25 795
Voorstel van wet van de leden Huys, Van Waning, O. P. G. Vos, Smits, Van der Vlies, M. B. Vos en Stellingwerf tot wijziging van de Visserijwet 1963

nr. 2
VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Visserijwet 1963 te wijzigen in verband met een aanpassing van de regels op het terrein van de binnenvisserij;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Visserijwet 1963 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, eerste lid, onderdeel a, wordt «Onze Minister van Landbouw en Visserij» vervangen door: Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij.

B

Het opschrift van paragraaf 3 van hoofdstuk I wordt vervangen door:

Paragraaf 3. Minimummaten, gesloten tijden, welzijnsregels en andere maatregelen in het belang van de visserij.

C

Artikel 2c wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid wordt vernummerd tot het derde lid.

2. Er wordt een nieuw tweede lid ingevoegd, luidende:

2. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regelen worden gesteld in het belang van het welzijn van de dieren die als aas bij het vissen worden gebruikt. Deze regelen kunnen een verbod van het gebruik van dieren als aas bevatten.

3. In het derde lid wordt na «het eerste lid» ingevoegd: dan wel een krachtens het tweede lid.

D

Het bij wet van 13 mei 1987 (Stb. 362) aan artikel 9 toegevoegde vijfde, zesde en zevende lid worden vernummerd tot het zesde, zevende en achtste lid.

E

Paragraaf 3 van hoofdstuk V, afdeling I, komt te luiden:

Paragraaf 3. Maatregelen in het belang van de visserij

Artikel 16

1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen ten aanzien van het vissen in de wateren, bedoeld in artikel 1, vierde lid, onderdeel d, regelen worden gesteld:

a. in het belang van de visserij in die wateren, de doelmatigheid daaronder begrepen, of

b. ter voorkoming van schade voor de volksgezondheid bij consumptie van de in die wateren voorkomende vis als gevolg van het gebruik van bepaalde vang- of lokmethoden.

2. Bij het stellen van regelen als bedoeld in het eerste lid wordt mede rekening gehouden met:

a. de belangen van de natuurbescherming, en

b. de invloed van het gebruik van bepaalde vang- of lokmethoden op het welzijn van de in de in het eerste lid bedoelde wateren voorkomende vis.

3. Bij of krachtens een maatregel als bedoeld in het eerste lid kunnen mede voorschriften worden gegeven in het belang van de naleving van de aldaar bedoelde regelen.

Artikel 17

1. Het is verboden zonder vergunning van Onze Minister vissen van andere dan de krachtens artikel 1, tweede lid, aangewezen soorten uit te zetten in de in artikel 1, vierde lid, onderdeel d, bedoelde wateren, met uitzondering van de wateren, bedoeld in artikel 10, negende lid. Bij een beslissing omtrent het verlenen van een vergunning wordt rekening gehouden met de belangen van de natuurbescherming en met het welzijn van vissen.

2. Onze Minister kan aan een vergunning als bedoeld in het eerste lid voorschriften verbinden. De vergunning kan onder beperkingen worden verleend.

3. Het is verboden in een water, op het visrecht waarvan een ander de rechthebbende is, vis uit te zetten, zonder in het bezit te zijn van een vergunning van de rechthebbende. Voor de toepassing van dit lid worden onder vis mede begrepen vissen van andere dan de overeenkomstig het bepaalde in artikel 1, tweede lid, aangewezen soorten.

4. Voor de geldigheid van een vergunning als bedoeld in het derde lid is vereist dat deze in duidelijk leesbaar en niet uit te wissen schrift ten minste vermeldt: de naam, de voorletters en de woonplaats van de rechthebbende op het visrecht en van de houder, de geboortedatum van de houder, de omschrijving van het water en de vissoort waarvoor zij geldt en de dagtekening.

F

In artikel 22, zesde lid, onderdeel a, vervalt het zinsdeel «door een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid van sportvissers of hengelsportverenigingen».

G

In artikel 23, eerste lid, onderdeel a, vervallen de woorden «door vegen».

H

Artikel 33 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid wordt vervangen door:

1. Een overeenkomst van huur en verhuur van visrecht, voor zover aangegaan voor een periode van zes jaren, wordt van rechtswege verlengd voor een gelijke periode, tenzij:

a. de verhuurder uiterlijk acht maanden voor het eind van de lopende overeenkomst aan de huurder een nieuwe overeenkomst van huur en verhuur van visrecht heeft aangeboden of aan hem schriftelijk te kennen heeft gegeven de overeenkomst van huur en verhuur van het visrecht niet te willen voortzetten, of

b. de huurder, indien door de verhuurder geen toepassing is gegeven aan het bepaalde in onderdeel a, voor het einde van de lopende overeenkomst aan de verhuurder schriftelijk te kennen heeft gegeven de overeenkomst van huur en verhuur van het visrecht niet te willen voortzetten.

