25 809
Archieven Militaire Inlichtingendienst (MID)

nr. 3
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 22 januari 1998

De vaste commissies voor Defensie1, voor Binnenlandse Zaken2 en voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen3 hebben op 17 december 1997 overleg gevoerd met minister Voorhoeve van Defensie, minister Dijkstal van Binnenlandse Zaken en staatssecretaris Nuis van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen over de brief van de minister van Defensie van 9 december 1997 inzake MID-archieven (Kamerstuk 25 809, nr. 1).

Van het gevoerde overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissies

Mevrouw Sipkes (GroenLinks) wees allereerst op het belang van een goed archief voor de democratie. Het moet voor de burger duidelijk zijn of en zo ja, waar, hij of zij staat vermeld. Dit geldt in het bijzonder voor de archieven van inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Vanwege dit belang is een Archiefwet ingesteld en is het illegaal vernietigen van documentatie strafbaar gesteld. De Kamer heeft in de afgelopen jaren meermalen aandacht gevraagd voor de wijze waarop met verschillende archieven wordt omgegaan. In 1993 heeft de toenmalige minister van Defensie de Kamer verzekerd dat van archieven die zullen worden vernietigd, een lijst zal worden opgesteld opdat controle op die vernietiging mogelijk is. Helaas lijkt bij de MID archivering een synoniem te zijn voor versnippering. Die werkwijze is niet te billijken, ook niet met een verwijzing naar reorganisatieplannen of personeelsproblemen.

Zij vroeg wat er is gebeurd sinds 1993. Hoe kan worden verklaard dat er sinds die tijd niets lijkt te zijn veranderd? Heeft de rijksarchivaris in die periode aangedrongen op bepaalde stappen en, zo ja, bij welke bewindspersoon? Hebben de bewindslieden onderling contact onderhouden over dit onderwerp?

Er is veel vernietigd, maar wat is niet geheel duidelijk. Uit de media kan worden opgemaakt dat het Surinamedossier gedeeltelijk is vernietigd. De minister heeft dit bevestigd, maar hij voegt hier geruststellend aan toe dat het wel kan worden gereconstrueerd. Hetzelfde geldt voor het dossier over het Englandspiel. Het Fatimadossier is geheel vernietigd en kan niet meer worden gereconstrueerd. Waarop baseert de minister zijn veronderstelling dat de gedeeltelijk vernietigde dossiers opnieuw kunnen worden samengesteld? Is er een lijst opgesteld van de documenten die zijn vernietigd? Hoe denken de bewindslieden over de kritiek dat de vernietiging van documenten niet zo zeer een automatisme is, maar gericht ter hand is genomen?

Mevrouw Sipkes vroeg of het rapport van juli 1997 in handen is gesteld van de commissie voor de Inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Was deze commissie op de hoogte van de problemen die daarin worden gesignaleerd?

De archivering bij defensie deugt niet, zo meende zij. Naar verluidt zal ook de NAVO hiernaar een onderzoek instellen. Kan de minister dit bevestigen? Zij drong erop aan dat de Kamer nu zelf een onderzoek instelt en niet opnieuw wacht op een uitspraak van een minister dat er beter zal worden gearchiveerd, dat meer personeel zal worden ingezet en dat er niets meer ongecontroleerd zal worden vernietigd. Dit onderzoek zal moeten aantonen wat er is gebeurd, hoe de politieke lijnen lopen en welke opdrachten aan de medewerkers zijn verstrekt, zodat de militaire archieven uiteindelijk op democratische wijze zullen zijn geordend.

Mevrouw Scheltema-De Nie (D66) zei dat het onthullende artikel in het NRC-Handelsblad van 3 december jl. over de archieven van de MID veel vragen oproept. Is het beheer van archieven een algemeen probleem van de rijksdienst of is er sprake van een typisch probleem bij de inlichtingendiensten? Zij was er niet gerust op. De brief van de minister van 9 december 1997 is even onthullend. Het Defensiearchieven-, registratie- en infocentrum (DARIC) wijst erop dat er van alles mis is met de archieven van de MID en dat er naar eigen inzicht oneigenlijk documenten zijn vernietigd. De inspectie van de algemeen rijksarchivaris (ARA) geeft een zo mogelijk nog vernietigender beeld van de werkwijze van de MID die op geen enkele manier lijkt te zijn veranderd door de kritische geluiden die de Kamer sinds 1991 heeft laten horen. De kritiek op de dreigende vernietiging van dossiers van de binnenlandse veiligheidsdienst (BVD) heeft geleid tot de inschakeling van onafhankelijke deskundigen. Die ervaring kon echter niet voorkomen dat het archief van de inlichtingendienst buitenland (IDB) voor een belangrijk deel is vernietigd. Mevrouw Scheltema herinnerde eraan dat zij op 5 september 1995 heeft opgemerkt dat de IDB tot november 1991 geheel eigenmachtig uitmaakte wat al dan niet tot het archief diende te behoren. De minister-president heeft toen beterschap beloofd.

Nu blijkt echter dat het bij de MID van hetzelfde laken een pak is. Hoe kan dit worden verklaard? Wie kan hierop worden aangesproken? De minister van Defensie vanwege zijn verantwoordelijkheid voor het archief van de MID? De minister van Binnenlandse Zaken vanwege zijn coördinerende taak voor het beheer van de documentatie van de overheid en het archiefbeheer van de rijksoverheid, dan wel omdat hij belast is met de zorg voor de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten? De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen vanwege zijn verantwoordelijkheid voor de Archiefwet en de archiefinspectie?

Mevrouw Scheltema stelde vast dat op alle fronten fouten zijn gemaakt. De archiefinspectie is wel ingezet, maar pas op een laat moment. De Archiefwet is niet nageleefd. Hoe actief is de rijksarchivaris? Hoe kan worden verklaard dat de afspraken over de BVD- en IDB-archieven niet tot uitdrukking zijn gekomen in het beheer van de MID-archieven? Er is geen sprake van een verantwoord archiefbeheer bij defensie, zo meende zij. Steeds meer bekroop haar het gevoel dat zich, zeker bij de inlichtingen- en veiligheidsdiensten, wreekt dat er teveel spelers zijn op een geheimzinnig, mistig veld. Ieder speelt zijn eigen spel en communiceert niet of nauwelijks met de ander, terwijl archiefambtenaren naar eigen inzicht het gemeenschappelijke doel verkleinen en daar ook alle kansen voor krijgen. Ondanks de overweldigende stroom van verantwoordelijken voor de rijksarchieven is het de vraag wat er moet gebeuren om enige greep op die archieven te verkrijgen.

In de eerste plaats moet worden vastgesteld wat er is vernietigd. Welke hiaten zijn er ontstaan in de archieven? Welke belangwekkende onderdelen uit de gezamenlijke, geheime geschiedenis zijn weggevaagd? De kans lijkt groot dat bijvoorbeeld het Gladio-archief is verdwenen. Daarbij is van belang te weten of vooral geclassificeerde stukken zijn vernietigd. Wat is de eigenlijke reden voor de gang van zaken bij de MID: ongeïnteresseerdheid, gebrek aan menskracht of de behoefte het verleden te verdoezelen? Draagt de PIVOT-methode voor een versnelde overdracht van het archiefbeheer bij aan de vernietiging?

Mevrouw Scheltema vroeg of de regering de Kamer een waarborg kan geven dat het in de toekomst beter zal gaan. Is te voorkomen dat diensten zelf bepalen wat zij bewaren en wat niet? Zou niet de gehele controle op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten moeten worden aangepakt? Zal verbetering van het toezicht op deze diensten ook leiden tot verbetering van het archiefbeheer of moet dat op een andere manier geregeld worden? Overigens is het de vraag waarom de archiefinspectie zich zo terughoudend opstelt tegenover deze overtreding van de Archiefwet.

Haars inziens verdient het aanbeveling eerst een onderzoek door externe deskundigen te laten uitvoeren, voordat de Kamer een beslissing neemt over een eventueel eigen onderzoek.

De heer Valk (PvdA) vroeg hoe het mogelijk is dat de leiding van de militaire inlichtingendiensten niet op de hoogte lijkt te zijn van de schriftelijke en mondelinge vragen die de Kamer in de afgelopen jaren aan de regering heeft gesteld over het beheer van de archieven bij de IDB en de BVD en de toezegging van bewindslieden dat er geen archiefstukken zullen worden vernietigd zonder dat de procedures van de Archiefwet zullen worden gevolgd. Er zijn immers op grote schaal stukken vernietigd. Het archief van de periode tot 1987 toen de inlichtingendiensten van de drie krijgsmachtonderdelen werden samengevoegd in de MID, is goeddeels vernietigd, maar ook na 1990 is de vernietiging op grote schaal voortgegaan. Uit het rapport van de rijksarchiefinspectie blijkt dat alle organisatieonderdelen van de MID in 1992 opdracht hebben gekregen om te stoppen met het vernietigen van archiefstukken. In 1993 heeft de toenmalige minister van Defensie tegenover de commissie voor de Inlichtingen- en veiligheidsdiensten verklaard dat de procedure van de MID voor vernietiging van dossiers geheel aansluit bij de procedure van de BVD, dat wil zeggen dat selectielijsten worden opgesteld en dat pas tot vernietiging wordt overgegaan nadat alle procedures zijn doorlopen. Helaas heeft de MID zich in de praktijk niet aan die opdracht gehouden en niet overeenkomstig de voorschriften van de wet gehandeld.

De heer Valk onderschreef de toezegging dat zal worden onderzocht wat is vernietigd. Zal hiertoe een intern onderzoek worden ingesteld of is de rijksarchiefinspectie hierbij betrokken? Verder moet duidelijk worden waarom de stukken zijn vernietigd en waarom de archiefbeheerders zich niet aan de Archiefwet hebben gehouden. Tot slot moet worden vastgesteld waarom de minister niet over die werkwijze is geïnformeerd.

Wil de staatssecretaris ingaan op het beleid van de rijksarchiefinspectie in de afgelopen jaren, zo vroeg de heer Valk verder. De Archiefwet maakt het mogelijk in uitzonderlijke gevallen een strafdepot op te leggen. Wat moet er gebeuren voordat zo'n sanctie wordt opgelegd? Is die mogelijkheid in dit geval overwogen?

In 1991 is een begin gemaakt met een ontwerpselectielijst. Waarom moet het zo lang duren voordat die lijst klaar is? Hij drong erop aan dat deze lijst aan de Kamer wordt voorgelegd. Verder onderstreepte hij de aanbeveling dat de overgebleven archieven uit de periode tot 1987 die nu zijn verspreid over meer dan tien plaatsen, op korte termijn worden samengevoegd en overgebracht naar het Algemeen rijksarchief (ARA). Hij toonde zich geïnteresseerd in het rapport dat het DARIC in 1996 heeft uitgebracht en vroeg of dit aan de Kamer kan worden toegezonden.

Uit de brief van de minister maakte hij niet op dat het rapport over het Englandspiel is vernietigd, maar dat het niet is aangetroffen. Hij hechtte er veel waarde aan dat duidelijk wordt wat er met dit rapport is gebeurd, omdat deze trieste affaire tientallen verzetsmensen het leven heeft gekost.

Het vermoeden bestaat dat de Nederlandse sectie van het Gladio-archief grotendeels is vernietigd. Hetzelfde geldt voor het archief van het Nationaal verbindings- en beveiligingsbureau (NVB). De heer Valk drong erop aan dat de rijksarchiefinspectie dit onderzoekt.

Er lijkt ten minste sprake van een opmerkelijk patroon. Stukken uit het archief van de IDB zijn vernietigd, maar dit is aanvankelijk tegenover de Kamer ontkend. Nu blijkt dat er, in strijd met de Wet, ook stukken uit het archief van de MID zijn vernietigd, terwijl in een eerder stadium aan de Kamer is bericht dat daarvan geen sprake kan zijn. Verder lijken er uit het archief van de BVD bestanden te zijn verdwenen zoals het adressenbestand van abonnees op De Waarheid. Hij achtte daarom een verder onderzoek van de Kamer naar het beheer van en het beleid voor de archieven van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten gewenst, al moet over de wijze waarop dat zal gebeuren nog verder worden gesproken. Hij stelde zich voor dat een parlementaire werkgroep de mogelijkheden hiertoe zal onderzoeken en de Kamer binnen korte termijn daarover zal rapporteren.

De heer Hillen (CDA) wees op het belang van goed archiefbeheer voor de geschiedschrijving en voor de kennis over en de continuïteit van het rijksbeleid. Nu blijkt dat ambtenaren, in strijd met eerdere afspraken, herhaaldelijk eigenmachtig hebben besloten tot de vernietiging van archiefstukken. Hij sloot zich daarom aan bij het voorstel dat de Kamer zich beraadt op de wijze waarop een onderzoek naar deze gang van zaken kan worden ingesteld. Een dergelijk onderzoek is ook nodig opdat de ambtelijke leiding ervan doordrongen is dat de Kamer deze problematiek zeer ernstig neemt. Het antwoord van de minister op de vragen van de Kamer is correct en volledig, maar ook laconiek. Hij kan niet anders dan constateren dat de gesignaleerde misstanden zich kennelijk hebben voorgedaan. Een dergelijke constatering heeft eerder recidive niet kunnen voorkomen. De heer Hillen meende dat er nu een duidelijke streep moet worden getrokken. Daarom moet zo snel mogelijk een parlementaire werkgroep worden geformeerd die voorstellen kan doen voor de wijze van onderzoek.

De heer Luchtenveld (VVD) zei dat hij was geschrokken van de publicaties over het archiefbeheer bij de MID en de conclusies van de minister in de brief van 9 december jl. Het is niettemin verheugend dat in die brief een aanzet wordt gegeven voor een plan van aanpak en maatregelen. De heer Luchtenveld drong erop aan dat het resultaat van die inspanningen wordt afgewacht, al verdient het plan van aanpak verdere aanscherping. Zo moet het tijdpad duidelijker worden uitgezet, want aanduidingen als «geruime tijd» en «korte termijn» zijn te vaag. Wanneer kan de Kamer uitkomsten van de aangekondigde onderzoeken verwachten? Is de minister bereid de Kamer op korte termijn schriftelijk te informeren over het beoogde tijdpad?

De heer Luchtenveld vroeg in hoeverre de concentratie van de inlichtingendiensten van de krijgsmachtonderdelen een rol heeft gespeeld. Verder vroeg hij waarom het zo lang heeft geduurd voordat de ARA werd ingeschakeld. Waarom is met de opstelling van de selectielijst zoveel tijd gemoeid? Welke signalen heeft de staatssecretaris van de ARA gekregen over de problemen bij de MID? Wanneer heeft hij die ontvangen? Wat heeft hij daarmee gedaan?

Het antwoord van de bewindslieden

De minister van Defensie zei dat regering en parlement het eens zijn over het grote belang van een goed archiefbeheer. In de praktijk lijkt het daaraan echter nog al eens te schorten. Tot zijn spijt moest hij vaststellen dat dit ook geldt voor de MID. De gang van zaken kan door een aantal ontwikkelingen worden verklaard al kunnen die het ontoereikende beheer van de MID zeker niet rechtvaardigen. Grote organisaties kampen in het algemeen met een niet aflatende stroom van gegevensbestanden. Een groot deel daarvan is historisch gesproken weinig interessant, maar veroorzaakt wel fysieke problemen. Het gaat er dus om dat dat wat interessant en belangrijk is, op een verstandige manier wordt geselecteerd en wordt bewaard voor de geschiedenis. Verder heeft de overdracht van de archieven tijdens de integratie van de inlichtingendiensten van de krijgsmachtdelen vanaf 1987 bijgedragen aan de problemen. Bovendien zijn in 1996 de verbindingsinlichtingendiensten van de krijgsmachtdelen in de MID opgenomen. Een deel van die archieven is overigens al voor 1987 vernietigd ook al waren de voormalige hoofden van de krijgsmachtinlichtingendiensten hiertoe eigenlijk niet bevoegd. Verder is het archief nu op ongeveer tien verschillende locaties opgeslagen wat het beheer minder overzichtelijk maakt.

Voor een goed beheer van de archieven is het zaak te beschikken over een goedgekeurde selectielijst. In 1993 heeft de toenmalige minister van Defensie verklaard dat de procedure voor verwijdering en vernietiging van MID-dossiers zou aansluiten bij de BVD-procedure. Dit betekent onder andere dat bij de opstelling van de MID-selectielijst nauwgezet de werkwijze voor de BVD-lijst is gevolgd. De MID-selectielijst zal nog dit jaar aan de staatssecretaris van OCW worden aangeboden die hem vervolgens, vergezeld van zijn standpunt, zo spoedig mogelijk aan de Raad voor cultuur zal voorleggen. De lijst zal na behandeling in het parlement worden vastgesteld door de minister van Defensie en de staatssecretaris van OCW.

De toezegging uit 1993 betekende ook dat de vernietiging van archiefmateriaal diende te worden gestopt. Uit een onderzoek van het DARIC in 1996 blijkt dat sommige afdelingen toch naar eigen inzicht documenten oneigenlijk hebben vernietigd. In een aantal gevallen is zelfs niet de hand gehouden aan de defensievernietigingslijst van 1987. De minister zei dat hij geen aanwijzingen heeft dat dit te kwader trouw is gebeurd. Onordelijk archiefbeheer lijkt vooral de oorzaak te zijn.

Ook de ARA plaatste dit jaar kritische kanttekeningen bij het archiefbeheer van de MID. Zijn rapport is op 20 november jl. aan de voorzitter van de commissie voor de Inlichtingen- en veiligheidsdiensten van de Kamer gezonden.

Het is op dit moment helaas niet mogelijk nauwkeurig aan te geven wat bewaard en wat vernietigd is. Duidelijk is wel dat een deel van de persoonsgegevens en -dossiers uit het archief van de marine-inlichtingendienst (MARID), die dateren uit de periode voor de overdracht aan de MID, zijn vernietigd. Na de overdracht van de dossiers aan het centrale deel van de MID is niets meer vernietigd.

Voor het Surinamedossier geldt dat belangrijke onderwerpen als het functioneren van de Nederlandse defensieattaché in Paramaribo in het begin van de jaren tachtig en de situatierapporten van de decembermoorden aanwezig zijn. De minister kon daarover om operationele redenen geen nadere mededelingen doen, maar zei dat hij desgewenst bereid is de commissie voor de Inlichtingen- en veiligheidsdiensten te informeren. Hij ontkende dat hij zou hebben gezegd dat het dossier volledig kan worden gereconstrueerd. Wel is ernaar gestreefd het dossier zo goed mogelijk te reconstrueren toen werd vastgesteld dat er niet volgens de voorschriften was vernietigd. Desgevraagd voegde hij hieraan toe dat er wel een overzicht is van wat is vernietigd, maar het is de vraag of dit volledig is. Toen de MID constateerde dat niet volgens de voorschriften was vernietigd, is opdracht gegeven die handelwijze zo goed mogelijk te herstellen. Dat bleek mogelijk, doordat kopieën van de betreffende stukken beschikbaar waren.

Ook over het Fatimadossier kan de commissie voor de Inlichtingen- en veiligheidsdiensten desgewenst worden geïnformeerd. Een deel van dit dossier bleek vernietigd; dit is zo goed mogelijk gereconstrueerd. De vraag of het nu weer volledig is, kan niet zonder meer worden beantwoord; daarvoor is nader onderzoek nodig.

De algemene dossiers zijn nog aanwezig. Essentiële informatie over het handelen van de MID op hoofdlijnen (het criterium van de Archiefwet) is aanwezig. De minister zei dat hij opdracht heeft gegeven dat er geen documenten in de zin van de Archiefwet meer mogen worden vernietigd totdat de selectielijst van de MID is vastgesteld en de door hem te initiëren onderzoeken zijn afgerond. Wat precies wordt bedoeld met documenten in de zin van de Archiefwet zal binnenkort in overleg met externe deskundigen worden vastgesteld.

