Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 januari 2014
In deze brief informeer ik u over de voorgenomen aanscherping van de grenswaarden
voor asbest.
Asbest is een gevaarlijke stof. Er overlijden jaarlijks ongeveer 900 mensen als gevolg
van blootstelling aan asbest in het verleden. Ook nu worden er nog mensen beroepsmatig
aan asbest blootgesteld. Dat zijn met name werknemers die asbest saneren of die er
bij onderhoud mee in aanraking komen. Vanwege de schadelijke gezondheidseffecten van
gevaarlijke stoffen is het belangrijk dat er grenswaarden zijn: waarden die aangeven
wat de maximale concentratie is waar mensen op het werk aan mogen worden blootgesteld.
Op dit moment geeft het Arbeidsomstandighedenbesluit één grenswaarde voor alle soorten
asbest. Deze nationale grenswaarde is op dit moment al tien keer strenger dan de Europese
asbestgrenswaarde.
In 2010 adviseerde de Gezondheidsraad dat deze grenswaarde verder omlaag zou moeten
om een risiconiveau voor werknemers te bereiken dat zo laag is dat het maatschappelijk
aanvaardbaar wordt geacht. Bovendien gaf de Gezondheidsraad aan dat er reden is onderscheid
te maken tussen verschillende asbestsoorten: de raad adviseerde aparte grenswaarden
voor zogenaamd chrysotiel asbest, en voor asbest amfibolen.
De SER adviseerde in 2011 over de haalbaarheid van de grenswaarden: de grenswaarden
van 2000 vezels/m3 voor chrysotiel, en 420 vezels/m3 voor amfibolen zouden volgens de SER haalbaar zijn.
De SER adviseerde aanvankelijk de grenswaarden in te voeren in juli 2013. Bij het
uitwerken van de verlaging van de grenswaarden in werkmethoden, werkprocessen en normen
(bijvoorbeeld op het gebied van meetmethoden) binnen de beheersstichting voor asbestcertificatie
(Ascert) bleek echter dat er technische vragen opkwamen over de wijze waarop de lagere
grenswaarden bereikt kunnen worden.
Deze vragen zijn geadresseerd in een onderzoek van TNO wat is uitgevoerd van maart
tot en met november 2013. In mijn brief van 19 december 20131 heb ik u reeds over dit onderzoek en de conclusies in het rapport bericht. Uit het
onderzoek bleek dat er bij een beperkt deel van de asbestsaneringen een forse aanpassing
in de werkwijze nodig is om het aantal asbestvezels in de lucht terug te dringen.
Ook is er aandacht nodig van de branche voor het op de juiste wijze gebruiken van
goedpassende gelaatsmaskers.
Naar aanleiding van de nieuwe inzichten uit het onderzoek heeft de SER (Subcommissie
Grenswaarden Stoffen op de Werkplek) op 20 december 2013 opnieuw geadviseerd over
de verlaging van de asbestgrenswaarden.
De SER adviseert de grenswaarden voor hoog-risico werkzaamheden met asbest (amfibool
asbest) in te laten gaan per 1 januari 2015, en die voor werkzaamheden met minder
risico (in de praktijk met name chrysotiel asbest) per 1 juli 2014.
Invoering van de grenswaarden
Ik heb besloten dat ik het advies van de SER voor wat betreft de invoeringstermijnen
overneem. Dat betekent dat ik streef naar een verlaging van de grenswaarde voor chrysotiel
per 1 juli 2014 naar 2000 vezels/m3. Voor amfibool wil ik een grenswaardeverlaging naar 300 vezels/m3 per 1 januari 2015. Deze laatste grenswaarde wordt daarmee iets lager dan oorspronkelijk
geadviseerd door de SER. Daarmee zullen de grenswaarden voor blootstelling op de werkplek
en voor milieublootstelling gelijk getrokken worden. In de praktijk doen zich namelijk
veel overgangssituaties voor tussen milieu- en werkpleksituaties en daardoor kon onduidelijkheid
over te hanteren normen ontstaan. In meettechnische zin zijn de waarden van 300 respectievelijk
420 vezels/m3 overigens nauwelijks significant verschillend door de relatief grote meetonzekerheid.
Het halen van genoemde invoeringstermijnen vergt een grote inspanning van alle betrokken
partijen, met name van beheersstichting Ascert, die belast is met het aanpassen van
de certificatieschema’s, en van de betrokken asbestbranches. Ik ben dan ook blij dat
Ascert en de branches op basis van een Plan van Aanpak al bezig zijn met het organiseren
van grootscheepse testfaciliteiten voor adembeschermingsmiddelen, en het in kaart
brengen van emissiebeperkende maatregelen. Indien nodig en onder voorwaarden ben ik
bereid om de uitvoering van een dergelijk Plan van Aanpak te faciliteren.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher