25 810
Belastingen in de 21e eeuw: een verkenning

nr. 9
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 13 juli 1999

De vaste commissie voor Financiën1 heeft op 30 juni 1999 overleg gevoerd met staatssecretaris Vermeend van Financiën over de procedure voor de belastingwetgeving voor de 21e eeuw(zie bijlage).

Van het overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissie

De heer Reitsma (CDA) had er geen moeite mee dat de staatssecretaris voorstellen voor een procedure heeft gedaan, maar wees erop dat de Tweede Kamer haar eigen procedures vaststelt.

In de brief van 20 april 1999 schrijft de staatssecretaris dat de rompwet die zal worden ingediend als vertaling van de afspraken in het regeerakkoord, niet de definitieve cijfers zal bevatten, omdat deze afhankelijk zijn van de situatie eind 2000. De heer Reitsma had er begrip voor dat de staatssecretaris de nieuwe belastingwetgeving stapsgewijs, met drie wetsvoorstellen, wil invoeren, maar had er bezwaar tegen dat de Kamer een oordeel over schijven en tarieven moet geven terwijl zij nog niet beschikt over gegevens over de inkomenseffecten van de rompwet. Dat oordeel kan eigenlijk pas worden gegeven bij de behandeling van het derde wetsvoorstel. Is het juist dat de inkomenseffecten van het eerste en van het derde wetsvoorstel kunnen verschillen? Acht de staatssecretaris een integrale behandeling van de wetsvoorstellen mogelijk?

Het tweede wetsvoorstel bevat de invoeringsbepalingen en het overgangsrecht voor de rompwet. De heer Reitsma vroeg de staatssecretaris om de invoeringswet snel in te dienen, zodat de behandeling daarvan kan worden betrokken bij het laatste deel van de behandeling van de rompwet en daarover dus gelijktijdig kan worden besloten. Daarna hoeft het tweede wetsvoorstel alleen nog te worden afgestemd op het derde.

De heer Reitsma toonde begrip voor het antwoord van de staatssecretaris op de vraag om de wetsvoorstellen direct naar de Tweede Kamer te sturen als zij voor advies naar de Raad van State gaan.

Ten slotte vroeg de heer Reitsma naar de relatie tussen de belastingwetsvoorstellen en de oudedagsparaplu, ook in het licht van het SER-advies daarover. Moet de behandeling van het desbetreffende wetsvoorstel in de Eerste Kamer niet afgerond zijn voordat dit vraagstuk in de nieuwe wetsvoorstellen kan worden geïmplementeerd?

De heer Vendrik (GroenLinks) sloot zich aan bij de eerste opmerkingen van de heer Reitsma.

Hij had begrepen dat de staatssecretaris graag ziet dat de Tweede Kamer nog voor het kerstreces een besluit neemt over de voorstellen. Als de voorstellen nog voor september worden ingediend, blijft er maar drieënhalve maand over voor de behandeling in de Tweede Kamer en overleg met maatschappelijk organisaties. Vindt ook de staatssecretaris dit niet erg krap?

Ten slotte constateerde de heer Vendrik dat de vergroeningsnotitie niet voor het zomerreces naar de Kamer komt en dus zal worden toegevoegd aan de toch al zware agenda voor het najaar. Acht de staatssecretaris dit werkbaar?

Ook mevrouw De Vries (VVD) zag het liefst een integrale behandeling van de wetsvoorstellen. Kan de staatssecretaris duidelijk maken op welk moment de Tweede Kamer definitief het totale project moet goedkeuren of afkeuren? Ervan uitgaande dat dit eind 1999, begin 2000 gebeurt, vroeg zij wat het voor de stelselherziening betekent als er eind 2000 geen lastenverlichting mogelijk blijkt. Zullen in het belastingplan voor 2001, dat de staatssecretaris eind 2000 zal indienen, de gevolgen van het nieuwe belastingstelsel worden verwerkt?

De heer Bos (PvdA) noemde als bezwaren tegen het procedurevoorstel van de staatssecretaris de grote tijdsdruk die zal ontstaan, en de problemen bij het uit elkaar trekken in drie delen. Hij erkende echter dat er geen alternatief is.

