25 836
Herstel van wetstechnische gebreken en leemten in diverse wetten alsmede intrekking van enkele wetten die geen betekenis meer hebben (Reparatiewet I)

nr. 5
VERSLAG

Vastgesteld 6 april 1998

De vaste commissie voor Justitie1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen tijdig zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel genoegzaam voorbereid.

ALGEMEEN

De leden van de PvdA-fractie hebben met instemming kennisgenomen van dit wetsvoorstel. Deze leden kunnen zich geheel vinden in de inhoud van het wetsvoorstel.

Ook de leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel.

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling en instemming kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel.

In de memorie van toelichting (MvT) spreekt de regering het voornemen uit om voortaan jaarlijks via reparatiewetten orde op zaken te stellen (blz. 4). Tegelijkertijd merkt de regering op dat de reparatiewet niet beoogt alle fouten in wetten te herstellen. De reparatiewet fungeert als een «vangnet». Het kan in voorkomende gevallen soms efficiënter zijn om de correctie van misslagen in andere, op de materie betrekking hebbende wetsvoorstellen «mee te nemen» (MvT, blz. 2 en 4). Hierbij valt op dat in het begin van paragraaf 1.3 de reparatiewet als een subsidiair instrument wordt gepresenteerd (voorzover de onvolkomenheden niet langs andere weg kunnen worden opgeheven, is een reparatiewet een doeltreffend middel), terwijl in paragraaf 1.5 de reparatiewet het uitgangspunt vormt bij het herstellen van technische fouten (het is de bedoeling voortaan via jaarlijkse reparatiewetten orde op zaken te stellen; daarnaast blijft het uiteraard mogelijk de correctie van misslagen via andere wetsvoorstellen mee te nemen).

Dit roept de vraag op naar de verhouding tussen de correctie van misslagen via een reparatiewet, en correctie langs andere wegen. Vormt de jaarlijkse reparatiewet nu het primaire instrument als het gaat om hetherstellen van technische fouten, zo vragen de leden van de PvdA-fractie. Hier lijkt veel voor te zeggen. In dit verband verdient opmerking dat het argument dat het soms efficiënter is om fouten via andere wetsvoorstellen te herstellen (MvT, blz. 2), lijkt te worden afgezwakt door het gegeven dat voortaan jaarlijks een reparatiewet zal worden ingediend. Hierdoor kunnen fouten steeds betrekkelijk snel worden hersteld, zoals de regering in de MvT (blz. 4) ook stelt. Kan de regering hierop ingaan?

Deze vraag wordt ook gesteld door de leden van de fracties van CDA en VVD.

In paragraaf 1.3 van de MvT wordt uiteengezet op welke wijze technische onvolkomenheden worden gesignaleerd. Dit geschiedt niet alleen middels de Algemene Databank Wet- en regelgeving (ADW), maar ook via vakliteratuur en signalen uit de praktijk (MvT, blz. 2). De leden van de PvdA-fractie vragen hoe de regering in dit verband oordeelt over de suggestie van Polak dat van regeringszijde – door het Ministerie van Justitie – wordt gestimuleerd dat organisaties en particulieren voorstellen voor wijzigingen inzenden (J.M. Polak, Een rijksbrede reparatiewet (Opinie), in: Nederlands Juristenblad 21 februari 1997, afl. 8, blz. 339)? Of is dit thans reeds het geval? Volgens Polak zou dan in de MvT bij de reparatiewet moeten worden aangegeven welke voorstellen zijn binnengekomen, en – indien niet alle voorstellen worden overgenomen – wat daarvoor de reden is.

De leden van de fracties van CDA en VVD stellen dezelfde vraag.

ARTIKELSGEWIJS

ARTIKELEN CXCVII

Wetboek van Strafvordering

Onderdelen C en D

Volgens de leden van de PvdA-fractie komt bij de hier voorgestelde wijzigingen de vraag op, of ze niet verder gaan dan louter het herstellen van wetstechnische gebreken en leemten. Het gaat hier om de – per 1 januari 1994 geharmoniseerde – procedureregels voor de raadkamerbehandeling. Bij de wijziging van die regels is onvoldoende rekening gehouden, zo stelt de MvT (blz. 88–89), met de omstandigheid dat het belang van het justitiële onderzoek zich ertegen kan verzetten dat bijvoorbeeld de verdachte in een vroeg stadium op de hoogte is van de aanwending van bepaalde dwangmiddelen. Daarom wordt voorgesteld aan de betreffende artikelen toe te voegen dat het informeren van betrokkene achterwege kan blijven, indien het belang van het onderzoek hierdoor ernstig wordt geschaad. Het gaat hierbij, aldus nog steeds de MvT, om een afweging tussen het recht van betrokkene om te worden geïnformeerd enerzijds, en de onaanvaardbaarheid van het gevolg van het informeren van betrokkenen over een lopend justitieel onderzoek anderzijds.

