25 802
Kunstvakonderwijs

nr. 24
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 28 september 2000

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen1 heeft op 13 september 2000 overleg gevoerd met staatssecretaris Van der Ploeg van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen over het kunstvakonderwijs. Hierbij kunnen in ieder geval de volgende documenten worden betrokken:

– de brief van de staatssecretaris d.d. 13 september 1999 inzake voorstellen herstructurering kunstonderwijs in Zicht op kwaliteit (25 802, nr. 18);

– de brief van de staatssecretaris d.d. 22 november 1999 inzake beoordeling voortgezette kunstopleidingen door de Raad voor cultuur (OCW-99–1197);

– de brief van de staatssecretaris d.d. 18 januari 2000 inzake studieduur van de opleiding muziek en van de lerarenopleidingen op het gebied van de kunst (25 802, nr. 20);

– de brief van de staatssecretaris d.d. 15 maart 2000 inzake regeling ondersteuning herstructurering kunstvakonderwijs HBO 2000–2004 (25 802, nr. 21);

– de brief van de staatssecretaris d.d. 29 mei 2000 ter aanbieding van de eerste reactie op het advies «Kwaliteit en continuïteit: de kunst van het kunstonderwijs» (OCW-00–677);

– de brief van de staatssecretaris d.d. 9 juni 2000 ter aanbieding van de beleidsnota «Meer zicht op kwaliteit» (25 802, nr. 22);

– de brief van de staatssecretaris d.d. 13 juli 2000 inzake de nota «Meer zicht op kwaliteit» (OCW-00–868);

– de brief van de staatssecretaris d.d. 17 juli 2000 inzake het deeladvies van de Raad voor cultuur over voortgezette opleidingen in het kunstonderwijs in verband met de Cultuurnota 2001–2004 (OCW-00–871).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissie

Mevrouw Visser-van Doorn (CDA) was over het algemeen tevreden over het beleid van de staatssecretaris op dit dossier, maar dat nam niet weg dat zij nog een aantal vragen had. Zo was zij gestuit op de zinsnede dat de niet-EU-taakstelling generiek zal worden verdeeld over de instellingen. Betekent dit dat de instellingen worden geconfronteerd met een bezuiniging?

De herstructureringsoperatie lijkt goed te verlopen. Over zes instellingen is positief geadviseerd en vijf geconditioneerd positief geadviseerde instellingen moeten uiterlijk 1 januari 2001 een herstructureringsplan indienen. De drie afgewezen instellingen krijgen geen subsidie voor 2000 en moeten voor 2001, uiterlijk voor 1 januari, een bijgesteld plan indienen. Waarom krijgen zij geen subsidie over 2000? Waarom zijn de daarvoor vrijgekomen gelden al verdeeld over andere instellingen?

Het blijft voor de CDA-fractie een punt van zorg dat de realisatie behoorlijk ingewikkeld is voor veel scholen. Bovendien verzuchten scholen dat zij de frictiemiddelen slechts ten dele krijgen. Op 24 juli jl. heeft het ministerie aan de scholen geschreven dat de zuinige aanpak moet doorgaan, hoewel er niet officieel bezuinigd wordt. Dat vond mevrouw Visser een nogal halfslachtig beleid. Als de bezuinigingen echt van de baan zijn, dan behoort de staatssecretaris zich niet te bemoeien met de interne zaken van de school. Waarom laat de staatssecretaris de scholen niet de vrijheid?

Een ander punt dat mevrouw Visser laakbaar vond, is dat de staatssecretaris weer een apart potje creëert voor speciale activiteiten, zoals de Kees van Dongenprijs. Het bedrag van 5 mln. is te klein om echt een goede opbrengst te genereren. Zij vond dat het bedrag daarvoor met ingang van het nieuwe bekostigingssysteem weer in het normale budget zou moeten vloeien. De staatssecretaris zou ook kunnen aansluiten bij het initiatief van minister Hermans, die het HBO heeft toegezegd dat voor 15 mln. lectoren kunnen worden aangesteld die vernieuwingen in gang kunnen zetten. Hetzelfde bezwaar had mevrouw Visser tegen de ICT-pot die de staatssecretaris creëert. Waarom sluit hij niet aan bij het brede ICT-project waarover op dit moment ook gesproken wordt?

De staatssecretaris heeft aangegeven dat de HBO-raad een onderzoek zal doen naar de arbeidsmarktsituatie. Mevrouw Visser had al eerder aangegeven dat zij bezorgd is over het aantal leraren in verband met het te verwachten resultaat van cultuur en school en andere belangrijke stimulerende projecten. Wil de staatssecretaris nadrukkelijk aandacht schenken aan de arbeidsmarktsituatie op de langere termijn?

