Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2000-2001 | 25809 nr. 13 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2000-2001 | 25809 nr. 13 |
Vastgesteld 29 september 2000
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen1 en de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties2 hebben op 14 september 2000 overleg gevoerd met staatssecretaris Van der Ploeg van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen over:
– de brief van staatssecretaris Van der Ploeg van OCW en de minister voor het Grote Steden- en Integratiebeleid d.d. 16 augustus 1999 ter aanbieding van het plan van aanpak versterking rijksarchiefinspectie: Toezicht op verbetering (25 809, nr. 12);
– de brief van staatssecretaris Van der Ploeg van OCW d.d. 2 november 1999 inzake evaluatie agentschap rijksarchiefdienst (OCW-99-1101);
– de brief van staatssecretaris Van der Ploeg van OCW d.d. 16 december 1999 ter aanbieding van het jaarlijks verslag over het toezicht 1998 RAD (OCW-99-1302);
– de brief van staatssecretaris Van der Ploeg van OCW d.d. 7 februari 2000 inzake regionale historische centra (26 591, nr. 13);
– de brief van staatssecretaris Van der Ploeg van OCW d.d. 10 april 2000 ter aanbieding van het rapport «Archieven in de etalage» (OCW-00-448).
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit.
Vragen en opmerkingen uit de commissies
Mevrouw Visser-van Doorn (CDA) vroeg hoe de verantwoordelijkheid van de staatssecretaris van OCW voor het beheer van archiefbescheiden en die van de minister voor GSI voor de inzet van informatie- en communicatietechnologie en voor de coördinatie van de documentaire informatieverzorging (DIV) zich tot elkaar verhouden en hoe in de praktijk overleg wordt gevoerd tussen de verantwoordelijke ministeries. Verder vroeg zij of de overbrengingstermijn van archiefbescheiden naar het Rijksarchief, die is teruggebracht van 50 naar 20 jaar, nog verder kan worden verkort. Vervolgens vroeg zij naar de stand van zaken rond de regeling geordende en toegankelijke staat archiefbescheiden 1999, die voor advies naar de Raad voor cultuur is gestuurd.
Mevrouw Visser ondersteunde het voornemen om de rijksarchiefinspectie uit te breiden, maar zij vroeg hoe de onafhankelijkheid beter gewaarborgd wordt wanneer die inspectie wordt overgeheveld naar de Rijksarchiefdienst (RAD). Het streven is de taak van de rijksarchiefinspectie te scheiden van beleid en uitvoering, maar binnen het ministerie van OCW vindt, in overleg met de RAD, de vormgeving van het beleid inzake het archiefbeheer plaats. Daarnaast is het ministerie verantwoordelijk voor de uitvoering van haar eigen archiefbeheer. Zij vond de scheiding dan ook niet helder.
In de evaluatie van het agentschap RAD geeft de staatssecretaris aan dat hij verwacht dat een verdergaande digitalisering van archiefbestanden tot een grotere doelmatigheidsverbetering zal leiden. Wat zijn de kosten van digitalisering? Zullen deze kosten verrekend worden in de prijzen van diensten die mensen bij de RAD gaan opvragen?
Mevrouw Visser onderschreef de fusie van de rijksarchieven en de gemeentearchieven tot regionale historische centra (RHC's), om zo beter in te kunnen spelen op de algemene maatschappelijke ontwikkeling en de vragen uit de maatschappij. De staatssecretaris streeft naar een inzichtelijk proces inzake die fusies. Welke ideeën heeft hij daarvoor? Welke rol zal hij toedelen aan het Project invoering verkorting overbrengingstermijn (PIVOT)? Zal hij de aanbeveling in het rapport «Archieven in de etalage» op dit punt volgen? Zij miste overigens een reactie van de staatssecretaris op dat rapport. Hoe ziet hij de rol van een cultureel ondernemer binnen het archiefbestel? In de stukken staat ook dat de Algemene Rekenkamer geen controlebevoegdheid heeft als het gaat om de RHC's. Hoe vindt de financiële controle dan wel plaats?
Van verscheidene kanten, waaronder de rijksarchivaris, wordt geadviseerd om nieuwe integrale regelgeving voor de informatievoorziening van de overheid te ontwikkelen, in de plaats van de Archiefwet 1995. Heeft de staatssecretaris concrete voornemens op dit vlak?
