25 831
Niet-gebruik van de individuele huursubsidie

nr. 4
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 12 januari 1998

Hierbij bied ik u het door het Kabinet toegezegde plan van aanpak «tegengaan niet-gebruik huursubsidie» aan.

Doel van het plan van aanpak is het aangeven van alle mogelijkheden die er zijn om te komen tot een vermindering van het niet-gebruik. Immers er bestaat niet één manier om het niet-gebruik terug te dringen. Een doeltreffende aanpak tegen niet-gebruik dient verschillende elementen te bevatten. De verschillende invalshoeken komen in het plan van aanpak tot uitdrukking.

In het voorliggende plan van aanpak wordt stilgestaan bij de activiteiten die momenteel worden uitgevoerd om het niet gebruik van huursubsidie tegen te gaan en activiteiten die in de komende periode zullen worden gestart. Hierbij moet wel de kanttekening worden gemaakt dat de huursubsidieregeling een aanvraagregeling is, waarbij altijd sprake zal zijn van een zeker niet-gebruik.

Het voorliggende plan van aanpak is besproken met de koepels van woningcorporaties, verhuurdersorganisaties, ouderenbonden, de Woonbond, een aantal gemeenten, de VNG en belangenorganisaties voor de marktsector. Deze hebben te kennen gegeven samen met het ministerie van VROM te willen streven naar terugdringing van het niet-gebruik en onderschrijven daarbij het plan van aanpak. Het plan mag derhalve rekenen op een grote mate van instemming vanuit het veld.

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

D. K. J. Tommel

Inhoudsopgave

1.INLEIDING3
   
2.STAND VAN ZAKEN3
 2.1 Werking en gebruik van de regeling3
 2.2 Tegengaan niet-gebruik (een overzicht)4
 2.3 Omvang en aard van het niet-gebruik4
 2.4 Invalshoeken tegengaan niet-gebruik5
   
3.ACTIVITEITENOVERZICHT6
 3.1 Vooraf6
 3.2 Vereenvoudiging aanvraagprocedures6
 3.3 Voorlichting7
 3.4 Opsporen van niet-gebruikers8
 3.5 Bereiken van particuliere huurders8
 3.6 Stroomlijning uitvoering8
 3.7 Onderzoek9
   
4.PLANNING EN FINANCIËN11
 4.1 Tijdpad uit te voeren activiteiten11
 4.2 Financiën11

1. INLEIDING

De Huursubsidiewet heeft tot doel om ieder huishouden de toegang tot goede en betaalbare huisvesting te garanderen. Daarmee is de Huursubsidiewet kerninstrument in de Volkshuisvesting. Zij draagt in belangrijke mate bij aan het betaalbaar houden van de voorraad aan huurwoningen voor de doelgroep van beleid. Daarenboven kan worden geconstateerd dat de regeling in belangrijke mate heeft bijgedragen aan de gewenst geachte koopkrachtverbetering van deze groep huishoudens in de afgelopen jaren. Niet-gebruik doet afbreuk aan de realisering van deze doelstellingen en moet daarom worden voorkomen.

Recentelijk concludeerde het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) op basis van eigen onderzoek dat 32% van alle rechthebbende huishoudens over het jaar 1993 geen huursubsidie ontving. En 21% ontving wel huursubsidie, doch het bedrag was lager dan waar zij recht op hadden.

Het niet-gebruik door rechthebbenden draagt, zo wordt in de armoedemonitor geconstateerd, bij aan het armoedeprobleem in Nederland, terwijl dit te voorkomen is.

Deze resultaten zijn voor het kabinet aanleiding geweest om aan de Tweede Kamer een plan van aanpak toe te zeggen dat moet leiden tot een substantiële vermindering van het niet-gebruik van de huursubsidie.

Het voorliggende plan van aanpak is besproken met de belangrijkste partners uit het veld en vertegenwoordigers van betrokken departementen en belangenorganisaties van verhuurders. Het plan mag rekenen op een grote mate van instemming. Hierbij mag worden opgemerkt dat de door het SCP genoemde percentages niet-gebruik door diverse gesprekspartners van de nodige en door mij gedeelde kanttekeningen zijn voorzien.

