25 831
Niet-gebruik individuele huursubsidie

nr. 5
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 16 april 1998

De vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu1 heeft op 19 maart 1998 overleg gevoerd met staatssecretaris Tommel van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer over het plan van aanpak terugdringen van niet-gebruik van huursubsidie (25 831, nr. 4) en over de notitie van de voorbereidingsgroep onderbenutting individuele huursubsidie (VROM-98–113).

Van het gevoerde overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissie

De heer Hofstra (VVD) hechtte aan een duidelijke scheiding van verantwoordelijkheden. Enerzijds heeft de subsidiegever de verantwoordelijkheid voor een duidelijk systeem en voorlichting daarover. Anderzijds zal de ontvanger de subsidie moeten aanvragen en bepaalde regels in acht moeten nemen. De VVD is geen voorstander van het automatisch verstrekken van subsidies. Subsidie is een recht en geen plicht. Mensen moeten de ruimte hebben om geen gebruik te maken van dat recht.

De huursubsidieregeling, met een bedrag van 3 mld. per jaar één van de belangrijkste regelingen, is onlangs vernieuwd. De heer Hofstra vond het daarom te betreuren dat de cijfers over het niet-gebruik nogal verouderd zijn. De meeste cijfers hebben betrekking op 1993, toen er een andere wet was. Er circuleren cijfers van meer dan 30% niet-gebruik, waarbij gesuggereerd wordt dat het kan gaan om bedragen tot f 3000 per geval. Zijn fractie vertrouwt die cijfers niet en vindt die schromelijk overdreven. Als de cijfers wel kloppen en als zoveel mensen vrijwillig die subsidie laten liggen, is de regeling blijkbaar te riant. Kan op korte termijn een onderzoek worden gedaan, zodat duidelijk wordt om welke aantallen het gaat? De staatssecretaris heeft voorgesteld om het WBO, het woningbehoefteonderzoek, uit te breiden, maar zou hij niet eenmalig een daartoe geschikt bureau de opdracht kunnen geven om aselect een steekproef onder de bevolking te doen en mondeling te enquêteren? De cijfers zouden er eerst moeten zijn, voordat belangrijke stappen worden genomen.

De heer Hofstra vroeg zich af wat de slotzin op pagina 5, onder ad 1. betekende. Kan de staatssecretaris daarop ingaan?

VROM wil ook onderzoeken of de formulieren vereenvoudigd kunnen worden. Waarom is dat nog niet gebeurd? Er wordt ook gesproken over het meer automatisch verlengen van de subsidie, terwijl het wel een aanvraag moet blijven. Kan de staatssecretaris dit toelichten, mede gelet op de al genoemde verantwoordelijkheden? De VVD-fractie wil handhaven dat één keer per jaar gekeken wordt of men wel of niet recht heeft op subsidie. De heer Hofstra vond de opmerking over voorgedrukte antwoorden heel bizar. Als VROM de antwoorden weet, maar de mensen niet, moeten die vragen niet worden voorgelegd.

De heer Hofstra vond de bestandskoppeling een heel principieel punt. Daarbij moet wel op de privacy worden gelet. Zijn fractie is hier wel voor, maar dit moet dan wel consequent gebeuren, dus zowel om huursubsidiegebruik te bevorderen als ook om eventueel misbruik op te sporen. Waar blijven overigens de rapporten van de werkgroep-Zwart?

De heer Hofstra wilde vervolgens weten wat er gebeurt met de motie-Hofstra, waarin de Kamer heeft gevraagd om de ongelijke behandeling tussen huurders en eigenaar-bewoners op het punt van de koopkrachteffecten voor de lage inkomens, tegen te gaan. Zijn met deze aanpak extra middelen mee gemoeid? Zo ja, hoe worden die gedekt?

De heer Hofstra constateerde dat de cijfers niet kloppen. In de notitie staat dat er 100 000 extra aanvragen zijn over 1997. Dat kost 75 mln. extra. Ervan uitgaande dat dit vanaf 1 juli van dat jaar is, is dat op jaarbasis 150 mln. Aan het eind van het stuk staat echter dat 10 000 huishoudens 20 mln. extra kost.

Wanneer kan de evaluatie tegemoet worden gezien? Was niet afgesproken dat er elk jaar een overzicht zou komen van de uitvoering van de Huursubsidiewet?

De heer Hofstra concludeerde ten slotte dat de VVD-fractie in grote lijnen akkoord is met de plannen die de staatssecretaris heeft voorgelegd. Het enthousiasme waarmee de Kamer zelf aan een onderzoek is begonnen, is snel minder geworden. Hij was geneigd te zeggen dat deze problemen nu met een gerust hart aan de staatssecretaris kunnen worden overgelaten. Hij had er geen behoefte aan dat de Kamer zelf verdergaat met het onderwerp niet-gebruik van de huursubsidie.

De heer Jeekel (D66) schetste het proces rond dit thema.