De heer Valk (PvdA) was van mening dat de regionale historische centra een meerwaarde hebben, zeker voor het publiek en hij hoopte dat andere gemeentes in Nederland zich ook aan zullen sluiten bij zo'n centrum. Dat moet echter een min of meer spontaan proces zijn en van onderop komen en niet van bovenop worden opgelegd. Archieven zijn van belang voor de democratie, de controleerbaarheid van het openbaar bestuur en de vrijetijdsbesteding. Veel mensen hebben plezier aan historisch onderzoek of onderzoek naar de geschiedenis van hun eigen familie. Archiefdiensten blijven echter hoogdrempelige instellingen. Tal van archiefdiensten proberen nu om die archiefmuren te slechten via internet, bijvoorbeeld door de burgerlijke stand, tot een bepaalde periode, op internet zetten. Het kan voor het publiek interessant zijn om op die manier kennis te maken met de mogelijkheden die archieven bieden. Men staat op dit punt nog aan het begin, maar er worden goede initiatieven genomen. Er is echter nog te weinig coördinatie op dit terrein. Misschien kan er gewerkt worden aan de opstelling van een soort nationaal digitaliseringsplan voor het archiefwezen, waarbij wordt gekeken naar wat er gebeurt en wat er zou moeten gebeuren. Daar kan het onderwijs dan ook bij worden betrokken, want het archiefwezen en internet zouden daar een belangrijk rol kunnen spelen. Over enige tijd zou er dan een totaalvisie kunnen komen.
Een paar jaar geleden zijn er problemen geweest rondom het beheer van de archieven van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten. De commissie-Valk heeft daar onderzoek naar gedaan en een rapport over geschreven. Dat rapport heeft geresulteerd in een aantal maatregelen om de fouten die toen zijn gemaakt te voorkomen en om een actievere rol te kunnen spelen ten opzichte van andere rijksinstellingen. Dat heeft weer geresulteerd in een plan van aanpak. Daarover is op 16 augustus 1999 een brief verschenen, waarin werd aangekondigd dat de formatie van de rijksarchiefinspectie zou worden verdubbeld, van 5 naar 10 fte, maar dat vijftien fte wenselijk zou zijn. Een formatie van 10 fte is echter een absoluut minimum. Beschikt de rijksarchiefinspectie wel over voldoende mogelijkheden om greep te houden op de veranderingen die plaatsvinden op het gebied van archiefbeheer, digitalisering, automatisering, e-mail en dergelijke?
De rijksarchiefinspectie is niet alleen belast met een goed archiefbeheer. In de pro-actieve fase moet ook een goed beleid worden gestimuleerd. Daarin speelt het ministerie van BZK een coördinerende rol. In de brief van 16 augustus staat dat een actieve coördinerende rol van groot belang is om te komen tot verbeteringen van het archiefbeheer. Hoe ziet die coördinerende rol er nu, ruim een jaar later, uit? Aangezien minister Van Boxtel verhinderd was, kan hier wellicht in een brief op worden gereageerd. In het rapport van de commissie-Bakker werd overigens uitgehaald naar het archief van het ministerie van Buitenlandse Zaken, dat moeilijk toegankelijk zou zijn. De oorzaak daarvan is de binnen het ministerie gehanteerde decentrale archivering, waarin iedere directie de mogelijkheid heeft om zelf een omschrijving en trefwoorden voor de eigen dossiers te kiezen.
Dankzij het PIVOT is de overbrengingstermijn verkort van 50 naar 20 jaar. Daar zou een evaluatie over komen. Wanneer komt die? Gezien de problemen die er waren rond het PIVOT en de kritiek uit de historische wereld op de selectiecriteria, zal de Kamer die evaluatie serieus bekijken. Door de verkorting van de overbrengingstermijn krijgen archiefdiensten steeds meer de beschikking over vaak gevoelige dossiers waar de bepalingen van de Wet openbaarheid bestuur (WOB) voor gelden. Behoeft de Archiefwet daarom aanpassing? Wellicht kan de wet geïntegreerd worden in de WOB en moet worden nagedacht over een informatiewet, gezien de veranderingen die plaatsvinden binnen het archiefwezen.