Zoals gebruikelijk zal de Tweede Kamer zich ook in november, december 2000 buigen over de tarieven en percentages voor het volgende jaar. Hoewel er misschien geen formele koppeling is tussen alle onderdelen van het wetgevingsproces, beschouwde de heer Bos het wel als samenhangend.

In de brief van 18 januari stond dat de overgangswet in de loop van 2000 zou worden ingediend, maar uit de brief van 20 april blijkt dat zij gelijktijdig met de rompwet zal worden ingediend. De heer Bos kon hiermee instemmen, maar wees erop dat het de druk op het belastingwetgevingsproces zal vergroten.

Ten slotte vroeg hij de staatssecretaris naar het minimale tijdschema, vooral in verband met de uitvoering door de belastingdienst. Wat is de uiterlijke datum waarop de Tweede en de Eerste Kamer over de voorstellen besloten moeten hebben om de wetsvoorstellen op een zorgvuldige manier te kunnen invoeren op 1 januari 2001?

Mevrouw Giskes (D66) betoogde dat de acceptatie van het nieuwe stelsel mede afhankelijk is van de overgangsmaatregelen en dat het ook daarom van belang is dat de voorstellen integraal worden behandeld. Omdat de stelselherziening nieuwe uitgangspunten en nieuwe percentages zal bieden, ging zij ervan uit dat er weinig behoefte aan zal zijn om daarvan in het belastingplan voor 2000 direct weer af te wijken.

Het tegelijkertijd met de Raad van State informeren van de Tweede Kamer had volgens mevrouw Giskes niet zozeer betrekking op de behandeling van de nieuwe belastingvoorstellen, waarvoor waarschijnlijk voldoende tijd is, maar op die van de jaarlijkse belastingplannen, die vaak pas in oktober worden ingediend, maar al in november behandeld moeten zijn. Er is verschillende keren overleg met de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties toegezegd, maar het duurt te lang voordat hierover uitsluitsel komt.

Het antwoord van de staatssecretaris

De staatssecretaris erkende dat de Tweede Kamer haar eigen agenda bepaalt. Hij had slechts duidelijk de termijnen aangegeven om het mogelijk te maken dat het nieuwe belastingstelsel op 1 januari 2001 in werking treedt, rekening houdend met de uitvoeringsmaatregelen bij de belastingdienst, de publieksvoorlichting en de noodzakelijke aanpassingen bij bedrijven. Hiervoor is het nodig dat de Tweede Kamer de voorstellen voor eind december afhandelt. Dit zal mede mogelijk zijn door een integrale behandeling, waarover de brief van 20 april duidelijkheid geeft. Er komt een wetsvoorstel met de tarieven, de schijflengten en de heffingskortingen, en de budgettaire gevolgen. Tegelijkertijd wordt de invoeringswet, met het overgangsrecht, ingediend. De staatssecretaris zei goede afspraken met de Raad van State te hebben gemaakt over een tijdig advies over beide wetsvoorstellen. Deze zullen vervolgens zo vroeg mogelijk in september en in ieder geval voor oktober bij de Tweede Kamer worden ingediend. Wel benadrukte hij de noodzaak van afhandeling door de Tweede Kamer nog voor het kerstreces, omdat het wetgevingstraject anders maanden langer gaat duren, waardoor invoering op 1 januari 2001 niet meer mogelijk zal zijn.

In het wetsvoorstel is de lastenverlichting verwerkt die in het regeerakkoord is overeengekomen. Eind 2000 zal er een regulier belastingplan voor 2001 worden ingediend, dat natuurlijk zal zijn geënt op de dan vastgestelde nieuwe wetten. Als zich eind 2000 een andere financiële situatie voordoet dan de regering verwacht, zal een wetswijziging nodig zijn. Dit achtte de staatssecretaris de normale wettelijke procedure.

Uit de brief over de vergroening die de Tweede Kamer heeft ontvangen, blijkt dat een deel van de vergroening is opgenomen in de reeds ingediende Klimaatnota en het resterende deel in de bijlage bij de Miljoenennota 2000, die in september verschijnt. De Tweede Kamer kan er dus eerder dan gepland over van gedachten wisselen met de regering, zij het niet meer voordat de belastingwetsvoorstellen naar de Raad van State zijn gestuurd. Het is dan nog mogelijk, voorafgaand aan de stelselherziening met de Tweede Kamer van gedachten te wisselen over de vergroening.