Dit laatste neemt niet weg dat de ingeslagen weg om te komen tot een vermindering van het niet-gebruik verder zal worden bewandeld. De gevolgen voor diegenen die ten onrechte en ongewild geen gebruik maken van de regeling zijn te ernstig om hier niet verder bij stil te staan. Het blijven zoeken naar de oorzaken van het niet-gebruik onder specifieke groepen huishoudens en het vinden van oplossingen om deze toch te bereiken krijgen ook in de toekomst prioriteit.

Alvorens het plan van aanpak te presenteren en de te verrichten activiteiten in de tijd te benoemen, wordt stil gestaan bij de feiten over niet-gebruik en de activiteiten die momenteel al zijn en/of worden uitgevoerd om het gebruik van de huursubsidie te vergroten.

2. STAND VAN ZAKEN

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de werking van de (nieuwe) Huursubsidiewet, de aard en omvang van het niet-gebruik en de tot op heden geleverde inspanningen om de bekendheid van het instrument te vergroten en het gebruik te bevorderen.

2.1 Werking en gebruik van de regeling

Op dit moment maken circa 1 miljoen huishoudens met een huurwoning gebruik van huursubsidie. Maar liefst 65 procent van de subsidie-ontvangers behoort tot de groep van mensen met een minimumuitkering. Ook ouderen zijn oververtegenwoordigd onder de subsidie-ontvangers; 40 procent is 65 jaar of ouder.

Per 1 juli 1997 is een nieuwe Huursubsidiewet in werking getreden. De aanpassingen van de Huursubsidiewet vloeiden met name voort uit de wens het instrument doelmatiger in te zetten, het willen matigen van de gestegen woonlasten als gevolg van de forse huurstijgingen van de afgelopen jaren en vereenvoudiging van de regelgeving.

De per 1 juli 1997 ingevoerde wijzigingen hebben het niet alleen voor huurders aantrekkelijker gemaakt om huursubsidie aan te vragen. Met name de vereenvoudiging van het instrument maakt, dat de voor verhuurders uiterst bewerkelijke (en voor huurders pijnlijke), terugvorderingsproblematiek goeddeels is verdwenen. Hiermee wordt verwacht dat het bij sociale verhuurders zo succesvolle stelsel van matiging (het door verhuurders in de huur verwerken van de subsidie) ook bij de particuliere verhuurders gemeengoed zal worden.

Momenteel wordt ruim 90% van de huursubsidie verstrekt via het stelsel van matiging.

2.2 Tegengaan niet-gebruik (een overzicht)

Voorafgaand aan de introductie van de nieuwe Huursubsidiewet is door het Ministerie van VROM een omvangrijke publiekscampagne gestart om de nieuwe Huursubsidiewet breed onder de aandacht van (potentiële) gebruikers te brengen en zodoende het niet-gebruik te verminderen. Ook zijn omstreeks deze tijd via de woningcorporaties en de woonbond zogenaamde «kanskaarten» verspreid, om mogelijke rechthebbenden te attenderen op hun mogelijk recht op huursubsidie.

Verder is de indieningstermijn voor een subsidie-aanvraag verlengd met drie maanden, om zo gemeenten en verhuurders een extra mogelijkheid te bieden potentiële rechthebbenden te vinden en ze de gelegenheid te geven alsnog van hun recht gebruik te laten maken.

De verlenging van de indieningstermijn is met een uitgebreide mediacampagne vergezeld gegaan. Het is nog te vroeg om de resultaten van de verschillende activiteiten weer te geven. In het voorjaar van 1998 zal over het effect van de verlenging van de indieningstermijn worden gerapporteerd. Wel kan geconcludeerd worden dat de voorlichtingscampagne en het flankerend beleid zeer succesvol lijken te zijn.

Zo zijn eind november 1997 circa 100 000 meer aanvragen voor huursubsidie ingediend dan ten tijden van het opstellen van de begroting 1998 is verondersteld. In de tweede suppletore begroting 1997 [KMST II 1997/1998 25 781 nr.1]) is hier voor het begrotingsjaar 1997 f 75 miljoen benodigd.

