Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2000-2001 | 25802 nr. 27 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2000-2001 | 25802 nr. 27 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Zoetermeer, 5 april 2001
De herstructurering van het kunstonderwijs krijgt na een periode van stevig overleg en indringende gedachtevorming nu daadwerkelijk invulling. De hogescholen hebben met de herstructureringsplannen verantwoordelijkheid genomen om verregaande stappen te zetten naar een kwalitatief hoogwaardig en transparant kunstonderwijs op een stevige bedrijfseconomische basis.
In deze brief ga ik in op het advies van de commissie Van Gelder over de bijgestelde herstructureringsplannen. Daarnaast beschrijf ik het ontwikkelingsperspectief van waaruit de hogescholen deze plannen verder invulling kunnen geven.
1 De beoordeling van bijgestelde herstructureringsplannen
De tijdelijke commissie Ondersteuning herstructurering kunstonderwijs, voorgezeten door de heer W.J. van Gelder, heeft mij in het bijgevoegde rapport «Kwaliteit en continuïteit: de kunst van Kunstonderwijs II»1 geadviseerd over de door de hogescholen bijgestelde plannen voor de herstructurering van het kunstonderwijs. De hogescholen die in 2000 een geconditioneerd positief of een negatief advies kregen, waren in de gelegenheid gesteld om conform de nota «Meer zicht op kwaliteit» een bijgesteld plan in te dienen. Bij goedkeuring van dit plan zouden zij in 2001 subsidie krijgen voor uitvoering van hun herstructureringsactiviteiten. Elk van de instellingen heeft deze gelegenheid aangegrepen en zich bezonnen op nadere activiteiten. Een belangrijke basis voor de keuze van de activiteiten lag in het advies van de Projectorganisatie Kunstvakonderwijs en het beleidskader in de nota «Zicht op kwaliteit».
De commissie Van Gelder stelt in haar advies vast dat het afgeven van geconditioneerd positieve en negatieve adviezen in de eerste ronde van beoordelingen in bijna alle gevallen heeft geleid tot adequate maatregelen en het op een positieve manier invullen van de herstructuringsplannen.
De commissie geeft het volgende, onderbouwde advies over subsidieverlening in 2001: Een onverkort positief advies over subsidieverlening aan de:
• Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten
• Hogeschool voor Muziek en Dans
• Dr. Gerrit Rietveld Academie
Een positief advies onder voorwaarden over subsidieverlening aan de:
• Design Academy, met als voorwaarde dat het beoogde samenwerkingsverband met de Technische Universiteit Eindhoven gerealiseerd wordt;
• Hogeschool Alkmaar, met als voorwaarde dat het samenwerkingsverband met de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten tot stand komt en inhoudelijk wordt vorm gegeven zoals verwoord is in het bijgestelde herstructureringsplan van de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten;
• Hanzehogeschool Groningen, met als voorwaarde dat de gemeenschappelijke regeling gericht op samenwerking met de Hogeschool van Beeldende Kunsten, Muziek en Dans gerealiseerd wordt;
• Hogeschool van Beeldende Kunsten, Muziek en Dans, met als voorwaarde dat de Hanzehogeschool Groningen de interpretatie van de commissie bevestigt dat zij garant staat voor de bedrijfseconomische stabiliteit van de Hogeschool van Beeldende Kunsten, Muziek en Dans.
Een advies om in afwachting van nadere informatie nu niet tot subsidieverlening over te gaan aan:
• Saxion Hogescholen Enschede
Ik acht het advies overtuigend en consistent. Het is in lijn met het referentiekader dat de commissie met de nota «Zicht op kwaliteit» van juni 1999 heeft meegekregen en dat de commissie ook in de eerste beoordelingsronde heeft gehanteerd. Ik neem de instellingsspecifieke adviezen dan ook over en zal de hogescholen terzake informeren. Ik ga er vanuit dat de betreffende instellingen voor 1 juni 2001 aangeven of zij aan de betreffende voorwaarden willen en kunnen voldoen. Met de Saxion Hogescholen Enschede is afgesproken dat zij al voor 1 april 2001 de gevraagde nadere informatie leveren.
Op de overige conclusies van de commissie ben ik al ingegaan in de nota «Meer zicht op kwaliteit» van juni 2000. In dat verband is ook aangegeven dat de voortgang van de herstructurering onder meer gevolgd zal worden via een beleidsgericht onderzoek.
