Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1997-1998 | 25816 nr. 1;2 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1997-1998 | 25816 nr. 1;2 |
Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van wet houdende regels inzake een regulerende heffing op het gebruik van wegen in de Randstad tijdens spitsuren (Wet op het rekeningrijden).
De memorie van toelichting (en bijlagen), die het wetsvoorstel vergezelt, bevat de gronden waarop het rust.
En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de bereikbaarheid via het hoofdwegennet van centra in de Randstad die van belang zijn voor de nationale economie te verbeteren en in dat verband de verkeersafwikkeling op hoofdwegen in de Randstad door middel van prijsbeleid te reguleren door tijdens spitsuren gebruik van de weg aan een belasting te onderwerpen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Onder de naam «rekeningrijden» wordt een belasting geheven ter zake van het tijdens spitsuren met een motorrijtuig rijden op de weg door een betaalpoort in de Randstad.
1. Bij regeling van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat worden in overeenstemming met Onze Minister van Financiën aangewezen: de plaatsen van de betaalpoorten, bedoeld in artikel 1 en de rijrichtingen waarvoor de belasting wordt geheven.
2. Betaalpoorten kunnen zijn gelegen:
a. op of aan wegen, alsmede op of aan toeritten naar en afritten van deze wegen, die blijkens een plan als bedoeld in artikel 2a van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, verbindingen van nationaal belang vormen; en
b. op of aan andere wegen dan de wegen, bedoeld in onderdeel a, in zoverre ten gevolge van de belasting geheven op wegen als bedoeld in onderdeel a, de verkeersdruk op die andere wegen te sterk zou toenemen.
3. Ten aanzien van elke stadsagglomeratie is het aantal betaalpoorten, dat in de rijrichting over de kortste weg naar de stadsagglomeratie is gelegen tussen elke plaats buiten de stadsagglomeratie en elke plaats binnen de stadsagglomeratie, ten hoogste twee.
4. Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld ter omschrijving van de stadsagglomeraties, bedoeld in het derde lid.
5. Bij regeling van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat worden nadere regels gesteld die ertoe strekken dat een betaalpoort voor de weggebruiker duidelijk kenbaar is.
1. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a. spitsuren: de periode van 6 uur tot 10 uur in de voormiddag op alle dagen met uitzondering van:
1°. de zaterdagen, de zondagen en de algemeen erkende feestdagen, bedoeld in artikel 3 van de Algemene termijnenwet, en
2°. de dagen die bij regeling van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat onder bij algemene maatregel van bestuur te stellen voorwaarden en beperkingen zijn aangewezen;
b. motorrijtuig: elk motorrijtuig in de zin van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994;
c. betaalpoort: iedere plaats die bij regeling van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat in overeenstemming met Onze Minister van Financiën als betaalpoort is aangewezen;
d. Randstad: het westelijke en centrale gedeelte van Nederland dat wordt begrensd door de aaneensluitende buitengrenzen van de gemeenten (naar de stand van 1 januari 1996) Bergen, Alkmaar, Schermer, Beemster, Zeevang, Almere, Zeewolde, Nijkerk, Hoevelaken, Leusden, Scherpenzeel, Renswoude, Veenendaal, Rhenen, Amerongen, Wijk bij Duurstede, Culemborg, Geldermalsen, Neerijnen, Lingewaal, Gorinchem, Hardinxveld-Giessendam, Dordrecht, 's-Gravendeel, Strijen, Cromstrijen, Korendijk, Bernisse, Hellevoetsluis en Westvoorne.
2. Bij regeling van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat kunnen de in het eerste lid, onderdeel a, bedoelde spitsuren voor aangewezen wegen nader worden beperkt.
3. Bij regeling van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat worden nadere regels gesteld die ertoe strekken dat wegen waarvoor de spitsuren ingevolge het tweede lid zijn beperkt, als zodanig voor de weggebruiker duidelijk kenbaar zijn.
De belasting wordt geheven van degene die het motorrijtuig houdt op het tijdstip waarop het belastbare feit plaatsvindt.
1. Een motorrijtuig wordt gehouden door degene:
a. op wiens naam het voor het motorrijtuig opgegeven kenteken is gesteld in het kentekenregister als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel i, van de Wegenverkeerswet 1994, dan wel, indien het een in het buitenland geregistreerd motorrijtuig betreft, degene te wiens naam ter zake van de registratie van het betrokken motorrijtuig door het daartoe bevoegde gezag in het buitenland een kentekenbewijs is afgegeven;
b. die het motorrijtuig waarvoor geen kenteken is opgegeven, feitelijk ter beschikking heeft.