De heer Nicolaï (VVD) merkte op dat het «drama» rond de inlichtingen- en veiligheidsdiensten heeft geleid tot goede inzichten. De kern van de brief van 16 augustus is dat de ministeries en hoge colleges zelf hun verantwoordelijkheid moeten nemen en dat de inspectie dan een terughoudender rol kan spelen. Hij vond dat een logische benadering, maar hij was benieuwd naar de risicoanalyse van de inspectie. Men heeft soms namelijk de neiging om het beleid zo goed voor te bereiden dat het lang duurt voordat het over de hele linie op de goede manier wordt doorgevoerd. De rol van de inspectie wordt enerzijds sterker, maar anderzijds weer wat zwakker als de kwaliteitszorg bij de verschillende ministeries en hoge colleges effectief is. Hij was overigens benieuwd wat BZK in zijn coördinerende rol op dit terrein kan als het niet goed gaat.
In de evaluatie van de agentschapsstatus van de Rijksarchiefdienst komt de discussie over de scheiding tussen beleid en uitvoering aan de orde. De heer Nicolaï vond het voordeel van agentschappen dat die helderder zijn dan een ZBO. De directe verantwoordelijkheid van een bewindspersoon is helder in beeld. De bewindspersoon is politiek eindverantwoordelijk, maar ook «gewoon» politiek verantwoordelijk. Discussies als die over het PIVOT moeten op politiek niveau worden gevoerd. Hoe ziet de staatssecretaris in dit verband zijn positie ten opzichte van de Rijksarchiefdienst? De staatssecretaris heeft in de brief gezegd: beleidsvorming is gebaseerd op wisselwerking tussen de staatssecretaris en de Rijksarchiefdienst. Dat klinkt gelijkwaardig en dat leek de heer Nicolaï politiek gezien niet juist.
In de stukken wordt een aantal overwegingen gegeven waarom de kant van de regionaal historische centra op wordt gegaan, zoals de schaal, de toegankelijkheid en de publieksfunctie. De heer Nicolaï vond de daarmee samenhangende decentralisatie ook een groot voordeel. Verder vond hij het bevorderen van de publieksfunctie belangrijk, aangezien archiveren niet is bewaren om het bewaren, maar bewaren om later weer gebruik van te kunnen maken van de informatie. De staatssecretaris richt zich echter misschien te veel op het publiek dat er nu is en niet op het toekomstige publiek.
De heer Nicolaï wil graag weten wie zich kunnen aansluiten bij die RHC's. Zijn dat alleen overheidsarchieven of kunnen ook andere, particuliere archieven participeren? Hoe staat de staatssecretaris daar tegenover? Het gaat niet om standaardprocedures. De overheid hoeft niet te bepalen dat er per provincie zo'n centrum moet komen en op welke manier. Het moet wel worden gestimuleerd, maar de gemeentes moeten zelf bepalen hoe zij het doen.
In de stukken wordt weinig aandacht besteed aan de digitale ontsluiting. De heer Nicolaï vond dat vreemd, aangezien in de stukken wel veel wordt gesproken over de publieksfunctie en de toegankelijkheid. De hoge drempels bij de archiefdiensten kunnen worden verlaagd als het publiek op een gemakkelijke manier vanuit allerlei sites op de archievensites kan komen.
Het antwoord van de staatssecretaris
De staatssecretaris memoreerde dat de commissie-Van Diepen in haar rapport «Archieven in de etalage» heeft geconcludeerd dat de structuur van het archiefbestel niet meer voldoet. Het is vaak kleinschalig en er is een gebrek aan samenhang. Nu wordt van onderop geprobeerd om de historische informatievoorziening te verbeteren, onder andere door het oprichten van RHC's. Er worden overigens ook veel particuliere archieven bewaard in de RHC's. Die particuliere archieven zijn van belang voor het verkrijgen van een goed beeld, zeker als het gaat om regionale archieven. Volgens de commissie-Van Diepen zouden de overheden via de Archiefwet alleen verplicht moeten worden om een archief te hebben dat voldoet aan een vastgesteld kwaliteitsniveau voor beheer en toegankelijkheid, maar zouden ze vrij moeten zijn als het gaat om de wijze waarop ze dat niveau willen bereiken. De overheid zou wel toezicht moeten houden op de handhaving van die normen, aldus de commissie-Van Diepen. De Raad voor cultuur pleit echter juist voor afschaffing van al die lagen van verantwoordelijkheid voor de zorg van overheidsarchieven en legt de klemtoon op de algemene verantwoordelijkheid van het rijk door een geconcentreerd beheer van de archieven, onder regie van de centrale overheid. De staatssecretaris had een zekere voorkeur voor het model van de commissie-Van Diepen, omdat het proces daarin meer van onderop plaatsvindt en de verantwoordelijkheid voor het beheer en de toegankelijkheid bij de gemeentes blijft liggen. Er is overigens wel een belangrijke regierol weggelegd voor de provincies. Het IPO en de VNG worden dan ook betrokken bij de gesprekken die de staatssecretaris gaat voeren met andere overheden over de herinrichting van het archiefbestel.
