel CXCIIWet voorzieningen gehandicapten
Artikel CXCIIIWet vrijwillige zetelverplaatsing derde landen
Artikel CXCIIIaWet waardering onroerende zaken
Artikel CXCIIIbWet wapens en munitie
Artikel CXCIIIcWet ziekenhuisvoorzieningen
Artikel CXCIVWetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
Artikel CXCVWetboek van Koophandel
Artikel CXCVIWetboek van Strafrecht
Artikel CXCVIIWetboek van Strafvordering
Artikel CXCVIIaWoningwet
Artikel CXCVIIIZaaizaad- en Plantgoedwet
Artikel CXCIXZeebrievenwet
Artikel CCZiekenfondswet
  
Voorts bevat het wetsvoorstel nog de volgende zelfstandige overgangs- en slotbepalingen:
  
Artikel CCIOvergangsregeling bevoegdheid advocaten en procureurs i.v.m. herindelingswet van 11 september 1996, Stb. 449
Artikel CCIIOvergangsregeling bevoegdheid rechter i.v.m. herindelingswet van 11 september 1996, Stb. 449
Artikel CCIIIOvergangsbepaling Warenwet
Artikel CCIIIaOvergangsbepaling Wet op de kamers van koophandel en fabrieken 1997
Artikel CCIVInwerkingtredingsbepaling
Artikel CCVCiteertitel

OVERZICHT PER EERSTVERANTWOORDELIJK MINISTERIE

Ministerie van Algemene Zaken

Oorlogswet voor Nederland

Vorderingswet 1962

Wet buitengewone bevoegdheden burgerlijk gezag

Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers

Algemene wet gelijke behandeling

Ambtenarenwet

Brandweerwet 1985

Financiële-verhoudingswet

Gemeentewet

Kaderwet bestuur in verandering

Provinciewet

Wet betreffende de positie van Molukkers

Wet geneeskundige hulpverlening bij rampen

Wet inburgering nieuwkomers

Wet overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen

Wet rampen en zware ongevallen

Wet rechtspositionele voorzieningen rampenbestrijders

Wet van 2 juli 1980, houdende regelen omtrent een eenmalige uitkering aan bepaalde Molukse gewezen KNIL-militairen en hun weduwen ter zake van over de periode 1 mei 1956 tot 1 januari 1964 gederfd pensioen (Stb. 385)

Ministerie van Defensie

Inkwartieringswet

Wet gewetensbezwaren militaire dienst

Ministerie van Economische Zaken

Colportagewet

Distributiewet 1939

Elektriciteitswet 1989

Handelsregisterwet 1996

IJkwet

In- en uitvoerwet

Kernenergiewet

Mededingingswet

Metrologiewet

Mijnwet 1903

Wet goedkeuring en uitvoering Markham-overeenkomst

Wet op de Accountants-Administratieconsulenten

Wet op de kamers van koophandel en fabrieken 1997

Wet op de Registeraccountants

Wet op het consumentenkrediet

Wet van 29 september 1988 (Stb. 479), houdende opheffing van de nietigheid van bepaalde overeenkomsten van kredietverlening in de zin van de Wet op het consumptief geldkrediet (Stb. 1972, 399), die deel uitmaken van een afbetalingstransactie in de zin van de Wet op het afbetalingsstelsel 1961 (Stb. 1976, 515)

Wet voorraadvorming aardolieprodukten

Ministerie van Financiën

Algemene wet inzake rijksbelastingen

Comptabiliteitswet

Douanewet

Invoeringswet Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994

Natuurschoonwet 1928

Statistiekwet 1950

Wet aansprakelijkheid kernongevallen

Wet administratie grootboekschuld

Wet inzake de wisselkoers van de gulden

Wet medefinanciering oververtegenwoordiging oudere ziekenfondsverzekerden

Wet melding ongebruikelijke transacties

Wet op belastingen van rechtsverkeer

Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992

Wet op de dividendbelasting 1965

Wet op de inkomstenbelasting 1964

Wet op de loonbelasting 1964

Wet op de Materiële Oorlogsschaden

Wet op de omzetbelasting 1968

Wet op de vennootschapsbelasting 1969

Wet op de vermogensbelasting 1964

Wet toezicht beleggingsinstellingen

Wet toezicht effectenverkeer 1995

Wet toezicht kredietwezen 1992

Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf

Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993

Wet van 14 december 1949, houdende vereenvoudiging van de wijze van uitbrengen van exploiten aan het Grootboek 1946 en aan enig Schuldregister voor geldleningen ten laste van het Rijk (Stb. J 558)

Wet van 23 oktober 1957, houdende goedkeuring van de op 20 februari 1957 tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Denemarken gesloten Overeenkomst tot het vermijden van dubbele belasting en ter voorkoming van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen van inkomsten en van vermogen (Stb. 438)

Wet van 24 oktober 1973, houdende regelen inzake wettelijke aansprakelijkheid van exploitanten van nucleaire schepen (Stb. 536)

Wet van 29 juni 1994, houdende wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (Stb. 498)

Wet waardering onroerende zaken

Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen

Ministerie van Justitie

Advocatenwet

Algemene termijnenwet

Algemene wet bestuursrecht

Auteurswet 1912

Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden

Besluit Buitengewoon Strafrecht

Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek

Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek

Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek

Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek

Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek

Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek

Boek 7A van het Burgerlijk Wetboek

Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek

Faillissementswet

onteigeningswet

Pachtwet

Penitentiaire beginselenwet

Tijdelijke wet huurkoop onroerende goederen

Uitleveringswet

Uitvoeringswet CSE-verdrag

Voorstel van wet, houdende aanvulling van titel 7.1 (Koop en ruil) van het nieuwe Burgerlijk Wetboek met bepalingen inzake de koop van onroerende zaken alsmede vaststelling en invoering van titel 7.12 (Aanneming van werk) (23 095)

Voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en andere wetten met het oog op de opneming in het Wetboek van Strafrecht van eenvormige strafbepalingen inzake het verstrekken van onware gegevens en het nalaten te voldoen aan wettelijke verplichtingen om tijdig gegevens te verstrekken (concentratie strafbaarstelling frauduleuze gedragingen) (23 993)

Voorstel van wet tot aanpassing van het fiscale procesrecht aan de Algemene wet bestuursrecht en wijziging van een aantal fiscale en andere wetten (herziening van het fiscale procesrecht) (25 175)

Vreemdelingenwet

Wet aansprakelijkheid olietankschepen

Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen

Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers

Wet conflictenrecht namen

Wet gebruik Friese taal in het rechtsverkeer

Wet Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen

Wet oorlogsstrafrecht

Wet op de economische delicten

Wet op de formeel buitenlandse vennootschappen

Wet op de identificatieplicht

Wet op de kansspelen

Wet op de naburige rechten

Wet op de rechterlijke organisatie

Wet op de rechtsbijstand

Wet op het notarisambt

Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie

Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen

Wet persoonsregistraties

Wet politieregisters

Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren

Wet van 7 juni 1919, houdende nadere voorzieningen ter bestrijding van heling (Stb. 311)

Wet van 18 december 1957, houdende een nieuwe regeling van de samenstelling der burgerlijke gerechten en van de bezoldiging van de rechterlijke ambtenaren (Stb. 534)

Wet van 17 februari 1972, houdende uitvoering van de op 10 september 1964 te Parijs ondertekende Overeenkomst inzake beslissingen tot verbetering van akten van de burgelijke stand, met Bijlagen en aanvulling, in verband daarmede, van artikel 29 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek (Stb. 85)

Wet van 2 mei 1990 tot uitvoering van het op 20 mei 1980 te Luxemburg tot stand gekomen Europese Verdrag betreffende de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen inzake het gezag over kinderen en betreffende het herstel van het gezag over kinderen, uitvoering van het op 25 oktober 1980 te 's-Gravenhage tot stand gekomen Verdrag inzake de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen alsmede algemene bepalingen met betrekking tot verzoeken tot teruggeleiding van ontvoerde kinderen over de Nederlandse grens en de uitvoering daarvan (Stb. 202)

Wet van 4 februari 1994 tot wijziging van de Wet op de bezoldiging van de rechterlijke ambtenaren en enkele andere wetten (wijziging bezoldigingsstructuur) (Stb. 81)

Wet van 22 juni 1994 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek, het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, het Wetboek van Koophandel en de Wet nationaliteit zeeschepen in rompbevrachting (wijziging voorwaarden nationaliteitsverlening en registratie zeeschepen) (Stb. 507)

Wet van 31 oktober 1996, houdende invoeging van de titels 7 en 12 in Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek (Stb. 548)

Wet van 23 januari 1997 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek en enige andere wetten in verband met de herziening van de voorlopige maatregelen van kinderbescherming (Stb. 38)

Wet van 14 mei 1998 tot uitvoering van het op 29 mei 1993 te 's-Gravenhage tot stand gekomen verdrag inzake de bescherming van kinderen en de samenwerking op het gebied van de interlandelijke adoptie en, in verband daarmee, wijziging van de Wet opneming buitenlandse pleegkinderen en enige andere wetten (Stb. 302)

Wet verevening pensioenrechten bij scheiding

Wet vrijwillige zetelverplaatsing derde landen

Wet wapens en munitie

Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering

Wetboek van Koophandel

Wetboek van Strafrecht

Wetboek van Strafvordering

Zeebrievenwet

Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij

Diergeneesmiddelenwet

Gezondheids- en welzijnswet voor dieren

Herinrichtingswet Oost-Groningen en de Gronings-Drentse Veenkoloniën

Jachtwet

Kaderwet LNV-subsidies

Meststoffenwet

Natuurbeschermingswet

Natuurbeschermingswet 1998

Noodwet voedselvoorziening

Plantenziektewet

Uitvoeringswet Visserijverdrag 1967

Visserijwet 1963

Wet agrarisch grondverkeer

Wet erkenningen tuinbouw

Wet herstructurering varkenshouderij

Wet op de dierenbescherming

Wet op de dierproeven

Wet op de openluchtrecreatie

Wet op de uitoefening van de diergeneeskunde 1990

Wet van 31 mei 1929, houdende bepalingen betreffende den in- en doorvoer van kippen- en eendeneieren (Stb. 276)

Wet verplaatsing mestproductie

Zaaizaad- en Plantgoedwet

Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen

Algemene wet erkenning EG-beroepsopleidingen

Experimentenwet onderwijs

Leerplichtwet 1969

Mediawet

Monumentenwet 1988

Wet educatie en beroepsonderwijs

Wet medezeggenschap onderwijs 1992

Wet op de expertisecentra

Wet op de studiefinanciering

Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek

Wet op het primair onderwijs

Wet op het voorgezet onderwijs

Wet subsidiëring landelijke onderwijsondersteunende activiteiten

Wet tegemoetkoming studiekosten

Wet tot behoud van cultuurbezit

Wet van 9 mei 1990, houdende wijziging van onder meer de Wet op de studiefinanciering in verband met de dekking van de meeruitgaven ter zake van de uitvoering van die wet, vereenvoudiging van die wet, verbeteringen van procesrechtelijke aard, alsmede de afschaffing van de tegemoetkoming in de overige studiekosten (Vereenvoudiging WSF I) (Stb. 298)

Wet van 2 april 1998 tot wijziging van enkele onderwijswetten en technische wijziging van enkele andere wetten in verband met het totstandbrengen van onder meer een Wet op het primair onderwijs en een Wet op de expertisecentra (Stb. 228)

Wet van 18 juni 1998 tot wijziging van een aantal onderwijswetten in verband met onder meer de invoering van het schoolplan, de schoolgids en het klachtrecht (Stb. 398)

Wet verzelfstandiging Informatiseringsbank

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Arbeidstijdenwet

Coördinatiewet Sociale Verzekering

Noodwet Arbeidsvoorziening

Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers

Wet op de loonvorming

Wet uitbreiding loondoorbetalingsplicht bij ziekte

Wet van 29 mei 1991 tot opheffing van het Visserijschap en het Bedrijfschap voor de Groothandel in Vis en Aanverwante Bedrijven, tevens strekkende tot wijziging van de Instellingswet Productschap voor Vis en Visproducten (Stb. 350)

Wet voorzieningen gehandicapten

Ministerie van Verkeer en Waterstaat

Deltaschadewet

Deltawet

Grondwaterwet

Loodsenwet

Luchtvaartwet

Ontgrondingenwet

Postwet

Rivierenwet

Scheepvaartverkeerswet

Telecommunicatiewet

Waterschapswet

Waterstaatswet 1900

Wedervergeldingswet zeescheepvaart

Wegenverkeerswet 1994

Wegenwet

Wet bestrijding ongevallen Noordzee

Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers

Wet goederenvervoer over de weg

Wet Infrastructuurfonds

Wet nationaliteit zeeschepen in rompbevrachting

Wet op de telecommunicatievoorzieningen

Wet op de waterhuishouding

Wet op de waterkering

Wet pleziervaartuigen

Wet privatisering spoorwegpensioenfonds

Wet Raad voor de Transportveiligheid

Wet sloopregeling binnenvaart

Wet stimulering zeescheepvaart

Wet van 7 juli 1994, houdende wijziging van de Loodsenwet en de Scheepvaartverkeerswet in verband met de herziening van de financiële relatie tussen het Rijk en de loodsen, de invoering van een verkeersbegeleidingstarief en een aantal technische wijzigingen (Stb. 584)

Wet van 5 juli 1997 tot wijziging van bepalingen van de Mediawet, de Wet op de telecommunicatievoorzieningen en de Radio-Omroep-Zender-Wet 1935 in verband met de liberalisering van de mediawetgeving (Stb. 336)

Wet verontreiniging oppervlaktewateren

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten

Destructiewet

Electriciteitswet

Drank- en Horecawet

Infectieziektenwet

Kwaliteitswet zorginstellingen

Opiumwet

Overgangswet verzorgingshuizen

Rompwet instellingen van weldadigheid

Voorstel van wet, houdende wijziging van de Ziekenfondswet, de Wet tarieven gezondheidszorg en de Wet ziekenhuisvoorzieningen in verband met wijzigingen in de taak, samenstelling en werkwijze van de in die wetten geregelde bestuursorganen, alsmede wijziging van andere wetten in verband daarmee (uitvoeringsorganen volksgezondheid) (26 011)

Warenwet

Wet afbreking zwangerschap

Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen

Wet buitengewoon pensioen 1940–1945

Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet

Wet collectieve preventie volksgezondheid

Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen

Wet medisch-wetenschappelijk onderzoek met mensen

Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg

Wet op de geneesmiddelenvoorziening

Wet op de jeugdhulpverlening

Wet op de toegang tot ziektekostenverzekeringen

Wet van 21 april 1988, houdende regeling van de gelijke behandeling mannen en vrouwen in de voormalige bejaardenziekenfondsverzekering, wijziging van de Ziekenfondswet in verband met afbakening aanspraak op verstrekkingen in het buitenland, alsmede wijziging van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (Stb. 250)

Wet van 2 april 1992, houdende vaststelling van de herziening van pensioenen, uitkeringen, grondslagen en bedragen ingevolge de Wetten voor oorlogsgetroffenen voor het jaar 1990 (Stb. 198)

Wet ziekenhuisvoorzieningen

Ziekenfondswet

Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer

Interimwet ammoniak en veehouderij

Invoeringswet Kadasterwet

Organisatiewet kadaster

Reconstructiewet Midden-Delfland

Waterleidingwet

Wet bodembescherming

Wet geluidhinder

Wet milieubeheer

Wet op de Ruimtelijke Ordening

Wet op de stads- en dorpsvernieuwing

Wet op het RIVM

Wet voorkeursrecht gemeenten

Woningwet

III. Onderdeelsgewijze toelichting

1. Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (artikel Ia)

Aan het wetsvoorstel wordt toegevoegd een wijziging van artikel 161 van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers. Dit artikel betreft de goedkeuring door de Kroon respectievelijk door gedeputeerde staten van bepaalde provinciale respectievelijk gemeentelijke verordeningen. Verzuimd is deze bepalingen aan te passen aan de algemene regels over goedkeuring in afdeling 10.2.1 van de (derde tranche) van de Awb die met ingang van 1 januari 1998 in werking zijn getreden (Stb. 1996, 333). Via de voorgestelde wijzigingen wordt alsnog in de noodzakelijke aanpassingen voorzien. Voor een nadere toelichting op deze aanpassingen zij kortheidshalve verwezen naar deel 2, nrs. 232, 238 en 244 van de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel Aanpassingswet derde tranche Awb I (kamerstukken II 1996/97, 25 280, nr. 3).

2. Algemene wet bestuursrecht (artikel III)

Aan artikel III worden enkele wijzigingen toegevoegd, die als volgt worden toegelicht.

Ba en Bb. Via deze onderdelen worden twee redactionele misslagen hersteld in de artikelen 4:55, tweede lid, en 4:71, eerste lid, onderdeel d, van de Algemene wet bestuursrecht, tot stand gekomen bij de derde tranche van die wet (Stb. 1996, 333), die op 1 januari 1998 in werking is getreden.

Bc. Ingevolge de invoeringswetten inzake de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen (Stb. 1998, 446 en 448) worden met ingang van het tijdstip waarop de nieuwe regels over schuldsanering in de Faillissementswet in werking treden een groot aantal wetten aangepast. De eerste invoeringswet (Stb. 1998, 446) voorziet onder andere in een standaardaanpassing van de bepalingen over verjaring van de bevoegdheid tot invordering van dwangsommen in de artikelen 135, tweede lid, van de Provinciewet, 138, tweede lid, van de Gemeentewet en 72, vierde lid, van de Waterschapswet. Deze bepalingen zijn echter ingevolge de Aanpassingswet derde tranche Awb I (Stb. 1997, 510) per 1 januari 1998 vervallen ten faveure van de identieke algemene bepaling in artikel 5:35, tweede lid, Awb, zodat de desbetreffende wijzigingen geen doel zullen treffen. De algemene bepaling in de Awb behoeft echter nog wél aanpassing, hetgeen bij de aanpassing van de Awb in artikel VI van de Tweede invoeringswet schuldsaneringsregeling natuurlijke personen (Stb. 1998, 448) over het hoofd is gezien. Hierin wordt via de thans voorgestelde wijziging alsnog voorzien.

3. Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (artikel IV)

Aan artikel IV worden drie nieuwe wijzigingen toegevoegd.

Via het nieuwe onderdeel bA wordt een zinledige verwijzing geschrapt in artikel 8, tweede lid, tweede volzin, van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). De daar opgenomen verwijzing naar artikel 8d, derde en vierde lid, AWBZ is zinledig, omdat het derde en vierde lid van artikel 8d zijn vervallen ingevolge de eerste aanpassingswet aan de Algemene wet bestuursrecht (Stb. 1992, 422).

De nieuwe onderdelen aA en cA strekken tot verbetering van enkele onjuistheden bij de wijziging van de AWBZ ingevolge de op 1 juli 1998 in werking getreden Wet van 26 maart 1998, Stb. 203, welk als volgt worden toegelicht:

aA. In het wetsvoorstel dat aan de Wet van 26 maart 1998, Stb. 203, (de zgn. Koppelingswet) ten grondslag lag (kamerstukken II 1994/95, 24 233, nrs. 1–2), werd in het daarin voorgestelde artikel 8b, eerste lid, van de Vreemdelingenwet aanvankelijk bepaald dat vreemdelingen slechts aanspraak konden maken op verstrekkingen, uitkeringen, ontheffingen en vergunningen indien hun verblijf rechtmatig is overeenkomstig artikel 1b, aanhef, en onder 1, van de Vreemdelingenwet, tenzij bij of krachtens het wettelijk voorschrift waarop de aanspraak is gegrond uitdrukkelijk het tegendeel is bepaald. In de sociale zekerheidswetten is in plaats van het onthouden van verstrekkingen aan bedoelde vreemdelingen ervoor gekozen vreemdelingen niet te verzekeren. Daarop werden vervolgens uitzonderingen gemaakt door bepaalde categorieën van vreemdelingen, bedoeld in artikel 1b, aanhef, en onder 2 tot en met 5, van de Vreemdelingenwet toch te verzekeren. Om te voorkomen dat aan deze verzekerde vreemdelingen via toepassing van het voorgestelde artikel 8b, eerste lid, van de Vreemdelingenwet toch verstrekkingen zouden worden onthouden, werd in de artikelen 5, derde lid, laatste volzin, van de AWBZ, 4, derde lid, laatste volzin, van de Wet op de toegang tot ziektekostenverzekeringen (WTZ) en 3, tiende lid, laatste volzin, van de Ziekenfondswet (Zfw) bepaald dat artikel 8b, eerste lid, van de Vreemdelingenwet niet van toepassing is. Tijdens de parlementaire behandeling is voornoemd artikel 8b, eerste lid, echter in die zin gewijzigd dat daarin niet meer werd verwezen naar artikel 1b, aanhef, en onder 1, van de Vreemdelingenwet, maar naar artikel 1b in zijn geheel. Vreemdelingen die geen rechtmatig verblijf genieten in de zin van artikel 1b kunnen geen aanspraak maken op verstrekkingen, voorzieningen en uitkeringen. Omdat er buiten de in artikel 1b van de Vreemdelingenwet genoemde categorieën van vreemdelingen geen andere categorieën onder de sociale verzekeringswetten worden gebracht, is aan het opnemen van een bepaling betreffende het buiten toepassing verklaren van artikel 8b, eerste lid, van de Vreemdelingenwet de noodzaak komen te ontvallen. Verzuimd is echter de desbetreffende bepalingen in de AWBZ, de WTZ en de Zfw te laten vervallen. Via een drietal in deze nota van wijziging voorgestelde wijzigingen van de drie genoemde wetten geschiedt dit alsnog.

cA. Via de Wet van 26 maart 1998, Stb. 203, is aan de AWBZ een artikel 9a toegevoegd, terwijl de AWBZ reeds een artikel 9a kende. Voorgesteld wordt derhalve het nieuw ingevoegde artikel te vernummeren tot artikel 9c.

4. Algemene wet inzake rijksbelastingen (artikel VII)

Aan artikel VII worden drie nieuwe wijzigingen toegevoegd, die als volgt worden toegelicht.

aA. De derde volzin van artikel 18a, tweede lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr) verklaart artikel 17 van die wet niet van toepassing op een navorderingsaanslag. Artikel 17 is echter met ingang van 1 januari 1998 vervallen ingevolge artikel I van de Invoeringswet bestuurlijke boeten (Stb. 1997, 737) jo. artikel I van de wet van 18 december 1997, Stb. 738, zodat voornoemde derde volzin zinledig is geworden. Via de voorgestelde wijziging wordt deze volzin derhalve geschrapt.

bA. Zie de toelichting bij het in onderdeel 45 van deze nota van wijziging opgenomen artikel LXXIXa, onderdeel A, tot wijziging van artikel I, onderdeel E, van de (toekomstige) wet tot herziening van het fiscale procesrecht (wetsvoorstel 25 175).

Aa. Deze wijziging herstelt een redactionele misslag in artikel 53, eerste lid, Awr.

5. Ambtenarenwet (artikel VIIa)

Aan het wetsvoorstel wordt toegevoegd een wijziging van artikel 134 van de Ambtenarenwet. In dat artikel moeten nog twee verwijzingen naar Boek 7A BW worden aangepast aan de per 1 april 1997 in werking getreden vervanging van artikel 1637ij a BW door artikel 7:648 BW ingevolge de Vaststellingswet titel 7.10 Burgerlijk Wetboek (arbeidsovereenkomst) (Stb. 1996, 406) jo. de Wet van 3 juli 1996, houdende wijziging van het Burgerlijk Wetboek en de Ambtenarenwet in verband met het verbod tot het maken van onderscheid tussen werknemers naar arbeidsduur (Stb. 391). Abusievelijk voorzag laatstgenoemde wet nog niet in deze aanpassing. Via de voorgestelde wijziging wordt deze omissie hersteld.

6. Arbeidstijdenwet (artikel VIII)

Artikel VIII, onderdeel G, subonderdeel 3, bevatte een verbetering van een verwijzing in artikel 5:9, derde lid, van de Arbeidstijdenwet. Deze verbetering is echter thans opgenomen in artikel 7, onderdeel E.2.a, van het op 7 oktober 1998 bij de Tweede Kamer ingediende wetsvoorstel Veegwet SZW 1998 (kamerstukken II 1998/99, 26 239, nrs. 1–2), zodat deze wijziging in het onderhavige wetsvoorstel kan vervallen.

7. Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (artikel X)

Aan artikel X worden enkele wijzigingen toegevoegd, die als volgt worden toegelicht.

D. De wijziging van artikel 40, derde lid, was reeds in het wetsvoorstel opgenomen. Toegevoegd is een wijziging van het vierde lid van artikel 40, waarmee een schrijffout wordt hersteld.

H en I. Zie voor een toelichting op deze wijzigingen de toelichting bij het in onderdeel 36 van deze nota van wijziging opgenomen artikel LXVII, onderdeel B, tot wijziging van artikel 90, onderdeel Q, van de Penitentiaire beginselenwet.

8. Brandweerwet 1985 (artikel XII)

Onderdeel A bevat de reeds in het wetsvoorstel opgenomen wijzing. Onderdeel B strekt tot het volgende. Ingevolge hoofdstuk 3, artikel 2, onderdeel A, van de Aanpassingswet derde tranche Awb I (Stb. 1997, 510) zijn het vierde en vijfde lid van artikel 13 van de Brandweerwet 1985 abusievelijk vernummerd tot zesde en zevende lid in plaats van tot vijfde en zesde lid. Via de voorgestelde wijziging wordt deze misslag hersteld.

9. Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek (artikel XIII)

Artikel XIII ondergaat enkele wijzigingen en aanvullingen, die als volgt worden toegelicht.

1. De onderdelen F, Z, AA, BB en MM kunnen vervallen, omdat de daarin opgenomen wijzigingen van enkele artikelen uit Boek 1 BW zijn achterhaald door de op 1 januari 1998 respectievelijk 1 april 1998 in werking getreden wetgeving op het terrein van het familierecht.

2 (onderdeel L). De in onderdeel L opgenomen wijziging van artikel 1:28c, tweede lid, tweede volzin, is aangepast aan de wijziging van dat artikel ingevolge de op 1 april 1998 in werking getreden Wet van 24 december 1997 tot herziening van het afstammingsrecht alsmede van de regeling van adoptie (Stb. 772).

3 (onderdelen Z en Za). De in de nieuwe onderdelen Z en Za vervatte wijzigingen in de artikelen 1:199, onderdeel b, en 1:204, eerste lid, onderdeel e, BW strekken ertoe enkele verduidelijkingen aan te brengen in de tekst van die bepalingen zoals die tot stand zijn gekomen ingevolge de op 1 april 1998 in werking getreden Wet van 24 december 1997 tot herziening van het afstammingsrecht alsmede van de regeling van adoptie (Stb. 772). Het gaat om zaken die in de bestaande wettekst niet steeds uitdrukkelijk zijn geregeld, omdat ze vanzelfsprekend kunnen worden geacht, maar waarvan in de praktijk is gebleken dat aan een uitdrukkelijke vermelding desalniettemin behoefte bestaat. Het betreft dus geen inhoudelijke wijzigingen. In artikel 1:199, onderdeel b, wordt voorgesteld om duidelijkheidshalve uitdrukkelijk te bepalen dat de ambtenaar van de burgerlijke stand een akte moet opmaken van de verklaring van de moeder dat haar overleden echtgenoot niet de vader is van het kind en dat het tijdstip van de geboorte van het kind bepalend is voor de de vaststelling van het feit dat de moeder is hertrouwd, op grond waarvan de huidige echtgenoot de vader is van het kind. De in artikel 1:204, eerste lid, onderdeel e, voorgestelde toevoeging verduidelijkt dat het verbod van erkenning vanzelfsprekend niet geldt als een vader na het huwelijk met de moeder zijn voor het huwelijk geboren kind erkent. Voor een nadere toelichting op deze verduidelijking kan worden verwezen naar de officiële mededeling nr. 2/1998 van de Commissie van advies voor de zaken betreffende de burgerlijke staat en de nationaliteit aan de ambtenaren van de burgerlijke stand (Stcrt. 1998, 187, p. 8).

4 (onderdeel BBa). Ingevolge hoofdstuk 6, artikel 25, onderdeel 3, van de Aanpassingswet geregistreerd partnerschap (Stb. 1997, 660) is artikel 233 per 1 januari 1998 gewijzigd (de wijziging heeft aldaar de vorm gekregen van een correctie op de wijziging van de oorspronkelijke wijziging van artikel 233 in artikel II, onderdeel L, van de Wet van 5 juli 1997, Stb. 324, inzake het geregistreerd partnerschap). Genoemde correctie had echter tot gevolg dat het woord zijn in de aldus tot stand gekomen tekst van artikel 233 is weggevallen. Via de thans voorgestelde wijziging in onderdeel BBa wordt deze omissie hersteld.

5 (onderdeel FFa). De in onderdeel FFa voorgestelde wijzigingen in artikel 1:243, eerste lid, herstellen enkele misslagen en omissies die zijn ontstaan bij de wijziging van dat artikel ingevolge artikel I, onderdeel D.1, van de Wet van 13 juni 1996, houdende wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en van enige andere wetten in verband met reorganisatie van de raden voor de kinderbescherming (Stb. 328).

5 (onderdeel FFb). Artikel 1:253b, tweede lid, BW bepaalt thans nog dat indien het kind wordt geboren binnen 306 dagen na ontbinding van het huwelijk anders dan door de dood, het gezag bij de moeder berust, totdat de rechtbank heeft bepaald wie met het gezag over het kind wordt belast. Gelet op het per 1 april geldende artikel 1:199 BW, tot stand gekomen ingevolge de Wet van 24 december 1997 tot herziening van het afstammingsrecht alsmede van de regeling van adoptie (Stb. 772), dat thans in dit onderwerp voorziet, is deze bepaling zinledig geworden, zodat zij kan vervallen.

5, 7 en 8 (onderdelen FFc, FFd, LL en MM). Deze wijzigingen herstellen enkele redactionele misslagen in de artikelen 1:253t, vierde lid, tweede volzin, 1:253x, tweede lid, 1:322 en 1:337a, eerste lid, BW, zoals tot stand gekomen c.q. gewijzigd bij de op 1 januari 1998 in werking getreden Wet van 30 oktober 1997 tot wijziging van, onder meer, Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek in verband met invoering van gezamenlijk gezag voor een ouder en zijn partner van van gezamenlijke voogdij (Stb. 506).

6 (onderdeel KK). De wijzigingen in de subonderdelen 2 en 3 van onderdeel K zijn achterhaald in verband met de inwerkingtreding per 1 april 1998 van de Wet van 24 december 1997 tot herziening van het afstammingsrecht alsmede van de regeling van adoptie (Stb. 772) en kunnen dus vervallen.

9 (onderdeel OOa). De in dit onderdeel vervatte wijziging in artikel 1:385, eerste lid, onderdeel a, BW herstelt een redactionele misslag die is ontstaan bij de wijziging ingevolge artikel I, onderdeel M.64, onder b, van de Wet van 6 april 1995 tot nadere regeling van het gezag over en van de omgang met minderjarige kinderen (Stb. 240).

10 (onderdeel SSa). De eerste volzin van artikel 1:421 BW behoeft nog aanpassing in verband met de invoering van het geregistreerd partnerschap. Deze thans in onderdeel SSa opgenomen aanpassing is bij de aanpassingswetgeving over het hoofd gezien.

11 (onderdeel XX). Bij nadere overweging blijkt de huidige tekst van artikel 1:441, tweede lid, onderdeel a, BW toch niet onjuist. De oorspronkelijk voorgestelde wijziging in onderdeel XX is derhalve geschrapt.

10. Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek (artikel XIV)

Aan artikel XIV worden enkele onderdelen toegevoegd, die als volgt worden toegelicht.

1 (onderdeel C). Aan de in onderdeel C vervatte wijziging van artikel 30 wordt een wijziging van het tweede lid van dat artikel toegevoegd, die een verschrijving corrigeert welke is ontstaan bij de wijziging ingevolge de Invoeringswet Boeken 3, 5 en 6 NBW, Zesde gedeelte (Stb. 1989, 541 jo. Stb. 1991, 605).

2 (onderdeel Ia). Bij de op 1 februari 1998 in werking getreden Wet van 24 december 1997 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek en van enige andere wetten in verband met de regeling van de splitsing van rechtspersonen (Stb. 776) is de wijzigingsopdracht niet geheel correct weergegeven. Via de voorgestelde wijziging wordt alsnog de juiste tekst vastgesteld.

2 (onderdelen Ib, Ic en Id). Bij de totstandbrenging van de artikelen 334a e.v. van Boek 2 BW bij de bovenaangehaalde wet van 24 december 1997, Stb. 776, is verzuimd de bepalingen met verwijzingen naar het handelsregister in overeenstemming te brengen met de sedert 1 oktober 1997 geldende Handelsregisterwet 1996. De thans voorgestelde wijzigingen brengen de tekst ook in overeenstemming met de soortgelijke bepalingen die gelden voor de juridische fusie (artikelen 314, 318 en 323 van Boek 2 BW).

11. Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek (artikel XVIa)

Aan het wetsvoorstel wordt een wijziging toegevoegd die alsnog een verschrijving corrigeert in artikel 5:67 BW.

12. Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek (artikel XVIII)

Aan artikel XVIII worden vier nieuwe onderdelen toegevoegd, die als volgt worden toegelicht.

Ca. Op grond van artikel II van de Vaststellingswet titel 7.10 Burgerlijk Wetboek (Arbeidsovereenkomst) (Stb. 1996, 406) in samenhang met de Wet van 12 maart 1998, Stb. 187, inzake de gelijke behandeilng van mannen en vrouwen op het terrein van de bovenwettelijke sociale zekerheid is de tweede volzin van artikel 7:646, eerste lid, BW met ingang van 10 april 1998 vervallen. Verzuimd is evenwel in deze wetgeving de verwijzing in artikel 7:647, vierde lid, BW naar de eerste volzin van artikel 7:646, eerste lid, aan te passen. Via de voorgestelde wijziging wordt hierin alsnog voorzien door het opnemen van een verwijzing naar het eerste lid als zodanig.

Cb en Cd. Deze wijzigingen corrigeren enkele redactionele onvolkomenheden in de artikelen 7:656 en 7:679 BW, zoals die artikelen zijn komen te luiden ingevolge artikel I van de Vaststellingswet titel 7.10 Burgerlijk Wetboek (Arbeidsovereenkomst) (Stb. 1996, 406).

Cc. Deze wijziging herstelt een fout die is ontstaan bij de wijziging van artikel 7:674, tweede lid, BW ingevolge artikel XLVIII, onderdeel C.1, van de Veegwet SZW 1997 (Stb. 789).

13. Comptabiliteitswet (artikel XXII)

Ingevolge artikel 32 van de Kaderwet adviescolleges (Stb. 1996, 378) is in de Comptabiliteitswet een artikel 6a ingevoegd betreffende departementale begrotingsartikelen inzake de kosten van adviescolleges. In die bepaling wordt abusievelijk gesproken over de «begroting van uitgaven» in plaats van de «raming van de verplichtingen, de uitgaven en de ontvangsten». Via de thans toegevoegde wijziging wordt alsnog de juiste terminologie doorgevoerd.

14. Douanewet (artikel XXIX)

Deze wijzigingen van artikel XXIX strekken ertoe de wijziging van artikel 2 van de Douanewet aan te vullen, aangezien inmiddels ook de in dat artikel genoemde verordening (EG) nr. 3284/94 is vervangen door een nieuwe verordening.

15. Experimentenwet onderwijs (artikel XXXIIa)

De aan het wetsvoorstel toegevoegde wijziging van de Experimentenwet onderwijs voorziet in een technische afstemming van die wet met de WPO-WEC-WVO-wet (Stb. 1998, 228).

16. Faillissementswet (artikel XXIII)

De thans in onderdeel B vervatte wijziging was reeds in het wetsvoorstel opgenomen. Nieuw is onderdeel A, die strekt tot een correctie van een redactionele onvolkomenheid in artikel 61, vijfde lid, van de Faillissementswet, zoals die bepaling per 1 januari 1998 is komen te luiden ingevolge hoofdstuk 6, artikel 4, onderdeel E, van de Aanpassingswet geregistreerd partnerschap (Stb. 1997, 660).

17. Financiële-verhoudingswet (artikel XXIIIa); Gemeentewet (artikel XXXIIIb)

Financiële-verhoudingswet (artikel XXIIIa)

In artikel 17, vierde lid, van de Financiële-verhoudingswet, zoals dat artikel is komen te luiden ingevolge hoofdstuk 1, artikel 1, onderdeel A, van de Aanpassingswet derde tranche Awb II (Stb. 1997, 580) wordt abusievelijk verwezen naar het tweede lid van artikel 17 in plaats van het derde lid. Via de voorgestelde wijziging wordt deze misslag hersteld.

Gemeentewet (artikel XXIIIb)

Aan het wetsvoorstel worden enkele wijzigingen van de Gemeentewet toegevoegd, die als volgt worden toegelicht.

A en B. Artikel 174a van de Gemeentewet is tot stand gebracht bij de wet van 13 maart 1997 tot wijziging van de Gemeentewet, houdende opneming daarin van de bevoegdheid van de burgemeester om woningen, niet voor publiek toegankelijke lokalen of bij die woningen of lokalen behorende erven te sluiten bij verstoring van de openbare orde (Stb. 132), die op 26 maart 1997 in werking is getreden. Deze wet was nog niet volledig afgestemd op de inwerkingtreding van de derde tranche van de Awb per 1 januari 1998. In de eerste plaats worden in het vijfde lid van artikel 174a nog de artikelen 127, 128, 131 en 132 van die wet van overeenkomstige toepassing verklaard in het geval dat een burgemeester een besluit tot sluiting van een overlast gevend pand heeft genomen. Die artikelen, die betrekking hadden op het toepassen van bestuursdwang, zijn ingevolge de Aanpassingswet derde tranche Awb I (Stb. 1997, 510) echter vervallen. De onderwerpen waarop deze artikelen betrekking hadden, zijn thans geregeld in de artikelen 5:25 tot en met 5:28 van de Awb. Verzuimd is destijds het vijfde lid van artikel 174a Gemeentewet aan te passen. Deze omissie wordt via onderdeel A hersteld. In de tweede plaats was artikel 174a abusievelijk niet opgenomen bij de uitgezonderde bevoegdheden in artikel 177, zoals dat artikel is komen te luiden ingevolge de Aanpassingswet derde tranche Awb I. Via onderdeel B wordt deze omissie hersteld.

C. Ingevolge hoofdstuk 2, artikel 4, onderdeel GG, van de Aanpassingswet derde tranche Awb I (Stb. 1997, 510) is artikel 263 van de Gemeentewet vervallen, omdat artikel 10:31 in het desbetreffende onderwerp (goedkeuringstermijn) is komen te voorzien. Abusievelijk is echter de verwijzing naar artikel 263 in artikel 207 van de Gemeentewet niet aangepast. Via de voorgestelde wijziging geschiedt dit alsnog.

D. Deze wijziging herstelt een redactionele onjuistheid die is ontstaan in artikel 232, vierde lid, onderdeel d, van de Gemeentewet zoals die bepaling is komen te luiden ingevolge hoofdstuk 1, artikel 4, onderdeel V, van de Aanpassingswet derde tranche Awb I.

E. Zie de toelichting bij het in onderdeel 45 van deze nota van wijziging opgenomen artikel LXXIXa, onderdeel B, tot wijziging van artikel III, onderdeel G, van de (toekomstige) wet tot herziening van het fiscale procesrecht (wetsvoorstel 25 175).

F. Deze wijziging brengt de redactie van artikel 253, derde lid, van de Gemeentewet in overeenstemming met de redactie van soortgelijke bepalingen in de Provinciewet (artikel 232c, derde lid) en de Waterschapswet (artikel 142, derde lid).

G. In artikel 266, derde lid, tweede volzin, van de Gemeentewet is bepaald dat bij het horen van de Raad van State over een koninklijk besluit tot onthouding van goedkeuring de toepassing van artikel 262, tweede lid, van de Gemeentewet plaatsvindt voordat het ontwerp-besluit bij de Raad van State ter overweging wordt gebracht. Artikel 262, tweede lid, dat de verplichting bevatte om het gemeentebestuur eerst gelegenheid tot overleg te bieden, is per 1 januari 1998 echter vervallen ingevolge hoofdstuk 3, artikel 4, onderdeel GG, van de Aanpassingswet derde tranche Awb II. In plaats hiervan geldt sindsdien de algemene regeling in artikel 10:30, eerste lid, van de Awb. Abusievelijk was de verwijzing naar artikel 262, tweede lid, nog niet vervangen door een verwijzing naar artikel 10:30, eerste lid, Awb, hetgeen nu alsnog wordt voorgesteld.

18. Handelsregisterwet 1996 (artikel XXXVa)

Aan het wetsvoorstel worden enkele wijzigingen toegevoegd van de Handelsregisterwet 1996, die als volgt worden toegelicht.

A. Via deze wijziging worden de omschrijvingen van de begrippen «hoofdvestigingskamer» en «nevenvestigingskamer» in artikel 1 van de Handelsregisterwet 1996 geschrapt. Deze omschrijvingen zijn zinledig geworden, omdat de desbetreffende begrippen alleen voorkwamen in hoofdstuk 4 van de wet, welk hoofdstuk echter op 1 januari 1998 is vervallen ingevolge artikel 56, onderdeel D, van de Wet op de kamers van koophandel en fabrieken 1997 (Stb. 783).

B. Artikel 17, derde lid, tweede volzin, verklaart thans artikel 21, eerste lid, van overeenkomstige toepassing. Artikel 21, eerste lid, is echter vervallen ingevolge het meergenoemde artikel 56, onderdeel D, van de Wet op de kamers van koophandel en fabrieken 1997. Via de voorgestelde wijziging wordt het voorheen in artikel 21, eerste lid, bepaalde, derhalve in artikel 17, derde lid, van de Handelsregisterwet 1997 volledig uitgeschreven.

19. Herinrichtingswet Oost-Groningen en de Gronings-Drentse Veenkoloniën (artikel XXXVI)

Artikel XXXVI, onderdeel B, bevatte reeds een correctie van de lidaanduiding in artikel 74 van de Herinrichtingswet Oost-Groningen en de Gronings-Drentse Veenkoloniën. Ten gevolge van een vernummering in de lidaanduiding van artikel 74 ingevolge de wijziging aangebracht bij hoofdstuk 9, artikel 4, onderdeel H.2, van de Aanpassingswet derde tranche Awb I (Stb. 1997, 510) klopt de in het wetsvoorstel opgenomen verbetering niet meer. Via de nu voorgestelde wijziging wordt de lidaanduiding in artikel 74 buiten twijfel gesteld.

20. Infectieziektenwet (artikel XXXVIIIa)

Aan het wetsvoorstel worden twee technische verbeteringen in de recent tot stand gekomen Infectieziektenwet (Stb. 1998, 394) toegevoegd, die als volgt worden toegelicht.

A. De nieuw voorgestelde omschrijving van «hoofdinspecteur» in artikel 1, onderdeel b, sluit aan bij het Besluit Staatstoezicht Volksgezondheid, waarin de onderdelen van het Staatstoezicht op de volksgezondheid zijn opgesomd.

B. Via deze wijziging wordt een onjuiste verwijzing in artikel 34, eerste lid, gecorrigeerd.

21. IJkwet (artikel XXXVII)

Onderdeel B bevat de reeds in het wetsvoorstel opgenomen wijziging; de onderdelen A, C en D zijn nieuw. Deze nieuwe onderdelen herstellen enkele omissies die zijn ontstaan bij de Aanpassingswet derde tranche Awb I (Stb. 1997, 510). Hoofdstuk 6, artikel 30, onderdeel H, van die wet voorzag in een wijziging van artikel 29c van de IJkwet, als gevolg waarvan het eerste lid van artikel 29c is vervallen ten faveure van de algemene regeling in artikel 5:18 van de Awb. In de artikelen 21, eerste lid, 28, onderdeel a, en 29j van de IJkwet wordt echter nog naar artikel 29c, tweede lid, of het in artikel 29c, eerste lid, bedoelde onderzoek verwezen. Verzuimd is deze artikelen bij gelegenheid van de genoemde aanpassingswet aan te passen. De nieuwe onderdelen A, C en D voorzien hierin alsnog.

22. Interimwet ammoniak en veehouderij (artikel XXXIXa)

Aan het wetsvoorstel wordt een wijziging van artikel 12 van de Interimwet ammoniak en veehouderij toegevoegd, waarin een verwijzing naar artikel 6 van de Meststoffenwet alsnog wordt aangepast aan de vernummering van dat artikel tot artikel 7 ingevolge de tekstplaatsing van de Meststoffenwet in Stb. 1998, 100.

23. Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs (artikel XL)

Ingevolge de WPO-WEC-WVO-wet (Stb. 1998, 228) wordt de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs (hierna verder aan te duiden als: ISOVSO) per 1 augustus 1998 aangeduid als «Wet op de expertisecentra» (zie de tekstplaatsing van die wet in Stb. 1998, 496). De wijzigingen die in die wet moeten worden aangebracht, zijn opgenomen in het via onderdeel 70 van deze nota van wijziging ingevoegde artikel CXXVIIa.

24. Invoeringswet Kadasterwet (artikel XLI)

Onderdeel B is nieuw. Deze wijziging schrapt een bepaling uit de Invoeringswet Kadasterwet waarin regels worden gegeven over de toepassing van artikel 79, tweede lid, van de Wet op de Materiële Oorlogsschaden. Aangezien artikel CXXXIII van het wetsvoorstel voorziet in intrekking van de Wet op de Materiële Oorlogsschaden kan deze bepaling vervallen.

25. Invorderingswet 1990 (artikel XLIII)

Het ingevolge het oorspronkelijke wetsvoorstel te wijzigen zevende lid van artikel 9 van de Invorderingswet 1990 is per 1 juli 1998 vernummerd tot negende lid ingevolge de wet van 12 juni 1997, Stb. 279, inzake de voorlopige teruggaaf. De wijziging moet hieraan worden aangepast.

26. Kaderwet bestuur in verandering (artikel XLIVa); Kaderwet LNV-subsidies (artikel XLIVb); Kernenergiewet (artikel XLIVc); Kwaliteitswet zorginstellingen (artikel XLIVd)

Kaderwet bestuur in verandering (artikel XLIVa)

Artikel 7 van de Kaderwet bestuur in verandering betreft de ministeriële goedkeuring van bepaalde regelingen van gemeentebesturen. Verzuimd is deze bepalingen aan te passen aan de algemene regels over goedkeuring in afdeling 10.2.1 van de (derde tranche van de) Awb die met ingang van 1 januari 1998 in werking zijn getreden (Stb. 1996, 333). Via de voorgestelde wijziging wordt alsnog in de noodzakelijke aanpassingen voorzien. Voor een nadere toelichting op deze aanpassingen zij in het bijzonder verwezen naar deel 2, nr. 239 (model 50), van de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel Aanpassingswet derde tranche Awb I (kamerstukken II 1996/97, 25 280, nr. 3).

Kaderwet LNV-subsidies (artikel XLIVb)

Artikel 12 van de Kaderwet LNV-subsidies bevat een wijziging van de Natuurbeschermingswet 1998 (Stb. 403) op het moment dat laatstgenoemde wet in werking zal treden. In artikel 12 is uitgegaan van de oorspronkelijke artikelnummering van het wetsvoorstel voor een nieuwe Natuurbeschermingswet (kamerstukken II 1993/94, 23 580, nrs. 1–2). Na behandeling van dit wetsvoorstel in de Tweede Kamer is echter een aantal artikelen uit het wetsvoorstel vernummerd, waardoor de verwijzingen in artikel 12 van de Kaderwet LNV-subsidies niet meer correct zijn. Artikel 12 van de Kaderwet LNV-subsidies is om die reden niet in werking getreden. Thans wordt voorgesteld artikel 12 geheel te laten vervallen en de wijzigingen die ingevolge dat artikel in de nieuwe Natuurbeschermingswet moeten worden aangebracht door te voeren door middel van de onderhavige Reparatiewet I. In onderdeel 31 van deze nota van wijziging wordt een nieuw artikel LIVa in het wetsvoorstel ingevoegd, waarin de bedoelde wijzigingen van de Natuurbeschermingswet 1998 zijn opgenomen.

