25 800
Luchtverdedigings- en commandofregatten

nr. 12
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 11 juni 2004

De vaste commissie voor Defensie1 heeft een aantal vragen voorgelegd aan de staatssecretaris van Defensie over de brief d.d. 8 april 2004 houdende de zevende jaarrapportage van het project Luchtverdedigings- en Commandofregatten (kamerstuk 25 800, nr. 11).

De staatssecretaris heeft deze vragen beantwoord bij brief van 11 juni 2004.

Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,

Albayrak

De adjunct-griffier van de commissie,

Kok

1 en 2

Hoe groot is het projectrisico voor wat betreft het deelsysteem Sirius, op welke manier wordt rekening gehouden met dit risico en zijn er gevolgen voor de operationele inzet als er vertraging optreedt?

Hoe groot is het projectrisico bij de nog lopende besprekingen met Canada over de inrichting van het productieproces ten aanzien van de Sirius?

Door de succesvolle beproevingen is het resterend projectrisico van het deelsysteem Sirius gerelateerd aan de coördinatie met Canada over de verwerving. Dit risico wordt als beperkt ingeschat. Omdat het Siriussysteem een aanvulling is op een (passieve) infraroodsensor op de (actieve) radarsensoren, betekent een latere levering niet dat een LCF operationeel niet inzetbaar is. Het betekent wel dat het geïntegreerde luchtverdedigingssysteem nog niet geheel is voltooid, waardoor er beperkingen zijn in luchtverdedigingscapaciteiten.

Indien de besprekingen met Canada niet tot gewenste resultaat leiden, bestaat de mogelijkheid om het Siriussysteem zonder internationale samenwerking te verwerven. Dit leidt naar verwachting wel tot extra kosten vanwege een kleinere seriegrootte.

3

In de Novemberbrief (Kamerstuk 29 200 X, nr. 4) is aangegeven dat de Luchtverdedigings- en Commandofregatten (LCF) reeds beschikken over lanceervoorzieningen die geschikt gemaakt kunnen worden voor het lanceren van kruisvluchtwapens. Om welke lanceerinrichtingen gaat het dan en welk type wapens zou dan eventueel plaats moeten maken voor kruisvluchtwapens? Kan de oorspronkelijke functie van die lanceerinrichtingen ook weer snel worden gereactiveerd?

Het betreft het «vertical launching system Mk-41». Door het aanbrengen van een aantal voorzieningen kan dit systeem worden uitgebreid, zodat naast het «standard missile-2» en het «evolved sea sparrow missile» ook kruisvluchtwapens kunnen worden gelanceerd.

4

Wat valt thans te melden over de optie, die wordt genoemd in de Novemberbrief, om maritieme systemen tegen ballistische raketten aan boord van de LCF te plaatsen? Is hiervoor vrije ruimte aanwezig of moeten zonodig andere systemen daarvoor wijken? Zo ja, welke? Valt thans reeds meer te melden over de studie die hierover samen met Duitsland wordt uitgevoerd?

Het is mogelijk maritieme systemen tegen ballistische raketten aan boord van het LCF te plaatsen zonder dat andere systemen hiervoor hoeven te wijken. Naast plaatsing van de maritieme systemen dienen de bestaande systemen van het LCF dan voornamelijk op het gebied van de software (het «combat management system» en de sensoren) te worden aangepast.

In november 2003 is de eerste fase van een Duits-Nederlands haalbaarheidsonderzoek voltooid. Naast het hierboven genoemde inzicht, heeft dit onderzoek het inzicht opgeleverd dat de (aangepaste) sensorcapaciteit van het LCF in een gekoppeld luchtverdedigingsnetwerk, nationaal en internationaal, een significante bijdrage kan leveren aan de vroegtijdige waarschuwing van een landgebonden onderscheppingscapaciteit voor ballistische raketten.

De tweede fase van het Nederlands-Duitse haalbaarheidsonderzoek loopt tot eind 2006, en richt zich op de mogelijke aanpassing van de SMART-L radar. Deze radar moet een vroegtijdige detectie van een ballistische raket mogelijk maken.

5 en 6

Wat zijn concreet de (operationele en financiële) risico's van verdere vertraging in het Anti air warfare (AAW-)segment?