2 Een gunstig ontwikkelingsperspectief
De instellingen zijn nu aan zet om de herstructurering verder invulling te geven binnen het eerder geformuleerde beleidskader en werk te maken van nog meer zicht op kwaliteit.
Het beleidskader voor het kunstonderwijs is met de inspanning van vele betrokkenen tot stand gekomen. Met de beleidsvoornemens in de nota's «Zicht op kwaliteit» en «Meer zicht op kwaliteit» is voortgebouwd op de beleidsbrieven van mijn voorganger en op de waardevolle adviezen van de Projectorganisatie Kunstvakonderwijs. In deze nota's en de navolgende parlementaire behandeling daarvan zijn de politiek-bestuurlijke kaders geschetst voor de herstructurering van het kunstonderwijs.
Met name de politiek-bestuurlijke keuze om de instellingen aan te spreken op het zelfstandig nemen van hun verantwoordelijkheid en geen samenwerking tussen hogescholen en opleidingen op te leggen, heeft een positief effect gehad.
Kwaliteit heeft in het formuleren van het beleidskader voor het kunstonderwijs verschillende dimensies gehad. Bij wijze van overzicht zal ik hierna de belangrijkste elementen noemen en daarbij ingaan op de huidige stand van zaken om de gemaakte voortgang sinds 1998 te onderstrepen.
a. Het opleidingenaanbod en opleidingskwalificaties
De hogescholen zullen vanaf het studiejaar 2002/2003 een transparanter opleidingenaanbod gaan verzorgen. Geïnspireerd door de beroepsprofielen die de projectorganisatie Kunstvakonderwijs heeft geformuleerd in samenspraak met de beroepspraktijk en de opleidingen hebben de instellingen gekozen voor een nieuwe indeling van opleidingen. Deze ordening biedt zowel voor de student als de beroepspraktijk meer helderheid.
Om de studenten meer inzicht te geven in de competenties die zij nodig hebben om zich in de beroepspraktijk een positie te kunnen verwerven, zullen de opleidingen aan het einde van 2001 opleidingskwalificaties vaststellen en vertalen in het onderwijsproces. Deze competenties zijn een onderwijskundige vertaling van de genoemde beroepsprofielen.
De HBO-raad heeft in het Bestuurlijk Overleg van 20 maart jl. aangegeven dat zij in het verlengde van de vast te stellen opleidingskwalificaties en competenties een voorstel zal doen voor de eisen die aan studenten moeten worden gesteld bij selectie en inschrijving in het kunstonderwijs. Sinds enkele jaren is via een instellingsoverstijgende ministeriële regeling meer helderheid gegeven over de eisen die instellingen moeten stellen bij de «selectie aan de poort».
In de vakinhoudelijke aanloop naar de initiële opleiding zijn de vooropleidingen muziek en dans van belang. Over de positie en betekenis van deze vooropleidingen in de komende jaren is in de nota «Zicht op kwaliteit» meer helderheid gegeven, die ook een wettelijk beslag zal krijgen.
Met deze ontwikkelingen is de onderwijskundige kwaliteit van de opleidingen zeer gebaat. De transparantie van het kunstonderwijs is hiermee bovendien fors toegenomen.
b. De gerichtheid op de omgeving
De gerichtheid van het kunstonderwijs op zijn culturele omgeving is bekend. Deze gerichtheid is de afgelopen jaren alleen maar toegenomen en kent verschillende vormen.
De beroepspraktijk laat zich in het kunstonderwijs met name horen via de docenten die vaak ook praktizerend kunstenaar zijn. Daarnaast is een convenant voorzien tussen de HBO-raad en de Federatie van Kunstenaarsverenigingen over structureel en inhoudelijk overleg tussen de opleidingen en het georganiseerde beroepenveld. Dit convenant zal een dezer maanden gesloten worden.
Het voortgezet onderwijs komt steeds meer in contact met het kunstonderwijs, met name bij de invoering van CKV 1 en 2, 3. De ontwikkeling van CKV en de invoering van ICT is ondersteund met verschillende maatregelen die in de nota's «Zicht op kwaliteit» en «Meer zicht op kwaliteit» zijn beschreven. Ik wil hier in elk geval het programma «Thinkquest uit de kunst» noemen.