Kernenergiewet (artikel XLIVc)

Deze wijziging corrigeert alsnog een omissie bij de aanpassing van artikel 29a, eerste lid, van de Kernenergiewet aan de eerste tranche van de Awb, zoals opgenomen in aritkel IV, onderdeel I.1, van de Wet van 14 oktober 1993, Stb. 581. Abusievelijk waren in de gewijzigde tekst niet de woorden «van de Algemene wet bestuursrecht» opgenomen.

Kwaliteitswet zorginstellingen (artikel XLIVd)

Bij de wijziging van artikel 14 van de Kwaliteitswet zorginstellingen ingevolge hoofdstuk 12, artikel 6, onderdeel C, van de Aanpassingswet derde tranche Awb I (Stb. 1997, 510) is abusievelijk geen rekening gehouden met de omstandigheid dat het derde lid van artikel 14 reeds was vervallen ingevolge artikel 35, onderdeel E, van de Overgangswet verzorgingshuizen (Stb. 1996, 478). Hierdoor is de enig overgebleven bepaling in artikel 14 abusievelijk aangeduid als eerste lid, hetgeen via de voorgestelde wijziging wordt hersteld.

27. Luchtvaartwet (artikel XLVIII)

In de huidige tekst van hoofdstuk 4 van de Luchtvaartwet wordt afdeling 3 gevolgd door een afdeling Beveiliging luchtvaartterreinen, dat is ten onrechte is genummerd als 2A. Via de in het nieuwe onderdeel aA voorgestelde wijziging wordt in de juiste nummering voorzien.

28. Mededingingswet (artikel XLIX)

Artikel 84 van de Mededingingswet heeft betrekking op de procedure inzake een voornemen van de directeur-generaal om een voorlopige last onder dwangsom op te leggen. Dit voornemen moet ingevolge het eerste lid van artikel 84 schriftelijk en gemotiveerd worden medegedeeld aan de belanghebbenden. Het tweede lid bepaalt dat de directeur-generaal, alvorens toepassing te geven aan het eerste lid, belanghebbenden in de gelegenheid stelt om hun zienswijze kenbaar te maken. Het is daarbij de bedoeling dat belanghebbenden in de gelegenheid worden gesteld hun zienswijze kenbaar te maken over een bekendgemaakt voornemen om een voorlopige last onder dwangsom op te leggen. De wettekst suggereert echter dat dit in een eerdere fase moet gebeuren. Met de thans aan artikel XLIX toegevoegde wijziging wordt de beoogde procedure beter weergegeven.

29. Mediawet (artikel XLIXa)

Aan het wetsvoorstel wordt een wijziging van de Mediawet toegevoegd, die verband houdt het met volgende. De Mediawet is gewijzigd door de wetten van 28 april 1994, Stb. 385, en van 23 december 1994, Stb. 946. De eerstgenoemde wijziging trad in werking met ingang van 1 januari 1995. De bedoeling was om de andere wijziging eveneens op dat tijdstip (dan wel kort daarna) in werking te laten treden. Door een te vroege plaatsing in het Staatsblad trad de tweede wijziging evenwel onbedoeld twee dagen te vroeg in werking. Hoewel evident is wat de bedoeling van de wetgever is geweest (zie voor de behandeling van de tweede wijziging in de Staten-Generaal: kamerstukken II 1994/95, 23 978; handelingen II 1994/95, p. 1983–1993 en 2025–2026; kamerstukken I 23 978, nr. 137; handelingen I 1994/95, p. 402–406 en 437) kan er niettemin onduidelijkheid ontstaan over de juiste tekst van een aantal bepalingen van de Mediawet. De thans voorgestelde wijzigingen strekken ertoe om iedere twijfel daarover weg te nemen.

30. Medische Tuchtwet (artikel L oud); Meststoffenwet (artikel L nieuw)

Artikel L bevatte een wijziging van de Medische Tuchtwet. Deze wijziging is inmiddels achterhaald, omdat de Medische Tuchtwet per 1 december 1997 is ingetrokken als gevolg van de inwerkingtreding van artikel 145 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (KB van 19 november 1997, Stb. 553).

In plaats van de wijziging van de Medische Tuchtwet komen nu in artikel L enkele wijzigingen van de Meststoffenwet, die als volgt worden toegelicht.

A.1. Via deze wijziging wordt de verwijzing naar de Wet verplaatsing mestproductie aangepast aan de aan de nieuwe spelling aangepaste citeertitel van die wet ingevolge artikel II, onderdeel A, van de Wet van 2 mei 1997, houdende wijziging van de Meststoffenwet (Stb. 360).

A.2. Deze wijziging herstelt een redactionele onjuistheid in artikel 1, onderdeel u, van de Meststoffenwet die is ontstaan bij de wijziging ingevolge artikel I, onderdeel A, van de wet van 2 mei 1997, Stb. 360.

B. Deze wijziging brengt een verwijzing in artikel 10 van de Meststoffenwet alsnog in overeenstemming met de vernummering van artikel 35 tot 71 ingevolge de tekstplaatsing in Stb. 1998, 100.

C. Deze wijziging herstelt een redactionele onjuistheid in artikel 40 van de Meststoffenwet die is ontstaan bij de invoeging van artikel 13z (thans artikel 40) ingevolge artikel I, onderdeel E, van de wet van 2 mei 1997, Stb. 360, houdende wijziging van de Meststoffenwet.

D. Deze wijzigingen bevatten aanpassingen aan de nieuwe spelling van het woord «productie», waardoor tevens een consistent gebruik van dat woord in de gehele Meststoffenwet wordt bewerkstelligd.

E. De verwijzing naar artikel 16 van de Meststoffenwet in artikel 71, tweede lid, van die wet had nog betrekking op het artikel 16 dat is vervallen ingevolge artikel I, onderdeel I, van de wet van 2 mei 1997, Stb. 360, houdende wijziging van de Meststoffenwet. Deze verwijzing wordt derhalve alsnog nog geschrapt.

F. De artikelen 72 en 73 bevatten inmiddels uitgewerkte slotbepalingen en kunnen derhalve vervallen.

31. Natuurbeschermingswet 1998 (artikel LIVa)

Aan het wetsvoorstel worden toegevoegd enkele wijzigingen van de Natuurbeschermingswet 1998 (Stb. 403), die als volgt worden toegelicht.

A, B en C. Ingevolge artikel I van de Wet van 24 december 1997, houdende regelen ter instelling van de natuurplanbureaufunctie (Stb. 1998, 56), worden in de Natuurbeschermingswet 1998 na artikel 17 de artikelen 17a tot en met 17d ingevoegd. Na de behandeling van het wetsvoorstel voor een nieuwe Natuurbeschermingswet (kamerstukken II 1993/94, 23 580, nrs. 1–2) in de Tweede Kamer heeft echter vernummering van dat wetsvoorstel plaatsgevonden, waardoor de nieuw in te voegen artikelen niet meer na artikel 17, maar na artikel 9 moeten worden ingevoegd. Voorts moeten om die reden enkele verwijzingen worden aangepast. Via de voorgestelde wijzigingen wordt zulks bewerkstelligd.

D en E. Zie de toelichting bij in onderdeel 26 van deze nota van wijziging ingevoegde artikel XLIVb (Kaderwet LNV-subsidies).

32. onteigeningswet (artikel LVIII)

De wijziging in onderdeel B was reeds opgenomen in het wetsvoorstel. Nieuw zijn de onderdelen A, C en D, die als volgt worden toegelicht.

A, C.2 en D.1. Bij gelegenheid van de aanpassingswetgeving aan de derde tranche van de Awb zijn volmachts- en mandaatsbepalingen als regel geschrapt (vgl. kamerstukken II 1996/97, 25 280, nr. 3, p. 58). De woorden «of vanwege» missen wezenlijke betekenis, aangezien volmacht en mandaat reeds krachtens het BW respectievelijk de Awb mogelijk zijn. Voorts zijn bepalingen die het uitdrukkelijk mogelijk maken dat personen zich in het verkeer met bestuursorganen door een gemachtigde kunnen laten vertegenwoordigen overbodig, aangezien artikel 2:1 Awb dat reeds algemeen mogelijk maakt. Via de voorgestelde wijzigingen worden de overbodige zinsneden, die bij de eerdere aanpassingswetgeving aan de Awb over het hoofd waren gezien, alsnog geschrapt.

C.1. In hoofdstuk 13, artikel 3, onderdeel B, van de op 1 januari 1998 in werking getreden Aanpassingswet derde tranche Awb I is artikel 86 van de onteigeningswet aangepast aan de goedkeuringsbepalingen uit de derde tranche van de Awb. Daarbij is aangesloten bij de systematiek van artikel 10:31, eerste lid, Awb en is de goedkeuringstermijn van zes maanden gekoppeld aan de bekendmaking van het koninklijk besluit waarbij het raadsbesluit tot onteigening wordt goedgekeurd. Voorheen was deze termijn gekoppeld aan het nemen van het koninklijk besluit. De facto is hierdoor de termijn bekort, hetgeen niet de bedoeling is geweest van de aangebrachte wijziging, temeer niet omdat het hier een goedkeuringsbesluit betreft waarover ook nog de Raad van State moet worden gehoord. De onbedoeld per 1 januari 1998 doorgevoerde bekorting kan tot termijnoverschrijding leiden als gevolg waarvan de onteigeningsprocedure opnieuw in gang gezet zou moeten worden. In verband hiermee voorziet de voorgestelde wijziging erin dat wel, overeenkomstig de systematiek van de Awb, wordt vastgehouden aan het koppelen van de termijn aan de bekendmaking van het goedkeuringsbesluit, maar daarbij de goedkeuringstermijn op ten hoogste negen maanden wordt gesteld in plaats van zes maanden. Deze termijn is gelijk aan de standaardgoedkeuringstermijn van drie maanden plus de verdagingstermijn van zes maanden uit artikel 10:31, eerste en derde lid, Awb. Kortheidshalve wordt hier verwezen naar hetgeen over goedkeuringsbesluiten waarover de Raad van State moet worden gehoord, is opgemerkt in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel Derde tranche Algemene wet bestuursrecht (kamerstukken II 1993/94, 23 700, nr. 3, p. 191). Het tweede, derde en vierde lid van artikel 10:31 Awb – zgn. «gangbare» bepalingen die derhalve niet van dwingend recht zijn – worden buiten toepassing verklaard. Nog eens een verdagingsmogelijkheid is immers niet noodzakelijk in het licht van de nu voorgestelde termijn van negen maanden, terwijl het hanteren van een standaardgoedkeuringstermijn van dertien weken in alle gevallen zou moeten leiden tot verdaging met zes maanden, hetgeen het uitzonderingskarakter van de verdagingsmogelijkheid teniet zou doen. De fictieve goedkeuring uit artikel 10:31, vierde lid, is voorts niet passend voor een besluit dat zo ingrijpend is als een onteigeningsbesluit.

D.2. Gelet op de in artikel 86 van de onteigeningswet gelegde koppeling van de termijn aan de bekendmaking van het koninklijk besluit wordt om redenen van interne consistentie binnen de artikelen betreffende onteigening in het belang van de ruimtelijke ontwikkeling en van de volkshuisvesting voorgesteld om ook in artikel 87 van de onteigeningswet een soortgelijke koppeling te leggen. Dit betekent dat voortaan een koninklijk besluit tot onteigening in de zin van artikel 87 niet meer wordt genomen binnen zes maanden, maar wordt bekendgemaakt binnen negen maanden. In de praktijk leidt dit niet tot wezenlijk veranderingen.

33. Organisatiewet kadaster (artikel LXII)

Aan de reeds in het wetsvoorstel opgenomen wijziging van de Organisatiewet kadaster, thans opgenomen als onderdeel E, worden vier nieuwe wijzigingen toegevoegd, die als volgt worden toegelicht.

A en D. Ingevolge hoofdstuk 13, artikel 4, onderdelen A en D, van de Aanpassingswet derde tranche Awb I (Stb. 1997, 510) is in de artikelen 5 en 28, tweede lid, van de Organisatiewet kadaster het woord «goedkeuring» vervangen door «instemming» en zijn de «goedkeuringsbepalingen» van de artikelen 10:28 tot en met 10:31 van de Awb van overeenkomstige toepassing verklaard op de procedure inzake de instemming door de Minister van VROM met vaststelling door de raad van toezicht van de Dienst voor het kadaster en de openbare registers van de bezoldiging van de leden van het bestuur van die Dienst respectievelijk vaststelling van de jaarrekening. Ten onrechte gingen deze aanpassingen uit van de veronderstelling dat de beslissing tot vaststelling van de bezoldiging en vaststelling van de jaarrekening door de raad van toezicht geen besluiten zijn. Via de voorgestelde wijziging wordt derhalve teruggekeerd naar de redactie die vóór 1 januari 1998 gold, door te spreken over «goedkeuring» in plaats van «instemming». Daarbij zijn de artikelen 10:28 tot en met 10:31 automatisch van toepassing, zodat zulks niet uitdrukkelijk behoeft te worden bepaald.

B. Ingevolge hoofdstuk 13, artikel 4, onderdeel B, van de Aanpassingswet derde tranche Awb I (Stb. 1997, 510) is in artikel 13 van de Organisatiewet kadaster het woord «goedkeuring» vervangen door «toestemming» en zijn de «goedkeuringsbepalingen» van de artikelen 10:28 tot en met 10:31 van de Awb van overeenkomstige toepassing verklaard op de procedure rond de toestemming door de raad van toezicht met bepaalde beslissingen van het bestuur van de Dienst voor het kadaster en de openbare registers. Bij deze aanpassing is over het hoofd gezien dat het soms wel degelijk kan gaan om besluiten in de zin van de Awb – waarbij derhalve dient te worden gesproken over «goedkeuring» – en dat een procedure waarbij «toestemming» wordt verleend plaatsvindt voordat de beslissing wordt genomen, terwijl de oorspronkelijk geldende goedkeuringsprocedure plaatsvond nadat de beslissing was genomen. Dit leidt tot wijzigingen in de procedures die niet beoogd zijn. Om die reden voorziet de voorgestelde wijziging in een terugkeer naar het vóór 1 januari 1998 geldende regime, waarbij de goedkeuring – en deels naar wat nu heet de instemming – van de raad van toezicht betrekking heeft op reeds genomen beslissingen van het bestuur, die door de goedkeuring dan wel instemming in werking kunnen treden.

C. In artikel 23, eerste lid, wordt ten onrechte nog gesproken over de door de raad van toezicht «goedgekeurde» begroting. Via de voorgestelde wijziging wordt rekening gehouden met de thans gewijzigde terminologie uit artikel 13, die spreekt over «instemming».

34. Overgangswet WBO (artikel LXIV)

De Overgangswet WBO is met ingang van 1 augustus 1998 ingetrokken ingevolge artikel V, eerste lid, van de WPO-WEC-WVO-wet (Stb. 1998, 228). Derhalve kan de in het wetsvoorstel opgenomen wijziging van die wet achterwege blijven.

35. Penitentiaire beginselenwet (artikel LXVI)

De in artikel LXVI vervatte wijziging van de Penitentiaire beginselenwet blijft inhoudelijk ongewijzigd, maar de formulering van de wijziging wordt hierbij aangepast aan de omstandigheid dat de Penitentiaire beginselenwet inmiddels tot wet is verheven (Stb. 1998, 430).

36. Penitentiaire beginselenwet (artikel LXVII)

De aanhef van artikel LXVII wordt hierbij aangepast aan de omstandigheid dat de Penitentiaire beginselenwet inmiddels tot wet is verheven (Stb. 1998, 430). Onderdeel A bevat de wijziging die reeds in het wetsvoorstel was opgenomen. Onderdeel B is toegevoegd. Dit onderdeel herstelt een foutieve wijziging in artikel 90, onderdeel Q, van de Penitentiaire beginselenwet. Daarin is bepaald dat artikel 75 van de Beginselenwet ter beschikking gestelden vervalt. Echter niet artikel 75 moet vervallen, maar artikel 83. Verzuimd was namelijk rekening te houden met door diverse wetswijzigingen aangebrachte vernummeringen in de Beginselenwet ter beschikking gestelden. Via de voorgestelde wijziging wordt deze misslag hersteld. In het in onderdeel 7 van deze nota van wijziging opgenomen artikel X, onderdelen H en I, is een nieuwe wijziging van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden opgenomen, die deze misslag eveneens herstelt, maar dan voor het geval de Penitentiaire beginselenwet reeds in werking is getreden op het tijdstip waarop het onderhavige wetsvoorstel in werking treedt. Het verval van artikel 75 is in dat geval al een feit, zodat dan dus moet worden voorzien in het opnieuw vaststellen van artikel 75 en het alsnog laten vervallen van artikel 83.

37. Plantenziektewet (artikel LXVIIa)

Ingevolge de Wet voltooiing herziening eerste fase herziening rechterlijke organisatie (Stb. 1993, 650) zijn alle beroepsbepalingen in de wetgeving waarbij beroep is opengesteld bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven met ingang van 1 januari 1994 aangepast aan het nieuwe bestuursprocesrecht en aan de vervanging van de Wet administratieve rechtspraak bedrijfsorganisatie door de nieuwe Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie. Bij deze operatie is evenwel de beroepsbepaling in artikel 16 van de Plantenziektewet over het hoofd gezien, zodat deze bepaling thans nog een verouderde tekst bevat. Via het thans aan het wetsvoorstel toegevoegde artikel LXVIIa wordt ook die beroepsbepaling alsnog aangepast.

38. Postwet (artikel LXVIII)

De nu in onderdeel A vervatte wijziging was reeds opgenomen in het wetsvoorstel. Onderdeel B bevat twee nieuwe wijzigingen, die als volgt worden toegelicht.

1. In artikel 5, tweede lid, onderdeel d, tweede volzin, van de Postwet wordt een verschrijving hersteld.

2. Ingevolge artikel 26, onderdeel C.1, van de Wet Onafhankelijke post- en telecommunicatieautoriteit (Stb. 1997, 320) is artikel 5, tweede lid, onderdeel d, van de Postwet gewijzigd in verband met de aan het college, bedoeld in artikel 2 van die wet, opgedragen taken. Verzuimd is daarbij om de verwijzing in artikel 5, zesde lid, naar het in artikel 5, tweede lid, onderdeel d, van de Postwet bepaalde in overeenkomstige zin aan te passen. Met onderdeel B wordt door de vervanging van Onze Minister door het college de tekst van artikel 5, zesde lid, van de Postwet alsnog in overeenstemming gebracht met artikel 5, tweede lid, onderdeel d, van die wet. Van de gelegenheid wordt voorts gebruik gemaakt om de (oude) vindplaats van de Wet openbaarheid van bestuur te schrappen overeenkomstig aanwijzing 86 van de Aanwijzingen voor de regelgeving.

39. Provinciewet (artikel LXIX)

Onderdeel G bevat de wijziging van artikel 222, eerste lid, Provinciewet, die reeds in het wetsvoorstel was opgenomen. De overige wijzigingen zijn nieuw en worden als volgt toegelicht.

A. Deze wijziging herstelt een misslag in de interpunctie in artikel 112, eerste lid, Provinciewet, die is ontstaan bij de wijziging van die bepaling ingevolge hoofdstuk III, artikel 7, onderdeel A, van de wet van 10 juli 1995, Stb. 355, inzake afschaffing adviesverplichtingen.

B, C, E en F. Deze wijzigingen herstellen enkele redactionele onvolkomenheden in de tekst van de Provinciewet zoals die is vastgesteld bij de Wet van 10 september 1992, Stb. 550.

D. Ingevolge hoofdstuk 2, artikel 6, onderdeel U, van de Aanpassingswet derde tranche Awb I (Stb. 1997, 510) is artikel 257 van de Provinciewet vervallen omdat artikel 10:31 Awb in het desbetreffende onderwerp (goedkeuringstermijn) is komen te voorzien. Abusievelijk is echter de verwijzing naar artikel 257 in artikel 211 van de Provinciewet niet aangepast. Via de voorgestelde wijziging geschiedt dit alsnog.

G t/m M en O. Deze wijzigingen hebben tot doel consistentie van terminologie te bereiken, zowel binnen hoofdstuk XV (De provinciale belastingen) van de Provinciewet als ten opzichte van de vergelijkbare bepalingen in de Gemeentewet en de Waterschapswet. Het betreft hier redactionele verbeteringen van de formele belastingbepalingen in de Provinciewet ten opzichte van de wetteksten zoals deze tot stand zijn gekomen na inwerkingtreding van de Wet van 10 april 1997, Stb. 189 (aanpassing van de belastingbepalingen in de Provinciewet aan bepalingen in de Gemeentewet en de Waterschapswet), hoofdstuk 3, artikel 6, van de Aanpassingswet derde tranche Awb I (Stb. 1997, 510) en hoofdstuk 10, artikel 2, onderdeel B, van de Aanpassingswet derde tranche Awb II (Stb. 1997, 580).

N. Zie de toelichting bij het in onderdeel 45 van deze nota van wijziging opgenomen artikel LXXIXa, onderdeel B, tot wijziging van artikel III, onderdeel H, van de (toekomstige) wet tot herziening van het fiscale procesrecht (wetsvoorstel 25 175).

40. Scheepvaartverkeerswet (artikel LXXIII)

Bij nadere oveweging kan artikel 42, tweede lid, van de Scheepvaartverkeerswet geheel vervallen. Het tweede lid van artikel 42 gaf gemeenten, provincies, water- en havenschappen een termijn van twee jaar na de datum van inwerkingtreding van die wet (1 september 1988) om de door deze openbare lichamen vastgestelde regelingen op het door die wet bestreken terrein aan te passen. Deze overgangstermijn is reeds geruime tijd verstreken, zodat deze uitgewerkte overgangsbepaling kan vervallen, te meer nu die bepaling verwijst naar wetten die inmiddels zijn ingetrokken (naast de Keurenwet, de Wet Havenschap Vlissingen en de Wet Havenschap Terneuzen).

41. Telecommunicatiewet (artikel LXXIVa)

Deze wijziging corrigeert een redactionele onjuistheid in de nieuwe Telecommunicatiewet, die was gesignaleerd in het door de Eerste Kamer uitgebrachte verslag over het desbetreffende wetsvoorstel (kamerstukken I 1997/98, 25 533, nr. 309a).

42. Tijdelijke wet huurkoop onroerende zaken (artikel LXXV)

Ingevolge hoofdstuk II, artikel I, van de op 1 januari 1992 in werking getreden Invoeringswet Boeken 3, 5 en 6 nieuw BW eerste gedeelte (Stb. 1986, 295 en jo. Stb. 1991, 602) is onderdeel 1 van artikel 39 van de Wet op de rechterlijke organisatie vervallen en zijn de onderdelen 2 t/m 5 vernummerd tot 1 t/m 4. De verwijzing in artikel 14 van de Tijdelijke wet huurkoop onroerende zaken naar onderdeel 4 van artikel 39 van de Wet op de rechterlijke organisatie is toen abusievelijk niet vervangen door een verwijzing naar onderdeel 3. Ook nadien is dit niet gebeurd. Via het thans aan artikel LXXV toegevoegde onderdeel Aa geschiedt dit alsnog. Voorts voorziet deze wijziging in de aanhaling van de tegenwoordige citeertitel van de Wet op de rechterlijke organisatie.

43. Uitleveringswet (artikel LXXVa)

Ingevolge de Wet van 15 januari 1998, Stb. 33 (herziening onderzoek ter terechtzitting) is een groot aantal artikelen van het Wetboek van Strafvordering ingrijpend gewijzigd. Verzuimd is de verwijzingen naar een aantal van deze artikelen in artikel 29, eerste lid, van de Uitleveringswet aan deze wijzingen aan te passen. Via het thans aan het wetsvoorstel toevoegde artikel LXXVa wordt alsnog in de noodzakelijke aanpassingen voorzien.

44. Wetsvoorstel Aanneming van werk (23 095) (artikel LXXVIIIa)

Met deze wijziging wordt beoogd, in artikel 7:3, eerste lid, BW, zoals voorgesteld in het wetsvoorstel houdende Aanvulling van titel 7.1 (Koop en ruil) van het nieuwe Burgerlijk Wetboek met bepalingen inzake de koop van onroerende zaken alsmede vaststelling en invoering van titel 7.12 (Aanneming van werk) (kamerstukken II 1992/93, 23 095, nrs. 1–2), alsnog eenzelfde wijziging voor te stellen als in de tweede nota van wijziging (kamerstukken II 1995/96, 23 095, nr. 9, p. 1, toegelicht op p. 2–3) reeds ten aanzien van de artikelen 7:2 en 7:26 BW is voorgesteld. Deze abusievelijk niet reeds in de genoemde nota van wijziging opgenomen wijziging strekt ertoe de formulering van het object van de koop in artikel 7:3, eerste lid, BW gelijkluidend te maken aan de in andere artikelen van genoemd wetsvoorstel voorkomende formulering, nl. «een tot bewoning bestemde onroerende zaak of bestanddeel daarvan».

