25 764
Reisdocumenten

nr. 1
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BINNENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 26 november 1997

In het ordedebat dat u heden voerde is mij verzocht U een brief te zenden inzake de per 1 oktober geïntroduceerde, aangepaste reisdocumenten. Aanleiding daarvoor is een publicatie in het Algemeen Dagblad van heden met als kop «Nieuwe paspoort deugt niet» en «Kohnstamm informeert Kamer niet over kritische rapporten». De berichtgeving is gebaseerd op een door mij verstrekte samenvatting van de conclusies van de rapporten van TNO van 24 maart 1997, van de divisie Centrale Recherche Informatie (CRI) van 27 mei 1997 en van het Bundeskriminalamt (BKA) van 27 maart 1997. Deze samenvatting treft u hierbij aan. Voorts acht ik het geboden de rapporten van TNO, CRI en BKA vertrouwelijk ter inzage aan u voor te leggen.1

Gezien de gevoeligheid van dit onderwerp en de suggestie dat ik relevante informatie aan u zou hebben onthouden, heb ik er behoefte aan u direct te informeren.

De adviezen van het BKA, TNO en de CRI werden gevraagd met het oog op het aanbrengen van meer beveiligingskenmerken in het Nederlandse paspoort 1995 toen daarmee door de zogenaamde meestervervalser was gefraudeerd. Aan uw Kamer is bij brief van 21 januari 1997 gemeld: «In de discussie met de Kamer in oktober 1996 heeft de Kamer mij gevraagd of ik naar aanleiding van de toen aan het licht gekomen vervalsingen van het paspoort centrale personalisering en afgifte van paspoorten overwoog. Ik heb toen geantwoord dat ik die discussie niet uit de weg zou gaan als de noodzaak daartoe zou blijken. Met de nu door mij voorgestelde aanpassingen aan het paspoort heb ik maatregelen genomen die naar mijn mening op korte termijn mogelijk zijn, die een adequate reactie vormen op de geconstateerde gebreken en die passen binnen het contract dat de Staat met Enschedé/Sdu heeft».

De Tweede Kamer is door mij ingelicht over de voorgenomen verbeteringen van de nu per 1 oktober geïntroduceerde aangepaste reisdocumenten.

Over de onderzoeken van BKA, CRI en TNO heb ik de Tweede Kamer bij de brieven van 25 april, 11 juli en 30 september 1997 geïnformeerd.

Binnen het huidige decentrale systeem van personalisering en uitgifte van reisdocumenten zijn de mogelijkheden tot verdere verbeteringen praktisch uitgeput. Dit wordt ook door de geraadpleegde onderzoeksinstituten bevestigd.

De adviezen van BKA, CRI en TNO onderschrijven dat de toegevoegde beveiligingskenmerken een verbetering betekenen ten opzichte van het model '95 en dat het nieuwe document moeilijker te vervalsen is. Wel verschilt het oordeel over de effectiviteit van één van de nieuwe beveiligingskenmerken, te weten de diffuusprinting. Waar TNO spreekt over een geringe drempelverhogende werking, oordeelt de CRI dat deze maatregel in bepaalde gevallen een goede werking heeft.

Tegen de achtergrond van de doelstelling van de 1 oktober operatie ben ik van oordeel dat de aangebrachte verbeteringen hebben geleid tot een voor vervalsers moeilijker na te maken document. In het AO van 22 januari 1997 (25 059, nr. 7, blz. 6) heb ik over de aard van de voorgestelde verbeteringen geen misverstanden laten bestaan. Niettemin staat vast, zoals ik overigens eerder heb gemeld, dat de wetten der logica meebrengen dat wat door de Staat wordt geproduceerd, door derden zal kunnen worden nagemaakt.

Tot slot meld ik u dat ik voornemens ben u nog dit jaar te informeren over het project Nieuwe Generatie Reisdocumenten. In dat project zal worden bezien of het decentrale personaliseringsproces gehandhaafd moet worden. Het project start met een fraude risico-analyse van zowel de documenten als het gehele proces van productie tot en met uitgifte en inname van de reisdocumenten.