1. Bij de behandeling van de Huursubsidiewet is door zijn fractie een motie ingediend om het niet-gebruik maximaal tegen te gaan. Daarbij behoorde een notitie met feiten en voorstellen.

2. De verschijning van de armoedemonitor van het Sociaal en cultureel planbureau, waarin aan de hand van gegevens uit 1993 werd gesteld dat huurders miljarden zouden mislopen. De media stortte zich daarop en vervolgens werd de Kamer wakker. Er moest het liefst een uitgebreid parlementair onderzoek komen.

3. Het plan van aanpak dat bij de algemene beschouwingen werd aangekondigd.

4. De Kamer wilde zelf iets doen.

5. De instelling van een parlementaire werkgroep. In de media was de hype over en de werkgroep kende een hoge graad van absentie.

6. De rondetafelgesprekken, bijna zonder enige belangstelling van de media en zonder veel zichtbare belangstelling van de Kamer.

7. Het rapport, geschreven door een stafmedewerker, dat nauwelijks werd becommentarieerd en veroordeeld lijkt tot een leven in de marge.

Alles bijeen is het een verhaal over gebrek aan geheugen, over snel opflikkeren en even snel weer uitdoven van de parlementaire aandacht. De Kamer moet zichzelf de vraag stellen of zij met deze handelwijze zichzelf wel serieus neemt. De belangrijkste vraag is of alle mensen en instanties die worstelen met dit probleem, wel serieus worden genomen. De conclusie van de heer Jeekel was dat de Kamer dit niet meer zo moet doen.

Intussen is de staatssecretaris voortvarend doorgegaan en is een nuttig plan van aanpak verschenen, dat in hoge mate een proceskarakter heeft. Er kan dus nog niet gesproken worden over concrete resultaten, maar primair over de opzet van een proces dat moet leiden tot minder niet-gebruik. Dit tegen de achtergrond dat er nu veel meer aanvragen zijn dan in voorafgaande jaren.

De heer Jeekel vond de verlenging van de aanvraagtermijn en vereenvoudiging van de formulieren prima, maar zijn fractie hecht wel aan automatische verlenging. Wat wil de staatssecretaris doen met de situatie dat bij enige aarzeling over de inkomenssituatie de IB-60-procedure ertussen wordt geschoven? Kan de bekendmaking van technische wijzigingen in de uitvoeringsregels niet veel eerder plaatsvinden?

In de voorlichting miste de heer Jeekel de doelgroep van de analfabeten. Wordt daar op enigerlei wijze voorlichting aan gegeven?

Bij de opsporing van de niet-gebruikers hechtte de heer Jeekel aan de pilot inzake de technische en juridische grenzen van de bestandskoppeling. Daarnaast is huisbezoek in het kader van het grotestedenbeleid erg zinnig. Over enige tijd moet er dan beter zicht zijn op de profielen van de principiële en niet-principiële niet-gebruikers van huursubsidie.

Heeft de staatssecretaris gesproken met de particuliere verhuurders over hun verantwoordelijkheid bij het terugdringen van het niet-gebruik? Zo ja, wat hebben die gesprekken opgeleverd? Als dit niet zo eenvoudig is, hoe kan dan snel het proces van nauwe samenwerking tussen gemeente, verhuurders en VROM in werking worden gezet, waardoor snel duidelijk wordt waar veel niet-gebruikers bij particuliere verhuurders woonachtig zijn? De heer Jeekel vond het terugdringen van het aantal niet-matigende sociale verhuurders tot zo mogelijk nul gewenst. Op dit moment matigt zo'n 10% tot 15% van de verhuurders niet van tevoren. Kan de staatssecretaris daaraan iets doen op grond van wellicht het BBSH en de Huursubsidiewet? Kan de staatssecretaris nog eens uitleggen dat de prestatienormering in de huursubsidie in haar werking nooit een straf kan opleggen aan sociale verhuurders die zich maximaal inspannen om het niet-gebruik tegen te gaan?

Het leek de heer Jeekel verstandig als gemeente en corporaties afspraken maken om het niet-gebruik in de gemeente te reduceren. Idealiter zet een gemeente instrumenten in van het grotestedenbeleid, huisbezoeken en een alerte benadering vanuit de sociale diensten, terwijl de verhuurders zich verplichten tot matigen en het snel leveren van de noodzakelijke gegevens.

De heer Jeekel concludeerde dat het proces goed op gang komt. Zijn fractie was zeer benieuwd naar de resultaten van de diverse pilots en hoopte dat de rapportages medio 1998 mogelijk zouden blijken.

De heer Biesheuvel (CDA) herinnerde aan het onderzoek dat de Kamer zelf heeft gedaan. Hij was het niet met de heer Jeekel eens over de interactie tussen de media en de reactie van de Kamer daarbij. De Kamer heeft een eigen verantwoordelijkheid en heeft dit zelf geëvalueerd. Er ligt nu een stuk van de commissie en daarnaast een plan van aanpak van de staatssecretaris. Hij vond het jammer dat de staatssecretaris niet heeft kunnen reageren op het stuk van de Kamer. De analyses in beide stukken blijken vrijwel gelijk te zijn. Zijn de staatssecretaris na lezing van het stuk van de werkgroep nog specifieke zaken opgevallen? Ziet hij sommige dingen anders of is hij het er wel mee eens?