Mevrouw Belinfante (PvdA) hoopte dat de staatssecretaris kans zou zien om voor het eind van deze kabinetsperiode de eindsprint in te zetten voor de herstructurering van het kunstvakonderwijs. Door de herstructurering moeten de mensen in het veld op een andere manier gaan denken en het merendeel van de instellingen is dat ook gelukt. Deze omschakeling is van groot belang om de eindsprint te kunnen halen. Eén zin uit het rapport van de commissie-Van Gelder maakte mevrouw Belinfante echter erg benauwd voor die eindsprint en dat was de zin dat geen enkele kunstvakopleiding zichzelf kan bedruipen, dat de multisectorale instellingen worden gefinancierd door andere opleidingen en dat de monosectorale instellingen langzaam afkoersen op een voortdurende inkrimping van hun mogelijkheden. Dat vond zij niet aanvaardbaar. Hoe kan er sprake zijn van een evenwichtige eindsprint als deze omstandigheden daaraan ten grondslag liggen?

Mevrouw Belinfante vond het de hoogste tijd om te kijken naar de bekostiging op werkelijke kosten van het kunstvakonderwijs. Er verandert sowieso al veel in de bekostiging van het HBO en dus ook in de bekostiging van het kunstvakonderwijs. Bij de behandeling van de Voorjaarsnota heeft de fractievoorzitter van de PvdA in tweede termijn gevraagd om in de begroting een nadere beschouwing te geven over de kostprijs van het wetenschappelijk onderwijs en het HBO, waarin begrepen de kostenstructuur per student van de dure opleidingen techniek en kunstvakonderwijs. Minister Zalm heeft toen toegezegd dat in de begroting te zullen verwerken. Mevrouw Belinfante had er begrip voor dat de staatssecretaris niet vooruit kon lopen op de begroting, maar zij wilde graag weten hoe het met deze toezegging van minister Zalm is gesteld. Welke rol speelt dit in de gesprekken met de HBO-raad over de bekostiging van het kunstvakonderwijs?

Mevrouw Belinfante was blij dat de taakstelling van 10 mln. van tafel is, maar zij was niet blij met de manier waarop het geld wordt ingezet. Het is niet de bedoeling van de moties geweest om die 10 mln. te gebruiken voor andere verplichtingen. Het bedrag van 10 mln. moet ten volle aan het kunstvakonderwijs ter beschikking komen en dat op een zo kort mogelijke termijn, teneinde het herstructureringsproces te kunnen afronden. Zij hechtte daar veel waarde aan omdat ook de frictiegelden zijn verlaagd van 41 mln. naar 21 mln. Welke effecten heeft deze verschuiving voor de instellingen? Wil de staatssecretaris zich niet bereid verklaren om de frictiegelden te verhogen?

Van drie instellingen zijn de herstructureringsplannen niet goedgekeurd. De PvdA-fractie is uiteraard van oordeel dat deze instellingen dezelfde balans tussen kwaliteit en bedrijfsvoering zullen moeten vinden als alle andere. Mevrouw Belinfante wees er in dit verband echter op dat de herstructureringsprocedure in de afgelopen jaren met veel moeite tot stand is gekomen en zij vond een strafmaatregel als het intrekken van subsidie niet het geëigende middel om daaraan een eind te maken. Is het juist dat de staatssecretaris nog voor het overleg met de Kamer het geld al aan de andere instellingen heeft uitgedeeld? Mevrouw Belinfante vond dat de instellingen, die nu geen kans krijgen voor 2000, die alsnog moeten krijgen en zeker voor 2001.

Tot slot had mevrouw Belinfante nog een aantal korte vragen. Wanneer denkt de staatssecretaris het systeem van visitatie, accreditatie en bekostiging voor vier jaar als eindresultaat voor een goede toekomst van het kunstvakonderwijs in te kunnen voeren? Welke overgangsregeling zal er van toepassing zijn? Is het mogelijk om opleidingen waarvoor op de arbeidsmarkt meer vraag dan aanbod is vrij te laten in het aannemen van studenten? Wat zijn de consequenties daarvan voor de eventuele bekostiging?