In hoofdstuk 3 «te verrichten activiteiten» wordt verder stil gestaan bij de mogelijkheden die er zijn om het verlengen van de indieningstermijn structureel in de regeling onder te brengen.

2.3 Omvang en aard van het niet-gebruik

Over de omvang van het niet-gebruik van huursubsidie zijn geen recente gegevens op landelijk niveau voorhanden. In hoofdstuk 3 «activiteiten» wordt over de mogelijkheden die er zijn om het niet-gebruik beter in beeld te brengen uitgebreid stil gestaan.

De meest recente en door het SCP gebruikte gegevens over het niet-gebruik op landelijk niveau hebben betrekking op het peiljaar 1993 (WoningBehoefte Onderzoek 1993/'94) en betreffen een indicatie1. Op basis van deze gegevens komt het SCP op een raming van de omvang van het niet-gebruik van ruim 30%.

In het hierover gevoerde overleg met belangenorganisaties uit de sector bestond de indruk, dat het percentage niet-gebruik in 1993/1994 lager heeft gelegen en als gevolg van diverse activiteiten van het Ministerie en de sector zelf de afgelopen tijd verder is gedaald.

Deze constatering spoort ook met recentelijk door een aantal grotere gemeenten uitgevoerd onderzoek naar het niet-gebruik. (Amsterdam, Rotterdam en Utrecht). De uitkomsten hiervan duiden op een niet-gebruik in de grote steden in de jaren '95/'96 van tussen de 15% tot 20%.

De toename van het gebruik van de huursubsidie (2e suppletore begroting 1997 [Kmst. II 1997/1998 25 781 nr.1]) wijst op een afname van het niet-gebruik zeker gezien in het licht van een gelijk blijvende of afnemende doelgroep. Nader onderzoek blijft noodzakelijk.

Het niet-gebruik blijkt een fenomeen te zijn dat zich vooralsnog niet expliciet laat plaatsen bij duidelijk herkenbare categorieën huurders. Wel zijn in de Armoedemonitor '97 verbanden gelegd tussen niet-gebruik en de hoogte van de subsidie, het jaar van vestiging, het type verhuurder, de leeftijd en de inkomensbron.

2.4 Invalshoeken tegengaan niet-gebruik

De oorzaken van het niet-gebruik van huursubsidie kunnen op drie niveaus worden beschouwd: het niveau van de regelgeving, de uitvoering en de kennis en percepties bij de cliënt. De bij deze verschillende invalshoeken te herkennen aandachtspunten voor het tegengaan van het niet-gebruik komen in deze paragraaf aan de orde.

Ad.1. De regelgeving

Het niet-gebruik kan in de eerste plaats veroorzaakt worden door de complexiteit van de regelgeving. Daardoor kunnen cliënten vaak op voorhand geen goede inschatting maken of zij al of niet in aanmerking komen voor huursubsidie.

In de tweede plaats moet ieder jaar opnieuw een aanvraag worden ingediend, hetgeen – zeker bij naar verhouding geringe subsidiebedragen – niet-gebruik tot gevolg kan hebben in verband met het feit dat men ieder jaar weer een grote hoeveelheid gegevens moet overleggen.

In de derde plaats dient de aanvraag van mensen die al in de betreffende huurwoning wonen jaarlijks voor 1 oktober (dit jaar voor 1 januari 1998) te worden ingediend, met mogelijk niet-gebruik als gevolg.

Ad.2. De uitvoering

Door de omvang en de complexiteit van de aanvraagformulieren zullen – vooral als voor de eerste keer subsidie wordt aangevraagd – veel rechthebbenden deze vaak niet zonder hulp van uitvoeringsinstanties (woningcorporatie, gemeente) kunnen invullen. Hierbij komt de gang naar het loket om de hoek kijken, welke niet graag gemaakt wordt. Want de aanvraagprocedures worden vaak als vernederend ervaren («gunst» in plaats van «recht»). Ook speelt hier het probleem van de verschillende loketten, hetgeen wil zeggen dat personen die voor het eerst aanvragen niet weten bij welk loket men terecht moet, met als risico dat men wordt doorverwezen voordat men bij het «juiste» loket is terecht gekomen.