De staatssecretaris stelt in zijn stuk de principiële vraag of de huursubsidieregeling een aanvraagregeling moet blijven of niet. Men zou de vraag anders kunnen stellen: zou het niet-gebruik van individuele huursubsidie naar nul kunnen als het gefiscaliseerd wordt? De staatssecretaris is van mening dat het een aanvraagregeling moet blijven. De CDA-fractie is dat met hem eens. Er zal dan wel altijd sprake blijven van niet-gebruik. In beide stukken is aangegeven om welke redenen dat kan zijn. De staatssecretaris schrijft in de aanbiedingsbrief dat het plan van aanpak in grote mate instemming van het veld heeft. Slaat dat ook op het feit dat de IHS een aanvraagregeling blijft?

De heer Biesheuvel constateerde dat iedereen toch wel geschrokken was van de cijfers van het Sociaal en cultureel planbureau. Nu alle stof is neergedwarreld, rijst de vraag wat nu de omvang van het probleem is. Komt de schatting van de staatssecretaris inderdaad onder de 10% uit?

Door toevallige omstandigheden is de indieningstermijn verlengd. Moet geconcludeerd worden dat de voordelen daarvan dermate groot zijn dat de staatssecretaris dat structureel wil maken? Hoe moet zijn oplossing worden gezien?

Een van de oorzaken van niet-gebruik kan complexiteit van de regelgeving zijn. Als de Kamer wetten behandelt, probeert zij alle casusposities in beeld te krijgen. Vervolgens moet ook een toets worden gepleegd of de uitvoerbaarheid en laagdrempeligheid niet afneemt. Als het de Kamer veel waard is dat zoveel mogelijk mensen er gebruik van kunnen maken, moeten de beletselen die het niet-gebruik bevorderen, worden weggenomen.

In de hoorzittingen kwam vaak het IB-60-formulier in het kader van de inkomenstoets ter sprake. Vindt de staatssecretaris ook dat dit de zaak compliceert? Is dit nodig? Veel gemeente vragen een IB-60-formulier, terwijl het niet is voorgeschreven.

Is volgens de staatssecretaris het probleem van het niet-gebruik in de particuliere sector het grootst? Zo ja, moeten daar specifieke maatregelen worden getroffen? Moeten mensen gerichter worden benaderd? Huisbezoeken door vrijwilligers, zoals in Amsterdam, zijn een middel, maar zijn wel vrij arbeidsintensief. Desgevraagd zei de heer Biesheuvel dat wellicht door de vele mogelijkheden de mensen door de bomen het bos niet meer zien. Het is opvallend hoeveel mensen niet verstoken zijn van hetgeen wordt aangedragen, maar er zullen altijd groepen mensen zijn die een extra steuntje nodig hebben. Hij kende uit de wijk Transvaal in Den Haag voorbeelden wat men allemaal laat liggen. In de gemeente Den Haag en andere gemeenten zijn sociale teams die daarvoor veel werk verrichten. In de gemeente Almelo heeft men een zorgloket ingesteld. Als mensen hun recht komen halen of informatie komen vragen, kan dan ook worden nagegaan of zij gedacht hebben aan andere zaken?

De heer Biesheuvel wees erop dat bij een bestandskoppeling in het kader van het terugdringen van het niet-gebruik men zich wel bewust moet zijn van de Wet op de privacy. Zijn met de registratiekamer überhaupt afspraken te maken hierover of reageert de registratiekamer altijd achteraf?

In de stroomlijning van de uitvoering, het Overheidsloket 2000, lift de staatssecretaris mee met een bestaand project. Valt daarover iets meer te vertellen?

De heer Biesheuvel concludeerde dat ook de CDA-fractie behoefte heeft aan een betere omschrijving van het probleem. Hij was gelukkig met het rapport van de werkgroep en vond het geen schande dat de werkgroep grotendeels tot dezelfde conclusies is gekomen als de staatssecretaris.

Mevrouw Oedayraj Singh Varma (GroenLinks) constateerde dat de staatssecretaris niet heeft gereageerd op de suggesties in het rapport van de werkgroep uit de Kamer. In zijn oplossingen heeft hij niet alle suggesties van de werkgroep overgenomen. Zij was het eens met de oplossingen van de staatssecretaris, behalve de bestandskoppeling.

Mevrouw Oedayraj vond dat de boeteregeling voor corporaties die het huursubsidieplafond doorbreken, mag verdwijnen met het oog op de armoedebestrijding. Bestaat die regeling nog en zo ja, wat zal de staatssecretaris daarmee doen? Desgevraagd antwoordde mevrouw Oedayraj dat die boeteregeling een negatieve factor voor het niet-gebruik zou kunnen zijn. Als dat zo is, zou zij ervoor zijn om het bij de evaluatie anders te regelen.