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken,

J. Kohnstamm

Samenvatting van de conclusies van de rapporten van TNO, de CRI en het BKA (Bundeskriminalamt) omtrent de wijzigingen in het op 1 oktober jl. ingevoerde paspoort

Naar aanleiding van de paspoortvervalsing, aan het licht gekomen in de zgn. IRT NON mensensmokkelzaak, heeft het Ministerie van Binnenlandse Zaken de leverancier van het huidige paspoort, Enschedé/Sdu, verzocht om vóór 30 december 1996 voorstellen te doen tot aanpassingen in het document, teneinde fraude tegen te gaan. Het ging dus niet om veelomvattende wijzigingen of het ontwikkelen van een nieuw document, maar om fraudebestrijding. De voorstellen van Enschedé/Sdu en de rapporten van TNO, de CRI en het BKA moeten worden gezien tegen de achtergrond van deze (beperkte) opzet.

De voorstellen van Enschedé/Sdu zijn voor onderzoek voorgelegd aan TNO, de CRI en het BKA. Met behulp van testpaspoorten is een reeks onderzoeken uitgevoerd naar de beveiligingsgraad van het nieuwe concept. TNO heeft tevens advies uitgebracht omtrent de aspecten kwaliteit en duurzaamheid.

De ingevoerde aanpassingen n.a.v. de voorstellen van Enschede/SDU

– het overgaan op multi-color naaigaren, waarbij een van de draden fluorescerend is;

– het opnemen van zware watermerken in het papier van de houderpagina;

– diffuusprinting op de lijmlaag van het laminaat;

– het voorschrijven van een fototang met het gemeentenummer voor het uitstansen van de foto;

– het opnemen van een specifiek motief in microlaserperforaat.

Het rapport van TNO (24 maart 1997)

TNO laat zich niet uit omtrent de beveiligingsgraad van het paspoort als geheel.

In zijn eindrapport geeft TNO zijn oordeel omtrent de zin (doelmatigheid) van elk onderzochte kenmerk. De zin van de maatregel wordt bepaald door de aspecten toepasbaarheid, effectiviteit alsmede eventuele mogelijkheden tot omzeilen van de maatregel en de mate van controleerbaarheid.

TNO concludeert dat de onderzochte nieuwe beveiligingskenmerken een verbetering betekenen ten opzichte van het model '95 en dat zij een «redelijke» of «goede» drempel leveren, met uitzondering van de diffuusprinting («zeer geringe drempel»).

Rapporten van CRI en BKA (27 april 1997 en 23 maart 1997)

Het BKA merkt het volgende op:«In den Schlußfolgerungen der früheren Berichte zu dem am 1 Januar 1995 eingeführten niederländischen Reisepaß und Ausweis wurde ausgeführt, daß im Rahmen der durch dezentrale Ausstellung und Anbringung eines konventionellen Lichtbilds gesetzten Grenzen die sicherungstechnischen Möglichkeiten sehr weitgehend ausgeschöpft werden. Die durchgeführten Untersuchungen führten zu der Bewertung, daß die bei Verfälschungen auftretenden Manipulationsspuren ausreichend sein sollten, um mit den neuen Dokumenten unter der Voraussetzung einer optimalen Umsetzung der Erkennungsmöglichkeiten auf der Kontrollebene ein erhöhtes Niveau hinsichtlich des Schutzes gegen Inhaltsmanipulationen zu erreichen. Die Untersuchungen an den jetzt vorgelegten Mustern zeigen, wie limitiert die Weiterentwicklungsmöglichkeiten unter diesen Ausgangsbedingungen sind, um zu einer höheren Absicherung zu kommen. Eine durchgreifende Verbesserung des Schutzes gegen Inhaltsverfälschungen insbesondere bezüglich des Lichtbilds ist erst von einer Ausstellungstechnik zur Integration der Ausweisdaten in das Ausweismaterial zu erwarten».

Het advies van de CRI strekt tot invoering van de hierboven weergegeven maatregelen. De CRI is van oordeel dat het aanbrengen van de vijf nieuwe kenmerken een verbetering betekent van de beveiliging ten opzichte van het model 1995. De CRI heeft evenwel met betrekking tot enkele in te voeren kenmerken opgemerkt dat deze onder bepaalde (bijvoorbeeld laboratorium-)omstandigheden te omzeilen dan wel na te bootsen zijn zonder dat de manipulaties met het blote oog zichtbaar zijn.