Voor de heer Nicolaï (VVD) zijn er twee toetsstenen bij de herstructureringsoperatie, te weten kwaliteitsbevordering – het tegengaan van versnippering – en het eigen karakter van het kunstvakonderwijs binnen het HBO. Hij stelde voorop dat de lijn in Meer zicht op kwaliteit de VVD-fractie aanspreekt, maar hij had nog wel een aantal twijfels. Hij stemde in met het proces van indirecte sturing, maar de vraag is wat de staatssecretaris kan doen als het tegenvalt. Hoe stuur je het proces wat betreft de hoge scholen? Hoe houdt de staatssecretaris dat in de gaten en hoe kan hij sanctioneren? Wat zijn de criteria om te beoordelen of er echt gebeurt wat vooraf werd gesteld? De heer Nicolaï betwijfelde of de staatssecretaris wel voldoende duidelijk kan maken wat er onder kwaliteit in het kunstvakonderwijs wordt verstaan.

De gelden voor herstructurering zijn niet verdeeld op basis van de kwaliteit van de instellingen, maar op basis van de kwaliteit van de herstructureringsplannen. Drie instellingen hebben vooralsnog geen geld gekregen voor dit jaar. De heer Nicolaï riep de staatssecretaris op om die instellingen ook voor dit jaar voor herstructureringsgelden in aanmerking te laten komen.

Een ander punt is de duur van de opleiding voor muziek. Vooralsnog wordt uitgegaan van een studieduur van vier jaar, maar er zijn landen die een opleiding van vijf jaar eisen als mensen daar aan de slag willen. Is het mogelijk om later alsnog een vijfjarige opleiding in te voeren? Wat is überhaupt de plek die het kunstvakonderwijs inneemt op het ministerie van OCW? De financiering van het kunstvakonderwijs valt onder Onderwijs, maar de Kamer overlegt met een staatssecretaris van Cultuur. De heer Nicolaï was bang dat het een beetje te versnipperd was. Waar ligt de grens?

De heer Nicolaï las in de tijdspaden allerlei onbegrijpelijke formuleringen over herijking van huisvestingsgelden. Wil de staatssecretaris toezeggen dat hij geen ingrijpende beslissingen neemt, zonder dat vooraf overleg met de Kamer heeft plaatsgevonden? Ook de heer Nicolaï was geschrokken van de zin dat geen hogeschool zichzelf kan bedruipen; ook de bedrijfsmatig goed functionerende hogescholen niet. Vindt de staatssecretaris dat een monosectorale opleiding als zodanig moet kunnen bestaan? En zo ja, hoe zit het dan met de financiering? Waarom wijst de staatssecretaris de suggestie van de commissie-Van Gelder af om na visitatie het bekostigingsniveau te heroverwegen? Waarom wijst hij het idee af om in sommige gevallen de fixus op te heffen als er geen arbeidsmarktproblemen zijn?

Tot slot ging de heer Nicolaï in op het punt van de 10 mln. De Kamer heeft er bij de staatssecretaris verschillende keren op aangedrongen dat de taakstelling van 10 mln. van tafel zou gaan. Bij nadere beschouwing blijkt dat echter hoogstens 5 mln. te zijn. Hij vond dat geen recht doen aan de wens van de Kamer. Hij juichte de goede doelen van de staatssecretaris wel toe, maar hij vond dat het niet ten koste mocht gaan van de gelden voor herstructurering.

Mevrouw Lambrechts (D66) vond dat de commissie-Van Gelder waardevolle aanbevelingen heeft gedaan. Dit heeft echter wel tot gevolg gehad dat drie instellingen geen herstructureringsgelden voor 2000 krijgen. Zij had sterk de indruk dat de staatssecretaris er geen rekening mee heeft gehouden dat ook deze instellingen de herstructurering moeten uitvoeren. Wil de staatssecretaris deze instellingen alsnog een kans geven om subsidie voor het jaar 2000 te verwerven?

Onder druk van de Kamer heeft de staatssecretaris de taakstelling van 10 mln. ongedaan gemaakt, maar hij zet dat geld nu in voor andere zaken, zoals de webwedstrijd en de Kees van Dongenprijs. Was er werkelijk geen mogelijkheid om daarvoor additionele financiering te vinden? De instellingen hebben dat geld broodnodig. Zij hebben zware financiële problemen die de stabiliteit van de opleidingen op termijn bedreigen.

