25 830
Integriteit financiële sector

nr. 10
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN FINANCIËN EN VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 december 2000

Bijgaand doen wij u mede namens de staatssecretaris van Financiën het Protocol Tempoverschil in het kader van het Financieel Expertise Centrum (FEC) toekomen.1

Bij besluit van 31 december 1998 (Instellingsbesluit AFZ98/3126M) van de ministers van Financiën en van Justitie, alsmede van de staatssecretaris van Financiën, is het FEC ingesteld. Aan het FEC nemen deel het Openbaar Ministerie/Arrondissementsparket Amsterdam, de Stichting Toezicht Effectenverkeer, De Nederlandsche Bank, de Verzekeringskamer, de Financiële Inlichtingen- en Opsporingsdienst en de Belastingdienst/Grote ondernemingen Amsterdam, de Economische Controledienst, de regiopolitie Amsterdam-Amstelland, het Korps Landelijke Politiediensten/directie Recherche en het Meldpunt Ongebruikelijke Transacties.

Doel van het FEC is het bevorderen van de integriteit van de financiële sector. Een van de taken van het FEC is het bevorderen dat mogelijk strafbare feiten die door de deelnemers afzonderlijk onvolledig worden onderkend beter in beeld worden gebracht.

Hiertoe is door het FEC onder andere een Selectieoverleg (SO) ingesteld waarin ten aanzien van concrete gevallen informatie wordt uitgewisseld, beleidsafstemming plaatsvindt en keuzes worden gemaakt voor te nemen maatregelen van bestuursrechtelijke of strafrechtelijke aard.

De deelnemers aan het SO spreken over concrete gevallen waarbij, met inachtneming van ieders taken en wettelijke bevoegdheden, subjectgebonden informatie wordt uitgewisseld. Deze informatie kan worden gekwalificeerd als informatie waarbij een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit ex artikel 27 Wetboek van Strafvordering bestaat.

In het geval van een dergelijke redelijke verdenking kan er binnen het SO een keuze worden gemaakt voor een strafrechtelijke aanpak. Daarnaast zijn de toezichthouders binnen het FEC conform hun eigen wettelijke taak bevoegd bestuursrechtelijk op te treden indien zij over relevante informatie beschikken.

De processen van een strafrechtelijk onderzoek en een bestuursrechtelijke maatregel lopen qua tijdsverloop uiteen. Het onderzoeken van alle feiten en omstandigheden om een volledig beeld te krijgen van een strafbaar feit teneinde een subject met succes strafrechtelijk te kunnen vervolgen kost veel tijd.

Daarbij wordt door het nemen van een bestuursrechtelijke maatregel door een toezichthoudende autoriteit, mede gezien una-via aspecten, de voortgang van een strafrechtelijk onderzoek belemmert. Het zal daarom in bepaalde gevallen opportuun zijn om het strafrechtelijk onderzoek te voltooien en geen bestuursrechtelijke maatregelen te treffen.

Voor die gevallen dat het wenselijk is dat de toezichthoudende autoriteiten hun bestuursrechtelijke maatregelen (tijdelijk) uitstellen, is het «Protocol Tempoverschil in het kader van het Financieel Expertise Centrum» opgesteld. Het protocol is ondertekend door de deelnemers aan het FEC en ter kennisname bijgevoegd.

Het protocol ziet er op dat de tempoverschillen die intrinsiek aanwezig zijn bij een bestuursrechtelijke aanpak enerzijds en een strafrechtelijke aanpak anderzijds worden afgestemd binnen het SO. In het protocol is overeengekomen dat de deelnemers een termijn afspreken waarbinnen de deelnemer, die op grond van eigen wettelijke bevoegdheden en verantwoordelijkheden actie geboden acht, nog geen actie onderneemt. Daarbij behouden de deelnemers in het SO hun bevoegdheid om direct actie te ondernemen indien zij verder uitstel niet verantwoord achten.

De Minister van Financiën,

G. Zalm

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

Naar boven