45. Wetsvoorstel herziening van het fiscale procesrecht (25 175) (artikel LXXIXa); wetsvoorstel uitvoeringsorganen volksgezondheid (26 011) (artikel LXXIXb)

Wetsvoorstel herziening van het fiscale procesrecht (25 175) (artikel LXXIXa)

Deze wijzigingen bevatten enkele technische verbeteringen in de (toekomstige) wet tot herziening van het fiscale procesrecht (kamerstukken I 1997/98, 25 175, nr. 323). Het onderhavige wijzigingsartikel heeft betrekking op de situatie waarin de wet tot herziening van het fiscale procesrecht later in werking treedt dan de Reparatiewet I. In de onderdelen 4, 17, 39 en 48 van deze nota van wijziging zijn via wijzigingen van de desbetreffende wetten zelf identieke wijzigingen opgenomen voor het geval de wet tot herziening van het fiscale procesrecht in werking treedt eerder dan of op hetzelfde tijdstip als de Reparatiewet I. De wijzigingen worden als volgt toegelicht.

A. Bij nota van wijziging op het genoemde wetsvoorstel is aan artikel 25, zesde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen toegevoegd De vorige volzin vindt geen toepassing voor zover het beroep is gericht tegen een vergrijpboete. (kamerstukken I 1997/98, 25 175, nr. 6, p. 1). Zoals blijkt uit de tekst van artikel 25, zesde lid, heeft die bepaling echter betrekking op bezwaar en niet op beroep. Via de voorgestelde wijziging wordt dit rechtgezet.

B. De hoofdbepaling inzake beroep in cassatie bij de Hoge Raad in fiscale zaken is thans opgenomen in artikel 19 van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken. In artikel 19 is bepaald dat beroep in cassatie kan worden ingesteld door de belanghebbende alsmede door de Minister van Financiën of, indien de uitspraak betrekking heeft op een provinciale, een gemeentelijke of een waterschapsbelasting, door het orgaan dat door of krachtens onderscheidenlijk de Provinciewet, de Gemeentewet of de Waterschapswet tot het instellen van beroep is aangewezen. Als partij die het beroep in cassatie kan instellen worden in artikel 248 van de Gemeentewet, artikel 231 van de Provinciewet en artikel 137 van de Waterschapswet aangewezen respectievelijk het college van burgemeester en wethouders, gedeputeerde staten en het dagelijks bestuur. Na de inwerkingtreding van de wet tot herziening van het fiscale procesrecht is de hoofdbepaling inzake beroep in cassatie bij de Hoge Raad in fiscale zaken opgenomen in artikel 28 en deels in artikel 28a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. In artikel 28a is bepaald dat de belanghebbende die bevoegd was bij het gerechtshof beroep in te stellen en de Minister van Financiën beroep in cassatie kunnen instellen. In artikel III, onderdelen G, H en I, van de toekomstige wet tot herziening van het fiscale procesrecht worden artikel 248 van de Gemeentewet, artikel 231 van de Provinciewet en artikel 137 van de Waterschapswet gewijzigd. De wijziging houdt in dat wordt bepaald dat voor de toepassing van artikel 28a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen in de plaats van de Minister van Financiën treden respectievelijk het college van burgemeester en wethouders, gedeputeerde staten en het dagelijks bestuur. De genoemde artikelen van de Gemeentewet, de Provinciewet en de Waterschapswet kunnen na de inwerkingtreding van de toekomstige wet vervallen, nu ingevolge de per 1 januari 1998 door de Aanpassingswet derde tranche Awb I (Stb. 1997, 510) aangebrachte wijzigingen op grond van artikel 231, tweede lid, onderdeel a, van de Gemeentewet, artikel 227a, tweede lid, onderdeel a, van de Provinciewet en artikel 123, derde lid, onderdeel a, van de Waterschapswet de bevoegdheden en de verplichtingen die de Minister van Financiën heeft op grond van de Algemene wet inzake rijksbelastingen gelden voor respectievelijk het college van burgemeester en wethouders, het college van gedeputeerde staten en het dagelijks bestuur.

Wetsvoorstel uitvoeringsorganen volksgezondheid (26 011) (artikel LXXIXb)

Zie voor een toelichting op dit artikel de toelichting bij het in onderdeel 90 van deze nota van wijziging ingevoegde artikel CLa betreffende de Wet overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen.

46. Vreemdelingenwet (artikel LXXXIa)

Aan het wetsvoorstel worden toegevoegd drie verbeteringen in de Vreemdelingenwet, die als volgt worden toegelicht.

A. Ingevolge hoofdstuk 3, artikel 6, onderdeel H, van de Aanpassingswet derde tranche Awb II (Stb. 1997, 580) is een nieuwe redactie vastgesteld van artikel 15c, eerste lid, onderdeel f. De nieuwe redactie sluit echter niet aan op de aanhef van artikel 15c, eerste lid. Via de voorgestelde wijziging wordt alsnog in een juiste redactie voorzien, waarbij de inhoud van de bepaling uiteraard ongewijzigd blijft.

B. Ingevolge hoofdstuk 3, artikel 6, onderdeel L.1 van de Aanpassingswet derde tranche Awb II is het eerste lid van artikel 23 van de Vreemdelingenwet gewijzigd. In de eerste volzin is na «Onze Minister» een punt geplaatst en er is een nieuwe volzin toegevoegd. Verzuimd is daarbij om te bepalen dat het resterende gedeelte van de eerste volzin moet vervallen. Via de voorgestelde wijziging wordt deze omissie hersteld.

C. Ingevolge artikel I, onderdeel G, van de Wet van 11 juni 1998 tot wijziging van de Vreemdelingenwet (Stb. 334) is in artikel 29 van de Vreemdelingenwet, onder verlettering van onderdeel b tot c, een nieuw onderdeel b ingevoegd. Verzuimd is echter om het reeds bestaande onderdeel c te verletteren tot onderdeel d, zodat er thans twee onderdelen c zijn. Via de voorgestelde wijziging wordt het oude onderdeel c alsnog verletterd tot onderdeel d.

47. Waterleidingwet (artikel LXXXII)

Artikel LXXXII voorzag in een vervanging van een verwijzing in artikel 13, derde lid, van de Waterleidingwet, waarin nog werd verwezen naar de Besmettelijke-Ziektenwet in plaats van de Wet bestrijding infectieziekten en opsporing ziektenoorzaken. Inmiddels is echter de Infectieziektenwet tot stand gekomen (Stb. 1998, 394), die op haar beurt voorziet in intrekking van de Wet bestrijding infectieziekten en opsporing ziekteoorzaken. In artikel 38 van de Infectieziektenwet is verzuimd om artikel 13, derde lid, aan te passen hetgeen via de thans voorgestelde wijziging alsnog gebeurt. Artikel 13, derde lid, van de Waterleidingwet krijgt daarin dezelfde redactie als het wel in de Infectieziektenwet aangepaste artikel 11, derde lid, van de Waterleidingwet, dat dezelfde inhoud heeft.

48. Waterschapswet (artikel LXXXIII)

Zie de toelichting bij het in onderdeel 45 van deze nota van wijziging opgenomen artikel LXXIXa, onderdeel B, tot wijziging van artikel III, onderdeel I, van de (toekomstige) wet tot herziening van het fiscale procesrecht (wetsvoorstel 25 175).

49. Wegenverkeerswet 1994 (artikel LXXXVI)

Artikel LXXXVI worden op enkele onderdelen gewijzigd, hetgeen als volgt wordt toegelicht.

1 (onderdeel I). Onderdeel I bevatte een wijziging van de artikelen 110, derde lid, en 110b, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994, waarbij na beroepschauffeur telkens werd ingevoegd: in het goederenvervoer over de weg. Deze wijziging strekte tot het doorvoeren van consistente terminologie binnen de Wegenverkeerswet 1994. Inmiddels is echter een wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in voorbereiding betreffende het aan de afgifte van rijbewijs D (autobussen) verbinden van de eis van een minimumleeftijd van 21 jaar. Die wijziging zou ertoe leiden dat aan adspirant beroepschauffeurs in het personenvervoer faciliteiten worden toegekend die vergelijkbaar zijn met de thans reeds aan adspirant beroepschauffeurs in het goederenvervoer toegekende faciliteiten. De in artikel LXXXVI, onderdeel I, opgenomen vervanging van «beroepschauffeur» door «beroepschauffeur in het goederenvervoer» zou voor het in voorbereiding zijnde voorstel tot toekenning van faciliteiten aan adspirant beroepschauffeurs in het personenvervoer een beletsel vormen, zodat deze oorspronkelijk als technisch bedoelde wijziging met het in voorbereiding zijnde wetsvoorstel weer ongedaan zou moeten worden gemaakt. Aangezien de oorspronkelijk als technische aanpassing bedoelde, in het wetsvoorstel opgenomen wijziging van de artikelen 110, derde lid, en 110b, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994, door de voorgenomen wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 onbedoeld een andere inkleuring zou krijgen, is het desbetreffende onderdeel geschrapt.

2 (onderdeel M). De verwijzing naar artikel 278 Sv. in de artikelen 181, tweede lid, en 182, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994 moet nog worden aangepast in verband met de wijzigingen ingevolge artikel I, onderdeel B, van de Wet van 15 januari 1998, Stb. 33 (herziening onderzoek ter terechtzitting). Die wijzigingen hebben tot gevolg gehad dat de inhoud van artikel 278 Sv. is overgebracht naar artikel 273, eerste lid, Sv. Via de voorgestelde wijzigingen wordt alsnog in aanpassing van beide verwijzingen voorzien.

50. Wet aansprakelijkheid olietankschepen (artikel LXXXVIIIa)

Aan het wetsvoorstel wordt een wijziging toegevoegd die een misslag corrigeert in artikel 1, onderdeel c, van de Wet aansprakelijkheid olietankschepen, zoals dat onderdeel per 15 november 1997 is komen te luiden ingevolge artikel I, onderdeel B, van de Wet van 4 september 1996 tot wijziging van de Wet aansprakelijkheid olietankschepen (Stb. 461).

51. Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (artikel LXXXIX)

Aan artikel LXXXIX worden twee wijzigingen toegevoegd, die als volgt worden toegelicht.

Aa. Via deze wijzigingen worden twee misslagen hersteld in artikel 3a, derde lid, van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen, zoals dit artikel is vastgesteld ingevolge artikel I, onderdeel B, van de wet van 2 november 1995, Stb. 542. De wijziging in de tweede volzin is louter taalkundig. De wijziging in de derde volzin herstelt een onjuistheid. Zoals ook blijkt uit het nagenoeg identieke artikel 3, derde lid, moet in plaats van «land» worden gelezen: lid.

Ab. Via deze wijziging wordt een redactionele onjuistheid hersteld in artikel 13, tweede lid, van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen. Via de voorgestelde wijziging wordt duidelijk dat met «dat lid» wordt gedoeld op het eerste lid van artikel 13.

52. Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (artikel XCa)

Aan het wetsvoorstel wordt een wijziging toegevoegd waarin een taalkundige onjuistheid in de artikelen 5 en 5a van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften wordt gecorrigeerd.

53. Wet bestrijding infectieziekten en opsporing ziekteoorzaken (artikel XCIII)

Met de inwerkingtreding van de Infectieziektenwet (Stb. 1998, 394) wordt de Wet bestrijding infectieziekten en opsporing ziekteoorzaken ingetrokken. Hierdoor verliest artikel XCIII zijn betekenis, zodat deze bepaling thans uit het wetsvoorstel wordt geschrapt. In het in onderdeel 20 van deze nota van wijziging opgenomen artikel XXXVIIIa zijn nog enkele technische correcties opgenomen in de nieuwe Infectieziektenwet.

54. Wet bodembescherming (artikel XCVII)

Onderdeel C bevat een reeds in het wetsvoorstel opgenomen wijziging. Aan het wijzigingsartikel van de Wet bodembescherming (Wbb) worden twee nieuwe wijzigingen toegevoegd, die als volgt worden toegelicht.

A. Artikel 29, derde lid, Wbb bevat een regeling voor het aanvullen van ontbrekende gegevens alvorens een beschikking wordt gegeven. Deze bepaling is een doublure ten opzichte van de algemene regeling in artikel 4:15 van de Awb, zodat deze bepaling kan vervallen.

B. Ingevolge hoofdstuk 13, artikel 6, onderdeel E, van de Aanpassingswet derde tranche Awb I (Stb. 1997, 510) is artikel 39, tweede lid, van de Wet bodembescherming per 1 januari 1998 gewijzigd in dier voege dat de artikelen 10:28 tot en met 10:31 van de Awb van overeenkomstige toepassing zijn verklaard op de instemming van gedeputeerde staten met een zgn. saneringsplan. Gebleken is echter dat de desbetreffende bepalingen uit de Awb zich niet lenen voor toepassing op een besluit inzake instemming met een saneringsplan, welk plan geen besluit is in de zin van de Awb. Met de thans voorgestelde redactie wordt de oorspronkelijke tekst van artikel 39, tweede lid, Wbb, zoals deze luidde vóór 1 januari 1998, met enkele redactionele aanpassingen hersteld. Achtergrond van de niet-toepasbaarheid van de artikelen 10:28 tot en met 10:31 Awb is het volgende. Artikel 10:29 Awb bepaalt onder meer dat de goedkeuring noch voor bepaalde tijd of onder voorwaarden kan worden verleend, noch kan worden ingetrokken. Bij niet urgente saneringen kan het tijdstip van sanering lang op zich laten wachten. Dit betekent dat op een gegeven moment het saneringsplan verouderd kan raken. Dit houdt in dat het bevoegd gezag in deze gevallen een bepaalde tijd moet kunnen aangegeven voor de duur en werking van het saneringsplan. Met het van overeenkomstige toepassing verklaren van artikel 10:29 Awb op artikel 39, tweede lid, Wbb is het voorts niet meer mogelijk voor het bevoegd gezag om instemming te verlenen onder voorwaarde van herstel van een gebrek in een saneringsplan. Dit heeft tot ongewenst gevolg dat bij een «gebrek» in het saneringsplan geen instemming kan worden verleend. Indiening van het saneringsplan dient dan opnieuw, na herstel, plaats te vinden. Dit brengt extra procedures en tijdsbeslag met zich mee. Voorts zijn er praktische bezwaren tegen het niet mogen intrekken van de instemming. Ingeval van een gewijzigde planologische (of andere) situatie kan het voorkomen dat een nieuw saneringsplan moet worden gemaakt, aangepast aan de nieuwe situatie. Indien het het bevoegd gezag niet is toegestaan de instemming met het vorige (inmiddels niet meer actuele) saneringsplan in te trekken, bestaan er meerdere plannen naast elkaar, hetgeen onwenselijk is.

55. Wet collectieve preventie volksgezondheid (artikel CIIa)

Ingevolge artikel 42 van de Infectieziektenwet (Stb. 1998, 394) wordt de Wet bestrijding infectieziekten en opsporing ziekteoorzaken ingetrokken. Verzuimd is de verwijzing naar artikel 1, tweede en derde lid, van laatstgenoemde wet in artikel 1, onderdeel c, van de Wet collectieve preventie volksgezondheid te vervangen door een verwijzing naar de corresponderende bepalingen in de nieuwe Infectieziektenwet. Via het thans aan het wetsvoorstel toegevoegde artikel CIIa geschiedt dit alsnog.

56. Wet educatie en beroepsonderwijs (artikel CIV)

Aan artikel CIV worden enkele wijzigingen toegevoegd, die verband houden met het volgende.

1. De wet van 29 mei 1997 tot wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met decentralisatie van huisvestings- en bestedingsbeslissingen en vervallen van het economisch claimrecht (Stb. 229) draagt de beslissingsbevoegdheid ten aanzien van de huisvestingsvoorzieningen over aan de bevoegde gezagsorganen in het beroepsonderwijs. In verband daarmee zijn de artikelen in die wet die betrekking hebben op de huisvesting geschrapt. Thans wordt alsnog, als louter technische aanpassing als gevolg van deze wet, het element huisvesting uit de opschriften van een tweetal titels verwijderd.

2. Tevens wordt de in het oorspronkelijke onderdeel C opgenomen wijziging van artikel 2.2.8 geschrapt, aangezien dit artikel met ingang van 1 juli 1997 op grond artikel I, onderdeel I, juncto artikel VI van bovengenoemde wet is vervallen.

57. Wet gebruik Friese taal in het rechtsverkeer (artikel CVa)

De verwijzing naar artikel 306, vierde, zesde en zevende lid Sv. in een tweetal artikelen van de Wet gebruik Friese taal in het rechtsverkeer moet nog worden aangepast in verband met de wijzigingen van het Wetboek van Strafvordering ingevolge artikel I, onderdelen B en C, van de Wet van 15 januari 1998, Stb. 33 (herziening onderzoek ter terechtzitting). Die wijzigingen hebben tot gevolg gehad dat de inhoud van de desbetreffende bepalingen is overgebracht naar de artikelen 260, eerste lid, en 276, eerste en vierde lid, Sv. Via het thans aan het wetsvoorstel toegevoegde artikel CVa wordt alsnog in aanpassing van beide verwijzingen voorzien.

58. Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen (artikel CVI)

De in artikel CVI opgenomen wijziging is thans opgenomen in artikel 24, onderdeel C, van het op 7 oktober 1998 bij de Tweede Kamer ingediende wetsvoorstel Veegwet SZW 1998 (kamerstukken II 1998/99, 26 239, nrs. 1–2), zodat deze wijziging in het onderhavige wetsvoorstel kan vervallen.

59. Wet geneeskundige hulpverlening bij rampen (artikel CVIII)

Aan de wijziging van de Wet geneeskundige hulpverlening bij rampen wordt een wijziging toegevoegd van artikel 28 van die wet, die de citeertitel bevat. Voorgesteld wordt de citeertitel aan te vullen met het element «zware ongevallen» in verband met de uitbreiding van de reikwijdte van de wet tot zware ongevallen ingevolge artikel XIII van de Wet van 13 maart 1997, Stb. 142. Bij die wet is wel de citeertitel van de Rampenwet gewijzigd in Wet rampen en zware ongevallen, maar is verzuimd om de citeertitel van de Wet geneeskundige hulpverlening bij rampen op dezelfde wijze aan te passen.

60. Wet gewetensbezwaren militaire dienst (artikel CIX)

Deze wijziging strekt tot nadere precisering van de in artikel CIX te wijzigen bepaling.

61. Wet goederenvervoer over de weg (artikel CX)

Deze wijziging strekt tot schrapping van onderdeel B van artikel CX. De daarin vervatte wijziging van artikel 42 van de Wet goederenvervoer over de weg is namelijk zinledig geworden, omdat de ingevolge die wijziging te schrappen zinsnede uit artikel 42 met ingang van 1 januari 1998 reeds is geschrapt ingevolge hoofdstuk 7, artikel 14, onderdeel C, van de Aanpassingswet derde tranche Awb II (Stb. 1997, 580).

62. Wet herstructurering varkenshouderij (artikel CXIa); Wet inburgering nieuwkomers (artikel CXIb); Wet Infrastructuurfonds (artikel CXIc)

Wet herstructurering varkenshouderij (artikel CXIa)

Aan het wetsvoorstel worden enkele wijzigingen van de Wet herstructurering varkenshouderij (Stb. 1998, 236) toegevoegd, die strekken tot herstel van een verkeerde verwijzing in artikel 8, vierde lid, en twee redactionele onvolkomenheden in de artikelen 11, derde lid, en 31, derde lid, van die wet.

Wet inburgering nieuwkomers (artikel CXIb)

Aan het wetsvoorstel worden enkele technische verbeteringen toegevoegd van de op 30 september 1998 in werking getreden Wet inburgering nieuwkomers (Stb. 1998, 261), die als volgt worden toegelicht.

A. In artikel 1, onderdeel a, van de Wet inburgering nieuwkomers wordt een definitie van het begrip «nieuwkomer» gegeven. Blijkens onderdeel 1 van die definitie vallen onder dat begrip – nadere voorwaarden daargelaten – onder meer de vreemdelingen die op grond van artikel 9 van de Vreemdelingenwet houder van een vergunning tot verblijf (vtv) zijn of op grond van artikel 10, eerste lid, onder b, van die wet hier als vluchteling zijn toegelaten. Bij amendement van de leden Dankers en Bijleveld-Schouten (kamerstukken II 1997/98, 25 114, nr. 14) zijn daaraan toegevoegd de vreemdelingen die eerst op grond van artikel 9a van de Vreemdelingenwet een voorwaardelijke vergunning tot verblijf (vvtv) hadden en thans een vtv-status hebben. In de nadere memorie van antwoord inzake het desbetreffende wetsvoorstel aan de Eerste Kamer is desgevraagd van regeringszijde erkend dat vvtv-ers die een vluchtelingenstatus hebben gekregen, in lijn met eerdergenoemd amendement eveneens onder de werking van de Wet inburgering nieuwkomers zouden moeten vallen (kamerstukken I 1997/98, 25 114, nr. 122d, p. 4–5). In vervolg daarop is tijdens de mondelinge behandeling van het wetsvoorstel in die kamer toegezegd bij de eerste de beste gelegenheid die zich aandient de wet op dit punt aan te passen (Handelingen I 1997/98, p. 1359). Het gaat hier om een inconsequentie, die thans door middel van onderdeel A wordt opgeheven.

B. In artikel 2, tweede lid, van de Wet inburgering nieuwkomers wordt geregeld wanneer een nieuwkomer die vreemdeling is, zich moet melden voor het houden van een zgn. inburgeringsonderzoek. In die bepaling wordt onder meer gerefereerd aan het moment waarop betrokkene een vergunning tot verblijf uitgereikt heeft gekregen. Door over «vergunning tot verblijf» te spreken valt, strikt genomen, de vreemdeling met een vluchtelingenstatus buiten de werking van deze bepaling. Om dit onbedoelde effect weg te nemen wordt in onderdeel B de desbetreffende bepaling aangepast.

C. In artikel 14 van de Wet inburgering nieuwkomers is bepaald dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels worden vastgesteld voor het geval dat de nieuwkomer tijdens zijn deelname aan het voor hem vastgestelde inburgeringsprogramma aangifte van verblijf en adres als bedoeld in artikel 65 van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (Wet GBA) doet bij het bestuur van een andere gemeente dan de gemeente waarvan het college van burgemeesters en wethouders het inburgeringsprogramma heeft vastgesteld. Een aangifte van verblijf en adres als hier bedoeld heeft betrekking op het geval dat een persoon uit het buitenland zich in Nederland wil vestigen. Artikel 14 dient evenwel – zoals ook uit het slot van de hiervóór weergegeven tekst van dat artikel moge blijken – betrekking te hebben op een verhuizing binnen Nederland. In verband daarmee wordt door middel van onderdeel C de verwijzing in artikel 14 naar de Wet GBA aangepast, zoals ook reeds werd aangekondigd in de nota van toelichting bij het Uitvoeringsbesluit inburgering nieuwkomers (Stb. 1998, 409, p. 6).

Wet Infrastructuurfonds (artikel CXIc)

De formulering van artikel 10, tweede lid van de Wet Infrastructuurfonds, tot stand gekomen ingevolge artikel II van de op 1 januari 1998 in werking getreden wet van 19 november 1997, Stb. 662, bleek terminologisch niet volledig te zijn aangepast aan de derde tranche van de Awb. Zoals blijkt uit hoofdstuk 7, artikel 16, onderdeel G.2, van de Aanpassingswet derde tranche Awb II (Stb. 1997, 580), moet verleende bijdrage worden vervangen door verstrekte subsidie. Deze beoogde aanpassing uit de Aanpassingswet derde tranche Awb II is echter overschreven door voornoemde wet van 19 november 1997, Stb. 662. Via het thans aan het wetsvoorstel toegevoegde artikel CXIc wordt de beoogde aanpassing alsnog doorgevoerd.