De culturele diversiteit in de samenleving vertaalt zich steeds meer in de werving en selectie van kunstopleidingen. ECHO speelt bij het ontwikkelen van programma's gericht op de instroom en doorstroom van allochtonen in het kunstonderwijs een katalyserende en ondersteunende rol. Op basis van de voorstellen in de nota's «Zicht op kwaliteit» en «Meer zicht op kwaliteit» is hiervoor geld beschikbaar gesteld in de jaren 2000 tot en met 2003.
De externe gerichtheid van het kunstonderwijs is met deze ontwikkelingen verrijkt en verstevigd sinds 1998.
c. Visitaties en de kwaliteit van initiële opleidingen
Een van de meest essentiële ontwikkelingen de afgelopen jaren is dat de instellingen op mijn verzoek de visitaties voor de kunstopleidingen ter hand genomen hebben. Deze vorm van externe kwaliteitszorg heeft het kunstonderwijs de afgelopen jaren moeten ontberen, hetgeen zeker in een kwaliteitsbewuste sector als deze een gemis was.
In de afgelopen periode hebben de hogescholen voor de opleidingen muziek en dans zelfevaluaties opgesteld. De visitatiecommissies hebben bij de opleidingen bezoeken afgelegd om met studenten, docenten en management van gedachte te wisselen over de kwaliteit van de opleidingen.
De visitatiecommissies zijn breed samengesteld en bestaan onder meer uit personen die goed op de hoogte zijn van (ontwikkelingen binnen) het beroepenveld waarin de afgestudeerden van de te visiteren opleiding werkzaam zijn.
Het eindrapport van de visitatie van de opleiding dans verschijnt naar verwachting in oktober 2001. Dat van de visitatie muziek verschijnt in december 2001. In 2002 wordt het visitatierapport van de opleiding beeldende kunst en vormgeving verwacht.
d. De kwaliteit van voortgezette opleidingen
Ook de voortgezette kunstopleidingen en de voortgezette opleidingen bouwkunst zullen met de visitaties een kwaliteitsoordeel krijgen. Dit oordeel kan in samenhang gezien worden met (de aanzet voor) het artistieke oordeel dat de Raad voor Cultuur heeft gegeven over deze opleidingen. Dat gebeurde in het kader van de Cultuurnota 2001–2004. De Raad voor Cultuur heeft plannen voor bestaande en voor nieuwe opleidingen beoordeeld. Overeenkomstig het advies van de Raad zal vanaf 2002/2003 een aantal nieuwe voortgezette opleidingen starten, met name in de toegepaste kunsten zoals mode, choreografie, en nieuwe media.
Met het advies van de Raad voor Cultuur over de voortgezette kunstopleidingen is overigens enige verheldering gekomen in de relatie tot de werkplaatsen; de laatste zullen zich met name op de verdere scholing en ontwikkeling van meer ervaren kunstenaars gaan richten.
De voortgezette kunstopleidingen en voortgezette opleidingen bouwkunst zien hun positie ook in internationaal verband verhelderd. In de nota «Zicht op kwaliteit» heb ik voorgesteld om afgestudeerden van deze opleidingen de titel Master te geven; hiertoe zal binnen afzienbare tijd een wetswijziging worden voorgesteld. Het voornemen past in het kader dat de minister heeft geschetst in de nota «Naar een open hoger onderwijs».
e. De bedrijfseconomische stabiliteit
Om kwalitatief goed onderwijs te kunnen verzorgen dienen adequate bedrijfseconomische omstandigheden te bestaan.
Sinds 1998 is het financiële perspectief voor het kunstonderwijs fors verbeterd. Met het vervallen van een deel van de taakstelling op het kunstonderwijs waartoe het vorige kabinet besloten heeft, is een betere bedrijfseconomische uitgangspositie ontstaan. Daarnaast zijn middelen aan het kunstonderwijs toegevoegd vanwege een herziening in de bekostigingssystematiek van het overige hbo.
De omvang van de beschikbare middelen is relevant maar belangrijker nog is het hebben van een adequate bedrijfsvoering. De commissie Van Gelder stelt vast dat veel opleidingen nog een dilemma ervaren tussen het streven naar een sluitende exploitatie en vormgeving van de geambieerde kwaliteit van de opleidingen; deze constatering laat onverlet dat de instellingen sinds 1998 een aanmerkelijk bewustzijn hebben vertoond bij het maken van strategische en bedrijfseconomische keuzes.
