nr. 6
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
's-Gravenhage, 18 juni 1999
Hierbij doe ik u, mede namens de staatssecretaris van Financiën,
de nota naar aanleiding van het verslag toekomen. Tevens ontvangt u een nota
van wijziging, waarin een aantal veranderingen en aanvullingen op het wetsvoorstel
rekeningrijden is opgenomen. De aanvankelijk beoogde invoeringswet komt hiermee
te vervallen.
In de nota naar aanleiding van het verslag wordt uitgebreid ingegaan op
de vragen die door de vaste commissies voor Financiën en Verkeer en Waterstaat
zijn gesteld; ook worden de gewijzigde en nieuwe elementen nader toegelicht.
In het navolgende wordt een overzicht gegeven van de hoofdpunten:
Algemeen
– Rekeningrijden wordt ingevoerd op het hoofdwegennet. De opbrengst
zal, conform het regeerakkoord, via het Belastingplan worden aangewend voor
lastenverlichting.
– Ter voorkoming van sluipverkeer wordt aan de regio's zelf de keuze
gelaten om op het onderliggend wegennet heffingspunten te plaatsen of andere
maatregelen te nemen. De kosten hiervan komen voor rekening van het Rijk.
De opbrengsten van deze heffingen komen ten goede aan de regio.
– Het voornemen is om, vooruitlopend op de Randstadbrede invoering,
eind 2001 te beginnen rond één regio voor een periode van twee
jaar. Deze regio ontvangt twee jaar eenzelfde bedrag als wordt opgebracht
op het hoofdwegennet, te besteden aan openbaar vervoer en infrastructuur.
Naar verwachting wordt hierover binnenkort met de regio overeenstemming bereikt.
– Het ministerie van Verkeer en Waterstaat zal de verkeerskundige,
economische en ruimtelijke effecten van rekeningrijden continu en nauwgezet
volgen. Twee jaar na invoering vindt evaluatie plaats van de werking van het
systeem. Ook effecten op veiligheid, leefbaarheid en milieu zullen hierbij
aan de orde komen.
– De Belastingdienst voert de maatregel uit en is verantwoordelijk
voor de afhandeling van alle financiële transacties. De dienst
richt een helpdesk in voor de behandeling van vragen en klachten. Het betalingssysteem
voldoet aan een hoge betrouwbaarheidsstandaard en waarborgt de privacy van
de weggebruikers.
Werking van het systeem
– Rekeningrijden wordt van kracht op werkdagen van 7 tot 9 uur 's
morgens, alleen stadinwaarts
– In de avondspits, de weekeinden, de zomervakantie, de kerstvakantie
en op feestdagen hoeft de weggebruiker geen heffing te betalen. In deze periodes
is er namelijk duidelijk sprake van minder structurele files. Welke dagen
precies wordt jaarlijks door de minister van Verkeer en Waterstaat vastgesteld.
– De maatregel geldt voor iedere weggebruiker: automobilisten, motorrijders,
vrachtwagen- en buschauffeurs en ook buitenlandse weggebruikers. Er is alleen
vrijstelling voor hulpdiensten (politie, brandweer en ambulances) en openbaar
vervoer.
– De kosten bedragen 7 gulden per passage en bij automatische betaling
5 gulden. Het tarief is uniform: het geldt voor alle voertuigen op alle heffingsplaatsen
gedurende de gehele heffingsperiode.
– De auto-betaalbox, het chipapparaat dat achter de voorruit wordt
geplaatst, gaat inclusief BTW 65 gulden kosten maar het eerste halfjaar 25
gulden om de aanschaf te stimuleren. Hiermee is automatische betaling mogelijk.
Bij afwezigheid van een auto-betaalbox of bij onvoldoende saldo ontvangt de
passant een rekening thuis.
Wetgeving betaald rijden
– Gelijktijdig met bovenstaand trajekt wordt de voorbereiding gestart
van (algemene) wetgeving om andere vormen van betaald rijden, zoals tolheffing
en betaalstroken, mogelijk te maken. Beoogd wordt ook die nog deze kabinetsperiode
af te ronden. Het huidige wetsvoorstel is zo de eerste stap naar een breder
pakket betaald rijden en verdere variabilisering van autokosten. Voorts wordt,
naast een proef in Rotterdam, de mogelijkheid van een tweede experiment met
betaalstroken op de wisselstrook (voormalige carpoolwisselstrook) op de A1
nabij Muiden uitgewerkt.
Ik ga er vanuit hiermee ook een antwoord te hebben gegeven op de brief
van de Vaste Commissie voor Verkeer en Waterstaat van 9 juni 1999 (99/33/VW).
De Minister van Verkeer en Waterstaat,
T. Netelenbos