2. Het tweede lid wordt vervangen door:

2. Tenzij de overeenkomst van huur en verhuur van het visrecht is aangegaan voor een jaar of een periode korter dan een jaar, kan de huurder de Kamer verzoeken de lopende overeenkomst te verlengen:

a. indien de verhuurder hem een nieuwe overeenkomst heeft aangeboden waarmee hij zich niet kan verenigen;

b. indien de verhuurder hem te kennen heeft gegeven de overeenkomst niet te willen voortzetten, of

c. in het geval die overeenkomst is aangegaan voor een andere tijdsduur dan zes jaren.

Dit verzoek wordt ten minste een half jaar vóór het einde van de lopende overeenkomst gedaan.

3. In het derde lid wordt «Het verzoek» vervangen door: Een verzoek als bedoeld in het tweede lid.

4. Onder vernummering van het vijfde, zesde, zevende en achtste lid tot respectievelijk het zesde, zevende, achtste en negende lid, wordt een nieuw vijfde lid ingevoegd, luidende:

5. De Kamer wijst het verzoek in ieder geval af indien de verhuurder de overeenkomst niet wil voortzetten wegens de omstandigheid dat de huurder voor het einde van de lopende overeenkomst de leeftijd van vijfenzestig jaar heeft bereikt of zal bereiken.

5. Toegevoegd wordt een tiende lid, luidende:

10. Indien de Kamer het verzoek geheel of onder beperkingen toewijst, kan zij de overeenkomst wijzigen of aan haar besluit voorschriften verbinden ter verzekering van de belangen van de verhuurder of van de bij de uitoefening van het visrecht betrokken visserijbelangen van derden. Alsdan is artikel 30, eerste lid, tweede volzin, en tweede lid, van overeenkomstige toepassing.

I

Artikel 38, derde lid, komt te luiden:

3. De organisatie heeft tot doel de binnenvisserij te bevorderen. Zij tracht dit doel te bereiken door het treffen, financieren of medefinancieren van maatregelen, waaronder voorlichtingsmaatregelen, ter verbetering van de visstand, het welzijn van vissen, het aquatisch ecosysteem en het viswater, dan wel van andere maatregelen die de uitoefening van de binnenvisserij kunnen bevorderen.

J

Artikel 39, tweede lid, komt te luiden:

2. Onze Minister benoemt vier bestuursleden op voordracht van de door hem aangewezen organisaties van sportvissers en twee op voordracht van de door hem aangewezen organisaties van beroepsvissers.

K

Het eerste en tweede lid van artikel 43 komen te luiden:

1. Het boekjaar van de organisatie vangt aan op 1 januari en eindigt op 31 december daaraanvolgend.

2. Jaarlijks voor 1 oktober dient het bestuur bij Onze Minister een begroting van lasten en baten voor het volgende jaar ter goedkeuring in.

L

Artikel 44 komt te luiden:

Artikel 44

Jaarlijks voor 1 juli dient het bestuur bij Onze Minister een financieel verslag over het afgelopen boekjaar ter goedkeuring in met de daarbij behorende balans en verlies- en winstrekening. De goedkeuring van Onze Minister van de ingediende stukken strekt het bestuur tot decharge.

M

Artikel 46, eerste lid, komt te luiden:

1. De Kamer bestaat uit een voorzitter en ten minste zes en ten hoogste negen leden. Zij wordt bijgestaan door een secretaris.

N

Het derde lid van artikel 49 vervalt, onder vernummering van het vierde en vijfde lid tot respectievelijk derde en vierde lid.

O

Artikel 56 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «2c, eerste en tweede lid» vervangen door: 2c, eerste, tweede en derde lid.

2. In het tweede lid wordt «de voorschriften bedoeld in de artikelen 10, tiende lid, 17, derde lid, 22, tweede, derde en vijfde lid, en in artikel 29, tweede lid,» vervangen door: de voorschriften, bedoeld in de artikelen 10, tiende lid, 17, tweede lid, 22, tweede, derde en vijfde lid, 29, tweede lid, en 33, tiende lid,.

P

Artikel 63, derde lid, komt te luiden:

3. Onze Minister is tot de in het vorige lid bedoelde afkoop bevoegd.

Q

De artikelen 64, 65, 67, 69, 71, 72 en 73 vervallen.

ARTIKEL II

De tekst van de Visserijwet 1963 wordt door Onze Minister van Justitie in het Staatsblad geplaatst.

ARTIKEL III

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende onderdelen, of gedeelten daarvan, verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

Naar boven