De staatssecretaris verklaarde dat de oudedagsparaplu is opgenomen in het eerste wetsvoorstel en dat in de memorie van toelichting daarop een reactie op het SER-advies staat. Het wetsvoorstel waarnaar de heer Reitsma vroeg, is inmiddels door de Eerste Kamer aangenomen en per 1 juni in werking getreden.

Uit contacten met de Raad van State was de staatssecretaris gebleken dat de raad in het algemeen bezwaren heeft tegen eerdere openbaarmaking van wetsvoorstellen dan nu wettelijk geregeld is. Hij zegde toe nogmaals de wens van de Kamer om in een eerder stadium over wetsvoorstellen te kunnen beschikken, aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties te zullen overbrengen. De staatssecretaris is immers verantwoordelijk voor een eventuele wetswijziging op dit punt.

Nadere gedachtewisseling

De heer Reitsma (CDA) recapituleerde dat er in september twee wetsvoorstellen worden ingediend, de rompwet en de invoeringswet, waarop in volgende jaren de reguliere belastingplannen volgen waarin de technische wijzigingen worden verwerkt.

Wordt het ondernemerspakket, ten bedrage van f.850, verwerkt in de aangekondigde voorstellen? Zo niet, wanneer wordt het desbetreffende wetsvoorstel ingediend?

Mevrouw De Vries (VVD) vroeg ter verduidelijking nog of de twee wetsvoorstellen zodanig aan elkaar zijn gekoppeld dat zij voor de invoering van elkaar afhankelijk zijn. Omdat er later een derde wetsvoorstel met technische aanpassingen komt, zag zij de integraliteit in gevaar komen. Om te voorkomen dat in het derde wetsvoorstel toch beleid wordt gemaakt, zag zij de inhoud daarvan liever verwerkt in de invoeringswet.

Volgens de voorstellen van de staatssecretaris heeft de Tweede Kamer slechts drie maanden om deze omvangrijke werkzaamheden uit te voeren. Mevrouw De Vries betreurde dit zeer en wilde nog bezien of het wel mogelijk is.

De heer Bos (PvdA) wees erop dat het tijdschema voor het belastingplan voor 2000 harder is dan dat van de belastingherziening, omdat het op 1 januari 2000 moet worden ingevoerd. Hij vroeg de staatssecretaris, het belastingplan zo vroeg mogelijk in te dienen, opdat de Tweede Kamer meer speelruimte heeft bij het plannen van haar werkzaamheden.

Mevrouw Giskes (D66) concludeerde dat het enige bezwaar van de Raad van State nog is dat hij een advies wil opstellen zonder het risico van inmenging van buitenaf. De Tweede Kamer krijgt immers inmiddels al achteraf te zien welk voorstel de regering naar de raad heeft gezonden. Omdat zij de indruk had dat het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties niet veel aandacht aan deze zaak besteedt, zei zij te overwegen zelf met een voorstel te komen.

Ook mevrouw Giskes achtte een termijn van drie maanden voor de behandeling van de stelselherziening erg kort, maar zij wees erop dat de Tweede Kamer al geruime tijd in het bezit is van de discussienota erover en dat ook uit het regeerakkoord al allerlei zaken duidelijk worden. Zij stelde een zorgvuldige behandeling wel voorop.

Mevrouw Giskes was het niet eens met de door mevrouw De Vries gevraagde koppeling van de twee eerste wetsvoorstellen met de definitieve vaststelling van de tarieven. Ten slotte sprak zij de hoop uit dat in de toekomst het belastingstelsel niet weer steeds om redenen van inkomenspolitiek wordt gewijzigd.

De staatssecretaris interpreteerde een integrale behandeling als het tijdig aanbrengen van alle aanpassingen die nodig zijn om de stelselherziening op 1 januari 2001 te laten ingaan. Eventuele technische wijzigingen in andere wetten zijn niet relevant voor die inwerkingtreding.

Voor het ondernemerspakket zal in het najaar een integraal wetsvoorstel worden ingediend, dat de Tweede Kamer los van de stelselherziening zal kunnen behandelen. Onderdelen ervan zouden al op 1 januari 2000 in werking kunnen treden. Desgevraagd verklaarde de staatssecretaris dat het wetsvoorstel niet relevant is voor de beoordeling van de wetsvoorstellen voor de stelselherziening; de Tweede Kamer zal dit in het najaar ook zelf kunnen vaststellen.