63. Wet medezeggenschap onderwijs 1992 (artikel CXVIa); Wet medisch-wetenschappellijk onderzoek met mensen (artikel CXVIb)

Wet medezeggenschap onderwijs 1992 (artikel CXVIa)

Aan het wetsvoorstel worden enkele wijzigingen van de Wet medezeggenschap onderwijs 1992 toegevoegd, die als volgt worden toegelicht.

A.1. Door samenloop van de gelijktijdig op 1 augustus in werking getreden artikelen IV, onderdeel C, van de WPO-WEC-WVO-wet (Stb. 1998, 228) en IV, onderdeel A.2, van de Wet van 18 juni 1998 tot wijziging van een aantal onderwijswetten in verband met onder meer de invoering van het schoolplan, de schoolgids en het klachtrecht (Stb. 398; hierna verder aangeduid als Wet schoolplan, schoolgids, klachtrecht) is in artikel 6, onderdeel d, van de Wet medezeggenschap onderwijs 1992 de door eerstgenoemde wet aangebrachte wijziging ten onrechte ongedaan gemaakt. Dit wordt via de voorgestelde wijziging hersteld.

A.2. De wet van 26 januari 1996, Stb. 125, voorzag in een wijziging van artikel 6, onderdeel f, van de Wet medezeggenschap onderwijs 1992. De wijziging sloot echter niet aan op de te wijzigen tekst. Via de thans voorgestelde wijziging wordt daarom alsnog in de beoogde wijziging voorzien.

B. Door samenloop van de Wet van 6 november 1997 tot wijziging van de Wet op het basisonderwijs, de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs, de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet medezeggenschap onderwijs 1992 inzake ouderbijdragen, sponsorgelden en stichtings- en opheffingsnormen (Stb. 542) en de Wet schoolplan, schoolgids, klachtrecht is in artikel 9 van de Wet medezeggenschap onderwijs 1992 tweemaal een onderdeel e toegevoegd. Het als laatste toegevoegde onderdeel e wordt via de voorgestelde wijziging verletterd tot onderdeel f.

C. De in artikel 1637ij BW geregelde materie is sinds 1 april 1997 vastgelegd in artikel 7:646 BW ingevolge de Vaststellingswet titel 7.10 Burgerlijk Wetboek (arbeidsovereenkomst) (Stb. 1996, 406). Verzuimd was indertijd de verwijzing naar dat artikel in de Wet medezeggenschap onderwijs 1992 aan te passen. Via de voorgestelde wijziging geschiedt dit alsnog.

Wet medisch-wetenschappelijk onderzoek met mensen (artikel CXVIb)

In hoofdstuk 11, artikel 11, van de Aanpassingswet geregistreerd partnerschap (Stb. 1997, 660) is een wijziging opgenomen van artikel 4 van de Wet medisch-wetenschappelijk onderzoek met mensen. Daarbij is echter geen rekening gehouden met de na de aanvaarding door de Tweede Kamer van het wetsvoorstel aangebrachte vernummering van artikel 4 in artikel 6 (vgl. kamerstukken II 1995/96, 22 588, nr. 9, en kamerstukken I 1997/98, 22 588, nr. 18). Via het thans aan het onderhavige wetsvoorstel toegevoegde artikel CXVIb wordt de bedoelde wijziging alsnog in het juiste artikel aangebracht.

64. Wet milieubeheer (artikel CXVIII)

In artikel CXVIII worden enkele wijzigingen aangebracht, die als volgt worden toegelicht.

1. Onderdeel D bevat een wijziging van artikel 8:12, vierde lid, van de Wet milieubeheer zoals die bepaling wordt ingevoegd indien artikel I, onderdeel B, van de wet van 10 april 1997, Stb. 170. Aangezien laatstgenoemde wet gefaseerd in werking treedt, moet met die fasering nog rekening worden gehouden in de tekst van het voorliggende wijzigingsartikel. De thans doorgevoerde wijziging voorziet hierin.

2. Bij de aanpassing van de subsidiebepalingen van de Wet milieubeheer aan de derde tranche van de Awb (zie hoofdstuk 9, artikel 4, onderdeel S, van de Aanpassingswet derde tranche Awb II; Stb. 1997, 580) is verzuimd om te voorzien in de mogelijkheid dat ook krachtens algemene maatregel van bestuur regels kunnen worden gesteld, zoals wel is geschied in andere departementale subsidiewetten en zoals ook voor 1 januari 1998 het geval was in artikel 15.14, vierde lid, van de Wet milieubeheer. Via het nieuw toegevoegde onderdeel Fa wordt deze omissie hersteld.

3 en 4. De redactie van de onderdelen G en H van artikel CXVIII wordt aangepast aan de omstandigheid dat de wet van 6 november 1997, Stb. 532, met ingang van 1 april 1998 in werking is getreden (KB van 26 februari 1998, Stb. 143).

65. Wet op belastingen van rechtsverkeer (artikel CXXI)

Het in het wetsvoorstel opnieuw uitgeschreven onderdeel k van artikel 15, eerste lid, van de Wet op belastingen van rechtsverkeer wordt hierbij aangepast aan de wijzigingen van genoemd onderdeel per 1 augustus 1998 ingevolge artikel XXVI van de WPO-WEC-WVO-wet (Stb. 1998, 228) en de daaruit voortvloeiende vernummerde teksten van de Wet op het primair onderwijs (Stb. 1998, 495), de Wet op de expertisecentra (Stb. 1998, 496) en de Wet op het voortgezet onderwijs (Stb. 1998, 512).

Voorts wordt de tekst van artikel 15, eerste lid, onderdeel o, van de Wet op belastingen van rechtsverkeer opnieuw uitgeschreven. In die bepaling is een vrijstelling opgenomen voor bepaalde verkrijgingen, genoemd in artikel 74 van de Woningwet, door toegelaten instellingen. Het gaat daarbij om verkrijgingen van terreinen en van bestaande woningen en bijbehorende gebouwen en werken. Als gevolg van de inwerkingtreding van hoofdstuk 9, artikel 8, onderdeel V, van de Aanpassingswet derde tranche Awb II (Stb. 1997, 580) is voornoemd artikel van de Woningwet met ingang van 1 januari 1998 vervallen. Overeenkomstig het door de Staatssecretaris van Financiën in zijn besluit van 16 juni 1998 (Stcrt. 117, p. 9) aangekondigde voornemen, wordt via de thans voorgestelde wijziging in artikel 15, eerste lid, onderdeel o, van de Wet op belastingen van rechtsverkeer voorzien in een zelfstandige vrijstelling voor verkrijgingen van terreinen en van bestaande woningen en bijbehorende gebouwen en werken door toegelaten instellingen als bedoeld in artikel 70, eerste lid, van de Woningwet. Hierdoor wordt de situatie van vóór 1 januari 1998 hersteld.

66. Wet op de belasting van personenautos en motorrijwielen 1992 (artikel CXXIIa)

Aan het wetsvoorstel worden twee wijzigingen toegevoegd van de Wet op de belasting van personenautos en motorrijwielen 1992, die als volgt worden toegelicht.

A. Artikel 16, derde lid, ingevoegd bij artikel VI, onderdeel C.2. van de wet van 6 december 1995, Stb. 588, spreekt over het aldaar bedoelde register zonder dat duidelijk is waarop het woord aldaar betrekking heeft. Via de voorgestelde wijziging wordt deze onduidelijkheid opgeheven.

B. In de tekst van artikel 16a zoals deze tot stand is gekomen ingevolge artikel IV, onderdeel C, van de wet van 18 december 1997, Stb. 732 (fiscale milieuversterking) is het artikel 16a abusievelijk weergegeven in hoofdletters en vet gedrukt. Tevens is het laatste lid ten onrechte genummerd als vierde lid in plaats van derde lid. Voorgesteld wordt om duidelijkheidshalve de tekst van artikel 16a opnieuw te doen vaststellen, waarbij tevens enkele verbeteringen van redactionele aard worden aangebracht.

67. Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (artikel CXXIII)

Aan artikel CXXIII worden enkele wijzigingen toegevoegd, die hieronder worden toegelicht. Voorts is een misslag hersteld in de interpunctie in onderdeel A

aA. Bij de op 1 april 1998 in werking getreden Wet van 12 maart 1998 tot wijziging van een aantal bepalingen van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Stb. 154) is het opschrift van paragraaf 4 van hoofdstuk III van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg niet correct gewijzigd. Via de voorgestelde wijziging wordt alsnog de juiste wijziging aangebracht.

bA. Deze wijziging strekt tot herstel van een redactionele onjuistheid.

Ca, Cc, Cd en Ce. Deze nieuwe onderdelen herstellen enkele omissie bij de aanpassing van de Wet beroepen in de individuele gezondheidszorg aan de derde tranche van de Awb ingevolge hoofdstuk 12, artikel 25, van de Aanpassingswet derde tranche Awb I (Stb. 1997, 510). De in onderdeel Ca nieuw voorgestelde tekst van artikel 86 stelt buiten twijfel dat het toezicht op de naleving ook betrekking heeft op verplichtingen die voor beroepsbeoefenaren voortvloeien uit het eerste lid van artikel 40. De onderdelen Cc en Cd bevatten nog bepalingen over bestuursdwang en dwangsom die grotendeels kunnen vervallen, aangezien de afdelingen 5.3 en 5.4 van de Awb daarin sedert 1 januari 1998 voorzien. Voor een nadere toelichting zij kortheidshalve verwezen naar deel 2, nrs 157, 163, 176, 197 en 198, van de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel Aanpassingswet derde tranche Awb I (kamerstukken II 1996/97, 25 280, nr. 3). Via onderdeel Ce wordt uit artikel 101 de verwijzing naar artikel 87, derde lid, geschrapt, welke bepaling ingevolge de Aanpassingswet derde tranche Awb I is vervallen.

Cb. Bij de Aanpassingswet Awb III (Stb. 1993, 690) is het derde lid van artikel 41 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg vervallen. Er is toen verzuimd de vernummering van de daarop volgende leden van artikel 41 te laten doorwerken in artikel 98, waarin wordt verwezen naar artikel 41, derde lid. Via de voorgestelde wijziging wordt de desbetreffende verwijzing alsnog aangepast.

68. Wet op de dierproeven (artikel CXXV)

Artikel CXXXV bevatte een wijziging van artikel 19 van de Wet op de dierproeven. Voornoemd artikel 19 is echter met ingang van 5 februari 1997 vervallen ingevolge artikel I, onderdeel K, van de Wet van 12 september 1996 tot wijziging van de Wet op de dierproeven (Stb. 500). Het wijzigingsartikel wordt derhalve uit het wetsvoorstel geschrapt.

69. Wet op de economische delicten (artikel CXXVII)

Aan artikel CXXVII worden enkele wijzigingen toegevoegd, die als volgt worden toegelicht.

1.a. Artikel 1, onderdeel 4°, van de Wet op de economische delicten (WED) bevat nog een strafbaarstelling van enkele artikelen uit de Handelsregisterwet, welke wet echter met ingang van 1 oktober 1997 is ingetrokken ingevolge artikel 37 van de Handelsregisterwet 1996 (Stb. 181). In laatstgenoemde wet is verzuimd om de vermelding van de oude Handelsregisterwet uit de WED te schrappen. Via de thans voorgestelde wijziging gebeurt dit alsnog.

1.b. Over de hier aan artikel 1, onderdeel 4°, WED toegevoegde wijzigingen wordt het volgende opgemerkt.

In artikel CLXXXVIII (wijziging Wet vervoer binnenvaart) werd een nog niet in werking getreden wijziging van de WED aangepast aan een bij de wet van 4 februari 1994, Stb. 135, doorgevoerde wijziging van de WED. Laatstgenoemde wijziging was echter niet geheel juist, omdat niet de juiste citeertitel werd vermeld. De in de WED bedoelde wet heeft als citeertitel: Wet Goederenvervoer Binnenscheepvaart (Stb. 1951, 472). De wijziging van de WED ingevolge de wet van 4 februari 1994, Stb. 135, wordt derhalve via de thans voorgestelde wijziging gecorrigeerd. In verband hiermee wordt in onderdeel 99 van deze nota van wijziging tevens artikel CLXXXVIII geschrapt, omdat de nu in de WED voorgestelde tekst tot gevolg zal hebben dat artikel 88, eerste lid, van de Wet vervoer binnenvaart weer van de juiste tekst uitgaat, zodat wijziging van artikel 88, eerste lid, niet meer nodig is.

Artikel 1, onderdeel 4°, WED bevat nog een strafbaarstelling van de artikelen 47, eerste lid, van de Wet goederenvervoer over de weg en 15 van de Wet op bijzondere medische verrichtingen. Deze artikelen zijn vervallen ingevolge hoofdstuk 7, artikel 14, onderdeel D, respectievelijk hoofdstuk 8, artikel 3, onderdeel F, van de Aanpassingswet derde tranche Awb II (Stb. 1997, 510). Voor een nadere toelichting op het punt van de strafbaarstelling van de in de geschrapte artikelen geregelde medewerkingsverplichtingen zij kortheidshalve nog verwezen naar deel 2, nr. 149, van de memorie van toelichting bij de Aanpassingswet derde tranche Awb I (kamerstukken II 1996/97, 25 280, nr. 3, p. 44).

2 en 3. Via deze wijzigingen worden de verwijzingen naar de Wet verplaatsing mestproductie in artikel 1a WED aangepast aan de ingevolge artikel II, onderdeel A, van de wet van 2 mei 1997, Stb. 360, aan de nieuwe spelling aangepaste citeertitel van eerstgenoemde wet. Voorts worden de verwijzingen naar de Meststoffenwet in artikel 1a WED aangepast aan de vernummering van de artikelen van die wet ingevolge de tekstplaatsing in Stb. 1998, 100. Tenslotte wordt de zinsnede met betrekking tot de Kernenergiewet op twee punten gewijzigd. De eerste wijziging betreft het herstel van een redactionele onvolkomenheid in de opsomming die is ontstaan door de wijziging ingevolge artikel III, onderdeel B, van de Wet van 30 oktober 1997, Stb. 536. De tweede wijziging schrapt de zinsnede «voor zover betrekking hebbend op een vergunning als bedoeld in artikel 15», die de werkingssfeer van de strafbaarstelling van artikel 76a Kernenergiewet beperkt. Bij de wijziging ingevolge artikel XXXIV, onder 1, onderdeel a, van de Wet van 4 februari 1994, Stb. 135, jo. de Wet van 4 februari 1994, Stb. 95, is deze zinsnede echter abusievelijk toegevoegd, waardoor de werkingssfeer van de strafbaarstelling van artikel 76a strikt genomen lijkt te zijn beperkt tot vergunningvoorschriften die zijn verbonden aan een vergunning ex artikel 15 Kernergiewet en dus geen betrekking heeft op vergunningvoorschriften die zijn verbonden aan andere Kernergiewetvergunningen. Dit is niet beoogd, hetgeen ook blijkt uit de oorspronkelijke strafbaarstelling in artikel 77, eerste lid, onderdeel a, van de Kernergiewet zelf, zoals die luidde voor de inwerkingtreding van voornoemde wetswijzigingen, waarin deze beperking niet was aangebracht. Via de voorgestelde wijziging wordt deze omissie hersteld.

4. Bij de wet van 15 januari 1998, Stb. 35, zijn de artikelen 366 e.v. van het Wetboek van Strafvordering ingrijpend gewijzigd. Verzuimd is daarbij om de verwijzingen in artikel 48 WED naar de artikelen 369 en 374 Sv. aan deze wijzigingen aan te passen. Via de thans voorgestelde wijzigingen wordt alsnog in de noodzakelijke aanpassingen voorzien.

70. Wet op de expertisecentra (artikel CXXVIIa); Wet op de formeel buitenlandse vennootschappen (artikel CXXVIIb)

Wet op de expertisecentra (artikel CXXVIIa)

Aan het wetsvoorstel wordt een wijzigingsartikel toegevoegd betreffende de met ingang van 1 augustus 1998 in werking getreden Wet op de expertisecentra (Stb. 1998, 496), die ingevolge de WPO-WEC-WVO-wet (Stb. 1998, 228) in de plaats is getreden van de ISOVSO. De wijzigingen worden als volgt toegelicht.

A, B, G, H en M. Deze wijzigingen voorzien in een technische afstemming met de WPO-WEC-WVO-wet.

D. Deze wijziging corrigeert een onjuiste wijzigingsopdracht uit de WPO-WEC-WVO-wet.

E, N, O en P. Deze onderdelen houden verband met de uitgestelde inwerkingtreding van de derde tranche van de Awb voor de onderwijswetgeving.

I. Deze wijziging bevat een aanpassing van de verwijzing naar artikelleden die zijn vernummerd ingevolge de wet van 5 maart 1998, houdende wijziging van enkele onderwijswetten in verband met het onderwijs in allochtone levende talen en enkele technische aanpassingen (Stb. 1998, 148, hierna te noemen Wet OALT).

J. Dit onderdeel corrigeert een verwijzing naar een artikel dat is vervallen bij de wet van 15 mei 1997 tot wijziging van onder meer de Wet op het basisonderwijs, de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs en de Wet op het voortgezet onderwijs inzake het gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid (Stb. 237; hierna te noemen Wet GOA).

K. Dit onderdeel past een incomplete verwijzing aan.

L. Dit onderdeel corrigeert een onuitvoerbare wijzigingsopdracht uit de Wet GOA.

De overige onderdelen zijn inhoudelijk gelijk aan de wijzigingen die in het wetsvoorstel waren opgenomen betreffende de ISOVSO (artikel XL). In onderdeel 23 van deze nota van wijziging is voorzien in het laten vervallen van artikel XL. Niet overgenomen is onderdeel F van artikel XL, hetgeen verband houdt met het vervallen van artikel 106i ISOVSO per 25 maart 1998.

Wet op de formeel buitenlandse vennootschappen (artikel CXXVIIb)

Aan het wetsvoorstel wordt toegevoegd een verbetering van een misslag in artikel 5, vierde lid, van de op 1 januari 1998 in werking getreden Wet op de formeel buitenlandse vennootschappen (Stb. 1997, 697).

71. Wet op de geneesmiddelenvoorziening (artikel CXXVIII)

De wijziging in onderdeel B was reeds opgenomen in het wetsvoorstel. Nieuw is onderdeel A, dat als volgt wordt toegelicht.

Ingevolge artikel 23, onderdeel 2, van de Wet inzake bloedvoorziening (Stb. 1997, 645) is aan artikel 1 van de Wet op de geneesmiddelenvoorziening een derde lid toegevoegd. Laatstgenoemde wet kende echter reeds een derde lid. Via de voorgestelde wijziging wordt het bij die wet ingevoegde derde lid derhalve vernummerd tot vierde lid.

72. Wet op de inkomstenbelasting 1964 (artikel CXXX)

Onderdeel B betreft een wijziging van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 die reeds in het wetsvoorstel was opgenomen. De overige, nieuwe onderdelen worden als volgt toegelicht.

A. Deze wijziging is van louter redactionele aard.

C. Abusievelijk is in artikel V, onderdeel B, van de Invoeringswet bestuurlijke boeten (Stb. 1997, 737) aangegeven dat in artikel 63 van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 «, met uitsluiting ....» moest vervallen, terwijl in de te wijzigen tekst «en met uitsluiting» staat. Via de thans voorgestelde wijzging wordt de bedoelde wijziging alsnog doorgevoerd, nu uitgaande van de juiste tekst.

D.1. Bij de aanpassing van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 aan de derde tranche van de Awb ingevolge hoofdstuk 7, artikel 4, van de Aanpassingswet derde tranche Awb I (Stb. 1997, 510) is in artikel 65, tweede lid, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 abusievelijk wijziging van het woord «machtiging» in «toestemming» achterwege gebleven (zoals bijvoorbeeld wel is gebeurd in artikel 64, vijfde lid). Via de thans voorgestelde wijziging wordt deze omissie hersteld.

D.2. Ingevolge artikel V, onderdeel C, van de Invoeringswet bestuurlijke boeten is het derde lid van artikel 65 van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 vernummerd tot tweede lid. Abusievelijk is het vierde lid daarbij niet vernummerd tot derde lid. Via de voorgestelde wijziging geschiedt dit alsnog.

E. Ingevolge artikel I, onderdeel K, van de Wet van 18 december 1997, houdende wijzigingen van technische aard van enige belastingwetten c.a. (Stb. 735) is in artikel 70c, eerste lid, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 «aandelen en winstbewijzen» overal vervangen door: aandelen, koopopties en winstbewijzen. Daarbij is wat betreft onderdeel b van dat lid abusievelijk aan voorbijgegaan dat de zinsnede «aandelen of winstbewijzen» nog vervangen had moeten worden door: aandelen, koopopties of winstbewijzen. Via de thans voorgestelde wijziging geschiedt dit alsnog.

73. Wet op de jeugdhulpverlening (artikel CXXXI)

De wijziging van onderdeel A.3 brengt de daarin opgenomen wijziging in overeenstemming met een verlettering die is aangebracht ingevolge het op 1 september 1997 in werking getreden artikel II, onderdeel B, van de Wet van 29 mei 1997 tot wijziging van de Wet op de jeugdhulpverlening in verband met het klachtrecht (Stb. 273). Verder worden aan artikel CXXI drie onderdelen toegevoegd, die als volgt worden toegelicht.

Da.1, Db, Dc. De wijzigingen in de per 1 september 1997 in de Wet op de jeugdhulpverlening opgenomen artikelen 45a, vijfde lid, 46 en 48, eerste lid, treden in de plaats van de wijziging van het oude artikel 47 van de Wet op de jeugdhulpverlening, zoals opgenomen in artikel III, onderdeel B, van de Wet van 30 oktober 1997 tot wijziging van, onder meer, Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek in verband met invoering van gezamenlijk gezag voor een ouder en zijn partner en van gezamenlijke voogdij (Stb. 506). Deze wijziging kon niet worden doorgevoerd, aangezien op het tijdstip van inwerkingtreding van die wet (1 januari 1998) de tekst van artikel 47 van de Wet op de jeugdhulpverlening reeds was gewijzigd door het op 1 september 1997 in werking getreden artikel I van de Wet van 29 mei 1997 tot wijziging van de Wet op de jeugdhulpverlening in verband met het klachtrecht (Stb. 273) en daardoor niet meer aansloot op de te wijzigen tekst. De nu opgenomen wijzigingen brengen de desbetreffende bepalingen in de Wet op de jeugdhulpverlening alsnog in overeenstemming met meergenoemde wet van 30 oktober 1997, Stb. 506.

Da.2. Deze wijziging herstelt een redactionele misslag in artikel 45a, zevende lid, ontstaan bij de Wet van 29 mei 1997 tot wijziging van de Wet op de jeugdhulpverlening in verband met medezeggenschap (Stb. 272).

74. Wet op de kamers van koophandel en fabrieken 1997 (artikel CXXXIa); Wet op de kansspelen (artikel CXXXIb); Wet op de loonbelasting 1964 (artikel CXXXIc)

Wet op de kamers van koophandel en fabrieken 1997 (artikel CXXXIa)

Aan het wetsvoorstel worden twee wijzigingen toegevoegd van de Wet op de kamers van koophandel en fabrieken 1997, die als volgt worden toegelicht.

A. Ingevolge artikel 41, derde lid, van de Wet op de kamers van koophandel en fabrieken 1997 staat verzet tegen een aldaar bedoeld dwangbevel open door dagvaarding van de betrokken kamer bij «de rechter». De thans voorgestelde wijziging brengt de tekst in overeenstemming met de in de memorie van toelichting (kamerstukken II 1996/97, 25 029, nr. 3) uitgesproken bedoeling om de regeling over te nemen uit het vervallen artikel 21, derde lid, van de Handelsregisterwet 1996, waarin werd gesproken over «de kantonrechter».