Ad.3. Kennis en percepties bij de cliënt

Uit onderzoek is gebleken dat een klein deel van het niet-gebruik verklaard kan worden uit het feit dat rechthebbenden niet op de hoogte zijn van het bestaan van de huursubsidieregeling.

Eveneens is uit onderzoek gebleken dat een aanzienlijk deel van het niet-gebruik verklaard kan worden doordat niet-gebruikers die wel op de hoogte zijn van de huursubsidieregeling, in meerderheid worden tegengehouden door het (onterechte) idee dat ze geen recht zouden hebben op de subsidie. De perceptie van cliënten op hun recht vormt een belangrijke, zo niet de belangrijkste, drempel voor gebruik van huursubsidie.

3. ACTIVITEITENOVERZICHT

3.1 Vooraf

Er bestaat niet één oplossing voor niet-gebruik. Een doeltreffende aanpak tegen niet-gebruik dient verschillende elementen te bevatten. De oorzaken van niet-gebruik zijn immers divers en hebben betrekking op de regelgeving, de uitvoering van de regeling en de (potentiële) doelgroep. Gerichte voorlichtingsactiviteiten, vereenvoudiging van de aanvraagprocedures en pilots gericht op stroomlijning van de uitvoering maken daarom onderdeel uit van de aanpak.

Daarnaast is monitoring van het niet-gebruik en daarmee effectmeting van groot belang. Ook daarin voorziet het plan van aanpak.

Tenslotte wordt er waarde aan gehecht dat de kennis over omvang, aard en oorzaken van het niet-gebruik toeneemt. Ook daarvoor zullen de nodige acties worden ondernomen.

Deze opvatting wordt gedeeld door partners in het veld. Woningcorporaties, verhuurdersorganisaties, Ouderenbonden en gemeenten hebben in de afgelopen maanden sterk ingezet op voorlichting om de Huursubsidiewet onder de aandacht te brengen van huurders. Deze organisaties, tezamen met de VNG en belangenorganisaties voor de marktsector, hebben bovendien te kennen gegeven samen met het ministerie van VROM te willen streven naar terugdringing van het niet-gebruik en onderschrijven daarbij het plan van aanpak. Ook de ministeries van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Financiën hebben hun steun aan het plan van aanpak toegezegd.

Het streven is erop gericht om acties op touw te zetten die een structurele oplossing voor niet-gebruik bieden. Voor elke actie geldt dat het departement vooraf overleg zal voeren en samenwerking zoeken met andere departementen en partners in het veld. Daarbij zullen hun ervaringen en «best practices» mede bepalend zijn voor de nadere invulling en uitwerking van de vervolgacties.

3.2 Vereenvoudiging aanvraagprocedures

De Huursubsidiewet is zojuist flink vernieuwd en evaluatie zal te zijner tijd uitwijzen of de beoogde vereenvoudiging van de regelgeving effect had en voldoende was.

In de aanvraagprocedures worden daarentegen wel mogelijkheden voor vereenvoudiging gezien. De tijdelijke verlenging van de indieningstermijn vanwege de invoering van de nieuwe Huursubsidiewet lijkt aan een behoefte te voldoen. VROM zal in samenwerking met gemeenten en corporaties het effect van de verlenging op de terugdringing van het niet-gebruik onderzoeken en nagaan of en in hoeverre verdere aanpassing van de indieningstermijn kan bijdragen aan terugdringing van het niet-gebruik.