Wat wordt bewaard, moet ook weer kunnen worden gevonden, of het nu in een archief in Noord-Brabant of in Noord-Holland ligt. Bij de digitalisering spelen die afstanden geen rol. De toegankelijkheid wordt daardoor dus sterk verbeterd. De staatssecretaris zag dan ook een belangrijke uitdaging in de gestructureerde digitalisering van archieven, waaronder het cultureel erfgoed. Het is bovendien een manier om niet alleen het bestaande publiek te bedienen, dat veelal bestaat uit oudere heren, maar ook de jongeren. Dat kan door aan te sluiten bij de nota Cultuur en school en het kennisnet. De koepelorganisatie DIVA heeft op dit punt een adviserende rol. De Raad voor cultuur pleit voor een soort digitaal deltaplan, niet alleen voor de archieven, maar ook voor de musea en de bibliotheken. Daar is geen geld voor, maar op Prinsjesdag zal een aantal beginstappen worden gezet op het gebied van de «e-culture».
In de wet is vastgelegd dat de archieven toegankelijk moeten zijn. Het basismateriaal moet gratis toegankelijk zijn, maar als er allerlei toeters en bellen aan worden gehangen of als er een erg privaat profijt mee is gemoeid, kan daarvoor een prijs worden gevraagd. Die ontwikkelingen gaan echter nog niet erg snel.
In het nieuwe bestel moeten ook kwaliteitsnormen worden opgenomen als het gaat om de publieksfunctie en de digitale ontsluiting. ICT is manipuleerbaar en daarom moeten er maatregelen komen die de integriteit en de betrouwbaarheid van de archiefbescheiden van de overheden waarborgen. De staatssecretaris had samen met minister Van Boxtel het voortouw genomen om het probleem van de digitale duurzaamheid op te lossen. Er zijn nu al producten, zoals tijdschriften, die alleen digitaal beschikbaar zijn. Op een gegeven moment worden die echter gewist en zijn dan nooit meer beschikbaar. Daarom moet worden bekeken of daar in de pionierstijd van de digitale revolutie wat aan gedaan kan en moet worden. Nu geldt echter wel dat als iets digitaal bewaard wordt, het ook duurzaam bewaard wordt. Het probleem is echter dat de apparatuur steeds verandert, waardoor bijvoorbeeld de floppy's niet meer goed bruikbaar zijn. Die moeten dus steeds omgezet worden.
De commissie-Van Diepen is van mening dat er één landelijke archiefinspectie moet komen, die toezicht houdt op een goed archiefbeheer bij zowel rijk, provincies en gemeentes, als waterschappen. Zo'n inspectie zou dan echter wel een meerwaarde moeten hebben boven provinciale en gemeentelijke inspecties. Daar wordt nu overleg over gevoerd met het veld en de bestuurders. Verder gaat het om de vraag of die inspectie toezicht moet houden op de gehele keten of alleen op de archiefvormers en de archiefbeheerders. Een probleem is overigens wel dat als er sprake is van gemeentelijke of provinciale autonomie, gemeentearchivarissen wellicht niet kritisch genoeg durven te zijn, omdat het om hun broodheer gaat. Dat punt zal in de gesprekken met VNG en IPO aan de orde komen.
De staatssecretaris had dit jaar in zijn begroting ongeveer 6 ton vrijgemaakt voor het uitbreiden van de formatie van de rijksarchiefinspectie van 3 naar 6,5 fte. Als er 10 fte moeten komen, zal daar nog eens 5 of 6 ton bij moeten komen. Misschien kan die stap volgend jaar worden gezet.
BZK coördineert de documentaire informatievoorziening bij de ministeries. BZK heeft echter geen verantwoordelijke taak, maar meer een faciliërende taak. Indien geen interesse wordt getoond door de desbetreffende organisatie, komt het toezicht van OCW in beeld. Uit het oogpunt van toezicht zou het wellicht beter zijn als BZK een steviger coördinatietaak zou hebben. Momenteel wordt op ambtelijk niveau bekeken hoe de taakverdeling zo vastgelegd kan worden dat helder is wie waar verantwoordelijk voor is. Het gezamenlijk doel is echter om de ministeries en anderen te stimuleren om aan het werk te gaan.