Kan de staatssecretaris een reactie geven op de conclusie van de werkgroep, dat 10% tot 20% van de corporaties geen voorlichting geeft aan de huurders over huursubsidie? Heeft hij hierover gesproken met de corporaties?

Mevrouw Oedayraj verwees naar het eenloketsysteem dat in Almelo wordt gehanteerd en de publieksdienst voor alle regelingen die in Tilburg is ingesteld, die een prima middel zouden kunnen zijn om niet-gebruik tegen te gaan. Gaat de staatssecretaris met de VNG en minister Melkert overleggen of dit een goede oplossing is voor alle gemeenten? Het is natuurlijk aan de gemeenten, maar een duwtje kan toch belangrijk zijn.

In het rapport van de werkgroep wordt over de belastingdienst gesproken. Mevrouw Oedayraj miste dat in het stuk van de staatssecretaris, tenzij hij dit bedoelt met «koppeling van bestanden». Zij sloot zich aan bij de vragen over het IB-60-formulier. Kan de staatssecretaris reageren op de opmerkingen over fiscalisering van de IHS?

De werkgroep heeft geconstateerd dat veel migranten geen gebruik van de IHS maken. De staatssecretaris suggereert om met vrijwilligers te gaan werken. Dit is wel arbeidsintensief. Hoeveel mensen zullen daarmee bereikt worden? Zij gaf de staatssecretaris in overweging om daarnaast een effectievere inzet van zelforganisaties van migranten en migrantenmedia te bewerkstelligen, waardoor meer immigranten bereikt kunnen worden.

Bij toeval is gebleken dat de verlenging van de indieningstermijn goed werkt. Kan de staatssecretaris daarop ingaan?

Een ander punt van de werkgroep betreft de hulp bij het invullen van de formulieren. Mevrouw Oedayraj vond het jammer dat de wijkopbouworganen, die goed lopende huurdersspreekuren hadden, voor een groot deel zijn wegbezuinigd. Misschien kan gekeken worden naar oplossingen in de wijk, met wijkgroepen en «raad-en-daadwinkels» zoals in Leiden bestaan.

Door de werkgroep is de suggestie gedaan om in de vermogenstoets beneden de f 56 000 de controle via de belastingen te laten plaatsvinden. Wat doet de staatssecretaris met die suggestie? Het is heel vernederend voor mensen om elke keer hun hele hebben en houden op tafel te leggen, terwijl het om een klein bedrag gaat.

Wat het stuk van de staatssecretaris betreft was mevrouw Oedayraj het eens met vereenvoudiging van de procedures en de flexibeler indieningstermijn. Zij stond huiverig tegenover de bestandskoppeling. Wat is de reactie van de registratiekamer in verband met de Wet op de privacy? Het is belangrijk dat voor de particuliere sector specifieke maatregelen worden genomen. Het eenloketsysteem en de hulp bij invullen via buurtorganisaties vond zij een goede zaak.

Mevrouw Oedayraj vond het belangrijk dat nu aan het probleem gewerkt gaat worden en dat mensen die recht hebben op individuele huursubsidie, die ook krijgen.

De heer Duivesteijn (PvdA) constateerde dat er de laatste jaren kritische beschouwingen zijn gehouden over het volkshuisvestingsbeleid, waarbij een optimistische staatssecretaris vond dat de ontwikkelingen in het beleid ten goede werden gekeerd. Op 10 maart heeft de Kamer van de staatssecretaris de woningmarktmonitor ontvangen. De conclusies die de Kamer in het verleden heeft uitgesproken, worden in feite onderstreept door de kortetermijnontwikkelingen. Het gemiddelde besteedbare huishoudinkomen na correctie voor inflatie is niet toegenomen. Het zijn vooral de winsten van bedrijven die zijn toegenomen. Uitkeringsgerechtigden blijken niet in gelijke mate te delen in de welvaart. Hetzelfde geldt voor alleenstaanden. De bestaande woningvoorraad kent een gemiddeld stijgingspercentage van 11. De huren kennen een gemiddeld stijgingspercentage van 10. Het gaat dan om de periode 1994–1996. De reële huurverhoging is in werkelijkheid hoger dan 1%. Belangrijker is echter dat de voorraad goedkope woningen sneller slinkt dan de gemiddelde huurstijging doet vermoeden. Zijn conclusie was dat in het rapport tamelijk schokkende dingen staan over de ontwikkeling van de woningvoorraad en het huurprijsniveau. Dat betekent dat het budget voor de huursubsidie zal toenemen.

