25 770
Voorschriften betreffende onder meer instelling van voortgezette kunstopleidingen op het gebied van de muziek met ingang van het studiejaar 1998/1999

25 802
Kunstvakonderwijs

nr. 10
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAPPEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Zoetermeer, 14 mei 1998

In het overleg dat ik op 8 april 1998 met u heb gevoerd over het Wetsvoorstel houdende Voorschriften betreffende onder meer instellingen van voortgezette kunstopleidingen op het gebied van de muziek met ingang van het studiejaar 1998–1999, heb ik toegezegd u te informeren over de budgettaire aspecten van deze voortgezette opleidingen en tevens in te gaan op de invulling van de financiële taakstelling zoals op dit moment is voorzien.

Voortgezette opleidingen muziek

In totaal is voor de voortgezette opleidingen muziek in 2000 en volgende jaren een bedrag van Mf 11,217 (prijspeil 1997) beschikbaar onder de noemer exploitatie. Dit bedrag is (voor het prijspeil 1994) reeds vastgesteld in brieven van en aan de HBO-Raad van oktober 1994 en vloeit voort uit de eerder afgesproken beëindiging van de lange opleidingen. Daarnaast is de reguliere rijksbijdrage per student beschikbaar voor huisvestiging van in totaal ca Mf 1,2. Tot slot ontvangen de hogescholen van ingeschreven studenten minimaal het wettelijk collegegeld. In 1999 is Mf 5 minder beschikbaar.

In het bijgevoegde voorstel tot wijziging van de Regeling bekostiging Hoger Onderwijs1 , dat conform het Bekostigingsbesluit WHW aan de HBO-Raad is voorgelegd, zijn de precieze bedragen per student opgenomen en de in 1999 en in 2000 bekostigde aantallen studenten per instelling en samenwerkingsverband genoemd.

Zoals in de Nota naar aanleiding van het verslag bij het betreffende wetsvoorstel (Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1988, 25 770, nr. 6) is aangegeven zijn in 1999 middelen beschikbaar voor 400 voltijdse studenten in het studiejaar 1998/1999. In 2000 zijn 680 studentplaatsen beschikbaar voor de voortgezette kunstopleidingen op het gebied van de muziek.

In dit aantal van 680 zijn inbegrepen conform het advies van de Raad voor de Kunst van juli 1994 een aantal plaatsen voor opera en sonologie voor specifieke instellingen. In de genoemde Nota is voor 2000 een verdeling van deze studentplaatsen over de betreffende instellingen en samenwerkingsverbanden gegeven. De 400 plaatsen in 1999 worden naar rato aan de betreffende instellingen toegedeeld.

Onderstaande instellingen en samenwerkingsverbanden daarvan krijgen gelet op het voorgaande in betreffende jaren een rijksbijdrage voor de in het overzicht genoemde aantal studenten voor de voortgezette opleiding muziekvakonderwijs.

Instelling19992000
Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten90150
Hogeschool van Beeldende Kunsten, Muziek en Dans90150
Hogeschool voor de Kunsten Utrecht5590
Hogeschool voor Muziek en Theater Rotterdam5590
Samenwerkingsverband van5590
– Hogeschool voor de Kunsten Arnhem   
– Hogeschool Enschede  
– «Constantijn Huygens» Christelijke Hs voor de Kunsten   
Samenwerkingsverband van5590
– Fontys Hogeschool Katholieke Leergangen Tilburg   
– Hogeschool Maastricht  

Overigens ontvangt de Hogeschool voor de Kunsten in Amsterdam in 2000 een bijdrage voor vijf studenten voortgezette opleiding muziek bekostigd onder de noemer opera. De Hogeschool van Beeldende Kunsten, Muziek en Dans te Den Haag ontvangt in 2000 eveneens een additioneel bedrag voor vijf studenten opera. In 1999 is voor beide instellingen een bedrag beschikbaar voor vier studenten. De laatst genoemde instelling ontvangt verder in 1999 en 2000 een bedrag voor tien studenten voortgezette opleiding muziek bekostigd onder de noemer sonologie.