De afspraak was oorspronkelijk dat de plannen voor vier jaar zouden gelden, maar inmiddels gelden ze nog maar voor twee jaar. Daarmee wordt de toekomst van de instellingen onzeker. Wil de staatssecretaris zo snel mogelijk een breder perspectief schetsen voor de jaren na 2002, ook in financiële zin? Wil de staatssecretaris dat koppelen aan een visie op de herstructurering en monosectorale opleidingen? Waarom heeft de Kamer geen goed financieel overzicht van al dat geschuif met die potten gekregen?

Uit de monitor van de HBO-opleidingen en uit opmerkingen van de commissie-Van Gelder blijkt dat er bij een aantal opleidingen, waaronder die voor de leraren kunstzinnige vorming, eerder sprake is van een tekort aan afgestudeerden dan van een overschot. Is het niet verstandig om voor die opleidingen te denken aan een uitbreiding van de fixus?

Ook mevrouw Lambrechts vroeg de staatssecretaris om meer openheid van zaken te geven over de toekomst van de opleidingen. Waarom is het zover gekomen dat er maar zo'n beperkt toekomstperspectief is, ook in financieel opzicht? Wil de staatssecretaris wat betreft de systematiek van de kunstvakopleidingen zoveel mogelijk aanhaken bij de systematiek die geldt voor de rest van het hoger onderwijs? Het vergroot de transparantie in het onderwijs en dat is in ieders belang, ook in het belang van de kunstvakopleidingen.

Het laatste punt betrof de erkenning van de bijzondere kwaliteit in de bekostiging van de initiële opleiding. Mevrouw Lambrechts wilde dat de staatssecretaris afraden. Zij zag meer in aan de student gerelateerde bekostiging, bekostiging naar aantallen studenten. De instellingen moeten de kans krijgen om zich te verbeteren. Via het instrument van het zichtbaar maken van kwaliteit zullen de studenten automatisch de opleidingen kiezen die goed bekend staan, waarmee die opleidingen weer extra middelen genereren. Zij vond dat beter dan er een commissie tussen te schuiven. Voor de postdoctorale opleidingen zou de combinatie met de cultuursector meer benadrukt kunnen worden. Daar zou de Raad voor cultuur ook een rol in kunnen spelen.

Antwoord van de staatssecretaris

De staatssecretaris haakte aan bij de opmerkingen over het doel van de herstructurering, namelijk kwaliteitsbevordering en tegengaan van versnippering. Hij wees er in dat verband op dat de nota's niet voor niets Zicht op kwaliteit en Meer zicht op kwaliteit heten. In zijn visie zou de beoordeling van de artistieke kwaliteit een grotere rol moeten spelen. De staatssecretaris wilde de komende jaren veel aandacht besteden aan kwaliteitsbevordering in het kunstvakonderwijs, maar dat wel met respect voor de heersende onderwijstradities. De tijd is rijp voor meer differentiatie in het onderwijs. In dat kader past ook de discussie over de duur van de opleidingen, zoals de muziekopleiding. De staatssecretaris wil nu niet de kosten voor een vijfjarige muziekopleiding op zich nemen, maar hij sluit niet uit dat op termijn de discussie over de duur van de opleidingen in het licht van de bredere discussie over differentiatie in het hoger onderwijs, weer terugkomt.

De doelstelling van de commissie-Van Gelder was niet om de instellingen op artistieke kwaliteit te beoordelen. De commissie heeft getoetst of instellingen een perspectief konden bieden op een hoogwaardig kwalitatief en transparant onderwijs gegeven een goed bedrijfseconomisch en beheersmatig fundament. De commissie heeft vastgesteld dat de hogescholen zich daarop aangesproken voelen en dat ze in overwegende mate invulling geven aan de herstructurering van het kunstvakonderwijs. Ze nemen de kaders in de nota Zicht op kwaliteit ook als uitgangspunt. Soms moeten ze alleen nog een beetje wennen aan deze nieuwe manier van werken. Door de herstructurering nemen de instellingen zelf maatregelen met het oog op een meerjarig perspectief. In dit verband kan ook de vraag over het al dan niet zelfstandig voortbestaan van de instellingen aan de orde komen. De staatssecretaris kon zich voorstellen dat sommige monosectorale instellingen hun zaken zo goed op orde hebben dat ze zelfstandig kunnen blijven voortbestaan. De vraag is alleen of dat verstandig is. De bekostiging is op zichzelf voldoende. Vaak zijn er echter efficiencyvoordelen te behalen in een grotere instelling en soms is er sprake van kruissubsidies.