Nog steeds blijken omvang en complexiteit van de aanvraagformulieren een belangrijk obstakel voor gebruik van de huursubsidie. VROM zal een onderzoek starten naar de mogelijkheid van vereenvoudiging van de aanvraagprocedures. In het onderzoek zal ten eerste worden nagegaan of een meer automatische jaarlijkse verlenging van de subsidie mogelijk is zonder dat het aanvraagkarakter van de regeling teniet wordt gedaan. Ten tweede zal onderzocht worden of en hoe de omvang en complexiteit van de aanvraagformulieren kan worden verminderd. Hierbij kan gedacht worden aan deels voorgedrukte antwoorden die slechts hoeven te worden gecontroleerd door de aanvrager of zelfs aan een belangrijke inkorting van de vragen omdat antwoorden op vragen over bijvoorbeeld het inkomen of de samenstelling van het huishouden elders worden verkregen.

3.3 Voorlichting

In het afgelopen jaar heeft VROM een omvangrijke publiekscampagne gevoerd teneinde het gebruik van de huursubsidie te bevorderen. Van deze grootscheepse campagne maakten radio- en TV-spots, een folder met een korte samenvatting van de Huursubsidiewet, een publieksinformatienummer, de zogenaamde «kanskaart», een site op internet, artikelen in huis-aan-huisbladen, en anderstalig voorlichtingsmateriaal deel uit.

Evaluatie wijst uit dat in totaal 70% van de huurders op enigerlei wijze met de voorlichtingscampage in aanraking zijn gekomen. In vergelijking met andere campagnes is dit een relatief hoog percentage. Huurders die met de voorlichting te maken hebben gehad blijken significant beter op de hoogte zijn van de nieuwe Huursubsidiewet dan huurders die niet met de voorlichting in aanraking zijn geweest.

Ook op andere wijze kan worden geconstateerd dat de voorlichtingscampagne succes heeft gehad. In 1997 zijn circa 100 000 aanvragen meer binnengekomen dan ten tijde van het opstellen van de begroting 1998 is verondersteld. Dit is een van de aanleidingen geweest de indieningstermijn tijdelijk te verlengen.

De toename van het aantal aanvragen mag zeker niet alleen op het conto van VROM worden geschreven. Tal van woningcorporaties, hun koepels huurdersorganisaties en gemeenten hebben algemene en gerichte voorlichtingsactiviteiten ontplooid om de mogelijkheid van huursubsidie onder de aandacht te brengen van huurders. Daarbij is een zeer uiteenlopend scala van methoden toegepast. Van huisbezoeken en zeer gerichte mailings tot artikelen in huis-aan-huisbladen en publicaties in eigen bladen.

In het komende jaar zal VROM opnieuw een campagne voeren met extra aandacht voor terugdringing van het niet-gebruik. Centraal in de voorlichting staat de persoonlijke perceptie van de niet-gebruiker. Onderzoek heeft namelijk aangetoond dat de kennis over het bestaan van huursubsidie goed is, maar de individuele inschatting van de eigen kans op huursubsidie is vaak onjuist. De voorlichting in 1998 zal met name hierop inspelen.

In 1997 is reeds nauw samengewerkt met intermediaire organisaties van huurders, verhuurders, ouderen en allochtonen. De samenwerking zal volgend jaar nog verder worden uitgebouwd. Reeds dit najaar zijn hiervoor de fundamenten gelegd. Zo hebben de ministeries van SZW, VROM en VWS in 1997 een gezamenlijk project van de ouderenbonden gesponsord dat tot doel heeft het niet-gebruik onder ouderen te verminderen. De bijdrage wordt in 1998 gecontinueerd.

Daarnaast zal VROM zich richten op specifieke groepen niet-gebruikers, zoals huurders van particuliere verhuurders en de particuliere verhuurders zelf. Gerichte voorlichting vergt overigens wel de mogelijkheid om bijvoorbeeld via bestandskoppeling niet-gebruikers te kunnen opsporen.

3.4 Opsporen van niet-gebruikers

Algemene voorlichting is vooral nuttig om de bekendheid met de (nieuwe) Huursubsidiewet te vergroten. Deze bekendheid is inmiddels groot. Er bestaat nu behoefte aan meer gerichte voorlichting, waarbij met name wordt aangegrepen op de perceptie van potentiële gebruikers van hun kans op huursubsidie.

