25 823
Wijziging van de Woningwet (milieugrondslag bouwbesluit)

nr. 1
KONINKLIJKE BOODSCHAP

Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van wet tot wijziging van de Woningwet (milieugrondslag bouwbesluit).

De memorie van toelichting, die het wetsvoorstel vergezelt, bevat de gronden waarop het rust.

En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.

's-Gravenhage

18 december 1997

Beatrix

nr. 2
VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Woningwet zodanig te wijzigen dat bij of krachtens de in artikel 2 bedoelde algemene maatregel van bestuur met het oog op duurzaam bouwen ook technische voorschriften uit het oogpunt van milieu kunnen worden gegeven en dat voorts enige andere wijzigingen in die wet worden aangebracht (milieugrondslag Bouwbesluit);

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Woningwet wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 1, eerste lid, onderdeel j, komt te luiden:

j. kwaliteitsverklaring: een schriftelijk bewijs, voorzien van een merkteken, aangewezen door Onze Minister, afgegeven door een deskundig, onafhankelijk instituut, aangewezen door Onze Minister, op grond waarvan een bouwmateriaal, bouwdeel of samenstel van bouwmaterialen of bouwdelen dan wel een bouwwijze, indien dat bouwmateriaal, bouwdeel of samenstel van bouwmaterialen of bouwdelen dan wel die bouwwijze bij het bouwen wordt toegepast, wordt geacht te voldoen aan krachtens deze wet aan dat bouwmateriaal, bouwdeel of samenstel van bouwmaterialen of bouwdelen dan wel die bouwwijze gestelde eisen;.

B

Artikel 2 wordt gewijzigd als volgt:

a. In het eerste lid wordt «en energiezuinigheid» gewijzigd in: , energiezuinigheid en milieu.

b. Het derde lid komt te luiden:

3. Bij of krachtens de in het eerste lid bedoelde algemene maatregel van bestuur worden voorts uit het oogpunt van veiligheid, gezondheid en milieu technische voorschriften gegeven omtrent het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde.

c. Na het derde lid wordt onder vernummering van het vierde en het vijfde lid in respectievelijk het vijfde en het zesde lid, een lid ingevoegd, luidende:

4. Bij of krachtens de in het eerste lid bedoelde algemene maatregel van bestuur worden voorts uit het oogpunt van veiligheid en gezondheid technische voorschriften gegeven omtrent de staat van bestaande bouwwerken, geen gebouw zijnde.

d. Het vijfde lid (nieuw) komt te luiden:

5. Bij of krachtens de in het eerste lid bedoelde algemene maatregel van bestuur worden voorts uit het oogpunt van veiligheid, gezondheid, bruikbaarheid en milieu technische voorschriften gegeven omtrent het bouwen van standplaatsen.

e. Na het vijfde lid (nieuw) wordt, onder vernummering van het zesde lid in het zevende lid, een lid ingevoegd, luidende:

6. Bij of krachtens de in het eerste lid bedoelde algemene maatregel van bestuur worden voorts uit het oogpunt van veiligheid, gezondheid en bruikbaarheid technische voorschriften gegeven omtrent de staat van bestaande standplaatsen.

f. Na het zesde lid (nieuw) wordt, onder vernummering van het zevende lid in het achtste lid, een lid ingevoegd, luidende:

7. Aan een voorschrift omtrent het bouwen van een bouwwerk of standplaats kunnen voorschriften worden verbonden.

C

Na artikel 7 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 7a

1. Onze Minister kan met het oog op duurzaam bouwen in een bijzonder geval burgemeester en wethouders toestaan door hun voorgestelde nadere voorschriften op te leggen ter voldoening aan de technische voorschriften, gegeven bij of krachtens de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 2. Dit toestaan kan ook betrekking hebben op door burgemeester en wethouders voorgestelde, uit het oogpunt van milieu op te leggen technische voorschriften, waarin de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 2, niet voorziet. Een verzoek van burgemeester en wethouders geschiedt mede aan de hand van een door Onze Minister ter beschikking gesteld formulier. Het verzoek, alsmede de daarbij voorgestelde op te leggen voorschriften zijn gemotiveerd en van een toelichting voorzien.

2. Onze Minister beslist binnen acht weken na ontvangst van een verzoek om toestemming. Hij kan die beslissing eenmaal voor ten hoogste vier weken verdagen. Indien toestemming wordt verleend, geldt die toestemming alleen voor het geval waarop het verzoek betrekking heeft. Aan een toestemming kunnen voorschriften worden verbonden.

3. De toestemming op een verzoek van burgemeester en wethouders is van rechtswege verleend indien Onze Minister:

a. niet binnen acht weken na ontvangst van het verzoek een beslissing op dat verzoek heeft genomen,

b. niet binnen acht weken na ontvangst van het verzoek van burgemeester en wethouders heeft besloten de beslissing op dat verzoek te verdagen, of

c. niet binnen de termijn waarmee de beslissing op het verzoek van burgemeester en wethouders is verdaagd, een beslissing op dat verzoek heeft genomen.

Deze verlening van toestemming wordt aangemerkt als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht.

D

In artikel 23, derde lid, wordt na «op» en vóór «bouwwerk» ingevoegd: een niet tot bewoning bestemd gebouw, .

E

In artikel 44, onderdeel a, wordt na «voorschriften» toegevoegd: of, voor zover van toepassing, de voorschriften, bedoeld in artikel 7a.

F

Artikel 54, tweede lid, komt te luiden:

2. De in het eerste lid bedoelde aanhouding eindigt:

a. indien tegen het besluit, bedoeld in artikel 11, tweede lid, van de Monumentenwet 1988, geen beroep is ingesteld, met ingang van de dag waarop zes weken zijn verstreken na de bekendmaking van dat besluit, of

b. indien tegen het besluit, bedoeld onder a, binnen zes weken na de bekendmaking ervan beroep is ingesteld, met ingang van de dag na de dag waarop het verzoek van de vergunninghouder om de opschorting van dat besluit op te heffen, is toegewezen.

ARTIKEL II

Deze wet treedt in werking met ingang van de tweede dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Naar boven