B. Deze wijziging strekt tot herstel van de rechterlijke comptetentie van het College van Beroep voor het bedrijfsleven ten aanzien van door kamers van koophandel en fabrieken genomen besluiten. In artikel 55 van de Wet op de kamers van koophandel en fabrieken 1997, in werking getreden op 1 januari 1998, is beroep opengesteld bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven tegen alle op grond van die wet genomen besluiten. Tegen op grond van andere wetten genomen besluiten van de kamers is – indien die wetten niet voorzien in een specifieke beroepsgang – sinds 1 januari 1998 beroep mogelijk geworden bij de rechtbank ingevolge artikel 8:1 van de Awb (en hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State). Deze beroepsmogelijkheid sluit echter niet aan bij artikel 19a, achtste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, dat uitgaat van beroep bij het College. Uit de wetsgeschiedenis (kamerstukken II 1996/97, 25 029, nr. 3, p. 28) blijkt dat niet is beoogd een wijziging in de beroepsmogelijkheden aan te brengen ten opzichte van de Wet op de kamers van koophandel en Fabrieken 1963. De voorgestelde wijziging bewerkstelligt derhalve dat het College van Beroep voor het bedrijfsleven fungeert als beroepsinstantie voor alle besluiten van de kamers waarvoor niet een specifieke andere beroepsgang openstaat. Dit stemt overeen met de wijze waarop het beroepsrecht vóór 1 januari 1998 was geregeld in artikel 31 van de Wet op de Kamers van Koophandel en Fabrieken 1963. De redactie van het voorgestelde artikel 55 is aan het oude artikel 31 ontleend. Het in onderdeel 108 van deze nota van wijziging aan het wetsvoorstel toegevoegde rtikel CCIIIa bevat nog een overgangsbepaling die voorziet in de overdracht van eventueel bij de rechtbank of de Afdeling bestuursrechtspraak aanhangige zaken aan het College van Beroep voor het bedrijfsleven.

Wet op de kansspelen (artikel CXXXIb)

Aan het wetsvoorstel worden enkele correcties toegevoegd van de Wet op de kansspelen, zoals die wet zal komen te luiden na inwerkingtreding van de thans bij de Eerste Kamer aanhangige wijziging van die wet (kamerstukken I 1997/98, 25 727, nr. 332). Deze wijzigingen wordt als volgt toegelicht.

A. Artikel I, onderdeel Q, van wetsvoorstel 25 727 bevat een niet geheel juiste redactie van de wijzigingsopdracht. Via de voorgestelde wijziging wordt de beoogde tekst van artikel 30r, eerste lid, tweede volzin, opnieuw vastgesteld.

B. De in artikel I, onderdeel U.1, van wetsvoorstel 25 727 vervatte wijziging van artikel 30w, eerste lid, houdt abusievelijk nog geen rekening met de door de Aanpassingswet derde tranche Awb I (Stb. 1997, 510) in die bepaling aangebrachte wijziging. Via de voorgestelde wijziging wordt alsnog de juiste wijziging doorgevoerd.

C. Deze wijziging herstelt een taalkundige onjuistheid in de tekst van artikel 32, tweede lid, zoals die komt te luiden ingevolge artikel I, onderdeel Z.2, van wetsvoorstel 25 727.

Wet op de loonbelasting 1964 (artikel CXXXIc)

Ingevolge artikel VIII, onderdeel E.1, van de Wet van 13 december 1996 tot wijziging van enige belastingwetten (Stb. 652) is het vijfde lid van artikel 27 van de Wet op de loonbelasting 1964 vernummerd tot derde lid. Verzuimd is daarbij de verwijzing naar het vijfde lid in artikel 27, zesde lid, aan te passen. Via het thans aan het wetsvoorstel toegevoegde artikel CXXXIc wordt deze omissie hersteld.

75. Wet op de paramedische beroepen (artikel CXXXVII)

Artikel CXXXVII bevatte een wijziging van de Wet op de paramedische beroepen. Deze wijziging is inmiddels achterhaald, omdat de Wet op de paramedische beroepen per 1 december 1997 is ingetrokken als gevolg van de inwerkingtreding van artikel 145 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (KB van 19 november 1997, Stb. 553). Artikel CXXXVII wordt derhalve geschrapt.

76. Wet op de rechtsbijstand (artikel CXXXVIIIa)

Aan het wetsvoorstel wordt een wijziging toegevoegd, waarin alsnog een misslag wordt gecorrigeerd in artikel 35, eerste lid, van de Wet op de rechtsbijstand (Stb. 1993, 775).

77. Wet op de Ruimtelijke Ordening (artikel CXXXIXa)

Ingevolge hoofdstuk 9, artikel 5, onderdeel Q.1, van de Aanpassingswet derde tranche Awb II (Stb. 1997, 580) is een wijziging aangebracht in artikel 52, eerste lid, van de WRO. Abusievelijk is in de wijzigingsopdracht dat eerste lid echter aangeduid als artikel 1. Duidelijkheidshalve wordt de beoogde wijziging via het aan het wetsvoorstel toegevoegde artikel CXXXIXa alsnog op de juiste wijze doorgevoerd.

78. Wet op de studiefinanciering (artikel CXLI)

In artikel CXLI betreffende de Wet op de studiefinanciering (WSF) worden enkele wijzigingen en aanvullingen aangebracht, die als volgt worden toegelicht.

1, 2, 4, 7, 8, 9. Sinds de inwerkingtreding van de Wet tegemoetkoming studiekosten vallen het speciaal onderwijs, het voortgezet speciaal onderwijs en het voortgezet onderwijs niet langer onder de werkingssfeer van de WSF. Daarom dienen deze onderwijssoorten te worden geschrapt uit de artikelen 9, 12, 17d, 120a en 123b van de WSF. Daarentegen valt het beroepsonderwijs in de zin van de Wet educatie en beroepsonderwijs wél onder de werking van de WSF, doch is dit onderwijs niet in artikel 12, vierde lid, van de WSF genoemd. Dit wordt nu hersteld.

3. Bij het schrappen van het oorspronkelijke tweede lid van artikel 16a en het vernummeren van het derde tot tweede lid, is verzuimd om de tekst van het nieuwe tweede lid aan te passen. Via het nieuwe onderdeel Ea geschiedt dit alsnog.

5. In artikel 55 WSF moet ook in het derde lid nog dezelfde wijziging worden aangebracht als in het eerste lid. Via de nieuwe redactie van onderdeel K wordt hierin voorzien.

6. Via dit onderdeel is een typografische verbetering aangebracht in onderdeel M.

79. Wet op de telecommunicatievoorzieningen (artikel CXLII)

Onderdeel D bevat de reeds in het wetsvoorstel opgenomen wijziging van de Wet op de telecommunicatievoorzieningen (Wtv). De overige onderdelen zijn nieuw en houden verband met het volgende. Van vijf wetten tot wijziging van de Wtv was het tijdstip van inwerkingtreding door uiteenlopende omstandigheden niet in redelijke mate voorzienbaar. Omdat deze wijzigingen niet door middel van samenloopbepalingen konden worden gecoördineerd, is de tekst van de artikelen 1 en 41 van de Wtv niet meer overzichtelijk gerangschikt. De in de onderdelen A en E voorgestelde wijzigingen beogen deze technische gebreken te herstellen. Over de afzonderlijke wijzigingen wordt meer in het bijzonder nog het volgende opgemerkt.

A. De Wet Onafhankelijke post- en telecommunicatieautoriteit (Stb. 1997, 320) voegde een onderdeel jj toe aan artikel 1, eerste lid, van de Wtv. Voornoemde toevoeging trad in werking op 1 augustus 1997. Vervolgens is op 27 november 1997 de Wet van 21 februari 1997, houdende wijziging van de Wet op de telecommunicatievoorzieningen en het Wetboek van Strafvordering in verband met de volledige wederzijdse erkenning van goedkeuringen van randapparatuur en van apparatuur voor satellietgrondstations (Stb. 124) in werking getreden. Laatstgenoemde wet voegde een tweede maal een onderdeel jj toe aan artikel 1, eerste lid, van de Wtv, alsmede de daarop volgende onderdelen kk tot en met nn. De Wet van 26 november 1997, houdende wijziging van de Wet op de telecommunicatievoorzieningen in verband met de invoering van het veilen van schaarse frequenties voor systemen van digitale mobiele telecommunicatie (veilen frequenties mobiele telecommunicatie) (Stb. 566) en de Wet van 26 november 1997 tot wijziging van de wet van 26 november 1997, Stb. 566, houdende wijziging van de Wet op de telecommunicatievoorzieningen in verband met de invoering van het veilen van schaarse frequenties voor systemen van digitale mobiele telecommunicatie (veilen frequenties mobiele telecommunicatie) (Stb. 567) traden vervolgens in werking op 1 december 1997. Dit leidde tot weer een nieuw onderdeel, geletterd jja. Door de desbetreffende artikelonderdelen (onderdelen jj tot en met nn) opnieuw vast te stellen wordt in onderdeel A de correcte volgorde zonder doublures hersteld.

B. Onderdeel B strekt ertoe om een onjuiste verwijzing als gevolg van de in onderdeel A voorgestelde wijzigingen te voorkomen. Voorgesteld wordt de verwijzing te vervangen door het gedefinieerde begrip.

C. Bij de Wet Onafhankelijke post- en telecommunicatieautoriteit is artikel 8, tweede lid, onderdeel f, van de Wtv gewijzigd. Als gevolg van deze wijziging kon de wijziging van hetzelfde artikel bij de hiervoor genoemde wet van 21 februari 1997, Stb. 124, niet worden doorgevoerd. Onderdeel C strekt ertoe deze wijziging alsnog aan te brengen.

E. Onderdeel E herstelt diverse misslagen met betrekking tot artikel 41 van de Wtv. Uit het oogpunt van overzichtelijkheid wordt voorgesteld om de tekst van artikel 41 Wtv in zijn geheel uit te schrijven. Het gaat om de volgende reparaties.

– Bij de wet van 2 juli 1997 tot wijziging van de Wet op de telecommunicatievoorzieningen in verband met de liberalisatie van de spraaktelefoondienst (Stb. 296) en de Wet Onafhankelijke post- en telecommunicatieautoriteit is artikel 41, eerste lid, onderdeel a, van de Wtv gewijzigd. Bij de hiervoor genoemde wet van 21 februari 1997, Stb. 124, is artikel 41, eerste lid, in zijn geheel vervangen. Doordat laatstgenoemde wet – door onvoorziene omstandigheden – later in werking trad dan beide eerstgenoemde wetten, zijn de wijzigingen in artikel 41, eerste lid, onderdeel a, weggevallen. Onderdeel E strekt ertoe de tekst van artikel 41, eerste lid, onderdeel a, in de beoogde formulering weer te geven.

– Bij de Wet Onafhankelijke post- en telecommunicatieautoriteit is in artikel 41, eerste lid, onderdeel j, een onjuiste verwijzing naar de Vergunningenwet kabelgebonden telecommunicatie-infrastructuur opgenomen. Onderdeel E bevat een wijziging van artikel 41, eerste lid, onderdeel j, van de Wtv teneinde de verwijzing overeenkomstig de voordien geldende tekst aan te passen.

– Bij de Wet Onafhankelijke post- en telecommunicatieautoriteit is in artikel 41 van de Wtv, onder vernummering van het tweede tot derde lid, een tweede lid ingevoegd. Vervolgens zijn bij de hiervoor genoemde wet van 21 februari 1997, Stb. 124, een derde en een vierde lid aan artikel 41 van de Wtv toegevoegd en bij de hiervoor genoemde wet van 26 november 1997, Stb. 567, weer een vierde lid aan artikel 41 van de Wtv. Als gevolg van al deze wijzigingen zijn de in te voegen leden abusievelijk samengevallen met reeds bestaande leden of zijn leden niet in de juiste volgorde te plaatsen. In onderdeel E wordt de beoogde tekst opnieuw vastgesteld.

F. Bij de Wet Onafhankelijke post- en telecommunicatieautoriteit is een aantal leden van artikel 62 vernummerd. Als gevolg van deze vernummering zijn in de wijziging van artikel 62 bij de hiervoor genoemde wet van 21 februari 1997, Stb. 124, onjuiste lidnummers genoemd als de te wijzigen artikelleden. Onderdeel F strekt ertoe alsnog de wijzingen aan te brengen in de juiste artikelleden.

80. Wet op de toegang tot ziektekostenverzekeringen (artikel CXLIIa)

Zie de toelichting bij het in onderdeel 3 van deze nota van wijziging ingevoegde onderdeel aA in artikel IV betreffende de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten.

81. Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (artikel CXLIIIa)

Hoofdstuk 7, artikel 5, onderdeel A, van de Aanpassingswet derde tranche Awb I (Stb. 1997, 510) bevat een wijziging van artikel 14, derde lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969. Bedoeld was echter het vierde lid van artikel 14 te wijzigen. Het thans aan het wetsvoorstel toegevoegde artikel CXLIIIa brengt de beoogde wijziging alsnog aan in het juiste artikellid.

82. Wet op de vermogensbelasting 1964 (artikel CXLIV)

1. Bij de wet van 13 december 1996, Stb. 652 (herziening regime ter zake van aanmerkelijk belang, consumptieve rente en vermogensbelasting) is verzuimd een verwijzing naar artikel 75, tweede lid, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 op te nemen in de opsomming van artikel 14, vijfde lid, van de Wet op de vermogensbelasting 1964. Via de voorgestelde wijziging wordt deze omissie hersteld.

2. Deze wijziging was reeds in het wetsvoorstel opgenomen. Wel zijn een misslag in de interpunctie en een onjuiste verwijzing naar een artikellid hersteld.

83. Wet op de waterkering (artikel CXLVa)

Bij de wijziging van artikel 22, eerste lid, van de Wet op de waterkering ingevolge hoofdstuk 11, artikel 12, onderdeel B, van de Aanpassingswet derde tranche Awb I (Stb. 1997, 510) is het woord artikel weggevallen. Via het thans aan het wetsvoorstel toegevoegde artikel CXLVa wordt dit hersteld.

84. Wet op het basisonderwijs (artikel CXLVI)

Ingevolge de WPO-WEC-WVO-wet (Stb. 1998, 228) wordt de Wet op het basisonderwijs per 1 augustus 1998 aangeduid als «Wet op het primair onderwijs» (zie de tekstplaatsing van die wet in Stb. 1998, 495). De wijzigingen die in die wet moeten worden aangebracht, zijn thans in het wetsvoorstel opgenomen door middel van het in onderdeel 86 van deze nota van wijziging ingevoegde artikel CXLVIIIa.

85. Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (artikel CXLVIII)

In artikel CXLVIII betreffende de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) worden enkele wijzigingen en aanvullingen aangebracht, die als volgt worden toegelicht.

1 (onderdeel Ca). Ingevolge artikel I van de Vaststellingswet titel 7.10 Burgerlijk Wetboek (arbeidsovereenkomst) (Stb. 1996, 406) is onder meer de zevende titel A van Boek 7A van het Burgerlijk Wetboek betreffende de overeenkomsten tot het verrichten van arbeid vervallen; tevens is ingevolge dat artikel in Boek 7 van het BW titel 10 betreffende de arbeidsovereenkomst ingevoegd. Genoemde vaststellingswet is met ingang van 1 april 1997 in werking getreden. Verzuimd is destijd om artikel 4.5, vierde lid, WHW aan deze gewijzigde situatie aan te passen. Via de voorgestelde wijziging geschiedt dit alsnog.

2 (onderdeel Da.2). In artikel II, onderdeel A, van de wet van 28 maart 1996, Stb. 227, is een opdracht tot wijziging van artikel 7.4, zesde lid, WHW opgenomen. Omdat dit artikellid bij de wet van 18 mei 1995, Stb. 306, tot zevende lid was vernummerd, was bedoelde wijzigingsopdracht onuitvoerbaar. Met ingang van 1 september 1998 is artikel 7.4, zevende lid, inmiddels vernummerd tot achtste lid. Derhalve wordt de oorspronkelijke wijziging opnieuw voorgesteld, thans betrekking hebbend op artikel 7.4, achtste lid.

3 (onderdeel Ea). In artikel I, onderdeel II.4, van de wet van 2 april 1998, Stb. 216, is in de eerste wijzigingsopdracht ten onrechte het woord «lid» geschrapt. Deze onjuistheid wordt thans hersteld.

3 (onderdeel Eb). Met betrekking tot het eerste lid wordt opgemerkt dat bij de wet van 27 februari 1997, Stb. 117, het oorspronkelijke vierde lid van artikel 7.66 is vernummerd tot derde lid. Bij genoemde wetswijziging is verzuimd om artikel 7.65, tweede lid, op dit punt aan te passen. Deze omissie wordt thans hersteld. De wijziging in het derde lid betreft een taalkundige verbetering.

3 (onderdeel Ec). Verwezen wordt naar de toelichting onder 1. Hieraan kan nog worden toegevoegd dat de in artikel 1637ij BW geregelde materie sinds 1 april 1997 is vastgelegd in artikel 7:646 BW.

4 en 5. Met ingang van 1 juli 1997 is het Arbeidsomstandighedenbesluit (Stb. 1997, 60) in werking getreden. Op grond van artikel 9.23, eerste lid, onderdeel t, van dat besluit is het Arbeidsomstandighedenbesluit onderwijs ingetrokken. De artikelen 9.34 en 10.22 worden thans aan de nieuwe situatie aangepast.

1 (onderdelen Cb en Cc), 2 (onderdelen Da.2 en Db), 6 t/m 9. De in deze onderdelen opgenomen wijzigingsvoorstellen zijn van louter redactionele aard.

10. Bij de wet van 21 mei 1997, Stb. 218, is in de WHW een nieuw artikel ingevoegd (artikel 16.9a). Verzuimd is de inhoudsopgave in deze zin aan te vullen. Via de voorgestelde aanvulling van onderdeel N geschiedt dit alsnog.

86. Wet op het notarisambt (artikel CXLVIIIa); Wet op het primair onderwijs (artikel CXLVIIIb); Wet op het RIVM (artikel CXLVIIIc)

Wet op het notarisambt (artikel CXLVIIIa)

Deze wijzigingen corrigeren enkele misstellingen en omissies in de toekomstige Wet op het notarisambt, thans als wetsvoorstel aanhangig bij de Eerste Kamer (kamerstukken I 1997/98, 23 706, nr. 331). Deze verbeteringen wordt als volgt toegelicht.

Onderdeel A herstelt een omissie, aangezien via artikel 122 van de Wet op het notarisambt wel is voorzien in een aanpassing van artikel 26 van die wet aan de nieuwe schuldsaneringsregeling natuurlijke personen in de Faillissementswet, maar abusievelijk nog niet in een aanpassing van het met artikel 26 corresponderende artikel 5, derde lid.

Onderdeel B brengt artikel 29, negende lid, in overeenstemming met artikel 51. In de vierde nota van wijziging bij genoemd wetsvoorstel (kamerstukken II 1997/98, 23 706, nr. 31) is artikel 51 (toen nog genummerd als 47) gewijzigd om het gebruik door de notaris van het computerzegel naast het inktstempel met zegel mogelijk te maken. Omdat de waarnemer ook het computerzegel van de vervangen notaris moet kunnen gebruiken, moet in artikel 29, negende lid, worden bepaald dat de waarnemer «het zegel» van de vervangen notaris gebruikt en dus niet het «stempel met zegel».

De in de onderdelen C en D opgenomen redactionele verbeteringen zijn reeds aangekondigd in onderdeel 6 van de memorie van antwoord aan de Eerste Kamer bij genoemd wetsvoorstel.

Onderdeel E brengt terminologie in artikel 104, derde lid, in overeenstemming met die in artikel 97.

Onderdeel F corrigeert een foutieve verwijzing.

Onderdeel G completeert de opsomming in artikel 133, eerste lid, van verordeningen van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie met een verwijzing naar een tweetal verordeningen die eerst in een later stadium van de parlementaire behandeling van meergenoemd wetsvoorstel aan het wetsvoorstel zijn toegevoegd. Aldus wordt bereikt dat ook die verordeningen onder het bereik van artikel 133 vallen, hetgeen betekent dat zij binnen een jaar na de dag van inwerkingtreding van de desbetreffende bepalingen uit de Wet op het notarisambt in werking moeten treden, bij gebreke waarvan de Minister van Justitie tot vaststelling bevoegd is.

Wet op het primair onderwijs (artikel CXLVIIIb)

Aan het wetsvoorstel wordt een wijzigingsartikel toegevoegd betreffende de met ingang van 1 augustus 1998 in werking getreden Wet op het primair onderwijs (Stb. 1998, 495), die ingevolge de WPO-WEC-WVO-wet (Stb. 1998, 228) in de plaats is getreden van de Wet op het basisonderwijs. Deze wijzigingen worden als volgt toegelicht.

B, C en D. Bij de WPO-WEC-WVO-wet vervalt de in het huidige artikel 11, zevende lid, van de Wet op het basisonderwijs opgenomen ontheffingsmogelijkheid en worden permanente commissies leerlingenzorg mogelijk gemaakt. Bij de Wet schoolplan, schoolgids, klachtrecht (Stb. 1998, 398) is hiermee abusievelijk geen rekening gehouden. Daarom wordt in de onderdelen B en C geregeld dat voornoemde ontheffingsmogelijkheid niet opnieuw wordt geïntroduceerd en dat de klachtenregeling van de Wet schoolplan, schoolgids, klachtrecht zich tevens uitstrekt tot de permanente commissies leerlingenzorg. Dit laatste is overeenkomstig de afspraak met de akkoordpartners Weer Samen Naar School (zie de Uitwerkingsnotitie WSNS, p. 38; kamerstukken II 1996/97, 21 860, nr. 43). Onderdeel D regelt in verband hiermee dat in het zorgplan wordt bepaald hoe de permanente commissie leerlingenzorg informatie verstrekt aan de klachtencommissie.

F, M, N en O. Deze onderdelen houden verband met de uitgestelde inwerkingtreding van de derde tranche van de Awb voor de onderwijswetgeving.

H. Dit onderdeel betreft een aanpassing aan de gewijzigde citeertitel van een op de Wet op het primair onderwijs gebaseerd besluit.

I. Dit onderdeel bevat aanpassingen van de verwijzingen naar artikelleden, die ingevolge de Wet OALT (Stb. 1998, 148) zijn vernummerd.

J. Dit onderdeel corrigeert een verwijzing naar een artikel dat is vervallen bij de Wet GOA (Stb. 1997, 237).

K. In dit onderdeel wordt een onjuiste wijzigingsopdracht gecorrigeerd.

Q. Het opschrift van een aantal artikelen is bij verschillende wetswijzigingen gewijzigd, maar abusievelijk in de inhoudsopgave niet aangepast. Via de voorgestelde wijzigingen geschiedt dit alsnog.

De overige onderdelen zijn inhoudelijk gelijk aan de wijzigingen die reeds in het wetsvoorstel waren opgenomen betreffende de Wet op het basisonderwijs (artikel CXLVI). In onderdeel 84 van deze nota van wijziging is voorzien in het laten vervallen van artikel CXLVI. Niet overgenomen is onderdeel H van artikel CXLVI, hetgeen verband houdt met het feit dat artikel 110l van de Wet op het basisonderwijs ingevolge de Wet OALT integraal is vervangen door een nieuw artikel, zodat dit onderdeel overbodig is geworden.

Wet op het RIVM (artikel CXLVIIIc)

Ingevolge artikel II, onderdeel C, van de Wet van 24 december 1997, houdende regelen ter instelling van de natuurplanbureaufunctie (Stb. 1998, 56) wordt in artikel 4 van de Wet op het RIVM een nieuw derde lid ingevoegd, dat een verwijzing bevat naar artikel 17a van de Natuurbeschermingswet 1998 (Stb. 403). Via het in onderdeel 31 van deze nota van wijziging toegevoegde artikel LIVa is voorzien in de vernummering van artikel 17a tot artikel 9, hetgeen tot aanpassing noopt van de onderhavige verwijzing. Via de voorgestelde wijziging wordt hierin voorzien alsmede in toevoeging van het jaartal zoals dat is opgenomen in de definitieve citeertitel van de Natuurbeschermingswet 1998.

87. Wet op het voortgezet onderwijs (artikel CXLIX)

Artikel CXLIX betreffende de Wet op het voortgezet onderwijs (WVO) wordt op diverse onderdelen gewijzigd en aangevuld in verband met de ingrijpende wijzigingen van die wet ingevolge de WPO-WEC-WVO-wet (Stb. 1998, 228) en de daaruit voortvloeiende vernummeringen (zie de tekstplaatsing van de WVO in Stb. 1998, 512). De wijzigingen worden als volgt toegelicht.