Een benadering die aansluit bij specifieke categorieën van rechthebbende niet-aanvragers en hun redenen van niet-gebruik is daarom wenselijk. Deze categorieën zijn echter niet ergens bekend en moeten worden opgespoord. Maar om dat te kunnen doen, is dikwijls een koppeling van bestandsgegevens over inkomen, huur en huishoudenssamenstelling nodig. Dit kan niet zonder meer verricht worden omdat de gegevens van verschillende organisaties afkomstig zijn. Belastingdienst, sociale diensten en verhuurders hebben een geheimhoudingsplicht en mogen persoonsgegevens niet zonder wettelijke bepaling of toestemming van betrokkenen doorspelen aan derden.

Op dit moment zijn er gemeenten die bestandskoppelingen maken om niet-gebruikers op te kunnen sporen en vervolgens te benaderen. Zij ervaren echter dat de juridische mogelijkheden hiertoe beperkt zijn. Ook corporaties die niet-gebruik willen aanpakken, lopen al snel tegen de grenzen van de wet op de privacy aan.

In overleg met de Tweede Kamer, de Registratiekamer, de belastingdienst, SZW en enkele gemeenten zal VROM een pilot starten waarin behalve de juridische en technische grenzen van bestandskoppeling, tevens de opbrengst van bestandskoppeling voor het terugdringen van niet-gebruik worden nagegaan. De bedoeling is om de pilot in 3 of 4 gemeenten uit te voeren. De resultaten zullen uitwijzen of een (gedeeltelijke) landelijke invoering zinvol en mogelijk is.

Naast het daadwerkelijk op Rijksniveau koppelen van bestanden is er van verschillende zijden aandacht gevraagd voor het semi-koppelen van bestanden (ook wel de één dimensionele kanskaart genoemd). Hierbij wordt bijvoorbeeld bij de huuraanzegging het maximum inkomen opgenomen waarbij, gegeven de huur, recht op huursubsidie bestaat. Op deze wijze kan een huishouden zelf bepalen op zij recht hebben op huursubsidie. Momenteel hiervoor, door woningcorporaties, uitgevoerde activiteiten zullen waar mogelijk worden uitgebreid.

3.5 Bereiken van particuliere huurders

In samenwerking met belangenorganisaties van particuliere verhuurders stelt VROM een actieplan op waarmee huurders in de particuliere sector beter bereikt worden. In het actieplan zal met name aandacht besteed worden aan huurmatiging door particuliere verhuurders en voorlichting aan huurders in de marktsector. Het actieplan wordt in 2 of 3 gemeenten uitgetest. Afhankelijk van de resultaten zal (gedeeltelijke) landelijke invoering plaatsvinden.

3.6 Stroomlijning uitvoering

Het ministerie is een intern project (EOS) gestart. Doel van het project is om samen met gemeenten en verhuurders te komen tot een efficiënte uitvoeringsorganisatie te creëren die een optimale bediening van de klant waarborgt bij de uitvoering van de Huursubsidiewet. Aan het project zijn als randvoorwaarden gesteld: zekerheid, bestendigheid en duurzaamheid. Hierbij worden alle schakels van de uitvoeringsorganisatie aan een nadere analyse onderworpen. Aangesloten wordt bij het gedachtengoed en lopende initiatieven van Overheidsloket 2000 (OL2000).

Doel van OL2000 is om via optimale inzet van nieuwe media (Informatie en Communicatie Technologie (ICT)) de dienstverlening in de publieke sector te verbeteren en aan te passen aan de eisen en behoeften van de moderne gebruiker/klant. OL2000 signaleert een versnippering in de publieke dienstverlening, die niet aansluit bij de vraagpatronen van gebruikers/klanten. Met ondermeer niet-gebruik als gevolg.