Hij meende dat het archiefbeheer bij de MID nadrukkelijk te wensen overlaat. Hierin zal verandering worden gebracht door een aantal maatregelen gebaseerd op de ervaringen met de verbetering van het archiefbeheer bij de BVD en de afhandeling van de IDB. Volgend jaar zal een zogenaamd institutioneel onderzoek volgens de PIVOT-methode worden uitgevoerd naar de MID. Het onderzoek naar de IDB dient daarbij als voorbeeld. Dit onderzoek is gericht op de taken en de handelingen op hoofdlijnen van de MID en zijn voorgangers in de periode 1914 tot heden. Daarnaast zal aandacht worden besteed aan de nog aanwezige archieven over de belangrijkste kwesties. De heer Engelen, die ook het institutionele onderzoek inzake de IDB heeft verricht, zal met dit onderzoek worden belast. De resultaten zullen de Kamer in 1998 worden toegezonden.

Dit onderzoek loopt parallel aan een beschrijving van de nog aanwezige archieven van de MID, inclusief zijn voorgangers, over de periode 1914–1997. Die inventarisatie zal, conform de Archiefwet van 1998, worden gedaan door de centrale archiefselectiedienst. De ARA is daarbij als adviseur betrokken. De totale beschrijving zal naar verwachting twee à drie jaar in beslag nemen. De Kamer zal hierover worden geïnformeerd. Aan deze beschrijving zal een advies van de Raad voor cultuur worden toegevoegd, waarin aandacht wordt besteed aan de historische waarde van het MID-archief. Dit advies is gewenst met het oog op een eventuele selectie ten behoeve van het schonen van het archief. Bovendien wordt aan deze beschrijving het advies van de ARA toegevoegd. Verder zal het vergezeld gaan van een voorstel van de minister voor de verdere afhandeling. Hierin zal aandacht worden besteed aan de volgende vragen:

– welke bestanddelen worden bewaard en/of overgedragen aan de rijksarchiefdienst;

– wanneer zal dat gebeuren en welke beperkende bepalingen zullen daarbij van toepassing zijn;

– welke delen kunnen worden vernietigd op basis van de vastgestelde selectielijst met vermelding van het jaar van vernietiging;

– van welke taken van de MID en zijn voorgangers zijn geen archiefbestanden aangetroffen en waarom.

Intussen houdt een aantal werkgroepen zich bezig met het opzetten of verbeteren van de administratieve organisatie van het MID-archief. Daarbij speelt het advies van de ARA natuurlijk een grote rol. Inmiddels zijn twee nieuwe medewerkers aan het personeel toegevoegd en met ingang van 1 januari a.s. treedt een coördinerend functionaris aan.

Voor de digitale archieven wordt aansluiting gezocht bij een project van het ministerie van Binnenlandse Zaken en het ARA.

De minister hoopte dat met dit plan van aanpak het beheer van de archieven van de MID op korte termijn op het gewenste niveau kan worden gebracht, maar ook een structurele oplossing kan worden gevonden voor de staat van de archieven, want de last van het verleden drukt zwaar op het archiefbeheer van de MID. De Kamer zal regelmatig verslag ontvangen van de voortgang van deze aanpak: voor de eerste maal in de memorie van toelichting bij de begroting volgend jaar. Uiteraard wordt er, overeenkomstig het gestelde in de ontwerpwet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten, gestreefd naar meer openheid in het doen en laten van de toekomstige militaire inlichtingen- en veiligheidsdienst. Hij herinnerde eraan dat hij de Kamer eerder heeft laten weten dat hij voornemens is met ingang van volgend jaar een jaarverslag over de MID op te stellen. Hij zegde toe dat daarin een apart hoofdstuk zal worden gewijd aan het archiefbeheer.

In een recente, specifieke instructie van het hoofd van de MID aan de verschillende afdelingshoofden en -eenheden worden zeer strikte instructies gegeven en wordt gewezen op de consequenties van het eventueel vernietigen van stukken. Tot het gewenste inzicht is verkregen, mogen er geen stukken worden vernietigd.

Desgevraagd zei hij dat hij de Kamer niet aanraadt een eigen onderzoek in te stellen, omdat dit een gigantisch werk zal zijn. Het leek hem een betere weg aan de regering een periodieke rapportage te vragen. Verder is het staatsrechtelijk gezien niet verstandig werk van overheidsdiensten over te nemen, omdat zij niet naar behoren zouden functioneren. Van de overheid mag worden verlangd dat zij haar taken naar behoren uitoefent.

De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappenzei dat het terugkerende patroon in de gebeurtenissen rond de archieven van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten hem zorgen baart. De Kamer bepaalt vanzelfsprekend zelf of zij een eigen onderzoek wil instellen naar de gang van zaken. De archiefinspectie zal desgewenst gaarne bereid zijn het technisch onderzoek te verrichten.

Voor 1990 werden de archieven van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten niet door de archiefinspectie geïnspecteerd. In 1991 is daarmee een begin gemaakt door het opstellen van selectielijsten. In 1993 werd een eerste alarmsignaal afgegeven over de archieven van de BVD. Toen is voorrang gegeven aan de afwerking van de BVD-selectielijst, ook al leverde dat vertraging op aan de MID-selectielijst. In het volste vertrouwen dat het bevel zou worden opgevolgd dat er niets vernietigd mocht worden totdat de selectielijst zou zijn afgerond, zijn er geen verdere inspecties uitgevoerd. De ontdekking dat dit bevel niet is opgevolgd, heeft iedereen verbijsterd.

