25 802
Kunstvakonderwijs

nr. 10
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAPPEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Zoetermeer, 10 mei 1999

Bijgevoegd treft u het eindrapport aan van de Projectorganisatie Kunstvakonderwijs «Beroep Kunstenaar: voorstellen voor inhoud en organisatie van het kunstvakonderwijs in Nederland».1 Mede ingevolge een motie daartoe van de Tweede Kamer is in 1996 en 1997 gewerkt aan een beleidskader dat de projectorganisatie nu meer handen en voeten heeft gegeven. Vertrekpunt voor de projectorganisatie was het Plan van Aanpak Kunstvakonderwijs van december 1997. Via diverse rapportages bent u geïnformeerd over de voortgang in de werkzaamheden van de projectorganisatie, laatstelijk bij brief van 31 maart 1999 (Tweede Kamer, 1998–1999, 25 802, nr. 7). Ik bied u hierbij het eindrapport van de projectorganisatie aan en ga kort in op mijn eerste bevindingen.

Het eindrapport bevat een groot aantal aandachtspunten en aanbevelingen die nadere overweging en uitwerking behoeven, waarbij de projectorganisatie zowel de onderwijsinstellingen, de beroepspraktijk als de overheid aanspreekt. Deze aanbevelingen bieden een goede basis voor overleg over de herstructurering van het kunstonderwijs in het hbo.

Met de projectorganisatie ben ik van mening dat de ontwikkelingen in de omgeving van de kunstopleidingen van groot belang zijn voor deze sector. Het is goed van buiten naar binnen te redeneren. Van de algemene maatschappelijke ontwikkelingen acht ik zelf met name de wijzigende samenstelling van de bevolking en daarmee van de onderwijsvragenden van groot belang: specifieke aandacht voor culturele diversiteit en allochtonen is ook bij de kunstopleidingen gewenst. Op het specifieke domein van de kunst valt met name op dat van de kunstenaars een steeds bredere inzet wordt verwacht, waarbij synergie van verschillende disciplines steeds meer voorkomt. Alleen al hierom zal er aandacht moeten zijn voor de permanente educatie (bij- en nascholing) van kunstenaars. Als essentiële ontwikkeling voor de leraren op het gebied van de kunst noem ik met name de introductie van het vak Culturele en Kunstzinnige Vorming (CKV).

Deze ontwikkelingen doen een groot beroep op de kunstopleidingen in het hbo. De student moet keuzes kunnen maken en moet de mogelijkheid krijgen die te realiseren bij de eigen of een gelieerde instelling. Ook daarvoor is een meer transparant en doelmatig onderwijsaanbod nodig. Het is essentieel om de versnippering van opleidingen en differentiaties tegen te gaan door schaalvoordelen beter te benutten. Het past daarbij dat hogescholen zich specialiseren en profileren. Daarmee samenhangende efficiencyverbeteringen kunnen wellicht worden gerealiseerd via regionale samenwerkingsverbanden.

Een vlotte invoering van de onderwijskundige voorstellen zou veel aandacht moeten krijgen. Om de instelling en student een beter beeld te geven van het onderwijsaanbod is een spoedige kwalitatieve toetsing van de opleidingen gewenst. Het eindrapport van de projectorganisatie bevat geen instellings- en opleidingsspecifieke uitspraken over de huidige kwaliteit gegeven het beschikbare budget. Het is nu nodig en mogelijk om te beginnen met visitaties. De ontwikkelingen in de beroepspraktijk vertaald in de beroepsprofielen, zijn een nuttig vertrekpunt voor een referentiekader bij deze toetsing. Dit met inachtneming van de voortdurende dynamiek van de beroepspraktijk. Dat elke momentopname in dit verband zijn beperkingen kent, hoeft niet te betekenen dat nu geen stappen gezet kunnen worden.

De projectorganisatie herbevestigt het belang van heldere selectiecriteria en een bijbehorend minimumniveau per opleiding. Ik zal dit meenemen bij de besluitvorming over de Regeling aanvullende eisen kunstvakonderwijs.

Om de studenten al in de opleiding indringend met de beroepspraktijk in aanraking te brengen, wil ik bezien of ook bij deze opleidingen duale trajecten ondersteund kunnen worden. De betreffende hogescholen kunnen een grotere plaats innemen in de culturele infrastructuur en verbindingen aangaan met culturele instellingen. Daar immers wordt de beroepspraktijk uitgeoefend. Mede gelet op de wens tot hogere kwaliteit van de afgestudeerden en wellicht ook de situatie op de arbeidsmarkt, zal een uitspraak gedaan worden over mogelijke limitering van de instroom. Een onderscheid tussen opleidingen op het gebied van de kunst en lerarenopleidingen op dat gebied ligt in de rede gelet op de voorstellen over lerarentekorten en opleidingen in de nota Maatwerk voor Morgen.

De projectorganisatie gaat uitgebreid in op de rol van diverse betrokken partijen en de instrumentatie daarvan. Een belangrijk deel van de aanbevelingen is daarbij aan de hogescholen gericht. Zelf zal ik me in elk geval beraden op de bekostigingssystematiek en de opleidingenplanning. De suggestie van de projectorganisatie om de opleidingen te beoordelen en in beperkte mate te bekostigen op kwaliteit en bijzondere prestaties zal ik daarbij serieus in overweging nemen. Dat geldt met name voor de voorzieningen voor uitzonderlijk talent en voor onderzoek en experiment.

De projectorganisatie geeft geen financiële onderbouwing voor haar voorstellen die wel een aantal nieuwe prioriteiten bevatten. De bekostiging zal echter moeten passen binnen het bekende financiële kader. Voor de herstructurering is naast dit beschikbare reguliere budget nog eens ca extra Mf 45 beschikbaar (frictiegelden). Van de Mf 50 die de projectorganisatie noemt is een deel reeds ingezet voor voorbereiding van de herstructurering en benut in verband met de gerealiseerde bezuinigingen.

Over deze en andere punten zal ik de komende weken met de HBO-raad van gedachten wisselen. De hamvraag aan de instellingen is natuurlijk hoe zij de uitdagingen willen oppakken die het rapport van de projectorganisatie hen stelt. Ik zal u over dit overleg rapporteren en u mijn voorstellen voorleggen. Bij het uitwerken van mijn reactie zal ik de gedachteontwikkeling in verband met het HOOP 2000 en de Cultuurnota 2001–2004 betrekken. Tevens zal ik de voorstellen in de nota Maatwerk voor morgen meenemen. Tot slot wijs ik op het gevraagde gezamenlijk advies van de Onderwijsraad en Raad van Cultuur dat ik nog deze maand verwacht.

In juni zal ik mijn standpunt over de herstructurering van de kunstopleidingen in het hbo aan u aanbieden, om deze zo mogelijk nog voor het zomerreces met u te bespreken.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

F. van der Ploeg


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

Naar boven