25 813 (R1604)
Wijziging van de Rijkswet geweldgebruik krijgsmacht in de uitoefening van de bewakings- en beveiligingstaak

nr. 4
VERSLAG

Vastgesteld 2 februari 1998

De vaste commissie voor Defensie1, belast met het voorbereidend onderzoek, brengt als volgt verslag uit van haar bevindingen omtrent dit wetsvoorstel.

Onder het voorbehoud dat de regering de gestelde vragen en gemaakte opmerkingen afdoende beantwoordt, acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De leden van de VVD-fractie nemen met instemming kennis van de voorgestelde wetswijziging, die tot doel heeft ook het burgerpersoneel dat is belast met de bewakings- en beveiligingstaak onder deze wet te laten vallen. Bij de behandeling van de wet hebben leden van deze fractie al benadrukt dat in dit geval de kleur van het uniform of de status van het personeel niet bepalend mag zijn voor de toebedeelde bevoegdheden. Immers, beide categorieën personeel worden met dezelfde taken en opdrachten belast. Daarbij behoort ook het benodigde instrumentarium.

In dit verband verbaast het de leden van de VVD-fractie dat het bij de plenaire behandeling van de wet door de VVD ingediende amendement werd ontraden, terwijl de thans voorgestelde wetswijziging hetzelfde beoogt. Daarenboven komt het amendement tegemoet aan de kritiek die thans de Raad van State heeft op het voorgestelde artikel 1 lid 2. De leden van de VVD-fractie stellen het dan ook op prijs om te vernemen waarom de argumenten die de regering destijds hanteerde om het amendement te ontraden, nu klaarblijkelijk geen opgeld meer doen. Deze argumenten bevatten destijds grondwettelijke bezwaren (geweldsmonopolie berust bij de krijgsmacht) en het feit dat het burgerpersoneel geen deel uitmaakt van de krijgsmacht.

Tijdens de genoemde plenaire behandeling van de wet zijn de leden van de VVD-fractie ingegaan op de vraag of de wet zich beperkt tot uitsluitend statische en permanente objecten of dat ook niet-statische en tijdelijke objecten onder de werking van de wet vallen. Bij niet-statische objecten werd onder meer gedacht aan de beveiliging van bijvoorbeeld munitie- en wapentransporten. Bij tijdelijke objecten werd gedacht aan locaties te velde. Door het bij wetswijziging opnemen van artikel 1 lid 3, waarbij sprake is van de door de Minister van Defensie aangewezen objecten, wordt blijkbaar een meer restrictieve toepassing van de wet beoogd dan eerst was voorzien. De leden van de VVD-fractie ontvangen met het oog op het hierboven vermelde gaarne een toelichting op de categorie objecten die de regering beoogt onder de werking van de wet te laten vallen. In dit verband stellen de leden van deze fractie er ook prijs op te vernemen of de classificatie van objecten, die bepalend is voor de mate van bewaking en beveiliging, binnen de gehele krijgsmacht eenduidig wordt toegepast en op welke wijze dit wordt gecontroleerd.

Voorts willen de leden van de VVD-fractie graag vernemen op welke termijn de inzet van particuliere beveiligingsorganisaties voor de bewaking van lichte bewakings- en beveiliginstaken wordt beëindigd en of de inzet van dit personeel nog steeds plaatsvindt conform het gestelde in de brief terzake van 21 februari 1996, danwel of dit personeel – in combinatie met bewakingspersoneel in dienst van Defensie – ook wordt ingezet voor de zwaardere bewakings- en beveiligingstaken.

De leden van de fractie van D66 nemen kennis van het wetsvoorstel. Het voorstel is naar het oordeel van deze leden een welkome inlossing van de belofte van de regering gedaan bij het Kamerdebat van 20 februari 1996.

De leden van deze fractie hebben nog wel een aantal vragen bij het voorstel. Waarom maakt de Koninklijke Luchtmacht als enige geen gebruik van burgerbewakers? Heeft dat met het beschikbare personeel te maken of spelen hier ook prioriteiten die binnen de krijgsmacht als geheel gesteld zijn?

Het is de leden van de fractie van D66 voorts nog niet geheel duidelijk of er een verschil zal zijn in toegestaan geweldgebruik tussen burgerpersoneel en militair personeel. Ook de Raad van State heeft daar een aantal opmerkingen over gemaakt in haar advies. De leden van deze fractie achten dat onderscheid niet gewenst. In de Memorie van Toelichting stelt de minister dat burgerpersoneel geweldgebruik met betrekking tot bewaking en beveiliging heeft, voorzover «direct gerelateerd aan de operationele taakuitvoering van de krijgsmacht».

Geldt deze zelfde beperking ook voor militair personeel? Op welke manier is de beperking voor militairen dan tot uitdrukking gebracht? Strekt de bevoegdheid tot geweldgebruik door militair personeel met betrekking tot haar beveiligings- en bewakingstaak niet verder dan deze omschrijving? Kan, tenslotte, de minister garanderen dat enig individu dat strafbare feiten zou willen plegen met betrekking tot een door de Minister aangewezen Defensie-object, geen enkel verschil in behandeling zal merken, voor wat betreft geweldgebruik, tussen enerzijds militairen en anderzijds burgers die het betreffende object bewaken en beveiligen?