2. Als motorrijtuig waarvoor geen kenteken is opgegeven wordt niet aangemerkt een motorrijtuig waarvoor ingevolge artikel 37 van de Wegenverkeerswet 1994, met uitzondering van het eerste lid, onderdeel b, daarvan, het voorzien zijn van een kenteken ter zake van het gebruik van de weg niet is voorgeschreven.
1. Indien het motorrijtuig waarvoor een kenteken is opgegeven feitelijk en niet geheel voorbijgaand ter beschikking staat van een ander dan degene op wiens naam het opgegeven kenteken is gesteld, kan de inspecteur:
a. deze op gezamenlijk verzoek aanmerken als degene die het motorrijtuig houdt;
b. deze ambtshalve aanmerken als degene die het motorrijtuig houdt.
2. De inspecteur neemt de beslissing op het verzoek, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, en de beslissing, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, bij voor bezwaar vatbare beschikking.
1. Als degene die het motorrijtuig waarvoor geen kenteken is opgegeven feitelijk ter beschikking heeft wordt beschouwd degene ten aanzien van wie het rijden met het motorrijtuig door een betaalpoort als bedoeld in artikel 1 is geconstateerd.
De belasting wordt verschuldigd op het tijdstip dat door een betaalpoort als bedoeld in artikel 1 wordt gereden.
1. De in een tijdvak verschuldigd geworden belasting moet op aangifte worden voldaan, voor zover de belasting niet op aangifte is voldaan op de voet van het bepaalde bij of krachtens het derde lid.
2. In afwijking van artikel 19, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen moet de belasting binnen drie maanden na het einde van het tijdvak worden betaald.
3. De belasting kan op elektronische wijze worden geheven. De aangifte wordt alsdan op elektronische wijze gedaan op het tijdstip dat wordt gereden door een betaalpoort als bedoeld in artikel 1, door het in werking stellen van op de betaalpoort aanwezige betalingsapparatuur, gelijktijdig met de betaling van de verschuldigde belasting. Bij regeling van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat in overeenstemming met Onze Minister van Financiën worden nadere regels gesteld.
4. Hoofdstuk II van de Algemene wet inzake rijksbelastingen is, met uitzondering van artikel 8, tweede lid, niet van toepassing op de in het derde lid bedoelde aangifte.
De belasting bedraagt per passage van een betaalpoort f 7, met dien verstande dat de belasting f 5 bedraagt indien de belasting wordt voldaan op een aangifte als bedoeld in artikel 9, derde lid.
1. In afwijking van artikel 10 kunnen bij regeling van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat in overeenstemming met Onze Minister van Financiën onder bij algemene maatregel van bestuur te stellen voorwaarden en beperkingen, betaalpoorten en spitsuren worden aangewezen ten aanzien waarvan de belasting wordt geheven naar een van het tijdstip, bedoeld in artikel 8 afhankelijk tarief dat niet hoger is dan het tarief ingevolge artikel 10.
2. Bij regeling van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat kunnen in overeenstemming met Onze Minister van Financiën nadere regels worden gesteld ten behoeve van de uitvoering van de in het eerste lid bedoelde algemene maatregel van bestuur.
Indien de verschuldigde belasting wordt nageheven blijven van artikel 21 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, het eerste lid, tweede volzin, en het tweede lid buiten toepassing.
Op eerste vordering van ambtenaren van de rijksbelastingdienst of van opsporingsambtenaren als bedoeld in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering is de bestuurder van een motorrijtuig verplicht dat te doen stilstaan.
De in artikel 13 bedoelde ambtenaren zijn bevoegd een motorrijtuig te onderwerpen aan een onderzoek en het daartoe te brengen of te doen brengen naar een nabij gelegen plaats. De bestuurder van het motorrijtuig en bij diens afwezigheid degene die het motorrijtuig houdt, is verplicht desgevorderd zijn voor het onderzoek en het vervoer noodzakelijke medewerking te verlenen en de ambtenaren met het motorrijtuig te vervoeren.
1. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen ter verzekering van een juiste toepassing van de wet nadere regels worden gesteld ter aanvulling van de in deze wet geregelde onderwerpen.
2. Bij regeling van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat kunnen in overeenstemming met Onze Minister van Financiën nadere regels worden gesteld ten behoeve van de uitvoering van de in het eerste lid bedoelde algemene maatregel van bestuur.
De inwerkingtreding van deze wet wordt bij wet geregeld.
Deze wet wordt aangehaald als: Wet op het rekeningrijden.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Verkeer en Waterstaat,
De Staatssecretaris van Financiën,
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-25816-1.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.