Hier lijkt geen sprake te zijn van «het herstel van wetstechnische gebreken en leemten» zoals omschreven in paragraaf 1.2 van de MvT. Immers, er lijkt geen sprake te zijn van een puur wetstechnische fout, evenmin van een technische inconsequentie en ook niet van «dor hout» dat moet worden gekapt (MvT, blz. 1–2). De hier voorgestelde wijzigingen lijken veeleer aan de inhoud te raken. Kortom, de leden van de PvdA-fractie vragen zich af of deze wijzigingen van het Wetboek van Strafvordering in deze reparatiewet thuishoren. Kan de regering hierop ingaan?

Deze vraag wordt ook gesteld door de leden van de fracties van CDA en VVD.

Artikel CXCVII bevat wijzigingen op het Wetboek van Strafvordering. De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat er te dezen geen sprake is van herstel van enig wetstechnisch gebrek. Zij vragen de regering waarom desondanks voor de onderhavige wijze van wetgeving is gekozen. Tevens willen zij weten waarom niet gekozen is voor een nota van wijziging van het wetsvoorstel houdende herziening van het gerechtelijk vooronderzoek (23 251).

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het voornemen dat het informeren van de betrokken verdachte alleen achterwege kan blijven, indien het belang van het onderzoek hierdoor ernstig wordt geschaad. Teneinde deze wetswijziging inhoudelijk te kunnen beoordelen verzoeken zij de regering genoemd criterium uitgebreid toe te lichten. Daarbij gaat hun interesse met name uit naar de betekenis van de toevoeging van het begrip ernstige schade. Door wie is de noodzaak van deze wetswijziging geïnitieerd? Hebben zich mogelijk problemen in de rechtspraktijk voorgedaan? Is door het openbaar ministerie of de zittende magistratuur daarop aangedrongen? In hoeverre bestaat het risico dat het gerechtvaardigd belang van de verdachte tijdens het gerechtelijk vooronderzoek c.q. in het kader van de voorbereiding van zijn verdediging door deze wetswijziging zal worden geschaad?

ARTIKELEN CCI EN CCII

Overgangsregeling bevoegdheid advocaten en procureurs en de rechter i.v.m. herindelingswet van 11 september 1996, Stb. 449

Volledigheidshalve merken de leden van de fracties van PvdA, CDA en VVD op dat deze artikelen naar aanleiding van opmerkingen van een aantal fracties in het verslag over het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren en enige andere wetten (arbeidsvoorwaarden Rechterlijke Macht 1995/97) (kamerstukken II 1996/1997, 25 404, nr. 4) uit dat wetsvoorstel zijn gelicht en in de Reparatiewet I zijn opgenomen. De regering gaat hier in de MvT (blz. 95) ook op in.

De voorzitter van de commissie,

V. A. M. van der Burg

De griffier van de commissie,

Pe


XNoot
1

Samenstelling: Leden: V. A. M. van der Burg (CDA), voorzitter, Schutte (GPV), Korthals (VVD), Janmaat (CD), Soutendijk-van Appeldoorn (CDA), Van de Camp (CDA), Swildens-Rozendaal (PvdA), ondervoorzitter, M. M. van der Burg (PvdA), Scheltema-de Nie (D66), Kalsbeek-Jasperse (PvdA), Zijlstra (PvdA), Van Heemst (PvdA), Aiking-van Wageningen (Groep Nijpels), Rabbae (GroenLinks), Koekkoek (CDA), J. M. de Vries (VVD), Van Oven (PvdA), Van der Stoel (VVD), Dittrich (D66), Verhagen (CDA), Rouvoet (RPF), B. M. de Vries (VVD), Van Boxtel (D66), O. P. G. Vos (VVD) en Van Vliet (D66).

Plv. leden: Smits (CDA), Van den Berg (SGP), Van Blerck-Woerdman (VVD), Marijnissen (SP), Bremmer (CDA), Doelman-Pel (CDA), Wagenaar (PvdA), Feenstra (PvdA), Bijleveld-Schouten (CDA), Rehwinkel (PvdA), Noorman-den Uyl (PvdA), Apostolou (PvdA), R.A. Meyer (Groep Nijpels), Sipkes (GroenLinks), Biesheuvel (CDA), Rijpstra (VVD), Middel (PvdA), Passtoors (VVD), Van Boxtel (D66), Van der Heijden (CDA), Leerkes (U55+), Van den Doel (VVD), Roethof (D66), Weisglas (VVD) en De Koning (D66).

Naar boven