nr. 13
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAPPEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Zoetermeer, 15 juli 1999
Bij brief van 17 juni 1999 heeft de Raad voor Cultuur mij advies gegeven
over het kunstvakonderwijs (ond-99 316/2). Dit advies is door de Raad
rechtstreeks aan de Tweede Kamer gestuurd. In het advies is een aantal waardevolle
opmerkingen gemaakt waarmee ik mij in hoofdlijnen gesteund voel in de voorstellen
die ik in de nota Zicht op Kwaliteit (25 802, nr. 12) heb geformuleerd.
In deze nota is mijn beleidsreactie geformuleerd op het eindrapport van de
Projectorganisatie Kunstvakonderwijs. Ik zie in het advies van de Raad voor
Cultuur geen aanleiding om mijn voorstellen aan te passen. Het advies bevat
een aantal nuttige elementen voor de verdere uitwerking van de hervorming
van het kunstonderwijs. Voor de volgende punten vraag ik bijzondere aandacht.
De Raad benadrukt in algemene zin het belang van de beroepsprofielen en
startkwalificaties die de projectorganisatie heeft aangereikt, maar vraagt
ruimte voor inhoudelijke differentiatie. Daarmee kan ik instemmen en ik ga
er vanuit dat de hogescholen bij het vormgeven van het kwalificatiestelsel
de opmerkingen van de Raad voor Cultuur ter harte nemen, zoals dat ook geldt
voor de betreffende opmerkingen van de Onderwijsraad over onder meer de breedte
van opleidingen. De instellingen hebben in het overleg met de HBO-raad aangegeven
een transparant onderwijsaanbod vorm te zullen geven. Mede op basis van de
beroepsprofielen die de projectorganisatie heeft aangedragen zullen allereerst
opleidingen en differentiaties worden benoemd om op te nemen in het CROHO.
Vervolgens worden opleidingskwalificaties vastgesteld, dit alles in lijn met
het Stramien opleidingskwalificaties van de HBO-raad waar ook in het advies
van de Onderwijsraad naar is verwezen.
De Raad benadrukt het belang van samenwerking op basis van disciplinaire
en inhoudelijk verwantschap boven opgelegde regionale samenwerkingsverbanden
omwille van bestuurlijke overzichtelijkheid. Zij maakt daarbij behartigenswaardige
opmerkingen over de samenwerking met onderwijs- en cultuurinstellingen.
Instellingen kunnen deze suggesties meenemen in de herstructureringsplannen
die zij conform afspraak met de HBO-raad voor 1 januari 2000 zullen opstellen
als uitdrukking van de verantwoordelijkheid die zij willen nemen voor verdergaande
samenwerking, profilering en concentratie van opleidingen alsmede voor een
vernieuwd perspectief voor studenten op brede opleidingen en flexibele leerwegen.
Met inachtneming van de uitkomsten van het beoogde nota-overleg met de Tweede
Kamer op 6 september a.s. streef ik ernaar om nog in oktober een regeling
vast te stellen op basis waarvan de herstructureringsmiddelen definitief toegekend
kunnen worden. De basis voor deze regeling is gegeven met paragraaf 7.3
van de nota Zicht op kwaliteit.
In mijn nota Zicht op kwaliteit heb ik aangegeven zeer terughoudend te
staan tegenover studieduurverlenging. Het advies van de Raad voor Cultuur
draagt in dat verband geen harde indicaties aan om mijn standpunt terzake
te herzien en om voor de studieduur van muziek en de lerarenopleiding in het
bijzonder een uitzondering te maken. In het hoger onderwijs is een discussie
gaande over het bachelor-master stelsel. In deze context is een vijfjarige
initiële opleiding ongewenst, maar is tegen vijfjarige scholing op zich
zelf geen bezwaar. Dit kan leiden tot een meer gedifferentieerd denken over
studieduur, waarbij de financiële kaders uiteraard niet uit oog zullen
worden verloren. Ook de Onderwijsraad behandelt dit onderwerp in haar advies.
De Onderwijsraad merkt op dat in de eindrapportage van de projectorganisatie
onderwijskundige argumenten gemist worden voor studieduurverlenging. Vijfjarige
scholing is goed mogelijk door een vierjarige initiële opleiding te combineren
met bijvoorbeeld een éénjarige vervolgopleiding. Mede in het
perspectief van de discussie over het bachelor-master stelsel heb ik overigens
in de nota voorgesteld om de afgestudeerden van de voortgezette opleidingen
in de gelegenheid te stellen om de titel master te gebruiken.
Ik neem kennis van de opmerkingen over docentenopleidingen; mede gelet
op de uitspraken over de betekenis van gegradeerde opleidingen tijdens de
behandeling in uw kamer van de nota Maatwerk voor Morgen acht ik verregaande
stappen in lijn met het advies van de Raad voor Cultuur nu niet opportuun.
Betreffende de relatie tussen de voortgezette opleidingen en de cultuurwerkplaatsen
heb ik in de Nota Zicht op kwaliteit de intentie uitgesproken dat de Raad
voor Cultuur beide groepen voorzieningen zal beoordelen.
De Projectorganisatie Kunstvakonderwijs heeft belangrijk werk verricht.
De instellingen kunnen voortbouwen op de beroepsprofielen die de projectorganisatie
heeft aangedragen en de analyses die zijn gemaakt van de ontwikkelingen in
dit domein. De instellingen zijn primair aan zet. De HBO-raad heeft de eerste
activiteiten ondernomen om invulling te geven aan de gemaakte afspraken. Zo
is het visitatieproces voor de opleiding muziek in gang gezet en zijn voorbereidingen
getroffen om het kwalificatiestelsel invulling te geven. Om de samenhang en
samenhang te bevorderen tussen de activiteiten die van de instellingen, HBO-raad,
beroepspraktijk en overheid verwacht worden wordt gezocht naar een lichte
vorm van regie waarbij de verschillende activiteiten gemonitord worden en
op elkaar afgestemd.
Indien zich in de maanden tot de behandeling van de nota nadere ontwikkelingen
voordoen, dan zal ik u daarover nader informeren.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,
F. van der Ploeg