1. Naar aanleiding van het door de Tweede Kamer uitgebrachte verslag inzake het voorstel van wet tot wijziging van een aantal onderwijswetten in verband met onder meer de invoering van het schoolplan, de schoolgids en het klachtrecht (kamerstukken II 1997/98, 25 459, nr. 4) is bij nota van wijziging (nr. 6) in alle daarvoor in aanmerking komende artikelen de zinsnede «aanvullende opdrachten voor het onderwijs» vervangen door «eigen opdrachten voor het onderwijs». Daarbij is artikel 23a echter over het hoofd gezien. Via het nieuwe onderdeel Ba wordt deze omissie hersteld.

2. Onderdeel C moet vervallen nu artikel 24 van de Wet op het voortgezet onderwijs met ingang van 1 augustus 1998 een geheel andere inhoud heeft gekregen ten gevolge van de Wet schoolplan, schoolgids, klachtrecht (Stb. 1998, 398).

3. De wijziging van onderdeel F bevat aanpassing aan de omstandigheid dat de aldaar genoemde wet van 2 juli 1997, Stb. 322, inmiddels per 1 augustus 1998 in werking is getreden. Inhoudelijk zijn geen wijzigingen aangebracht.

4 en 5. De nieuwe onderdelen Ia en Ka bevatten aanpassingen aan de ingevolge de WPO-WEC-WVO-wet gewijzigde citeertitels van de Wet op het basisonderwijs (thans Wet op het primair onderwijs) en de ISOVSO (thans Wet op de expertisecentra) en de toevoegingen van een tweede deel aan de Wet op het voortgezet onderwijs.

5 en 8. De nieuwe onderdelen Kb, Qa en Qb houden verband met de uitgestelde inwerkingtreding van de derde tranche van de Awb voor de onderwijswetgeving.

6. Omdat door de wijziging van de WVO ingevolge de wet van 25 mei 1998, Stb. 337 (Regeling leerwegen mavo en vbo; invoering leerwegondersteunend en praktijkonderwijs) in artikel 77 niet langer sprake is van artikel 96l, moet onderdeel M worden aangepast.

7. Op grond van hoofdstuk IV van de Aanpassingswet privatisering ABP (Stb. 1997, 162) is overal in de onderwijswetgeving de terminologie aangepast, onder meer in artikel 84b. Het nieuwe opschrift van artikel 84b moet hiermee nog in overeenstemming te worden gebracht.

9. De in onderdeel R vervatte wijziging blijft inhoudelijk ongewijzigd, maar de formulering van de wijziging wordt hierbij aangepast aan de omstandigheid dat de Penitentiaire beginselenwet inmiddels tot wet is verheven (Stb. 1998, 430).

10. Dit onderdeel bevat reeds in het oorspronkelijke wetsvoorstel opgenomen aanpassingen die in verband met de WPO-WEC-WVO-wet nu moeten worden aangebracht in deel II van de WVO.

88. Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie (artikel CXLIXa)

Ingevolge artikel 14 van de wet van 14 mei 1998, Stb. 302 (uitvoeringswet van het Haags Adoptieverdrag) zijn met ingang van 1 oktober 1998 enkele wijzigingen aangebracht in de Wet opneming buitenlandse pleegkinderen. Daarbij is ook de citeertitel van laatstgenoemde wet gewijzigd in: Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie. De thans voorgestelde wijzigingen in laatstgenoemde wet bevatten enkele verbeteringen van wetstechnische aard, die als volgt worden toegelicht.

A. Artikel 14, onderdeel F, van de uitvoeringswet van het Haags Adoptieverdrag voorziet in de verlettering van onderdeel b van artikel 4 in onderdeel c. Verzuimd is om de bestaande onderdelen c en d te verletteren tot d en e, hetgeen via de voorgestelde wijziging alsnog geschiedt.

B. De in artikel 7 voorgestelde wijziging vloeit rechtstreeks voort uit de bij amendement aangebrachte wijziging in het met dit artikel samenhangende artikel 5, vijfde lid, onderdeel b, waarin dezelfde wijzigingen waren aangebracht.

C en D. Artikel 14 van de uitvoeringswet van het Haags Adoptieverdrag bevat onder andere een aanpassing van de terminologie waarbij «pleegkind» steeds is vervangen door «kind». Abusievelijk is deze aanpassing niet doorgevoerd in de opschriften van de hoofdstukken 3 en 4 van de Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie. Via de voorgestelde wijziging geschiedt dit alsnog. Een soortgelijke wijziging wordt aangebracht in artikel 17, waarin ten onrechte de term «pleegkinderen» is gehanteerd.

E en F. De uitvoeringswet van het Haags Adoptieverdrag is met ingang van 1 oktober 1998 in werking getreden (KB van 15 juli 1998, Stb. 475). De onderdelen S en T van artikel 14 zijn echter van de inwerkingtreding uitgezonderd, omdat bij de ingevolge die onderdelen aangebrachte wijzigingen in de artikelen 25 en 26 van de Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie nog geen rekening was gehouden met de wijzigingen van die artikelen ingevolge hoofdstuk 3, artikel 11, van de Aanpassingswet derde tranche Awb II (Stb. 1997, 580). Via de hier voorgestelde wijzigingen worden alsnog de juiste wijzigingen aangebracht in de artikelen 25 en 26. In onderdeel 98 van deze nota van wijziging wordt via het nieuw voorgestelde artikel CLXXXVc voorzien in het laten vervallen van artikel 14, onderdelen S en T, van de wet van 14 mei 1998, Stb. 302, waarvoor de thans voorgestelde wijzigingen in de plaats treden. Door de wijziging van artikel 25 wordt bewerkstelligd dat de in de Algemene wet bestuusrecht neergelegde toezichtsbevoegdheden in beginsel ook van toepassing worden op het in artikel 25 bedoelde toezicht op vergunninghouders. In de tekst zoals opgenomen in de wet van 14 mei 1998, Stb. 302, is dit niet het geval, aangezien daar het toezicht wordt opgedragen aan een organisatie, terwijl de toezichtsbevoegdheden van de Awb alleen van toepassing zijn indien het toezicht is opgedragen aan personen (vgl. kamerstukken II 1996/97, 25 280, nr. 3, p. 31, sub 90 en 91). De in artikel 14, onderdeel T, van de wet van 14 mei 1998, Stb. 302, opgenomen wijziging van artikel 26, ingevoegd via het amendement Doelman-Pel/Van der Burg, sluit niet aan op de actuele tekst van artikel 26, aangezien geen rekening was gehouden met de wetswijziging ingevolge de Aanpassingswet derde tranche Awb II (Stb. 1997, 580). Deze wijziging kan derhalve niet worden doorgevoerd. Aansluitend op de voorgestelde wijziging van artikel 25 wordt derhalve een verbeterde wijziging van artikel 26 voorgesteld. Deze komt erop neer dat de in artikel 26 reeds opgenomen uitsluitingen van bepaalde toezichtsbevoegdheden ook gaan gelden voor het toezicht op vergunninghouders.

89. Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen (artikel CL)

Ingevolge de Wet van 15 januari 1998, Stb. 33 (herziening onderzoek ter terechtzitting) is een groot aantal artikelen van het Wetboek van Strafvordering ingrijpend gewijzigd. Verzuimd is de verwijzingen naar een aantal van deze artikelen in artikel 28, vierde en vijfde lid, van de Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen aan deze wijzingen aan te passen. Via de thans aan artikel CL toegevoegde wijziging wordt alsnog in de noodzakelijke aanpassingen voorzien.

90. Wet overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen (artikel CLa)

Ingevolge artikel 76 van de Wet overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen (Wet OOW; Stb. 1997, 768) zal met ingang van het tijdstip van aanvang van fase 2 van die wet aan artikel 3 van de Ziekenfondswet een tiende lid worden toegevoegd. Inmiddels is ingevolge de wet van 26 maart 1998, Stb. 203, echter met ingang van 1 juli 1998 reeds een tiende lid aan artikel 3 van de Ziekenfondswet toegevoegd. Artikel XIII van wetsvoorstel 26 011 (uitvoeringsorganen volksgezondheid) bevat inmiddels een voorziening waardoor het toe te voegen tiende lid zal worden vernummerd tot elfde lid. Aangezien echter op dit moment onzeker is of wetsvoorstel 26 011 eerder tot wet wordt verheven en in werking treedt dan het tijdstip van aanvang van fase 2 van de Wet OOW, wordt thans in het wetsvoorstel voor de Reparatiewet I een artikel CLa opgenomen dat een voorziening geeft voor het geval fase 2 van de Wet OOW eerder aanvangt – en daarmee artikel 76 van de Wet OOW eerder in werking treedt – dan artikel XIII van wetsvoorstel 26 011. In dat geval vloeit de vernummering van het tiende tot elfde lid voort uit de Reparatiewet I. Artikel XIII van wetsvoorstel 26 011 kan dan vervallen, hetgeen wordt geregeld via het in onderdeel 45 van deze nota van wijziging ingevoegde artikel LXXIXb. Artikel CLa vervangt het oorspronkelijke artikel CC, onderdeel A, waarbij er abusievelijk van uit werd gegaan dat artikel 76 van de Wet overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen reeds in werking was getreden. Dit onderdeel is via onderdeel 106 van deze nota van wijziging geschrapt.

91. Wet politieregisters (artikel CLIII)

Onderdeel B bevat de reeds in het wetsvoorstel opgenomen wijziging van de Wet politieregisters. Onderdeel A is nieuw en voegt aan het wetsvoorstel een correctie toe van een misslag in artikel 10, tweede lid, van de Wet politieregisters.

92. Wet Raad voor de Transportveiligheid (artikel CLIVa)

In het wetsvoorstel dat heeft geleid tot de Wet Raad voor de Transportveiligheid is in artikel 83 (toen nog genummerd als artikel 77) abusievelijk bij nota van verbetering het woord «landt» geschrapt (kamerstukken II 1996/97, 25 332, nr. 4) en is in het artikel een weggevallen zinsdeel niet toegevoegd, waardoor de tot wet verheven tekst geen volledige zin oplevert. Dit wordt via het thans toegevoegde artikel CLIVa hersteld.

93. Wet rampen en zware ongevallen (artikel CXLV)

Bij nota van wijziging is in het voorstel van wet tot wijziging van de Rampenwet en andere wetten in verband met de uitbreiding van de reikwijdte van de Rampenwet tot zware ongevallen en de regeling van enige andere onderwerpen (kamerstukken II 1995/96, 24 481, nr. 6) het voorgestelde artikel 2c, tweede lid, van de Wet rampen en zware ongevallen gewijzigd. Daarbij is verzuimd om het soortgelijke artikel 11b, derde lid, dienovereenkomstig te wijzigen. Via de in het nieuwe onderdeel Aa voorgestelde wijziging wordt de redactie van de delegatiebepaling in artikel 11b, derde lid, van de Wet rampen en zware ongevallen nu alsnog in overeenstemming gebracht met de redactie van de soortgelijke delegatiebepaling in artikel 2c, tweede lid, van die wet. De identieke redactie betekent onder meer dat de facultatieve delegatie in artikel 11b, derde lid, wordt omgezet in een verplichte delegatie. De algemene maatregel van bestuur waarmee onder meer aan de artikelen 2c, tweede lid, en 11b, derde lid, uitvoering is gegeven, is het Besluit informatie inzake rampen en zware ongevallen.

94. Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren (artikel CLVa); Wet rechtspositionele voorzieningen rampenbestrijders (artikel CLVb)

Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren (artikel CLVa)

Aan het wetsvoorstel wordt een wijziging toegevoegd van artikel 51, tweede lid, van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren, waarin nog twee verwijzingen naar Boek 7A BW moeten worden aangepast aan de vervanging van deze titel per 1 april 1997 door titel 10 van Boek 7 BW ingevolge de Vaststellingswet titel 7.10 Burgerlijk Wetboek (arbeidsovereenkomst) (Stb. 1996, 406).

Wet rechtspositionele voorzieningen rampenbestrijders (artikel CLVb)

Door onderdeel 59 van deze nota van wijziging aan artikel CVIII toegevoegde onderdeel B voorziet in een wijziging van de citeertitel van de Wet geneeskundige hulpverlening bij rampen. Via de onderhavige wijziging wordt met deze gewijzigde citeertitel rekening gehouden in de verwijzing naar die wet in artikel 1 van de Wet rechtspositionele voorzieningen rampenbestrijders.

95. Wet subsidiëring landelijke onderwijsondersteunende activiteiten (artikel CLVIIa)

Aan het wetsvoorstel wordt een wijziging toegevoegd waarin een omissie wordt hersteld in de op 1 augustus 1997 in werking getreden Wet subsidiëring landelijke onderwijsondersteunende activiteiten (Stb. 1997, 290). In die wet is een grondslag opgenomen voor een subsidieplafond. Uit de formulering daarvan blijkt echter niet ondubbelzinnig dat ook het stellen van verdelingsregels daarbij mogelijk is. In lijn met de wetssystematiek in andere subsidiewetten, wordt dit via de thans voorgestelde wijziging buiten twijfel gesteld door ook daarvoor een expliciete wettelijke basis te verschaffen.

96. Wet tegemoetkoming studiekosten (artikel CLVIII)

Artikel CLVIII betreffende de Wet tegemoetkoming studiekosten (WTS) ondergaat enkele aanvullingen. De onderdelen A.1 en B.1 waren reeds opgenomen in het wetsvoorstel. Onderdeel D is opnieuw uitgeschreven, omdat de daarin vervatte wijziging is aangevuld met een correctie die voortvloeit uit een niet geheel correct geformuleerde wijzigingsopdracht in artikel XVI, onderdeel B, van de WPO-WEC-WVO-wet (Stb. 1998, 228). Nieuw zijn tenslotte de onderdelen A.2, Aa, B.2, E en F, die als volgt worden toegelicht.

A.2, Aa.1, E.2 en F.1 Door het overgangsartikel 87 van de WTS en door de wet van 17 april 1997, Stb. 183, zijn de onderdelen e tot en met g van artikel 9, eerste lid, gewijzigd. Daarbij is verzuimd de verwijzingen vanuit de artikelen 9, tweede lid, 19, tweede lid, 69, derde lid, en 71, eerste lid, naar de genoemde onderdelen van artikel 9, eerste lid, aan te passen. Deze omissies worden via de voorgestelde wijzigingen hersteld.

Aa.2. Artikel 19, tweede lid, WTS ziet op het bekostigd onderwijs; het zesde lid ziet op het niet-bekostigd onderwijs. De verwijzingen naar artikel 9 worden thans dienovereenkomstig aangebracht.

B.2. Dit onderdeel herstelt een foutieve onderdeelaanduiding in artikel 22, eerste lid, WTS.

E.1 en F. Deze onderdelen houden voorts verband met het volgende. In artikel 71, eerste lid, WTS is ten onrechte hoofdstuk III van de WTS niet genoemd. Die verwijzing wordt nu alsnog opgenomen. In het tweede lid van dat artikel en ook in artikel 69, lid 1a, moet die verwijzing – in casu naar artikel 22 – juist worden geschrapt. Immers, in die leden gaat het om beroepsonderwijs, terwijl het in hoofdstuk III van de WTS juist om voortgezet onderwijs en niet om beroepsonderwijs gaat.

97. Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 (artikel CLXIII)

Onderdeel B bevat de reeds in het wetsvoorstel opgenomen wijziging van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 (Wtv 1993). Onderdeel A is nieuw. Daarin wordt een wijziging toegevoegd van artikel 13 van de Wtv 1993, die voorziet in de schrapping van enkele inmiddels overbodig geworden zinsneden. De reden hiervoor is gelegen in het volgende. In de per 1 januari 1998 ingetrokken Wet Sociale Werkvoorziening (WSW) werden degenen die onder deze wet vielen niet als werknemer beschouwd en evenmin als ambtenaar. De stichtingen die de (aanvullende) pensioenaanspraken uitvoerden, vielen niet onder de Pensioen- en spaarfondsenwet (PSW), omdat zij niet voldeden aan de formele begripsomschrijving van pensioenfonds c.q. spaarfonds in artikel 1 van de PSW. Bovendien gold voor deze stichtingen artikel 1, zesde lid, van de PSW. In materiële zin was overigens wel sprake van een pensioenfonds c.q. spaarfonds in de zin van de PSW. Daarom werd in de artikelen 30b en 30c van de WSW de PSW grotendeels van toepassing verklaard. Gezien deze situatie bestond er geen bezwaar deze stichtingen op te nemen in de uitzonderingsregeling in artikel 13 van de Wtv 1993, waardoor zij niet onder die wet vielen, voor zover zij zich aan het vierde lid van artikel 13 van die wet hielden. Ingevolge op 1 januari 1998 in werking getreden Wet sociale werkvoorziening (Wsw; 1997, 466) worden degenen die onder deze wet vallen wel als werknemer beschouwd. De dienstbetrekking is van rechtswege omgezet in een gewone arbeidsovereenkomst. Uit de toelichting op de artikelen 17 en 37 van de Wsw blijkt dat het de bedoeling is dat de aanspraken volgens het normale regime onder de PSW zullen vallen. In beginsel kan daardoor de uitzondering in artikel 13, derde lid, onderdeel e, en vierde lid, onderdeel e, aanhef en 1°, van de Wtv 1993 vervallen. Er werd evenwel geen tijdstip bepaald waarop dit zijn beslag moest krijgen, omdat de aanspraken nog bij collectieve arbeidsovereenkomst moesten worden geregeld. Hoeveel tijd dit zou nemen was op dat moment niet te voorzien. Deze collectieve arbeidsovereenkomsten waarin de aanspraken op pensioen zijn geregeld, zijn inmiddels tot stand gekomen. Daarmee is de uitzondering in artikel 13, derde lid, onderdeel e, en vierde lid, onderdeel e, aanhef en 1°, van de Wtv 1993 overbodig geworden.

98. Wet van 5 juli 1997, Stb. 336 (artikel CLXXXVa); Wet van 2 april 1998, Stb. 228 (artikel CLXXXVb); Wet van 14 mei 1998, Stb. 302 (artikel CLXXXVc); Wet van 18 juni 1998, Stb. 398 (artikel CLXXXVd); Wet verevening pensioenrechten bij scheiding (artikel CLXXXVe)

Wet van 5 juli 1997 tot wijziging van bepalingen van de Mediawet, de Wet op de telecommunicatievoorzieningen en de Radio-Omroep-Zender-Wet 1935 in verband met de liberalisering van de mediawetgeving (Stb. 336) (artikel CLXXXVa)

In artikel II, onderdeel A, van de wet van 5 juli 1997, Stb. 336, worden de onderdelen jj, kk en ll aan artikel 1, eerste lid, van de Wet op de telecommunicatievoorzieningen (Wtv) toegevoegd. Bedoeld artikel II is nog niet in werking getreden. Om de in het eerstgenoemde artikelonderdeel opgenomen wijzigingen in overeenstemming te brengen met de voorgestelde wijzigingen, van artikel 1, eerste lid, Wtv, zoals deze zijn vervat in het in onderdeel 79 van deze nota van wijziging aangevulde artikel CXLII van het wetsvoorstel, moet het in evengenoemd artikel II, onderdeel A, opgenomen onderdeel jj vervallen en moeten de onderdelen kk en ll anders worden geletterd. Het voorgestelde artikel CLXXXVa strekt daartoe.

Wet van 2 april 1998 tot wijziging van enkele onderwijswetten en technische wijziging van enkele andere wetten in verband met het totstandbrengen van onder meer een Wet op het primair onderwijs en een Wet op de expertisecentra (Stb. 228) (artikel CLXXXVb)

De onderdelen A, B en C van het nieuwe artikel CLXXXVb bevatten enkele technische correcties van het overgangsrecht in de WPO-WEC-WVO-wet (Stb. 1998, 228).

In onderdeel D wordt artikel LV-3 van die wet opnieuw uitgeschreven. Dit artikel, dat indertijd bij nota van wijziging aan het aan de wet ten grondslag liggende wetsvoorstel werd toegevoegd (kamerstukken II 1997/98, 25 409, nr. 28), betreft de aanpassing van verwijzingen naar de ingevolge de WPO-WEC-WVO-wet vervangen of vernummerde onderwijswetgeving, in het bijzonder dus de WPO, de WEC en de WVO zoals die inmiddels zijn geplaatst in respectievelijk Stb. 1998, 495, 496 en 512. In de thans voorgestelde nieuwe tekst is duidelijker tot uitdrukking gebracht dat het artikel niet strekt tot het daadwerkelijk wijzigen van de desbetreffende verwijzingen, hetgeen mogelijkerwijs uit het woord vervangen kon worden afgeleid. Aangezien echter niet is bepaald om welke verwijzingen in welke wetten het precies gaat, kan aan een dergelijke wijzigingsopdracht uiteraard geen uitvoering worden gegeven. Bedoeld was een fictie te creëren door verwijzingen naar de oude wetgeving te beschouwen als verwijzingen naar de nieuwe wetgeving. Teneinde misverstanden daaromtrent te vermijden, is het artikel opnieuw geredigeerd, waarbij niet meer wordt gesproken over vervangen maar het artikel uitdrukkelijk de vorm van een wettelijke fictie krijgt. Voorts worden in de nieuwe tekst enkele leemten hersteld. Het huidige artikel LV-3 spreekt alleen over verwijzingen in overgangsrecht. Dit is echter te beperkt; het gaat niet alleen om overgangsbepalingen, maar ook om bepalingen die toekomstige wijzigingen bevatten en inwerkingtredingsbepalingen. Verder bevat het huidige artikel LV-3 ten onrechte geen voorziening voor verwijzingen naar onderdelen van de ISOVSO voor zover het betreft het voortgezet speciaal onderwijs aan kinderen met leer- en opvoedingsmoeilijkheden of moeilijk lerende kinderen, welke verwijzingen moeten worden beschouwd als verwijzingen naar de overeenkomstige onderdelen van deel II van de Wet op het voortgezet onderwijs. Tenslotte moest nog een voorziening worden getroffen voor verwijzingen naar de Wet op het basisonderwijs of de ISOVSO als geheel, dus niet naar specifieke artikelen, hoofdstukken, titels, afdelingen en paragrafen van die wetten.

Wet van 14 mei 1998 tot uitvoering van het op 29 mei 1993 te 's-Gravenhage tot stand gekomen verdrag inzake de bescherming van kinderen en de samenwerking op het gebied van de interlandelijke adoptie en, in verband daarmee, wijziging van de Wet opneming buitenlandse pleegkinderen en enige andere wetten (Stb. 302) (artikel CLXXXVc)

Aan het wetsvoorstel worden enkele verbeteringen toegevoegd in de op 1 oktober 1998 in werking getreden uitvoeringswet van het Haags Adoptieverdrag (Stb. 1998, 302), die als volgt worden toegelicht.

A. De wijziging in artikel 11, tweede lid, houdt met name verband met de inmiddels in werking getreden Wet van 24 december 1997 tot herziening van het afstammingsrecht alsmede van de regeling van adoptie (Stb. 772). Een verzoek tot omzetting van een in overeenstemming met het verdrag in de staat van herkomst van het kind verkregen «zwakke» adoptie, een adoptie waarbij de familierechtelijke betrekkingen met de oorspronkelijke ouders niet zijn verbroken, in een «sterke» adoptie naar Nederlands recht dient, uiteraard, door de persoon of de personen te worden ingediend die het kind bij «zwakke» adoptie hebben geadopteerd. De omzetting dient in het kennelijk belang van het kind te zijn (zie artikel 1:227, tweede lid, BW). Artikel 27 van het verdrag vereist voorts dat de oorspronkelijke ouders toestemming tot de omzetting geven, in verband waarmee is bepaald dat aan artikel 1:228, eerste lid, onder d, BW moet worden voldaan. Het verdrag staat de rechter niet toe om aan de tegenspraak van een ouder voorbij te gaan. Daarom is artikel 1:228, tweede lid, BW in het geval van omzetting niet van toepassing. Ook de bepaling inzake de verzorgingstermijn (artikel 1:228, eerste lid, onder f, BW) is in het geval van omzetting niet van toepassing.

B. Het in onderdeel 88 van deze nota van wijziging ingevoegde artikel CXLIXa, onderdelen E en F, dat wijziging aanbrengt in de Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie, komt in de plaats van artikel 14, onderdelen S en T, van de wet van 14 mei 1998, Stb. 302. Voor een toelichting wordt verwezen naar de toelichting bij de onderdelen E en F van het nieuwe artikel CXLIXa.

Wet van 18 juni 1998 tot wijziging van een aantal onderwijswetten in verband met onder meer de invoering van het schoolplan, de schoolgids en het klachtrecht (Stb. 398) (artikel CLXXXVd)

Het nieuwe artikel CLXXXVe vervangt enkele verwijzingen in de Wet schoolgids, schoolplan, klachtrecht naar de Wet op basisonderwijs en de ISOVSO door verwijzingen naar de ingevolge de WPO-WEC-WVO-wet (Stb. 1998, 228) gewijzigde citeertitels van beide wetten, namelijk Wet op het primair onderwijs en Wet op de expertisecentra. Voorts is een aanpassing opgenomen aan de toevoeging van een tweede deel aan de Wet op het voortgezet onderwijs.

Wet verevening pensioenrechten bij scheiding (artikel CLXXXVe)

Aan het wetsvoorstel worden enkele wijzigingen toegevoegd van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding, die als volgt worden toegelicht.

A.1. Deze wijziging herstelt een tekstuele misslag in artikel 1, eerste lid, onderdeel f.

A.2 Bij de wijziging van artikel 1, vierde lid, ingevolge artikel X, onderdeel A, van de Aanpassingswet privatisering ABP (Stb. 1997, 162) zijn enkele onderdelen uit artikel 1, vierde lid, vervallen. Daarbij is verzuimd om onderdeel l te verletteren tot onderdeel j. Via de voorgestelde wijziging geschiedt dit alsnog.

B. Bij de invoering van het geregistreerd partnerschap is beoogd de meeste gevolgen die de wet aan een huwelijk verbindt, ook te verbinden aan een registratie door twee personen van verschillend of gelijk geslacht. De gevolgen strekken zich echter niet uit tot familierechtelijke betrekkingen. Om dit te realiseren was aanpassing van wetgeving noodzakelijk. Hiertoe is een aparte Aanpassingswet geregistreerd partnerschap (Stb. 1997, 660) opgesteld. In hoofdstuk 6, artikel 13, van die wet is ook de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding aangepast. In artikel 1 zijn enkele begripsbepalingen uitgebreid met het geregistreerd partnerschap, zoals de begrippen «echtgenoot», «scheiding» en «huwelijkse voorwaarden». De term «echtscheiding» in artikel 5 was echter niet met zoveel woorden gelijk gesteld met beëindiging van het geregistreerd partnerschap. Met betrekking tot dit artikel, waarin de mogelijkheid tot conversie in geval van echtscheiding wordt geregeld, heeft dat tot vragen uit de praktijk geleid. Omdat het uiteraard de bedoeling van de wetgever is geweest om conversie ook in geval van beëindiging van het geregistreerd partnerschap mogelijk te maken, wordt via de thans voorgestelde wijziging artikel 5 aangepast, teneinde iedere onduidelijkheid hierover weg te nemen.

99. Wet vervoer binnenvaart (artikel CLXXXVIII oud); Wet verplaatsing mestproductie (artikel CLXXXVIII nieuw)

Artikel CLXXXVIII bevatte een wijziging van de Wet vervoer binnenvaart. Deze wijziging kan vervallen in verband met de in onderdeel 69 van deze nota van wijziging opgenomen wijziging van artikel CXXVII (Wet op de economische delicten), betrekking hebbend op de Wet Goederenvervoer Binnenscheepvaart (Stb. 1951, 472).

In plaats van de wijziging van de Wet vervoer binnenvaart komen nu in artikel CLXXXVIII enkele wijzigingen van de Wet verplaatsing mestproductie, die verband houden met het volgende. Op basis van artikel VI van de wet van 2 mei 1997, Stb. 360, is in Stb. 1998, 100, de tekst gepubliceerd van de Meststoffenwet, zoals deze luidt met ingang van 1 januari 1998. In deze tekstplaatsing zijn de meeste artikelen van de Meststoffenwet vernummerd. De in artikel CLXXXVIII (nieuw) voorgestelde wijzigingen strekken ertoe in de Wet verplaatsing mestproductie verwijzingen naar wetsartikelen van de Meststoffenwet in overeenstemming te brengen met deze tekstplaatsing en de daarin opgenomen vernummeringen. Aan artikel 5, derde lid, is duidelijkheidshalve toegevoegd dat de verwijzing naar de daar genoemde artikelen betrekking heeft op de artikelen zoals die voor 1 januari 1998 luidden.

100. Wet waardering onroerende zaken (artikel CXCIIIa); Wet wapens en munitie (artikel CXCIIIb); Wet ziekenhuisvoorzieningen (artikel CXCIIIc)

Wet waardering onroerende zaken (artikel CXCIIIa)

Bij de wijziging van artikel 40, tweede lid, van de Wet onroerende zaken ingevolge hoofdstuk 2, artikel 5, onderdeel K, van de Aanpassingswet derde tranche Awb II (Stb. 1997, 580) sloten de te wijzigen tekst en de tot stand gebrachte tekst niet geheel aan op de tekst van de oorspronkelijke bepaling, aangezien de hoofdletter aan het begin ontbrak. Via het thans aan het wetsvoorstel toegevoegde artikel CXCIIIa wordt bewerkstelligd dat alsnog de juiste tekst ontstaat.

Wet wapens en munitie (artikel CXCIIIb)

Aan het wetsvoorstel worden enkele wijzigingen toegevoegd van de Wet wapens en munitie, die als volgt worden toegelicht.

A. Artikel 38, tweede lid, van de Wet wapens en munititie is opnieuw vastgesteld ingevolge hoofdstuk 3, artikel 12, onderdeel C, van de Aanpassingswet derde tranche Awb II (Stb. 1997, 580). Bij deze aanpassing is abusievelijk geen rekening gehouden met de omstandigheid dat de zinsnede Onze Commissarissen in de provincie en sedert de wijziging van de Wet wapens en munitie ingevolge de wet van 16 november 1995, Stb. 579 – en ook bij de hernieuwde vaststelling van de Wet wapens en munitie ingevolge de wet van 5 juli 1997, Stb. 292 – niet meer in artikel 38, tweede lid, voorkwam. Via de voorgestelde wijziging wordt deze zinsnede derhalve alsnog weer geschrapt uit artikel 38, tweede lid.

B. Deze wijziging herstelt een redactionele onjuistheid bij de wijziging van artikel 54 ingevolge hoofdstuk 3, artikel 12, onderdeel L, van de Aanpassingswet derde tranche Awb II.

Wet ziekenhuisvoorzieningen (artikel CXCIIIc)

Ingevolge artikel 17 van de op 14 november 1997 in werking getreden Wet op bijzondere medische verrichtingen (Stb. 1997, 515) is onder andere artikel 18b van de Wet ziekenhuisvoorzieningen (WZV) gewijzigd. De tekst van artikel 18b WZV is vervolgens per 1 januari 1998 opnieuw vastgesteld ingevolge hoofdstuk 8, artikel 6, onderdeel C, van de Aanpassingswet derde tranche Awb II (Stb. 1997, 580). Bij laatstgenoemde wijziging is echter uitgegaan van de tekst van artikel 18b WZV die vóór 14 november 1997 gold. Een en ander heeft tot gevolg gehad dat de wijziging van artikel 18b WZV, bewerkstelligd door de Wet op bijzondere medische verrichtingen, door de wijziging ingevolge de Aanpassingswet derde tranche Awb II ten onrechte ongedaan is gemaakt. Via het thans aan het wetsvoorstel toegevoegde artikel CXCIIIc krijgt artikel 18b WZV wederom de tekst die het artikel thans behoort te hebben.

101. Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (artikel CXCIV)

Aan artikel CXCIV worden enkele wijzigingen van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering toegevoegd, die als volgt worden toegelicht.

Aa. Artikel IV van de op 1 januari 1998 in werking getreden Wet van 30 oktober 1997 tot wijziging van, onder meer, Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek in verband met invoering van gezamenlijk gezag voor een ouder en zijn partner en van gezamenlijke voogdij (Stb. 506) bevatte een wijziging van artikel 429g Rv., waarbij «ouderlijk gezag» werd vervangen door «ouderlijk gezag of de overeenkomstige toepassing daarvan». Door een latere wet, de op 17 december 1997 tot stand gekomen en eveneens op 1 januari 1998 in werking getreden Aanpassingswet geregistreerd partnerschap (Stb. 1997, 660) is deze wijziging echter ongedaan gemaakt, omdat in hoofdstuk 6, artikel 2, onderdeel K, van die wet de tekst van artikel 429, tweede lid, Rv. geheel opnieuw werd vastgesteld, zonder dat met die wijziging was rekening gehouden. Via de thans voorgestelde wijziging wordt de met de wet van 30 oktober 1997, Stb. 506, beoogde wijziging alsnog weer in de tekst van artikel 429g, tweede lid, Rv. doorgevoerd.

Da. Deze wijziging corrigeert nog een misslag in tekst van artikel 453, tweede lid, Rv., zoals tot stand gekomen bij de Invoeringswet Boeken 3, 5 en 6 Nieuw BW (Stb. 1986, 295 jo. 1991, 602).

Oa. Bij de op 1 februari 1998 in werking getreden Wet van 24 december 1997 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek en van enige andere wetten in verband met de regeling van de splitsing van rechtspersonen (Stb. 776) is aan artikel 997, eerste lid, Rv. abusievelijk een verwijzing toegevoegd naar een niet bestaand artikel 2:344l BW in plaats van artikel 2:334l BW. Via de voorgestelde wijziging wordt alsnog de juiste verwijzing aangebracht.

Ob. Deze wijziging corrigeert nog een misslag in de tekst van artikel 1060, tweede lid, Rv., zoals vastgesteld bij de Wet van 2 juli 1986, Stb. 372.

102. Wetboek van Koophandel (artikel CXCV)

Het nieuw toegevoegde onderdeel Ea aan artikel CXCV houdt verband met het volgende. Ingevolge hoofdstuk II, artikel I, van de op 1 januari 1992 in werking getreden Invoeringswet boeken 3, 5 en 6 nieuw BW eerste gedeelte (Stb. 1986, 295 jo. Stb. 1991, 602) is onderdeel 1 van artikel 39 van de Wet op de rechterlijke organisatie vervallen en zijn de onderdelen 2 t/m 5 vernummerd tot 1 t/m 4. De verwijzing in artikel 415i, eerste lid, van het Wetboek van Koophandel naar onderdeel 3 van artikel 39 van de Wet op de rechterlijke organisatie is toen abusievelijk niet vervangen door een verwijzing naar onderdeel 2. Ook nadien is dit niet gebeurd. Via de thans voorgestelde wijziging geschiedt dit alsnog. Voorts voorziet deze wijziging in de aanhaling van de tegenwoordige citeertitel van de Wet op de rechterlijke organisatie.

103. Wetboek van Strafrecht (artikel CXCVI)

Artikel CXCVI wordt op enkele onderdelen gewijzigd en aangevuld, hetgeen als volgt wordt toegelicht.

1. Onderdeel C bevatte een wijziging van artikel 14e Sr. Artikel 14e Sr. is echter met ingang van 2 februari 1998 vervallen ingevolge de wet van 15 januari 1998, Stb. 35, zodat deze wijziging kan worden geschrapt.

2. Ingevolge de Wet van 15 januari 1998, Stb. 33 (herziening onderzoek ter terechtzitting) is een groot aantal artikelen van het Wetboek van Strafvordering ingrijpend gewijzigd. Verzuimd is de verwijzingen naar een aantal van deze artikelen in de artikelen 14i, vierde lid, en 15b, vierde en zesde lid, Sr. aan deze wijzingen aan te passen. Via de voorgestelde onderdelen Da en Db wordt alsnog in de noodzakelijke aanpassingen voorzien.

3. De in onderdeel F vervatte wijziging van artikel 19 Sr. blijft inhoudelijk ongewijzigd, maar de formulering van de wijziging wordt hierbij aangepast aan de omstandigheid dat de Penitentiaire beginselenwet inmiddels tot wet is verheven (Stb. 1998, 430).

4. Deze wijziging corrigeert een misslag in de tekst van artikel 38j, eerste lid, Sr. vastgesteld ingevolge artikel I, onderdeel N, van de op 2 oktober 1997 in werking getreden Wet van 5 juni 1997, Stb. 282.

5. De wijziging in onderdeel J.1 was reeds opgenomen in het wetsvoorstel. Nieuw is onderdeel J.2. Artikel 5, onderdeel B, van de Invoeringswet Wegenverkeerswet 1994 bevatte een wijziging van artikel 67, eerste lid, Sr. Abusievelijk is echter onderdeel a als het te wijzigen onderdeel genoemd in plaats van onderdeel d. Via de voorgestelde wijziging wordt de beoogde wijziging duidelijkheidshalve alsnog in het juiste onderdeel doorgevoerd.

6. Deze wijziging corrigeert een verschrijving in het wetsvoorstel. Niet artikel 77a moet worden gewijzigd, maar artikel 77aa.

7 en 8. Deze wijzigingen voorzien in een wetstechnische afstemming tussen de in het wetsvoorstel opgenomen wijziging van artikel 139c, tweede lid, onderdeel 3°, (abusievelijk in het wetsvoorstel nog aangeduid als artikel 139c, onderdeel 3°) van het Wetboek van Strafrecht en de wijziging van diezelfde bepaling ingevolge de nieuwe Telecommunicatiewet.

104. Wetboek van Strafvordering (artikel CXCVII)

Artikel CXCVII wordt op enkele onderdelen gewijzigd en aangevuld, hetgeen als volgt wordt toegelicht.

1. De schrapping uit dit wetsvoorstel van de aanvankelijk voorgestelde wijzgingen in de artikelen 23 en 24 Sv. vloeit voort uit de nota naar aanleiding van het verslag, die tegelijkertijd met deze nota van wijziging is uitgebracht. Zoals aldaar is aangekondigd, zullen deze wijzigingen worden overgebracht naar een ander wetsvoorstel.

2. Ingevolge de wet van 1 oktober 1998, Stb. 591, tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering c.a. betreffende de bepalingen aangaande de procedure in cassatie c.a. wordt titel III van het Derde Boek van het Wetboek van Strafvordering ingrijpend gewijzigd. Onder andere wordt de inhoud van artikel 440, tweede lid, overgebracht naar artikel 441, tweede lid. Abusievelijk voorzag genoemde wet niet in aanpassing van de in artikel 75, achtste lid, Sv. opgenomen verwijzing naar artikel 440, tweede lid. Via het nieuwe onderdeel Ja geschiedt dit alsnog.

3. Artikel 257 Sv. is gewijzigd ingevolge artikel III, onderdeel A, van de wet van 15 januari 1998, Stb. 33, betreffende de herziening van het onderzoek ter terechtzitting. De desbetreffende wijziging was echter niet geheel correct geformuleerd wat betreft de interpunctie. Duidelijkheidshalve wordt via de thans voorgestelde wijziging de beoogde tekst alsnog tot stand gebracht.

4. Artikel 360, eerste lid, is gewijzigd ingevolge artikel III, onderdeel C, van de wet van 15 januari 1998, Stb. 33, betreffende de herziening van het onderzoek ter terechtzitting. De desbetreffende wijziging was echter niet geheel correct geformuleerd, aangezien het woord «artikel» in de te vervangen tekst niet voorkwam. Duidelijkheidshalve wordt via de thans voorgestelde wijziging de beoogde wijziging alsnog doorgevoerd.

5 en 7. De in de onderdelen U en V vervatte wijzigingen van de artikelen 370 en 371 Sv. blijven inhoudelijk ongewijzigd, maar de formulering van de wijzigingen worden hierbij aangepast aan de omstandigheid dat het daarin genoemde wetsvoorstel 24 834 inmiddels tot wet is verheven en per 2 februari 1998 in werking is getreden (zie Stb. 1998, 35 en 36).

6. Het nieuwe onderdeel Ua corrigeert een onjuistheid in de tekst van artikel 370a Sv., zoals deze tot stand is gekomen ingevolge de Wet van 15 januari 1998, Stb. 35. In die tekst was het woord «artikel» weggevallen.

8. Onderdeel CC bevatte een wijziging van artikel 458 Sv. Deze wijziging is echter reeds opgenomen in artikel I, onderdeel D.1 van de Wet van 1 oktober 1998, Stb. 591 (wijziging bepalingen aangaande de procedure in cassatie in strafzaken c.a.). Om die reden wordt de wijziging uit het onderhavige wetsvoorstel geschrapt.

9. Het nieuwe onderdeel HHa corrigeert een taalkundige onjuistheid in de tekst van artikel 504, tweede lid, zoals die is ontstaan ingevolge artikel XIV, onderdeel B.2, van de Wet van 12 april 1995, Stb. 227.

10. Artikel 19.12 van de Telecommunicatiewet bevat enkele wijzigingen van het Wetboek van Strafvordering. Als een van de te wijzigen artikelen is abusievelijk genoemd artikel 552 Sv, terwijl bedoeld is artikel 552n Sv. Via de thans voorgestelde wijziging wordt de beoogde wijziging alsnog in het juiste artikel aangebracht.

105. Woningwet (artikel CXCVIIa)

Aan het wetsvoorstel worden toegevoegd enkele wijzigingen van de Woningwet, die als volgt worden toegelicht.

A. Ingevolge hoofdstuk 9, artikel 8, onderdeel D, van de Aanpassingswet derde tranche Awb II (Stb. 1997, 580) is artikel 26 van de Woningwet aangepast aan de algemene bepalingen over bestuursdwang in afdeling 5.3 van de Awb. Via de thans voorgestelde wijziging worden twee onvolkomenheden bij deze aanpassing gecorrigeerd.

In de eerste plaats wordt in artikel 26, eerste en tweede lid, thans nog gesproken over de schriftelijke mededeling dat bestuursdwang zal worden toegepast. In de systematiek van artikel 5:24 Awb is deze schriftelijke mededeling de beschikking tot toepassing van bestuursdwang. Uit artikel 5:24 Awb volgt reeds dat, behoudens in spoedeisende gevallen, eerst een beschikking tot toepassing van bestuursdwang moet worden bekendgemaakt alvorens daadwerkelijk bestuursdwang kan worden toegepast. Deze voorwaarde kan derhalve uit artikel 26, eerste lid, van de Woningwet worden geschrapt. Voorts moet in artikel 26, tweede lid, de terminologie in de hiervoor vermelde zin worden aangepast.

In de tweede plaats regelde artikel 26, vierde lid, dat bij de hiervoor genoemde aanpassing is geschrapt ten faveure van artikel 5:25 Awb, expliciet dat niet alleen degene tot wie een aanschrijving is gericht, maar ook zijn rechtsopvolger, de aan de toepassing van bestuursdwang verbonden kosten verschuldigd is. Naar is gebleken, moet onder deze rechtsopvolger niet alleen worden verstaan de rechtsopvolger die ingevolge artikel 21, eerste lid, van de Woningwet verplicht is aan de daar bedoelde aanschrijving te voldoen, maar ook latere rechtsopvolgers van degene jegens wie bestuursdwang is toegepast. Artikel 26, vierde lid, beoogde aldus ook te voorzien in een verhaalsmogelijkheid jegens degenen die na de toepassing van bestuursdwang eigenaar worden van een woning waarin van gemeentewege langs de weg van bestuursdwang verbeteringen zijn aangebracht. Achtergrond van deze voorziening is dat het onredelijk wordt geacht dat de gemaakte kosten voor rekening van de gemeente zouden blijven indien verhaal op de aangeschrevene niet meer mogelijk is als gevolg van bijvoorbeeld verkoop van de desbetreffende woning (vgl. kamerstukken II 1986/87, 20 066, nr. 3, p. 52). Aangezien artikel 5:25 Awb alleen de overtreder aanmerkt als degene die de kosten van de toepassing van bestuursdwang is verschuldigd, dient deze voor 1 januari 1998 bestaande mogelijkheid alsnog weer in de Woningwet te worden opgenomen. Via het nieuw voorgestelde vierde lid wordt hierin voorzien.

B. Artikel 28, derde lid, van de Woningwet bevat nog een verwijzing naar een artikel van het Nieuw Burgerlijk Wetboek in de voorlopige nummering. Via de voorgestelde wijziging wordt in deze verwijzing het definitieve artikelnummer genoemd.

C. De in artikel 52a voorgestelde wijzigingen vloeien rechtstreeks voort uit het in onderdeel 54 van deze nota van wijziging opgenomen artikel XCVII, onderdeel B, tot wijziging van artikel 39 van de Wet bodembescherming.

D. Artikel I, onderdeel E, van de Wet van 9 september 1998 tot wijziging van de Woningwet inzake vergunningvrije bouwwerken in beschermde stads- en dorpsgezichten (Stb. 582) bevat een wijziging van artikel 100, tweede lid, van de Woningwet. Daarbij is uitgegaan van de tekst van de Woningwet zoals deze luidde voor 1 januari 1998. Sinds die datum staat echter de bepaling waarop dit onderdeel betrekking had niet meer in het tweede maar in het derde lid van artikel 100 van de Woningwet, terwijl ook de redactie van het derde lid is gewijzigd, ingevolge hoofdstuk 9, artikel 8, onderdeel GG, van de Aanpassingswet derde tranche Awb II (Stb. 1997, 580). Via de voorgestelde wijziging wordt de beoogde wijziging derhalve alsnog doorgevoerd, ditmaal uitgaande van de juiste tekst.

106. Ziekenfondswet (artikel CC)

Het oorspronkelijke onderdeel A van artikel CC vervalt. Verwezen zij naar de toelichting bij het in onderdeel 94 van deze nota van wijziging toegevoegde artikel CLa betreffende de Wet overheidspersoneel onder werknemersverzekeringen. In plaats daarvan is een nieuw onderdeel A ingevoegd, dat als volgt wordt toegelicht.

A.1. Ingevolge artikel I, onderdeel C, van de Wet van 24 december 1997, houdende wijziging van de Ziekenfondswet in verband met aanpassing van de gronden voor de ziekenfondsverzekering (herstructurering Ziekenfondswet) (Stb. 777) is artikel 3 van de Ziekenfondswet in dier voege gewijzigd dat artikel 3, eerste lid, onderdeel d, de grondslag is gaan vormen voor de algemene maatregel van bestuur die eerst zijn grondslag vond in artikel 3, eerste lid, onderdeel a. In het bij de wet van 26 maart 1998, Stb. 203, aan artikel 3 van de Ziekenfondswet toegevoegde tiende lid wordt echter nog verwezen naar artikel 3, eerste lid, onderdeel a in plaats van onderdeel d. Via de voorgestelde wijziging wordt alsnog de juiste verwijzing aangebracht.

A.2. Zie de toelichting bij het in onderdeel 3 van deze nota van wijziging ingevoegde onderdeel aA in artikel IV betreffende de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten.

107. Overgangsbepaling Warenwet (artikel CCIII)

Deze wijziging is van louter wetstechnische aard en houdt verband met de in artikel CCIV opgenomen mogelijkheid dat niet alle artikelen of onderdelen van de Reparatiewet I op hetzelfde tijdstip in werking treden. De nieuwe redactie stelt buiten twijfel dat het in artikel CCIII gaat om de inwerkingtreding van artikel LXXXI betreffende de wijziging van de Warenwet.

108. Overgangsbepaling Wet op de kamers van koophandel en fabrieken 1997 (artikel CCIIIa)

Deze overgangsbepaling houdt verband met de wijziging van de rechterlijke competentie ten gevolge van de in artikel CXXXIa, onderdeel B, opgenomen wijziging van artikel 55 van de Wet op de kamers van koophandel en fabrieken 1997 (zie onderdeel 74 van deze nota van wijziging). Het eerste lid regelt dat bij de rechtbank of de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State aanhangige beroepszaken overgaan naar het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb). Zaken afkomstig van de rechtbank behandelt het CBb in eerste en enige instantie volgens het procesrecht neergelegd in hoofdstuk III, titel I, van de Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie; zaken afkomstig van de Afdeling bestuursrechtspraak behandelt het CBb als hoger beroepsinstantie volgens het procesrecht neergelegd in hoofdstuk III, titel II, van de Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie.

Het tweede lid bevat een specifieke voorziening voor het geval juist op het tijdstip van inwerkingtreding van artikel CXXXIa, onderdeel B, hoger beroep openstaat, maar dat hoger beroep nog niet is ingesteld. Uit het tweede lid volgt dat in dat geval hoger beroep moet worden ingesteld bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

Naar boven