Daarvoor in de plaats stelt OL2000 een organisatie van de dienstverlening voor waarbij de vraagpatronen van specifieke groepen klanten uitgangspunt vormen. Een slimme ICT-toepassing is voorwaarde om deze organisatie te kunnen realiseren. In zogenaamde «vraagpatroonloketten» (doelgroep- of gebiedsgericht) communiceren verschillende back offices door middel van nieuwe media (ICT) met elkaar, back offices met front offices en kunnen front offices via internet of interactieve kabelverbindingen met «de huiskamer» van klanten worden verbonden. Op deze wijze wordt de uitvoering (het loket) naar de directe leefomgeving van de klant verplaatst, waardoor de mogelijkheid dat deze met het instrument in aanraking komt wordt vergroot (en de hoeveelheid werk die er voor moet worden gedaan verkleind). Deze activiteit zal worden toegespitst op het benaderen van specifieke groepen niet-gebruikers.

Op dit moment wordt in een aantal gemeenten geëxperimenteerd met de loketten «Ken uw rechten», «Ouderen en gehandicapten» en een «Vastgoedbalie». Binnenkort start OL2000 een haalbaarheidsstudie naar een loket «Bouwen en Wonen».

Uitvoering van de huursubsidie volgens de principes van OL2000 betekent een flexibele uitvoering, waarbij huursubsidie wordt ondergebracht bij alle relevante «doelgroep» of «gebiedsgerichte» loketten. Een voorbeeld. Veel ouderen maken ten onrechte geen gebruik van huursubsidie. Zij hebben op dit moment al een zekere bundeling van voorzieningen om zich heen, waarbij de huursubsidie kan aansluiten. Zo zou bij het «zorg-loket» voor ouderen, waaronder o.a de WVG en tafeltje-dekje vallen, ook de intake voor huursubsidie kunnen worden verzorgd.

VROM voert op dit moment overleg met het programmabureau OL2000 over mogelijke en zinvolle aansluiting bij actuele initiatieven van OL2000. Denkbaar is dat (een deel van) de intake van de huursubsidie wordt geïntegreerd in de genoemde loketten. Vooralsnog zal een dergelijke aansluiting het karakter van een pilot hebben, die ondermeer zicht moet bieden op kosten, baten en haalbaarheid van deze organisatie van de uitvoering.

Voor de huursubsidie beziet VROM allereerst hoe de uitvoering klantvriendelijker en efficiënter kan. Lokale loketten maken onderdeel van deze analyse uit. Samenvoeging met andere diensten in een loket kan daarna aan de orde zijn.

In de loop van 1998 zal over de verdere uitwerking meer bekend zijn.

3.7 Onderzoek

Eenduidige cijfers over omvang, aard en oorzaken van niet-gebruik zijn op dit moment niet voorhanden. Dergelijke cijfers zijn van belang om later de effectiviteit van het beleid tegen niet-gebruik te kunnen vaststellen. Teneinde een preciezer beeld van omvang, aard en oorzaken van het niet-gebruik te verwerven, worden in 1998 en 1999 de volgende activiteiten ondernomen:

ad 1.

Iedere vier jaar voert VROM een woningbehoefte-onderzoek uit, het zogenaamde WBO. Tot nog toe biedt dit onderzoek slechts in beperkte mate de mogelijkheid niet-gebruik van de huursubsidie te bepalen. Dit heeft zijn oorzaak in de inkomensdefinitie die in het WBO wordt gehanteerd en die niet naadloos aansluit bij het in de huursubsidieregeling gehanteerde inkomensbegrip. Daarnaast worden inkomensgegevens in het WBO verzameld, waaruit nu niet goed kan worden afgeleid of er een recht op huursubsidie is. VROM zal voorafgaand aan de komende enqueteronde van 1998 het WBO aanpassen.

ad 2.

Om de ontwikkeling van het niet-gebruik te kunnen monitoren, zal VROM het WBO niet langer eenmaal per vier jaar, maar jaarlijks aanvullen met nieuwe gegevens. De monitoring geeft inzicht in (de ontwikkeling van) de omvang, aard en oorzaken van het niet-gebruik en daarmee in de effectiviteit van de maatregelen die tegen het niet-gebruik zijn genomen. In veel onderzoek naar niet-gebruik wordt onvoldoende rekening gehouden met een onderschatting van het gebruik van de huursubsidie als gevolg van het feit dat mensen door het stelsel van huurmatiging niet beseffen dat zij huursubsidie-ontvanger zijn. Door een aanpassing van het onderzoeksdesign van het WBO wordt op deze onderschatting geanticipeerd.

ad 3.