De heer Duivesteijn vroeg zich af of dit plan van aanpak in dat kader de juiste oplossing is. Dingen die vanzelfsprekend zijn, moeten gedaan worden. Hij verwees naar het plan van het CDA om een lastenplafond te formuleren. In de Kamer is ook een motie over huurquotes aangenomen. Er is ook een motie-Duivesteijn aangenomen over fiscalisering van de huursubsidie, die door de interdepartementale werkgroep op een nogal statische manier is uitgewerkt. De grote vraag is of het systeem van huursubsidie niet gefiscaliseerd moet worden, want de beste bestandskoppeling is toch het aangiftebiljet. Op de vraag van de heer Jeekel of hij nu al weer de Huursubsidiewet zou willen veranderen, antwoordde de heer Duivesteijn dat als door de extreme huurstijging de goedkope voorraad afneemt, de mensen steeds meer afhankelijk worden van individuele huursubsidie. Het probleem bij de prestatieafspraken is dat je niet enerzijds het niet-gebruik probeert terug te dringen en anderzijds de verhuurder dwingt om ervoor te zorgen dat het niet gebruikt wordt. Er moeten dus een aantal fundamentele vragen worden beantwoord.

De heer Duivesteijn vond dat het plan van aanpak van de staatssecretaris uitgevoerd moet worden, maar daarmee is het probleem nog niet opgelost. Er moet voorlichting zijn en er moet gekeken worden naar de mogelijkheid van bestandskoppeling. Misschien moet huren en kopen gelijk gemaakt worden. Geld dat niet binnen is gekomen, is geen geld. Er is een ontwikkeling dat steeds meer huursubsidie moet worden betaald door de huurprijsontwikkeling. Als het gefiscaliseerd wordt, kost het geen geld meer volgens de redenering over de hypotheekrenteaftrek. Er zijn wel een aantal technische problemen, maar als men het niet-gebruik onder controle wil krijgen, moet er een ander systeem komen en een systeem dat minder stigmatiserend werkt dan het huidige. Bij de motie over fiscalisering bleek dat er onvoldoende draagvlak in de Kamer was om over een systeemwijziging te praten. De bestaande wetgeving moest dus verbeterd worden. Dat is met een redelijk enthousiasme gebeurd. Maar de goedkope voorraad is gedaald van 40 naar 21% en het aandeel huren van f 300 is gedaald van 16% naar 7%. Dat gaat door. De goedkope voorraad wordt duurder, omdat er toch wel huursubsidie op wordt gegeven. Dat is het probleem van het huidige systeem.

De heer Duivesteijn vond dat de door de staatssecretaris voorgestelde maatregelen moeten worden uitgevoerd, maar dat toch binnen de Kamer gediscussieerd moet worden over de vraag of het systeem niet moet worden gewijzigd. Hij nodigde iedereen uit om daarover een uitspraak te doen op het moment dat het verslag op de agenda van de Kamer staat.

Antwoord van de regering

De staatssecretaris constateerde dat het niet-gebruik van een belangrijke regeling als voor de huursubsidie een serieus probleem is. Er is grote eenstemmigheid over de wenselijkheid van een plan van aanpak. De Kamer heeft zelf ook activiteiten ontplooid. De analyses in beide stukken stemmen vrijwel overeen. De uitkomsten zijn ook ongeveer hetzelfde. Op zichzelf is dat alles niet vreemd, omdat ook met dezelfde mensen wordt gepraat. Het veld is vrij breed bekeken. Desgevraagd bevestigde de staatssecretaris dat eigenlijk de conclusie kan worden getrokken dat een interactie heeft plaatsgevonden tussen de werkzaamheden van de werkgroep en het plan van aanpak. Deze werkwijze heeft ertoe geleid dat zoveel mogelijk nuttige zaken konden worden opgepikt van de diverse gremia.

De staatssecretaris had ook ernstige twijfel over de cijfers van 1993. Hij verwachtte dat de cijfers over het niet-gebruik nu veel lager zijn. Het probleem is echter hoe je niet-gebruik kunt inventariseren. Het beeld zal nooit compleet zijn. Nieuwe gegevens uit de grote steden geven nu wel aanzienlijk lagere percentages aan. De twee afgelopen jaren is uitvoerige voorlichting gegeven en er zijn veel meer aanvragen gekomen. De staatssecretaris durfde niet te zeggen dat het onder de 10% zat, maar naar zijn indruk zou dat niet veel schelen. Het gemiddelde bedrag dat extra wordt aangevraagd, is lager dan het gemiddelde. Niet aanvragen gebeurt ook vooral door mensen die recht hebben op een laag bedrag. De corporaties worden daarvoor niet gestraft in de zin van de Huursubsidiewet. Er is een normbedrag voor de gemiddelde subsidie per persoon. De corporaties hebben dus voordeel als zij mensen weten over te halen om subsidie aan te vragen, omdat dan het gemiddelde bedrag lager wordt. Zij kunnen dus op die manier de norm makkelijker halen. Eind van dit jaar zal ook een onderzoek naar de recente gegevens over dit jaar zijn afgerond.

De fiscalisering is een onderwerp dat bij Sociale Zaken en Werkgelegenheid thuishoort, omdat die vraag zich voordoet bij alle uitkeringen die men moet aanvragen. De commissie-Derksen houdt zich bezig met het te hanteren inkomensbegrip en de vraag of er generieke dan wel specifieke maatregelen moet worden genomen. Met SZW wordt bekeken wat een fiscalisering zou betekenen. VROM neemt overigens wel deel aan het denken daarover.