Hoe groot is het projectrisico dat is verbonden aan het nog niet voltooid zijn van de vuurleidingssoftware in het kader van het AAW-segment?

De definitieve vuurleidingsoftware wordt naar verwachting in 2004 opgeleverd, waarmee de ontwikkeling van het AAW-segment zal zijn voltooid. Latere oplevering kan gevolgen hebben voor de operationele inzetbaarheid van het eerste LCF in 2005. Aangezien de lanceringen met de initiële software vanaf het LCF-1 in november 2003 succesvol zijn verlopen, wordt het resterende projectrisico als beperkt ingeschat. Op korte termijn zal een contractwijziging voor de ontwikkeling van het AAW-segment worden getekend. Hierin is het tijdschema, waarvan in de jaarrapportage sprake is, opgenomen.

7 en 9

Is er, vanwege het risico betreffende beschikbaarheid van personeel, sprake van verminderde inzet van de LCF dan beoogd en zo nee, kan de regering dit nader toelichten?

Gemeld wordt dat als gevolg van het reorganisatietraject bij Defensie in de toekomst wellicht niet meer ten volle beschikt kan worden over de benodigde kennis en capaciteit. Over welke kennis en capaciteit gaat het dan (bij het materieelverwervingsproces of bij het varend personeel, etc.)? Waarom wordt in een brief aan de Kamer vooruitgelopen op een situatie waarbij zo nodig «knelpunten tijdig aan het kerndepartement (zullen) worden voorgelegd»?

Met dit projectrisico wordt gedoeld op de beschikbaarheid van het personeel dat nodig is voor de realisatie van het project en niet op de beschikbaarheid van het varende personeel. Vanwege de reorganisatie kan in de toekomst mogelijk niet meer ten volle worden beschikt over de benodigde kennis en capaciteit bij vooral het Marinebedrijf en de technische afdelingen van de Directie Materieel Koninklijke marine. Aangezien dit een realisatierisico betreft, is dit mede na overleg met de Auditdienst opgenomen in de jaarrapportage. De mededeling dat knelpunten tijdig aan het kerndepartement worden voorgelegd, is in de rapportage opgenomen om te laten zien hoe deze realisatierisico's worden beheerst.

8

Kan conform aanwijzing B1 van de aanwijzingen voor de financiële informatie uit de procedureregeling grote projecten, de daarin voorgeschreven informatie op totaalniveau in de jaarrapportage zelf openbaar beschikbaar worden gesteld?

Om de belangen van de Staat en de belangen van deelnemende leveranciers te beschermen, wordt deze informatie als vertrouwelijk aangemerkt. Openbaarheid die verder gaat dan die in het openbare deel van de jaarrapportage, geeft leveranciers bijvoorbeeld inzicht in beschikbare middelen waardoor de belangen van de Staat kunnen worden geschaad.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: De Vries (PvdA), Bakker (D66), Koenders (PvdA), Van Beek (VVD), Karimi (GL), Timmermans (PvdA), Van Bommel (SP), Albayrak (PvdA), voorzitter, Wilders (VVD), Balemans (VVD), Van Baalen (VVD), Snijder-Hazelhoff (VVD), Van Winsen (CDA), Van den Brink (LPF), Mastwijk (CDA), Herben (LPF), ondervoorzitter, Duyvendak (GL), Kortenhorst (CDA), Huizinga-Heringa (CU), Van Velzen (SP), Algra (CDA), Haverkamp (CDA), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), Straub (PvdA), Blom (PvdA), Eijsink (PvdA) en Brinkel (CDA).

Plv. leden: Van Dam (PvdA), Lambrechts (D66), Waalkens (PvdA), Cornielje (VVD), Halsema (GL), Fierens (PvdA), De Ruiter (SP), Adelmund (PvdA), Veenendaal (VVD), Van Miltenburg (VVD), Visser (VVD), Oplaat (VVD), De Haan (CDA), Nawijn (LPF), Smilde (CDA), Hermans (LPF), Vendrik (GL), Bruls (CDA), Van der Staaij (SGP), De Wit (SP), De Vries (CDA), Ormel (CDA), Ferrier (CDA), Van Heemst (PvdA), Tichelaar (PvdA), Noorman-den Uyl (PvdA) en Van Dijk (CDA).

Naar boven