In juli 1994 is vastgesteld dat eventueel binnen het beschikbare totaal een aantal studentplaatsen specifiek voor een voortgezette opleiding schoolmuziek bestemd zouden worden. In het advies van de Raad voor Cultuur uit begin 1997 heb ik onvoldoende aanleiding gezien om van deze mogelijkheid gebruik te maken. Derhalve zijn in het voornoemde voorstel geen plaatsen voor schoolmuziek aan een of meerdere hogescholen toegewezen. Vooralsnog is van deze onderwijsinhoudelijke en financiële specificatie afgezien in afwachting van het advies van de Projectorganisatie Kunstvakonderwijs.

In aanvulling op de voornoemde middelen is een bedrag van Mf 1 gereserveerd voor de opvang en begeleiding van het uitzonderlijke talent. Zoals in de brief van 12 mei 1997 aan uw Kamer is aangegeven denk ik daarbij aan een flexibel stelsel van aanvullende faciliteiten zoals begeleiding tijdens de introductie in de kunstpraktijk in het verlengde van de opleidingen, het organiseren van een aanvullende studie of stage in het buitenland en het plaatsen onder de hoede van een bepaalde docent of orkest of ensemble. Ondanks herhaald verzoek heb ik van de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten en Hogeschool van Beeldende Kunsten, Muziek en Dans te Den Haag nog niet het gevraagde voorstel voor het bedoelde stelsel mogen ontvangen. In de veronderstelling dat ik dit voorstel alsnog spoedig mag verwachten, hoop ik dat nog voor aanvang van het studiejaar 1998/1999 besluitvorming terzake plaats kan vinden. Over de uitkomsten hiervan zal ik u informeren.

Besparingen in het kunstvakonderwijs

De voorgenomen herstructurering en kwaliteitsverbetering maakt het mogelijk om binnen de kunstopleidingen in het hbo een besparing te genereren. In de aangehaalde brief van 12 mei 1997 is een aantal maatregelen uiteen gezet om een inhoudelijke invulling te kunnen geven aan de financiële taakstelling van f 4 miljoen in 1998, oplopend tot f 25 miljoen in 2001.

De volgende maatregelen en reeksen (in Mf) zijn opgenomen

  9899000102
apseudo-kunstopleidingen11122
bniet-EU24555
ccollegegeld11111
d2e fase05000
ehybride00333
fherordening0081414
totaal 411182525

Besluitvorming heeft ondertussen reeds plaatsgevonden over een (gedeeltelijke) invulling van de eerste vier maatregelen. Over (een deel van) de maatregel betreffende pseudo-kunstopleidingen en de collegegeldmaatregel is in het algemeen overleg van 10 december overeenstemming bereikt. Over de maatregel rond de niet-EU studenten is eveneens uitgebreid overleg met uw Kamer gevoerd. Op indringend verzoek van uw Kamer zal pas in 1999 een eerste besparing gerealiseerd worden. Van de betreffende student wordt een bijdrage verwacht van f 3000 op het wettelijk collegegeld, in plaats van de beoogde kostendekkende bijdrage. De maatregel richt zich daarbij uitsluitend op de studenten die zich in 1998–1999 inschrijven. Invulling voor de komende jaren (inclusief de financiële effecten) zal afhankelijk zijn van de ervaringen in dit jaar. Dit heeft in 1998 een besparingsverlies tot gevolg van Mf 2,25 (vanwege de noodzakelijke bijdrage voor beurzen). Hiervoor is binnen de Rijksbegroting 1998 dekking gevonden. Bij de Rijksbegroting 1999 ontvangt u een voorstel voor de invulling van de maatregel in de jaren 1999 en verder, en wordt teruggekomen op de dekking van het besparingsverlies in deze jaren.

Ik vertrouw erop u met het bovenstaande voldoende te hebben geïnformeerd. Een afschrift van deze brief stuur ik naar de HBO-Raad en de betreffende hogescholen.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

A. Nuis


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlemen- taire Documentatie.

Naar boven