Desgevraagd antwoordde de staatssecretaris dat hij ten principale vindt dat de individuele huursubsidieregeling een aanvraagregeling moet blijven. Hij vond het echter verstandig om in het algemeen te onderzoeken wat een fiscalisering van uitkeringen betekent. Hij beaamde dat het heel lastig zou zijn, als er ooit een fiscalisering komt, om de individuele huursubsidie eruit te lichten. Voorlopig ging de staatssecretaris door met de huursubsidie als aanvraagregeling, omdat het lang kan duren voordat hierover duidelijkheid is. Ook het veld is overigens voorstander van een aanvraagregeling.

De staatssecretaris erkende desgevraagd dat bij een fiscalisering het risico bestaat dat het moeilijk wordt om de hoofddoelstelling van de woningmarkt aan de volkshuisvestingskant te realiseren. Hij was ook van mening dat de huursubsidie een volkshuisvestingsinstrument moet blijven. Allerlei grenzen die in de Huursubsidiewet zijn getrokken, zijn getrokken op basis van bijvoorbeeld de bereikbare voorraad, de omvang daarvan en de ruimte die je daarin moet hebben. Verworvenheden kunnen makkelijk verloren gaan als dat criterium niet wordt meegenomen. En dan is er geen optimaal systeem meer. Een systeem met allerlei toeslagen vond hij ook niet ideaal. Het is ook een recht en geen plicht om huursubsidie aan te vragen.

Uit een recent onderzoek is gebleken dat ongeveer 93% van de Nederlanders het begrip «huursubsidie» kent. Huursubsidie scoort ook hoog op de lijst van uitkeringen. Mensen vinden ook belangrijk dat het goed terechtkomt en dat er weinig verspild wordt. Het verschil in beoordeling van het huursubsidie-instrument tussen huurders die al huursubsidie hebben en huurders die geen huursubsidie hebben en eigenaren-bewoners is ook marginaal. Het is dus opmerkelijk dat toch nog een groep mensen geen gebruikgemaakt van het recht op huursubsidie.

De aanpak op langere termijn verschilt van de aanpak op kortere termijn, die in de brief vooral is geschetst. Het huidige systeem is niet het ideale systeem. Er wordt gewerkt aan een makkelijker systeem, met een centrale post en een aantal buitenelementen waarbij de gemeente of de verhuurder een aantal gegevens kunnen invoeren en de inkomensgegevens van de belastingdienst op rijksniveau gekoppeld kunnen worden aan de ingevoerde gegevens. Dan is men ook van de discussie over bestandskoppelingen af. De inkomensgegevens blijven dan alleen bij het Rijk. Zodoende kan op elk willekeurig moment huursubsidie worden aangevraagd en kunnen wijzigingen in inkomens ook op hetzelfde moment verwerkt worden. Dat is veel klantvriendelijker en hierdoor ontstaat ook geen piekbelasting meer. Er hoeft niet elk jaar opnieuw aangevraagd te worden en het IB-60-formulier hoeft niet meer gehanteerd te worden. Dat nieuwe systeem vereist medewerking van de verhuurders, van de gemeenten en van de belastingdienst. Daarover vindt overleg plaats. In 2001 zou het systeem misschien werkbaar kunnen zijn. De komende jaren zullen pilots worden gedaan met dit systeem. De staatssecretaris beaamde de opmerking van de heer Hofstra dat het dan wel integraal moet gebeuren. Men moet ook alle consequenties goed kunnen overzien, want de weg terug is moeilijk. Desgevraagd antwoordde de staatssecretaris dat het nieuwe systeem niet is gericht op opsporing van niet-gebruik. Men zal altijd de eerste keer een aanvraag moeten doen. Als men eenmaal in het systeem zit, hoeft men echter niet elk jaar opnieuw aan te vragen.

De staatssecretaris wees erop dat het experiment in Groningen meer is gericht op de vraag of groepen die een hogere kans op niet-gebruik hebben, kunnen worden opgespoord door koppeling van bestanden. Als men via die selectie het niet-gebruik kan verkleinen, is dat bijzonder nuttig. Desgevraagd bevestigde de staatssecretaris dat dit proces een uitwerking is van de stroomlijning van de uitvoering in paragraaf 3.6. De staatssecretaris hoopte ook dat dit omvangrijke automatiseringsproject door de millenniumproblematiek niet al te zeer werd vertraagd.

De registratiekamer is ook bereid om met VROM van te voren over dit soort zaken te praten. Over die projecten is ook een goed overleg gaande met de registratiekamer. De registratiekamer heeft overigens als uitgangspunt dat het koppelen van bestanden om niet-gebruik van huursubsidie aan te pakken wel een heel zwaar middel is.