Voorts vernemen de leden van de fractie van D66 gaarne hoe zal worden verzekerd dat vakbekwaamheidseisen ook daadwerkelijk zullen worden gesteld en nageleefd. Zal in de toekomst worden verzekerd dat burgerbewakingspersoneel voldoende wordt gescreend (vergelijk de incidenten met personeel en ex-personeel van de Koninklijke Marechaussee bij een particuliere beveiligingsfirma waarover destijds Kamervragen zijn gesteld)?

De leden van de RPF-fractie nemen met belangstelling kennis van het onderhavige wetsvoorstel. Zij begrijpen dat het wetsvoorstel ertoe strekt dat onder strikte voorwaarden burgerbewakers een geweldsbevoegdheid in de uitoefening van van de bewakings- en beveiligingstaak kunnen krijgen. Deze leden vragen een toelichting op de uitbreiding van de geweldsbevoegdheid. Waarom krijgen ook burgerbewakers deze bevoegdheid? Bestaat er een tekort aan militair bewakingspersoneel? Zo ja, in hoeverre is elektronische beveiliging een alternatief om dit tekort op te lossen? Om welke specifieke militaire objecten gaat het exact? Wat zijn de strikte voorwaarden, waaraan dient te worden voldaan?

De leden van de RPF-fractie begrijpen dat als gevolg van de uitbreiding van de geweldsbevoegdheid ook de Wet Wapens en Munitie alsmede de Regeling wapens en munitie krijgsmachtspersoneel zal worden gewijzigd. Zijn deze wijzigingen reeds aangebracht? Zo neen, waarom niet?

De leden van de RPF-fractie hechten aan het voldoen aan eisen van bekwaamheid en betrouwbaarheid van de burgerbewakers. Hoe worden bekwaamheid en betrouwbaarheid getoetst?

De leden van de SGP-fractie nemen kennis van het onderhavige wetsvoorstel. Zij delen de opvatting dat het wenselijk is dat voor zover burgerpersoneel ingeschakeld wordt bij de beveiliging en bewaking van militaire objecten, adequate wettelijke regels met betrekking tot geweldsgebruik van toepassing dienen te zijn.

In dit stadium van behandeling van het wetsvoorstel willen de leden van de SGP-fractie zich beperken tot het stellen van enkele vragen. Is het juist dat eventueel door Defensie ingehuurd particulier beveiligingsspersoneel nadrukkelijk buiten de werkingssfeer van dit wetsvoorstel valt? In hoeverre doet Defensie een beroep op particuliere beveiligingsdiensten? Wordt particulier beveiligingspersoneel nu en in de toekomst alleen ingezet ter bewaking en beveiliging van objecten die niet direct gerelateerd zijn aan de operationele taakuitvoering van de krijgsmacht? Welke geweldsinstructie is thans op hen van toepassing?

Voorts willen de leden van de SGP-fractie weten of zich de situatie kan voordoen dat een burgerbewaker wordt uitgerust met een snelvuurwapen. Ook vragen zij hoe zal worden voorzien in de vereisten van bekwaamheid en betrouwbaarheid om de bevoegdheid tot het gebruik van geweld te kunnen uitoefenen.

De voorzitter van de commissie,

Korthals

De griffier van de commissie,

De Lange


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Mateman (CDA), Wolters (CDA), Korthals (VVD), voorzitter, Weisglas (VVD), H. Vos (PvdA), Van den Berg (SGP), Van Gelder (PvdA), Van de Camp (CDA), Zijlstra (PvdA), Hillen (CDA), Valk (PvdA), Sipkes (GroenLinks), Van Hoof (VVD), Hoekema (D66), ondervoorzitter, Leerkes (U55+), De Koning (D66), Hessing (VVD), Van den Bos (D66), Van Ardenne-van der Hoeven (CDA), Verkerk (AOV), Van Waning (D66), Sterk (PvdA), Van den Doel (VVD), vacature CD en Koenders (PvdA).

Plv. leden: Terpstra (CDA), Beinema (CDA), Van Rey (VVD), Van Heemskerck Pillis-Duvekot (VVD), Huys (PvdA), Van Middelkoop (GPV), Middel (PvdA), Mulder-van Dam (CDA), Van Gijzel (PvdA), Verhagen (CDA), Woltjer (PvdA), Rosenmöller (GroenLinks), Hoogervorst (VVD), Ter Veer (D66), Stellingwerf (RPF), Visser-van Doorn (CDA), Blaauw (VVD), Scheltema-de Nie (D66), Van der Hoeven (CDA), Van Wingerden (AOV), Roethof (D66), Rehwinkel (PvdA), Keur (VVD), Marijnissen (SP) en vacature PvdA.

Naar boven