Na het eerste signaal over de gang van zaken bij de MID op 27 december 1996 is onmiddellijk een inspectie ingesteld waarover in juni jl. is gerapporteerd. In diezelfde periode heeft de rijksarchiefdienst zich samen met medewerkers van het ministerie van Defensie gebogen over de opzet van een plan van aanpak om de schade te beperken en waar mogelijk te herstellen. Een van de elementen van het plan van aanpak is dat, scherper dan ooit te voren, het bevel is herhaald dat er geen stukken mogen worden vernietigd voordat de selectielijst is afgerond. De selectielijst zal na het advies van de Raad voor cultuur en behandeling in de Tweede Kamer, in werking treden voor het archief dat vanaf 1 januari 1997 is geproduceerd. Het archief van de voorliggende periode zal worden beschreven en geïnventariseerd. Voordat die inventarisatie is afgerond, zal er geen enkel stuk worden vernietigd, ook niet naar aanleiding van de nieuwe selectielijst. De vraag of bekend is welke stukken zijn vernietigd, kan helaas nooit volledig worden beantwoord, omdat niet helemaal vaststaat welke stukken in het archief aanwezig zouden moeten zijn.

Het is de bedoeling alle archieven zo snel mogelijk samen te voegen. Zij zullen dan door de centrale archiefselectiedienst worden bewerkt en aan het rijksarchief worden overgedragen. De staatssecretaris zegde toe dat hij toezicht zal houden op de uitvoering van het plan van aanpak. De RAD zal hierbij betrokken zijn. De Kamer zal over de uitwerking op de hoogte worden gehouden. Verder zal, analoog aan de procedures bij de BVD-archieven, de Raad voor cultuur over de toepasbaarheid van de selectielijst op de periode 1914–1997 apart advies worden gevraagd. Ook dit zal te zijner tijd aan de Tweede Kamer worden gezonden.

Volgens de procedure voor een strafdepot moet eerst een aanwijzing worden gegeven. Als die niet wordt opgevolgd, kan het hele depot worden overgenomen. Die mogelijkheid is overwogen, in die zin dat is nagegaan wat de gevolgen van een dergelijke maatregel zouden zijn. Het is echter buitengewoon moeilijk een strafdepot in te richten voor een archief dat nog «leeft». Overname van het fysieke archief zou betekenen dat alle ambtenaren van de MID zouden moeten overgaan naar de RAD om het beheer mogelijk te maken.

De staatssecretaris meende dat de cultuur en de geschiedenis van inlichtingen- en veiligheidsdiensten mede verantwoordelijk zijn voor de gesignaleerde problemen. Met alle ministeries zijn convenanten gesloten over de controle van hun archieven. Daardoor is de laatste jaren veel meer bekend geworden over die archieven en is gebleken dat er geen reden is tot zorg. De Pivotoperatie heeft de lijnen tussen de RAD en de verschillende rijksarchieven versterkt. De specifieke situatie van de archieven van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten lijkt extra toezicht te rechtvaardigen, maar de gang van zaken kan nu, na de afspraken met de BVD en de IDB en met het plan van aanpak, goed worden gevolgd en gestuurd.

De minister van Binnenlandse Zaken wees erop dat hij weliswaar is belast met de coördinatie van de actuele informatievoorziening, maar dat hij geen verantwoordelijkheid draagt voor archieven, het toezicht daarop of de inspectie ervan. Het is inderdaad de bedoeling een commissie van toezicht in te stellen die toezicht zal houden op het rechtmatig handelen van de diensten. Het archiefbeheer zou daar eventueel onder kunnen worden gerekend, zij het dat de commissie van toezicht natuurlijk nooit op de stoel kan gaan zitten van de archiefinspectie. Dit onderwerp zal aan de orde komen bij de behandeling van het wetsvoorstel terzake dat naar verwachting in de tweede helft van januari 1998 aan de Kamer zal worden voorgelegd.

Ten tijde van de opheffing van het dagblad De Waarheid heeft de Kamer een dringend beroep gedaan op de toenmalige regering om de lijsten van abonnees te vernietigen. Aan dat verzoek was nog niet voldaan, of er kwam een volgende vraag om onmiddellijk met vernietiging te stoppen. Omdat er van die lijsten geen kopieën zijn, is dit bestand dus niet meer te reconstrueren.

Hij zei dat hij er voorstander van is dat de Kamer zich bedient van veel meer eigen onderzoeksmethoden om haar werk mogelijk te maken. Met het Presidium wordt gesproken over de vraag hoe dit op langere termijn kan worden bereikt. Een parlementaire werkgroep voor onderzoek naar de gang van zaken bij de vernietiging van MID-dossiers lijkt in dit voornemen te passen. Hij waarschuwde er echter voor dat parlementaire onderzoeken nooit de taak van de uitvoerende macht mogen doorkruisen. Indien de Kamer twijfelt aan de uitvoering van regeringstaken, behoort zij haar vraagpunten helder te formuleren, waarna het aan de regering is die vragen te beantwoorden. Het is wat vreemd als de Kamer dan tegelijkertijd een eigen onderzoek wil instellen. Hij drong erop aan dat zij eerst het antwoord van de regering afwacht.