De staatssecretaris wees erop dat het aanvraagformulier vereenvoudigd is. Dat zal ook de aandacht houden. Een minimum aan gegevens is echter nodig. Verhuurders, zeker de corporaties, en gemeenten zijn ook wel bereid om te helpen bij het invullen van de formulieren. Het blijft echter een ingewikkelde zaak.

De staatssecretaris nam de suggestie van mevrouw Oedayraj over om meer gebruik te maken van allochtone media om die doelgroep te bereiken. Gebleken is dat er een groter aantal Nederlanders en ook allochtonen is, die slecht of geen Nederlands spreken en zeker niet lezen. Daarom zijn in de verlengingsperiode van de aanvraag vooral via de populaire radiozender spotjes uitgezonden. Er zijn geen nieuwe formulieren rondgestuurd. De cijfers zullen nog bekeken worden. Het gaat om zo'n 500 000 tot 600 000 mensen die niet kunnen lezen en schrijven.

Met de particuliere verhuurders zijn afspraken gemaakt dat zij actiever zullen worden dan zij tot nu toe zijn geweest. De staatssecretaris had daar goede verwachtingen van. Overigens wees hij erop dat het ook in de sociale sector nog niet voor 100% is zoals het moet zijn. Met de koepel zal daarover ook een gesprek komen. Het kan beter met het niet geven van informatie, wat niet veel voorkomt, en de matiging. Het probleem zit echter vooral in de particuliere sector.

De VNG doet hieraan mee en zal bij de evaluatie betrokken zijn. Er zal ook jaarlijks een verslag uitgebracht worden.

De belastingdienst zal de vermogenstoets doen. Dit zou naar de mening van de staatssecretaris ook niet gedecentraliseerd moeten worden.

De kosten van deze operatie zijn betaald uit het budget van VROM. De 100 000 extra aanvragen kosten op jaarbasis ongeveer 200 mln. De helft daarvan valt in 1997 en de andere helft in 1998. Desgevraagd antwoordde de staatssecretaris dat het bij het opstellen van de begroting gaat om het doortrekken van een trend. Daarbij wordt expliciet rekening gehouden met een deel niet-gebruik. Deze 100 000 extra aanvragen zijn dus niet begroot. De staatssecretaris beschouwde dit ook niet als een tegenvaller, maar als een maatschappelijke meevaller. Die kost alleen geld. Als met het plan van aanpak nog meer mensen worden bereikt, is dat een meevaller. Hoeveel extra geld dat zal kosten, is moeilijk te begroten. Het is echter een openeinderegeling en dat blijft zo.

Desgevraagd antwoordde de staatssecretaris dat bij het opstellen van de voorjaarsnota en de begroting wordt besproken of dit uit de begroting van VROM moet worden betaald. Voor VROM is 200 mln. een groot bedrag. De VROM-begroting kent eigenlijk geen posten waarmee dat bedrag gedekt zou kunnen worden. Dat betekent dat het eigenlijk weer uit de huursubsidie gehaald moet worden. Dat zou de staatssecretaris juist niet willen. Hij voelde zich overigens wel gesteund, want de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft gemeld dat het kabinet met vreugde heeft geconstateerd dat er 200 mln. meer moet worden betaald. Door de heer Duivesteijn erop gewezen dat in deze periode 300 mln. van de individuele huursubsidie is teruggegaan naar de rijksoverheid, antwoordde de staatssecretaris dat het geld niet wordt uitgegeven als de raming te ruim is. Het is een openeinderegeling en dat is een goed systeem. Iedereen krijgt waar hij recht op heeft en de overheid neemt de uitkomst voor haar rekening. De huurders hoeven zich nooit af te vragen of zij het jaar daarna, als er veel meer aanvragen zijn, nog wel dezelfde huursubsidie krijgen. Bij een gebudgetteerde regeling zou het probleem ontstaan hoe de regeling moet worden aangepast om binnen het budget te blijven.

Nadere gedachtewisseling

De heer Jeekel (D66) was blij dat ook een activiteit voor de langere termijn wordt ontwikkeld, waarbij maximaal gebruikgemaakt wordt van de mogelijkheden voor informatie- en communicatietechnologie. Hij had het gevoel dat de zaak nu redelijk in beeld is gebracht en dat veel zaken worden aangepakt, ook in het kader van de nieuwe Huursubsidiewet.

De heer Biesheuvel (CDA) begreep uit het antwoord van de staatssecretaris over het boetebeding, dat de corporaties er belang bij hebben om te helpen omdat daardoor het gemiddelde zakt. Waarschijnlijk hebben de corporaties die berekening van de staatssecretaris ook door, want het is daar ook rustiger op dit onderdeel.

Hij suggereerde om in een procedurevergadering te bespreken wat met de woningmarktmonitor 1996 moet worden gedaan. Daarin staan namelijk een paar ontwikkelingen die ook in onderzoeken zijn geconstateerd.

Mevrouw Oedayraj Singh Varma (GroenLinks) vond het gek dat er zoveel niet-gebruik is, als de IHS bij 93% van de Nederlanders bekend is en door zoveel mensen ook gewaardeerd wordt.