Op dit moment verricht VROM een contra-expertise op de gegevens zoals gepubliceerd door het SCP. Dit levert nogmaals een (geschat) beeld op van het niet-gebruik in 1993. Een dergelijk onderzoek is voor de jaren 1980 tot en met 1991 ook verricht en de vergelijking van onderzoeken geeft extra informatie over ontwikkelingen in de omvang van het niet-gebruik in het afgelopen decennium.

ad 4.

Aanvullend op de momenteel gestarte enquête-ronde voor het nieuwe WBO wordt onderzocht waarom potentiële gebruikers uit dit nieuwe WBO geen huursubsidie hebben aangevraagd. Hierbij wordt naast het vinden van de oorzaken van het niet-gebruik een duidelijk zicht verwacht op het percentage niet-willers' onder de niet-gebruikers van het huursubsidie instrument. De uitkomsten van dit aanvullende onderzoek worden medio 1998 gepresenteerd.

ad 5.

Dit jaar zijn 100 000 meer aanvragen voor huursubsidie ingediend dan ten tijde van het opstellen van de begroting 1998 waren voorzien. Door een nadere analyse van de aanvragers beoogt VROM inzicht te verkrijgen in de stimulerende factoren die tot de extra aanvragen hebben geleid.

ad 6.

De nieuwe Huursubsidiewet zal worden geëvalueerd; de resultaten daarvan komen eind 1999 ter beschikking. Belangrijke onderzoeksvraag in de evaluatie zal zijn welke invloed de regelgeving heeft op het niet-gebruik van huursubsidie. Ook de tussentijdse monitoringsactiviteiten in het kader van deze evaluatie zullen inzicht verschaffen in de aard en de achtergronden van niet-gebruik, alsmede in het effect van de nieuwe wet daarop.

4. PLANNING EN FINANCIËN

4.1 Tijdpad uit te voeren activiteiten

In onderstaande wordt een overzicht gegeven van de momenten waarop de verschillende activiteiten worden gestart en de momenten waarop wordt verwacht dat over eerste uitkomsten van de genoemde activiteiten kan worden beschikt.

Activiteitenaanvangrapportagemoment
Vereenvoudiging aanvraagproceduresbegin '98medio '98
Voorlichtingbegin '98medio '98
Opsporen van niet-gebruikersbegin '98medio '98
Bereiken van particuliere huurdersbegin '98medio '98
Stroomlijning uitvoeringbegin '98eind '98
Onderzoekeind '97medio '98

De genoemde activiteiten worden begin 1998 gestart (of zijn al in gang gezet).

Een tussentijdse evaluatie zal voor het volgende subsidiejaar plaatsvinden. De resultaten zullen waar mogelijk en gewenst, worden geïncorporeerd in de werking en de uitvoering van de huursubsidieregelgeving in het komende jaar.

4.2 Financiën

De voor het uitvoeren van de bovengenoemde activiteiten benodigde middelen zijn onder te verdelen naar voorlichtingskosten, onderzoekkosten, kosten die samenhangen met het stroomlijnen van de uitvoering en de extra uitgaven die samenhangen met een lager niet-gebruik. Over de doorwerking van de extra uitgaven die samenhangen met een lager niet-gebruik zal ten tijde van het opstellen de eerste suppletore begroting 1998 en de ontwerp-begroting 1999 nadere besluitvorming in het kabinet plaatsvinden.

Ter indicatie: een vermindering van het niet-gebruik met 10 000 huishoudens betekent circa f 20 miljoen gulden extra subsidie-uitgaven per subsidietijdvak.


XNoot
1

Het WBO werd tot voor kort eenmaal in de vier jaar gehouden onder een representatieve steekproef van 60 000 huishoudens van de nederlandse bevolking. Vanaf 1997 wordt het WBO jaarlijks gevoed.

Naar boven