nr. 2
BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 december 1997
In mijn brief van 9 december 1997 (25 806, nr. 1) heb ik geantwoord
op schriftelijke vragen d.d. 3 december 1997 van het kamerlid Rabbae en op
een aanvullende vraag in een brief d.d. 4 december 1997 van de vaste commissie
voor Financiën naar aanleiding van berichten over een kaartsysteem dat
onlangs in het pand Herengracht 410 te Amsterdam werd aangetroffen. In vervolg
op deze antwoorden deel ik u mee, dat ik inmiddels de heer F. G. Kordes, oud-president
van de Algemene Rekenkamer die als voorzitter zal optreden, mr. H. Addens,
oud-procureur-generaal bij het Gerechtshof te Leeuwarden en mr. J. M. Polak,
oud-lid van de Raad van State bereid heb gevonden een onderzoekscommissie
te vormen.
Het eerste deel van het onderzoek van deze commissie richt zich op het
bericht over de verkoop van kleinoden, afkomstig uit de kluis van Lippmann/Rosenthal
aan medewerkers van het Agentschap/Waarborgfonds rechtsherstel omstreeks 1968.
Het onderzoek moet antwoord geven op vragen hoe de toedracht is geweest, hoe
te verklaren is dat deze gebeurtenis zo lang aan de openbaarheid onttrokken
is geweest en welke consequenties uit de bevindingen moeten worden getrokken.
Het tweede deel van het onderzoek richt zich op de archieven welke van
belang zijn (geweest) bij de afwikkeling van joodse claims (Liro-kaartsysteem,
andere Liro-archieven en overige archieven). Concreet moet onder meer worden
nagegaan of deze archieven gegevens bevatten die van belang zijn voor een
oordeel over de vraag of de afwikkeling van claims destijds correct heeft
plaatsgevonden. Een volgend punt is of de gegevens nieuw licht werpen op huidige
vragen rond openstaande claims. Afstemming met de werkzaamheden van de Commissie-Van
Kemenade en de Commissie-Scholten zal vanzelfsprekend plaatsvinden.
Aan de commissie zal adequate ondersteuning worden gegeven door externe
deskundigen voor de uitvoering van het onderzoek. De commissie krijgt volledige
toegang tot de archieven van het ministerie en ik ga ervan uit dat ook de
inhoud van andere archieven geraadpleegd kan worden. Over de beschikbaarstelling
van de archieven is inmiddels al overleg op gang gebracht tussen
het Riod, joodse organisaties, het Algemeen Rijksarchief en het ministerie
van Financiën.
Op het punt van de toegankelijkheid van het recent gevonden Liro-kaartsysteem,
dat op dit moment bij het Riod is/wordt ondergebracht, heeft het kamerlid
Middel op 8 december 1997 nog twee aanvullende vragen gesteld. Ik deel zijn
mening dat het voor de betrokkenen en de nabestaanden uiterst emotioneel en
pijnlijk is dat persoonlijke gegevens uit het nu gevonden Liro-kaartsysteem
aanwezig waren, terwijl eerder gezegd was dat dit niet het geval was. Bij
het hiervoor vermelde overleg waaraan ook de door de vragensteller genoemde
organisatie deelneemt, moet eveneens worden bezien hoe dit Liro-kaartsysteem
voor betrokkenen en hun nabestaanden toegankelijk kan worden.
De Minister van Financiën,
G. Zalm