Wat betreft de diffuusprinting is de CRI van oordeel dat deze maatregel in bepaalde gevallen «een zeer goede werking» heeft.

In navolging van het BKA constateert de CRI in zijn rapport van 27 april 1997: «Het advies van de deskundigen over de renovatie van het huidige product is eensluidend. Naar de mening van het BKA en de CRI zijn de methoden tot verdere optimalisering van het huidige product niet meer mogelijk».

Achten BKA, TNO en de CRI verdere verbeteringen wenselijk, nodig en nuttig?

Geen van de adviserende instanties heeft overige voorstellen gedaan tot verbetering van het huidige document. De CRI en het BKA hebben, zoals uit de hierboven aangehaalde passages blijkt, aangegeven dat een hogere beveiligingsgraad bij het huidig systeem van decentrale afgifte van het document niet mogelijk is.

Nader onderzoek naar het microlaserperforaat

Zowel het BKA als de CRI waren in hun rapport positief over dit kenmerk. Het BKA heeft echter aangegeven dat een paspoort welke is voorzien van microlaserperforatie in bepaalde gevallen eerder beschadigd kan raken bij normaal gebruik dan een paspoort zonder dit kenmerk.

Het nader onderzoek (in het kader van de duurzaamheid) met behulp van testpaspoorten waarop microlaserperforaat was aangebracht betrof het optimale balans met andere beveiligingskenmerken, zoals het zware watermerk, en het patroon en grootte van het microlaserperforaat, met als doel het voorkomen dat spontane destructie van het paspoort optreedt als gevolg van normaal doch intensief gebruik. Het onderzoek is uitgevoerd door TNO.

TNO concludeert hieromtrent in zijn rapport van 9 mei 1997 dat «de vorm van de laserperforatie geen duidelijke invloed heeft op de veranderingen die [n.a.v. de door TNO uitgevoerde buigproeven] optreden».

De adviezen van CRI, BKA en Kmar van respectievelijk 26 en 27 september 1997

In eerste instantie was het de verwachting dat een van de draden van de multicolour garen zou oplichten onder de UV-lamp. In de laatste week van september bleek dat dat niet in alle gevallen gebeurde. Naar aanleiding van deze constatering is terstond advies ingewonnen omtrent de consequenties bij het wegvallen van dit beveiligingskenmerk voor de beveiligingsgraad van het document. Het eensluidend oordeel van de drie adviserende instanties was dat de aanpassingen in het nieuwe paspoort als één geheel moeten worden gezien en als zodanig een verbetering in de beveiligingsgraad vormen ten opzichte van het model '95.

De Kmar concludeert: «de samenstelling van de nieuwe en oude beveiligingskenmerken is van dien aard dat het wegvallen van de UV-reactie in de binddraad vermoedelijk niet zal leiden tot een verhoogde fraude omdat de extra beveiligingskenmerken [...] te weten de microlaserperforatie, de diffuusprinting, de lijnwatermerken, de karteling van de foto en de getwijnde garendraad, waarvan ook zonder dat de garendraad oplicht onder de UV-licht, de controle een sterke verbetering is ten opzichte van het huidige reisdocument».

De CRI stelt vast dat «door het wegvallen van een deel van het beveiligingsniveau van de binddraad zal het zeker invloed hebben op het totale concept, maar wij achten dit niet onoverkomelijk. Uitgangspunt hierbij is dat het hergebruik van de binddraad nagenoeg niet mogelijk is». De CRI wijst er tevens op dat de variërende toestand van de fluorescentie van de binddraad verwarring kan wekken bij de controle.

Het BKA concludeert als volgt: «[...] die Fluoreszenz des Fadens [wäre] als zusätzliches Sicherheitskriterium zwar wünschenswert aber nicht von ausschließlicher Bedeutung für einen Sicherheitsbeitrag durch den neuen Heftfaden».


XNoot
1

Ter vertrouwelijke inzage gelegd bij Commissiebureau Bestuur.

Naar boven