Gedachtewisseling in tweede termijn

Mevrouw Sipkes (GroenLinks) zei dat het antwoord van de bewindslieden geen verandering brengt in haar standpunt. De minister van Defensie zal niet zonder reden zeggen dat er niet te kwader trouw is vernietigd, maar het is nog steeds onduidelijk wat waarom is vernietigd. Wederom is de Kamer verzekerd dat er niets meer vernietigd zal worden, maar hoe kan de staatssecretaris zo zeker zijn dat de boodschap nu wel duidelijk is overgekomen?

Het plan van aanpak zal naar verwachting twee à drie jaar in beslag nemen. Het is echter de vraag of dit voldoende is om na te gaan wat er precies in het verleden is gebeurd en hoe dat kon gebeuren. Zij bleef daarom bij haar standpunt dat er enige vorm van parlementair onderzoek moet worden ingesteld.

Mevrouw Scheltema (D66) zei dat uit het antwoord van de bewindslieden niet duidelijk wordt wat de oorzaak is van de problematiek. Zij vroeg hen daarom hierin op korte termijn meer inzicht te geven.

Met de minister van Binnenlandse Zaken was zij van mening dat dubbel werk moet worden voorkomen. Aan de andere kant wordt met het voorgestelde traject van een plan van aanpak, toezicht en een jaarlijkse rapportage geen antwoord gegeven op de vraag welke wijzigingen in verantwoordelijkheden nodig zijn om tot een overzichtelijke situatie te komen, ook al omdat de informatie over het functioneren van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten over het algemeen alleen wordt verstrekt aan de commissie voor de Inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Nu blijkt dat zich bij vrijwel alle inlichtingen- en veiligheidsdiensten problemen hebben voorgedaan met het archiefbeheer, zou de regering meer informatie moeten verschaffen. Wellicht kan dan een parlementair onderzoek achterwege blijven.

Mevrouw Scheltema vroeg of het plan van aanpak alleen door de archiefinspectie zal worden uitgevoerd of dat ook externe deskundigen worden ingeschakeld. Is het mogelijk op korte termijn door de inzet van externe deskundigen, meer inzage te geven in de gebeurtenissen in het verleden?

De heer Valk (PvdA) ging ervan uit dat het gepresenteerde plan van aanpak ertoe zal leiden dat de minister vanaf nu het archiefbeheer bij de MID werkelijk in de hand kan houden. Aan de andere kant moet duidelijk worden waarom dit in de afgelopen jaren niet is gelukt. De minister wijst op de grote papierstromen en de cultuur van de dienst, terwijl de archiefinspectie tot de conclusie komt dat de dienst ervan uitging dat in principe alles vernietigd mocht worden. Dit roept dan weer de vraag op waarom die dienst kennelijk niet op de hoogte was van de betreffende wet- en regelgeving. De heer Valk achtte daarom een voortgezet onderzoek van de kant van de Kamer wenselijk.

Hij herhaalde de vraag naar de eventuele vernietiging van (onderdelen van) het Gladio-archief en het archief van het NVB. Zal de RAD hiernaar nog nader onderzoek verrichten? Zal nog nader onderzoek worden gedaan naar gegevens over het Englandspiel?

De heer Luchtenveld (VVD) vroeg of de bewindslieden bereid zijn schriftelijk toe te lichten waarom, ondanks eerdere toezeggingen aan de Kamer, toch in strijd met de wet bepaalde stukken zijn vernietigd. Hij vreesde dat het instellen van een parlementaire werkgroep in eerste instantie slechts verwarring zal oproepen, omdat in opdracht van de regering tegelijkertijd wordt nagegaan wat is vernietigd en hoe dossiers eventueel kunnen worden gereconstrueerd. Omdat veel stukken zeer vertrouwelijk van aard zijn, zal bovendien moeten worden gekozen voor de vergaande vorm van een parlementair onderzoek. Dit zal de helderheid niet ten goede komen. Hij meende dat de regering in de gelegenheid moet worden gesteld een toelichting te geven op de gang van zaken.

De minister van Defensie zei dat het signaal dat er niets meer mag worden vernietigd, nu niets aan duidelijkheid te wensen overlaat. In de instructie van het hoofd van de MID is opgenomen dat bij het niet nakomen van deze opdracht de meest vergaande administratiefrechtelijke dan wel strafrechtelijke maatregelen kunnen worden genomen.

Voor de vernietiging van dossiers na 1993 wordt een aantal redenen in verklarende, niet in vergoelijkende, zin gegeven in de brief van 9 december. De minister zegde toe de heer Engelen te vragen hierover nog nader te rapporteren. Binnen drie maanden kan dan het antwoord in de brief van 9 december worden uitgebreid.

Naast de eigen archiefdienst worden de Centrale archiefselectiedienst, de rijksarchivaris en de heer Engelen als externe deskundigen ingezet bij de uitvoering van het plan van aanpak.