De kwaliteitszorg wordt besproken in een interdepartementaal ICT-beraad, waarin de plaatsvervangende SG's zitting hebben. Dat beraad staat onder leiding van BZK. Daar worden gezamenlijke afspraken gemaakt, die overigens niet vrijblijvend zijn. De staatssecretaris zegde toe dat over de rol van BZK onder andere bij de ontwikkeling van een kwaliteitszorgsysteem door de minister voor GSI een brief aan de Kamer zal worden gestuurd. Het onderwerp van de digitale archivering, de e-mails en dergelijke, krijgt ook op hoog niveau aandacht.
De commissie-Bakker heeft kritische geluiden laten horen over de archieven van Buitenlandse Zaken. Eerder dit jaar heeft een inspectie plaatsgevonden. Die heeft de verschillende wijzen waarop wordt omgegaan met de archieven ook als knelpunt naar voren gebracht. De meningen zijn verdeeld: het ministerie vindt dat het decentraal allemaal goed loopt, terwijl de inspectie zegt dat het beter kan worden gecoördineerd en dat er volgens één standaard moet worden gewerkt. De inspectie zal nog dit jaar een vervolginspectie uitvoeren en dit punt verder toetsen.
Voor de risicoanalyse is een vragenlijst uitgezet bij alle zorgdragers. Aan de hand van de resultaten daarvan wordt inzicht verkregen in risico's en knelpunten. Vervolgens wordt bekeken of het betekenis heeft voor de inhoud van de inspectieprogramma's en of er gerichte voorlichting moet komen. Verder wordt er gericht gesproken met de betrokken instellingen om tot oplossingen te komen.
De Rijksarchiefdienst zal altijd een belangrijke functie blijven vervullen, maar de taak zal wel iets veranderen. De dienst moet uitgroeien tot een soort kenniscentrum voor het gehele archiefveld. Er is vrij veel overleg gevoerd om die plannen te kunnen realiseren. De Raad voor cultuur heeft daar ook op gereageerd. Later zal verder over dit punt worden gesproken.
Volgens sommigen zouden de Archiefwet, de WOB en de Wet bescherming persoonsgegevens bij elkaar kunnen gebracht in één regeling van de openbaarheid van overheidsinformatie of overheidsgerelateerde informatie, een overkoepelende informatiewet. Daar wordt over nagedacht, maar er zijn nog geen concrete initiatieven. Zo'n wet komt er in ieder geval niet in deze kabinetsperiode.
De staatssecretaris had aan de Raad voor cultuur gevraagd om een advies uit te brengen over een ontwerp voor de regeling geordende en toegankelijke staat van de archiefbescheiden. Die regeling zal naar verwachting begin volgend jaar van kracht worden.
Het overbrengen na twintig jaar is een soort internationale standaard. De DIV geldt voor de eerste twintig jaar. Daarna worden het archieven. De WOB geeft overigens altijd de mogelijkheid om onderzoek te doen in nog niet overgebrachte archieven.
Mevrouw Visser-van Doorn (CDA) was blij dat de staatssecretaris zei dat het van onderop moet gebeuren en dat de overheid slechts moet faciliëren, aangezien de mensen die het uit moeten voeren volgens haar een grote stem moeten hebben in de gang van zaken.
De heer Valk (PvdA) gaf aan dat de rijksarchiefinspectie nu wel was uitgebreid tot 6,5 fte, maar dat het kabinet heeft beloofd om de formatie uit te breiden tot 10 fte. Zal dat in het komend jaar gebeuren? Verder vroeg hij wanneer de evaluatie van het PIVOT kan worden verwacht.
De heer Nicolaï (VVD) was het nog niet duidelijk wanneer het proces van kwaliteitszorg af zal zijn. Het is natuurlijk een permanent proces, maar wanneer zal de methodiek zodanig zijn dat dat als klaar kan worden beschouwd? Het leek hem verder goed als er een evaluatie komt van de Archiefwet. De Wet bescherming persoonsgegevens heeft volgens hem overigens maar zijlings betrekking op de overheidsinformatie. Hij wilde die dan ook liever op de achtergrond houden als het gaat om het verwezenlijken van een informatiewet.
De staatssecretaris gaf aan dat de formatie van de rijksarchiefinspectie in deze kabinetsperiode inderdaad naar 10 fte zou moeten gaan. De formatie is nu al uitgebreid naar 6,5 fte. Volgend jaar en het jaar daarop kunnen er dan nog 2 fte bijkomen en dan bestaat de formatie aan het eind van de kabinetsperiode uit 10 fte.
Het rapport over het PIVOT gaat nu naar de betrokkenen toe, met het verzoek om te reageren. Het is al naar de Raad voor cultuur gezonden voor advies. De staatssecretaris verwachtte begin volgend jaar met een reactie te kunnen komen. Die reactie zal ook een plan van aanpak bevatten, want er moet geen gat vallen tussen het project en het vervolgtraject.
De minister van GSI is voornemens een rijksbrede introductie van de kwaliteitszorg in de DIV voor te leggen aan het ICT-beraad. Daar worden dan op hoog-ambtelijk niveau afspraken over gemaakt en die worden vastgelegd in een notitie. Minister Van Boxtel zal de Kamer waarschijnlijk rond de jaarwisseling kunnen informeren over de uitkomsten van dit interdepartementaal overleg op hoog niveau. Daar zit dan ook het voorgenomen tijdpad in.
De Archiefwet is nu zo'n vijf jaar van kracht. De evaluatie daarvan zal voor de zomer van volgend jaar gereed zijn.
Samenstelling: Leden: Schutte (RPF/GPV), Van der Vlies (SGP), Van de Camp (CDA), Van der Hoeven (CDA), voorzitter, Rabbae (GroenLinks), Lambrechts (D66), Dittrich (D66), Cornielje (VVD), De Vries (VVD), Dijksma (PvdA), Cherribi (VVD), Rehwinkel (PvdA), ondervoorzitter, Passtoors (VVD), Wagenaar (PvdA), Belinfante (PvdA), Kortram (PvdA), Ross-van Dorp (CDA), Hamer (PvdA), Nicolaï (VVD), Van Bommel (SP), Barth (PvdA), Halsema (GroenLinks), Örgü (VVD), Wijn (CDA) en Eurlings (CDA).
Plv. leden: Stellingwerf (RPF/GPV), Schimmel (D66), Mosterd (CDA), Atsma (CDA), Harrewijn (GroenLinks), Bakker (D66), Ravestein (D66), E. Meijer (VVD), Van Baalen (VVD), Valk (PvdA), Udo (VVD), Van der Hoek (PvdA), Blok (VVD), De Cloe (PvdA), Gortzak (PvdA), Molenaar (PvdA), Schreijer-Pierik (CDA), Spoelman (PvdA), Voûte-Droste (VVD), Poppe (SP), Arib (PvdA), Vendrik (GroenLinks), Rijpstra (VVD), Verhagen (CDA) en Visser-van Doorn (CDA).
Samenstelling: Leden: Schutte (RPF/GPV), Te Veldhuis (VVD), ondervoorzitter, De Cloe (PvdA), voorzitter, Van den Berg (SGP), Van de Camp (CDA), Scheltema-de Nie (D66), Van der Hoeven (CDA), Van Heemst (PvdA), Noorman-den Uyl (PvdA), Oedayraj Singh Varma (GroenLinks), Dankers (CDA), Hoekema (D66), Rijpstra (VVD), O.P.G. Vos (VVD), Rehwinkel (PvdA), Wagenaar (PvdA), Luchtenveld (VVD), De Boer (PvdA), Duijkers (PvdA), Verburg (CDA), Rietkerk (CDA), Halsema (GroenLinks), Kant (SP), Balemans (VVD) en De Swart (VVD).
Plv. leden: Rouvoet (RPF/GPV), Van Beek (VVD), Zijlstra (PvdA), Ravestein (D66), Van Wijmen (CDA), Augusteijn-Esser (D66), Balkenende (CDA), Barth (PvdA), Gortzak (PvdA), Rabbae (GroenLinks), Wijn (CDA), Dittrich (D66), Cherribi (VVD), Van den Doel (VVD), Van Oven (PvdA), Apostolou (PvdA), Cornielje (VVD), Kuijper (PvdA), Belinfante (PvdA), Mosterd (CDA), Eurlings (CDA), Van Gent (GroenLinks), Poppe (SP), Essers (VVD) en Nicolaï (VVD).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-25809-13.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.