Ook voor de indiening van het belastingplan voor 2000 zei de staatssecretaris afhankelijk te zijn van de Raad van State. Hij streefde naar een zo vroeg mogelijke indiening, maar in de praktijk blijkt dit nauwelijks mogelijk te zijn voor oktober. De hoofdlijnen van het belastingplan staan echter in de Miljoenennota, die de Tweede Kamer altijd in september bereikt. Die hoofdlijnen worden wetstechnisch vertaald in het belastingplan. Desgevraagd verduidelijkte hij dat het bij de Miljoenennota slechts om informatieverstrekking gaat, maar dat de uiteindelijke besluiten worden genomen in het kader van het belastingplan.

De voorzitter van de commissie,

Van Gijzel

De griffier van de commissie,

Janssen

BIJLAGE

Aan de voorzitter van de vaste Commissie voor Financiën

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 april 1999

In bovenvermelde brief vraagt u of de interpretatie juist is dat de afspraken uit het Regeerakkoord in eerste instantie juridisch en technisch worden uitgewerkt en dat de tarieven en schijflengtes pas tijdens het verdere traject worden ingevuld.

Dit is niet het geval. Het wetsvoorstel voor de Wet inkomstenbelasting 2001 dat wordt toegezonden aan de Raad van State is in eerste instantie een vertaling van hetgeen in het Regeerakkoord is overeengekomen met betrekking tot de belastingherziening. Het bevat dan ook een voorstel voor tarieven, schijflengtes, etc. en een overzicht van budgettaire gevolgen en inkomensgevolgen.

Het streven is er op gericht dat na het zomerreces de voorstellen inzake de belastingherziening bij de Tweede Kamer worden ingediend. Naast het hiervoor aangeduide wetsvoorstel, dat ook als rompwet kan worden aangeduid, wordt ook een wetsvoorstel voor de invoeringswet ingediend. Behalve de invoeringsbepalingen en het overgangsrecht bevat dit wetsvoorstel aanpassingswetgeving die voor de invoering nodig is. Over de mogelijkheid de wetsvoorstellen met betrekking tot de belastingherziening openbaar te maken op het moment dat deze voor advies aan de Raad van State worden gezonden, heb ik mij verstaan met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Raad van State. Dit heeft geleid tot de conclusie dat de huidige wetgeving ter zake daartoe geen ruimte biedt. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft mij wel laten weten dat hij over een eventuele wetswijziging op dit punt overleg zal voeren met de Raad van State. De wetsvoorstellen met betrekking tot de belastingherziening zullen derhalve op basis van de bestaande wetgeving openbaar worden op het moment dat deze na het advies van de Raad van State bij de Tweede Kamer worden ingediend.

De Staatssecretaris van Financiën,

W. A. F. G. Vermeend


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Schutte (GPV), Reitsma (CDA), Rosenmöller (GroenLinks), Van Zijl (PvdA), Van Gijzel (PvdA), voorzitter, Witteveen-Hevinga (PvdA), Voûte-Droste (VVD), Noorman-den Uyl (PvdA), Giskes (D66), Kamp (VVD), Marijnissen (SP), Crone (PvdA), Van Dijke (RPF), Bakker (D66), De Vries (VVD), De Haan (CDA), ondervoorzitter, Stroeken (CDA), Patijn (VVD), Van Beek (VVD), Balkenende (CDA), Vendrik (GroenLinks), Bos (PvdA), Remak (VVD), Wijn (CDA) en Kuijper (PvdA).

Plv. leden: Van der Vlies (SGP), Verburg (CDA), Harrewijn (GroenLinks), Smits (PvdA), Duijkers (PvdA), Koenders (PvdA), Balemans (VVD), Van Oven (PvdA), Schimmel (D66), Hofstra (VVD), De Wit (SP), Kalsbeek-Jasperse (PvdA), Hoekema (D66), Van Walsem (D66), Wilders (VVD), Dankers (CDA), Hillen (CDA), Blok (VVD), Weekers (VVD), Bijleveld-Schouten (CDA), Rabbae (GroenLinks), Hessing (VVD), Van den Akker (CDA) en Timmermans (PvdA).

Naar boven