Met betrekking tot de taakstelling van 10 mln. wees de staatssecretaris erop dat hij de moties van de Kamer heeft uitgevoerd. Daarnaast is er nog extra geld bij gekomen. In de begroting 2001 wordt 3,5 mln. toegevoegd voor het kunstonderwijs en dan is er nog 4,5 mln. bij gekomen vanwege een herziening in de HBO-bekostiging. Er is dus in totaal 8 mln. extra bij gekomen. Dat is voldoende voor de kwaliteitsimpuls van 5 mln. en de niet-EU-taakstelling. De staatssecretaris realiseerde zich echter dat de presentatie van de cijfers niet optimaal is geweest. Oorzaak hiervan is dat genoemde bedragen pas in de begroting 2001 zullen worden gepresenteerd. De staatssecretaris zegde toe dat hij na de presentatie van de begroting de Kamer alsnog een brief zou sturen waarin hij een duidelijk financieel overzicht zou geven.

De commissie-Van Gelder heeft de herstructureringsplannen van een drietal instellingen afgewezen. Twee daarvan hebben formeel bezwaar aangetekend tegen het besluit dat de staatssecretaris daarop heeft gebaseerd. Dat was voor de staatssecretaris reden om er niet veel over te zeggen. Wel merkte hij op dat deze instellingen alsnog een kans krijgen om een goed herstructureringsplan in te dienen voor 2001. Het geld voor 2000 is al vergeven, maar de staatssecretaris wees erop dat hij zich coulant heeft opgesteld door deze instellingen in de gelegenheid te stellen om een plan in te dienen voor 2001. Vanuit het oogpunt van horizontale rechtvaardigheid voelde de staatssecretaris er niet veel voor om de instellingen alsnog in aanmerking te laten komen voor de gelden die zijn bestemd voor 2000. Hij wilde een bestaande procedure niet halverwege de rit veranderen. Het gaat ook om de betrouwbaarheid van het openbaar bestuur. Bovendien gaat het hier om incidenteel geld; de levensvatbaarheid van de instellingen hangt er niet van af. Uit de reacties maakte de staatssecretaris echter op dat de Kamer het op prijs zou stellen als de drie instellingen alsnog een herkansing krijgen. Hij stelde daarom voor om in een brief aan de Kamer een creatief voorstel te doen om die instellingen voor maximaal de helft van het voor hen oorspronkelijk bestemde budget voor 2000 alsnog tegemoet te komen. Hij wees erop dat hij dat eerst nog juridisch wilde laten toetsen en dat de instellingen uiteraard wel met een goed nieuw herstructureringsplan moeten komen.

Vooral voor kunstvakopleidingen is een fixus belangrijk. Doel is om de studenten zo goed mogelijk op te leiden, wat tot gevolg heeft dat de instroommogelijkheden beperkt zijn. De staatssecretaris had nog geen reactie gehad van de instellingen op zijn verzoek om de instroom van de lerarenopleiding ruim te houden. Het is op dit moment van belang dat er voldoende aanwas is van docenten voor CKV-vakken. De hogescholen zullen een onderzoek doen naar de arbeidsmarktsituatie van deze opleiding, waarna de fixus heroverwogen kan worden. De staatssecretaris verwachtte echter dat het nog wel een aantal jaren zou duren voordat dit onderzoek het licht zou zien. De staatssecretaris wilde desgevraagd nagaan of het mogelijk is om voor een aantal van de lerarenopleidingen op het gebied van de kunst – met name de eerstegraads beeldende vakken – de fixus te verruimen of zelfs helemaal te laten vervallen. Hij wilde echter vermijden dat er een varkenscyclus zou ontstaan.

In het hoger onderwijs is er een belangrijke rol weggelegd voor de raden van toezicht. Zij zullen de voortgang van de herstructurering bewaken. Dat is geen vrijblijvende taak. Via beleidsgericht onderzoek zullen de verdere ontwikkelingen bovendien in de gaten gehouden worden. De criteria daarvoor liggen besloten in een aantal van deze nota's en voorts geeft de toets van de commissie-Van Gelder een goed kader.

Nadere gedachtewisseling

Mevrouw Belinfante (PvdA) kon zich voorstellen dat de staatssecretaris nog niets kon zeggen over de eindsprint en de termijnen die de staatssecretaris in dit verband verwacht en vroeg hem daar in een brief nader op in te gaan. Zij vond het van wezenlijk belang dat het eindtraject zo langzamerhand in zicht komt.