Hogescholen hebben zich serieus beraden op hun onderwijskundige en kwalitatieve profiel en een positie gekozen zowel in het bestel als in relatie tot de culturele omgeving. De eigen hogeschool en opleiding waren daarbij niet het enige ijkpunt. Onderlinge verkenningen en samenspraak typeren het kunstonderwijs steeds meer dan het beeld van een versnipperd, zelfgeörienteerd veld. De invulling en de beoordeling van de herstructureringsplannen is hiervan een bewijs. De commissie Van Gelder heeft in dit verband een positieve rol vervuld.
Bestuurlijk gezekerde, met name regionale samenwerking tussen de instellingen en opleidingen krijgt daarbij vanuit de eigen verantwoordelijkheid van instellingen een stevige vorm; het spreekt aan dat daarbij onderwijskundige interessante perspectieven zoals de Rockacademie en de Dansacademie Lucia Marthas binnen het bestel een plaats kunnen krijgen.
Al met al is er sinds 1998 veel werk gemaakt van bestuurlijke samenwerking en het formuleren van een bedrijfseconomisch stabiele omgeving als basis voor kwalitatief hoogwaardig onderwijs.
Het onderwijs is er voor de studenten, dat mogen we niet vergeten. De studenten zijn gebaat bij kwalitatief hoogwaardig en transparant onderwijs, waarbij het ook mogelijk moet zijn om te kiezen.
Een belangrijke ontwikkeling om studenten deze keuzes te kunnen laten maken, en de hogescholen het belang van deze keuzes te laten ervaren ligt in de vernieuwing van de bekostigingssystematiek voor de kunstopleidingen. De hogescholen zelf hebben voor deze bekostigingssystematiek een voorstel gedaan met als ijkpunten kwaliteit en prestaties. Vanaf 2002 zal dit nieuwe bekostigingsmodel, vanzelfsprekend met een adequaat invoeringstraject, van toepassing worden. Het arrangement wordt vertaald in een aangepast Bekostigingsbesluit WHW.
De bekostigingssystematiek heeft de volgende kenmerken:
• de keuze van de student voor inschrijving bij een bepaalde opleiding is bepalend voor de omvang van de middelen die een hogeschool ontvangt, oftewel «voting with your feet» via bekostiging op het daadwerkelijk aantal ingeschreven studenten;
• de instelling wordt geprikkeld om een student binnen een gerede periode naar een getuigschrift te leiden, oftewel een bekostiging voor maximaal vier jaar met een diploma-opslag.
In de bekostiging van het kunstonderwijs zal voor de opleidingen muziek, dans en theater sprake zijn van een beperkte bekostigde opleidingscapaciteit. Met name vanwege ontwikkelingen in het beroepenveld zal er in beginsel geen bekostigingsfixus meer zijn voor de toegepaste beeldende kunst en voor de verwante lerarenopleidingen.
De aangehaalde te financieren opleidingscapaciteit zal over enkele jaren op haar merites beoordeeld moeten worden. De kwaliteit van de opleiding zal dan van groot belang zijn bij het herzien van de bekostigingsfixus.
h. De kwaliteit van het personeel
In de nota «Meer zicht op kwaliteit» is het voorstel gedaan om de kwaliteit van het personeel in het kunstonderwijs te stimuleren via de zogenoemde Kees van Dongenprijzen. Met de introductie van lectoren wordt ook een verhoging van de kwaliteit van het hbo-personeel beoogd. De middelen voor lectoren zijn bedoeld voor het gehele hbo, dus ook voor het kunstonderwijs. In de toekomst zal ik in samenspraak met de minister bezien of het opportuun is om bij de uitwerking van de lectoren in het kunstonderwijs het gedachtegoed van de Kees van Dongenprijzen nader invulling te geven.
Kwaliteit heeft vele gezichten en vaders. Ik wil vaststellen dat in de afgelopen jaren veel ten goede is gekeerd voor het kunstonderwijs. Wanneer de hogescholen hun verantwoordelijkheid blijven nemen zoals die nu genomen wordt, bestaat er een lokkend perspectief op een goede positie in het open hoger onderwijs dat de minister en ondergetekende voor ogen staat.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-25802-27.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.