Tot slot merkte de minister op dat de NAVO geen belangstelling heeft getoond voor het Nederlandse archiefbeheer.

De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappenzegde toe dat hij de rijksarchivaris zal vragen onderzoek te doen naar de Nederlandse sectie van de Gladio-archieven, het dossier Englandspiel en het archief van het NVB. De Kamer zal daarover worden gerapporteerd.

De voorzitter van de vaste commissie voor Defensie,

Korthals

De voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken,

De Cloe

De voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

M. M. H. Kamp

De griffier van de vaste commissie voor Defensie,

De Lange


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Mateman (CDA), Wolters (CDA), Korthals (VVD), voorzitter, Weisglas (VVD), H. Vos (PvdA), Van den Berg (SGP), Van Gelder (PvdA), Van de Camp (CDA), Zijlstra (PvdA), Hillen (CDA), Valk (PvdA), Sipkes (GroenLinks), Van Hoof (VVD), Hoekema (D66), ondervoorzitter, Leerkes (Unie 55+), De Koning (D66), Hessing (VVD), Van den Bos (D66), Van Ardenne-van der Hoeven (CDA), Verkerk (AOV), Van Waning (D66), Sterk (PvdA), Van den Doel (VVD), Koenders (PvdA).

Plv. leden: Terpstra (CDA), Beinema (CDA), Van Rey (VVD), Van Heemskerck Pillis-Duvekot (VVD), Huys (PvdA), Van Middelkoop (GPV), Middel (PvdA), Mulder-van Dam (CDA), Van Gijzel (PvdA), Verhagen (CDA), Woltjer (PvdA), Rosenmöller (GroenLinks), Hoogervorst (VVD), Ter Veer (D66), Stellingwerf (RPF), Visser-van Doorn (CDA), Blaauw (VVD), Scheltema-de Nie (D66), Van der Hoeven (CDA), Van Wingerden (AOV), Roethof (D66), Rehwinkel (PvdA), Keur (VVD), Marijnissen (SP).

XNoot
2

Samenstelling: Leden: V. A. M. van der Burg (CDA), Te Veldhuis (VVD), Van der Heijden (CDA), De Cloe (PvdA), voorzitter, Janmaat (CD), Van den Berg (SGP), Scheltema-de Nie (D66), ondervoorzitter, Apostolou (PvdA), Kalsbeek-Jasperse (PvdA), Zijlstra (PvdA), Van der Hoeven (CDA), Van Heemst (PvdA), Remkes (VVD), Gabor (CDA), Koekkoek (CDA), Nijpels-Hezemans (groep-Nijpels), Oedayraj Singh Varma (GroenLinks), Hoekema (D66), H. G. J. Kamp (VVD), Essers (VVD), Dittrich (D66), Cornielje (VVD), Rouvoet (RPF), Rehwinkel (PvdA), Wessels (D66).

Plv. leden: Dankers (CDA), Van Hoof (VVD), Bijleveld-Schouten (CDA), Liemburg (PvdA), Poppe (SP), Schutte (GPV), Jeekel (D66), Duivesteijn (PvdA), Noorman-den Uyl (PvdA), Feenstra (PvdA), Verhagen (CDA), M. M. van der Burg (PvdA), Van der Stoel (VVD), Mateman (CDA), Mulder-van Dam (CDA), Van Wingerden (AOV), Rabbae (GroenLinks), Van Boxtel (D66), Korthals (VVD), Luchtenveld (VVD), Assen (CDA), Klein Molekamp (VVD), Leerkes (Unie 55+), Van Oven (PvdA), Bakker (D66).

XNoot
3

Samenstelling: Leden: Beinema (CDA), Van der Vlies (SGP), Van Nieuwenhoven (PvdA), M. M. H. Kamp (VVD), voorzitter, De Cloe (PvdA), Janmaat (CD), Van Gelder (PvdA), ondervoorzitter, Van de Camp (CDA), Mulder-van Dam (CDA), Hendriks, Rabbae (GroenLinks), Jorritsma-van Oosten (D66), De Koning (D66), Koekkoek (CDA), J. M. de Vries (VVD), Liemburg (PvdA), Stellingwerf (RPF), Lambrechts (D66), Rijpstra (VVD), Cornielje (VVD), Cherribi (VVD), Dijksma (PvdA), Sterk (PvdA), Van Vliet (D66), Bremmer (CDA).

Plv. leden: Reitsma (CDA), Schutte (GPV), Lilipaly (PvdA), Klein Molekamp (VVD), Valk (PvdA), Poppe (SP), Duivesteijn (PvdA), Ten Hoopen (CDA), Van der Hoeven (CDA), Verkerk (AOV), Oedayraj Singh Varma (GroenLinks), Bakker (D66), Van 't Riet (D66), De Haan (CDA), Van Heemskerck Pillis-Duvekot (VVD), Rehwinkel (PvdA), Leerkes (Unie 55+), Versnel-Schmitz (D66), Essers (VVD), Korthals (VVD), Passtoors (VVD), Huys (PvdA), Van Zuijlen (PvdA), Verhagen (CDA), Lansink (CDA).

Naar boven