Mevrouw Belinfante vond het zorgelijk dat er pas over vier jaar gekeken kan worden of er een uitbreiding van de fixus kan komen voor een aantal kunstvakopleidingen. Er zijn instellingen die zich op een veel commerciëler manier manifesteren en in haar optiek creëerde staatssecretaris daarmee een oneerlijke marktpositie voor een aantal andere instellingen. Hoe denkt de staatssecretaris dat op te lossen?

Mevrouw Visser-van Doorn (CDA) was blij met de brief die de staatssecretaris had toegezegd, met name wat betreft de financiën. Zij was vanuit het oogpunt van horizontale rechtvaardigheid in principe geen voorstander van extra budgetten voor die drie instellingen, maar zij wachtte af met welk voorstel de staatssecretaris in de brief zou komen.

Mevrouw Lambrechts (D66) plaatste nog wat kanttekeningen bij het toekomstperspectief voor de opleidingen. In wezen is het perspectief voor een periode van vier jaar vervangen door een perspectief voor twee jaar. Zij vroeg de staatssecretaris op korte termijn te komen met een perspectief dat verder gaat dan het bekostigen van deze herstructurering. Dat was ook een van de aanbevelingen van de commissie-Van Gelder. Zij vroeg de staatssecretaris om in ieder geval een richting aan te geven, waarbij zaken als kwaliteit en het voortbestaan van de monosectorale opleidingen aan de orde komen.

De heer Nicolaï (VVD) wilde nog graag een antwoord op de vraag hoe de staatssecretaris de conclusie van de commissie-Van Gelder waardeert dat de monosectorale opleidingen niet op eigen benen kunnen staan.

De staatssecretaris bespeurde bij de Kamer een dringende behoefte aan een meerjarenperspectief en hij zegde toe dat hij daar in de brief nader op in zou gaan. Hij verwachtte dat het kunstonderwijs in de komende tijd een grote bloei zou doormaken. Er is een grote vraag naar toegepaste kunstenaars, met name door de nieuwe media. Als de fixus voor de opleidingen toegepast-beeldend worden losgelaten kunnen de studentenaantallen stijgen en dus ook de budgetten voor het kunstvakonderwijs. Over de kwestie van het loslaten van de fixus wilde de staatssecretaris echter niet beslissen voordat er een gedegen onderzoek is.

De commissie-Van Gelder heeft vastgesteld dat het financiële beheer in het kunstvakonderwijs over de hele linie zwak is. Doordat er inmiddels extra geld bij is gekomen, verwachtte de staatssecretaris dat een aantal knelpunten zou worden opgelost. Hij wees er in dit verband nog op dat de instellingen zelf ook een opdracht hebben om binnen de kaders van die begroting een normale bedrijfsvoering te hebben. Goed financieel beheer lost ook een aantal problemen op. Hoe dan ook, het kunstvakonderwijs krijgt alle kansen om zichzelf te ontplooien.

De motie-Melkert betrof onder andere de prijs van de technische opleidingen. De staatssecretaris verwees de Kamer op dat punt naar de rijksbegroting voor 2001. Daarin is in eerste aanzet recht gedaan aan de toezegging van de minister van Financiën.

De voorzitter van de commissie,

Van der Hoeven

De griffier van de commissie,

Coenen


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Schutte (RPF/GPV), Van der Vlies (SGP), Van de Camp (CDA), Van der Hoeven (CDA), voorzitter, Rabbae (GroenLinks), Lambrechts (D66), Dittrich (D66), Cornielje (VVD), De Vries (VVD), Dijksma (PvdA), Cherribi (VVD), Rehwinkel (PvdA), ondervoorzitter, Passtoors (VVD), Wagenaar (PvdA), Belinfante (PvdA), Kortram (PvdA), Ross-van Dorp (CDA), Hamer (PvdA), Nicolaï (VVD), Van Bommel (SP), Barth (PvdA), Halsema (GroenLinks), Örgü (VVD), Wijn (CDA), Eurlings (CDA).

Plv. leden: Stellingwerf (RPF/GPV), Schimmel (D66), Mosterd (CDA), Atsma (CDA), Harrewijn (GroenLinks), Bakker (D66), Ravestein (D66), E. Meijer (VVD), Van Baalen (VVD), Valk (PvdA), Udo (VVD), Van der Hoek (PvdA), Blok (VVD), De Cloe (PvdA), Gortzak (PvdA), Molenaar (PvdA), Schreijer-Pierik (CDA), Spoelman (PvdA), Voûte-Droste (VVD), Poppe (SP), Arib (PvdA), Vendrik (GroenLinks), Rijpstra (VVD), Verhagen (CDA), Visser-van Doorn (CDA).

Naar boven