Het leek mevrouw Oedayraj goed dat de staatssecretaris op weg gaat met Overheidsloket 2000, want op dit moment kijkt SZW naar de fiscalisering van alle inkomensafhankelijke regelingen. Hoeveel tijd neemt SZW daarvoor? Bij fiscalisering zouden allerlei ingewikkelde zaken zoals het eenloketsysteem overbodig zijn.

Mevrouw Oedayraj stemde ermee in dat de belastingdienst over de vermogenstoets gaat. Zij hoort echter ook dat mensen bij de aanvraag voor onder andere huursubsidie hun hele hebben en houden moeten tonen. Wat is nu het juiste antwoord?

Zij was blij met het antwoord van de staatssecretaris over het boetebeding, maar zij zou de zaak in de gaten houden.

De heer Duivesteijn (PvdA) achtte de voorgestelde maatregelen voor de korte termijn nuttig en noodzakelijk.

De heer Duivesteijn vond dat de Kamer na 6 mei opnieuw zou moeten nadenken over de vraagstukken binnen de volkshuisvesting. Eén van die vraagstukken is toch het systeem van individuele huursubsidie en de fiscalisering daarvan. Iedere keer stuit men namelijk op de belastingdienst als het om controle van gegevens gaat.

De staatssecretaris antwoordde dat natuurlijk blijvend nagedacht moet worden over dergelijke zaken. Het oude rapport van de interdepartementale werkgroep zal weer te voorschijn worden gehaald om te zien wat er dit jaar komt op het gebied van SZW. Waarschijnlijk zal er in de loop van het jaar duidelijkheid komen over het onderzoek van SZW. Hij waarschuwde wel voor de complexiteit van de materie. De staatssecretaris wees erop dat men toch één keer mensen een vermogenstoets moet afnemen. Dit kan niet altijd via de belastingdienst, omdat die niet automatisch de gegevens heeft. Eén keer moet een lijst worden gemaakt van zaken die tot het vermogen behoren, opdat de belastingdienst kan nagaan of men onder of boven de vermogensgrens zit. Dat is vervelend, maar mensen ervaren het ook als redelijk dat er een vermogenstoets is.

De staatssecretaris liet het aan de commissie over om een goed moment te vinden om nog eens over de woningmarktmonitor te praten. Hij stond graag ter beschikking om daarover te praten.

Ten slotte zegde hij toe dat over de voortgang van dit plan van aanpak regelmatig gerapporteerd zal worden. Hij had goede hoop dat hij in die zin nog eens een financiële tegenvaller te melden zou hebben aan het kabinet.

De voorzitter gaf de heer Jeekel in overweging dat het functioneren van de werkgroep van de vaste commissie misschien medebeïnvloed werd door het feit dat vrij snel na de inwerkingtreding daarvan de staatssecretaris liet weten, dat de laatste campagnes om niet-gebruik tegen te gaan geleid hadden tot 100 000 extra aanvragen. Daarmee kwam de urgentie wat anders te liggen.

In het verslag van de werkgroep van de vaste commissie is een aanbeveling gedaan over het verrichten van een nader onderzoek naar het niet-gebruik en de representativiteit van de bestaande gegevens. Is de staatssecretaris bereid om de rapportage van de werkgroep tot zich te nemen bij het formuleren van een opdracht?

De staatssecretaris zegde toe dat hij hier nauwkeurig naar zou kijken.

De voorzitter van de commissie,

Versnel-Schmitz

De griffier van de commissie,

De Gier


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Lansink (CDA), Te Veldhuis (VVD), Van den Berg (SGP), M. M. van der Burg (PvdA), Versnel-Schmitz (D66), voorzitter, Van Gijzel (PvdA), Feenstra (PvdA), Verbugt (VVD), A. de Jong (PvdA), Gabor (CDA), ondervoorzitter, Aiking-van Wageningen (groep-Nijpels), Poppe (SP), Augusteijn-Esser (D66), Duivesteijn (PvdA), Giskes (D66), Stellingwerf (RPF), Crone (PvdA), M. B. Vos (GroenLinks), Klein Molekamp (VVD), Hofstra (VVD), Assen (CDA), Jeekel (D66), Meijer (CDA), Visser-van Doorn (CDA), Luchtenveld (VVD).

Plv. leden: Biesheuvel (CDA), O. P. G. Vos (VVD), Van Middelkoop (GPV), Verspaget (PvdA), Jorritsma-van Oosten (D66), Dijksma (PvdA), Wagenaar (PvdA), Van Blerck-Woerdman (VVD), Witteveen-Hevinga (PvdA), Leers (CDA), Hendriks, Reitsma (CDA), Huys (PvdA), Wessels (D66), Leerkes (Unie 55+), Swildens-Rozendaal (PvdA), Oedayraj Singh Varma (GroenLinks), Keur (VVD), H. G. J. Kamp (VVD), Ten Hoopen (CDA), Van 't Riet (D66), Van de Camp (CDA), De Haan (CDA), Blauw (VVD).

Naar boven