25 757
Wijziging van de Ziektewet, de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering en enkele andere wetten in verband met de beperking van het exporteren van uitkeringen (Wet beperking export uitkeringen)

nr. 1
KONINKLIJKE BOODSCHAP

Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van wet tot wijziging van de Ziektewet, de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering en enkele andere wetten in verband met de beperking van het exporteren van uitkeringen (Wet beperking export uitkeringen).

De memorie van toelichting, die het wetsvoorstel vergezelt, bevat de gronden waarop het rust.

En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.

's-Gravenhage

25 november 1997

Beatrix

nr. 2
VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is met het oog op de handhaafbaarheid van de socialeverzekeringswetten het exporteren van uitkeringen te beperken;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

HOOFDSTUK 1. WIJZIGING VAN DE VERSCHILLENDE WETTEN

ARTIKEL I. ZIEKTEWET

Na artikel 19 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 19a

1. Geen recht op ziekengeld heeft de verzekerde gedurende de periode dat hij buiten Nederland woont. Met wonen buiten Nederland wordt gelijkgesteld het langer dan drie maanden buiten Nederland verblijven.

2. Indien het recht op ziekengeld op grond van het eerste lid is geëindigd dan wel niet is ontstaan wordt vanaf de dag dat betrokkene weer in Nederland gaat wonen, hij weer als verzekerde aangemerkt en heeft hij aanspraak op heropening dan wel toekenning van het recht op ziekengeld voor de resterende periode van maximaal 52 weken, indien hij aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 19, voldoet, met inachtneming van de bepalingen van deze wet.

3. Het eerste lid is niet van toepassing op de verzekerde die buiten Nederland woont doch langer dan drie maanden onafgebroken in Nederland verblijft.

4. Voor de toepassing van het eerste en derde lid worden perioden van verblijf samengeteld, indien zij elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen.

5. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen ten aanzien van het eerste lid afwijkende regels worden gesteld ten gunste van:

a. de verzekerde, die in dienstbetrekking staat tot een Nederlandse publiekrechtelijke rechtspersoon, dan wel uit anderen hoofde loon geniet van een zodanige rechtspersoon, werkzaamheden verricht in het algemeen belang en woont buiten Nederland; of

b. de gezinsleden van de in onderdeel a bedoelde verzekerde; of

c. de verzekerde, die op de Nederlandse Antillen of Aruba woont.

6. Onze Minister maakt de landen bekend waarin op grond van een verdrag of een besluit van een volkenrechtelijke organisatie recht op ziekengeld bestaat.

ARTIKEL II. WET OP DE ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSVERZEKERING

De Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 19, zesde lid, wordt de zinsnede «de artikelen 29, 30, 31, 42, 44 en 45 van de Ziektewet» vervangen door: de artikelen 19a, 29, 30, 31, 42, 44 en 45 van de Ziektewet.

B

Artikel 20 komt als volgt te luiden:

Artikel 20

1. De persoon, bedoeld in artikel 19, heeft geen recht op toekenning van arbeidsongeschiktheidsuitkering indien de dag waarop het recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering zou ingaan, is gelegen in een periode dat hij buiten Nederland woont. Met wonen buiten Nederland wordt gelijkgesteld het langer dan drie maanden buiten Nederland verblijven.

2. De persoon, die op grond van het eerste lid geen recht op toekenning van arbeidsongeschiktheidsuitkering heeft, wordt vanaf de dag dat hij weer in Nederland woont weer als verzekerde aangemerkt en heeft met inachtneming van de bepalingen van deze wet recht op toekenning van arbeidsongeschiktheidsuitkering, indien hij arbeidsongeschikt is. Artikel 19, vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.

3. Recht op toekenning van arbeidsongeschiktheidsuitkering heeft eveneens de persoon, bedoeld in het tweede lid, die op de in dat lid bedoelde dag niet arbeidsongeschikt is, doch ten aanzien van wie dit wel het geval is binnen vier weken na die dag.

4. Het eerste lid is niet van toepassing op de verzekerde die buiten Nederland woont doch langer dan drie maanden onafgebroken in Nederland verblijft.

5. Voor de toepassing van het eerste en vierde lid worden perioden van verblijf samengeteld, indien zij elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen.

6. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen ten aanzien van het eerste lid afwijkende regels worden gesteld ten gunste van:

a. de verzekerde, die in dienstbetrekking staat tot een Nederlandse publiekrechtelijke rechtspersoon, dan wel uit anderen hoofde loon geniet van een zodanige rechtspersoon, werkzaamheden verricht in het algemeen belang en woont buiten Nederland; of

b. de gezinsleden van de in onderdeel a bedoelde verzekerde; of

c. de verzekerde, die op de Nederlandse Antillen of Aruba woont.

7. Onze Minister maakt de landen bekend waarin op grond van een verdrag of een besluit van een volkenrechtelijke organisatie recht op toekenning van arbeidsongeschiktheidsuitkering bestaat.

C

Onder vernummering van artikel 43b in artikel 43c wordt na artikel 43a een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 43b

1. De arbeidsongeschiktheidsuitkering wordt ingetrokken, indien de verzekerde buiten Nederland is gaan wonen dan wel buiten Nederland verblijft, vanaf de dag dat dit verblijf drie maanden heeft geduurd.

2. Het eerste lid is niet van toepassing op de verzekerde die buiten Nederland woont doch langer dan drie maanden onafgebroken in Nederland verblijft.

3. Voor de toepassing van het eerste en tweede lid worden perioden van verblijf samengeteld, indien zij elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen.

4. Artikel 20, zesde en zevende lid, is van overeenkomstige toepassing.

D

Na artikel 47 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 47a

1. De persoon, wiens arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van artikel 43b, eerste lid, is ingetrokken, heeft vanaf de dag dat hij weer in Nederland woont aanspraak op heropening van de arbeidsongeschiktheidsuitkering, indien hij arbeidsongeschikt is. Artikel 19, vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.

2. Aanspraak op heropening van de arbeidsongeschiktheidsuitkering heeft eveneens de persoon, bedoeld in het eerste lid, die op de in dat lid bedoelde dag niet arbeidsongeschikt is, doch ten aanzien van wie dit wel het geval is binnen vier weken na afloop van dat tijdvak.

3. De artikelen 19, vierde lid, 35, 47, zevende lid, en 49, tweede lid, zijn van overeenkomstige toepassing met betrekking tot de aanspraak op heropening van de arbeidsongeschiktheidsuitkering, bedoeld in dit artikel.

ARTIKEL III. WET ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSVERZEKERING ZELFSTANDIGEN

De Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid, onderdeel c, wordt vervangen door:

c. die recht heeft op arbeidsongeschiktheidsuitkering dan wel die uitsluitend door de toepassing van artikel 7a, eerste lid, geen recht heeft op arbeidsongeschiktheidsuitkering;.

2. Het tweede lid, onderdeel f, wordt vervangen door:

f. die recht heeft op een uitkering in verband met bevalling op grond van deze wet dan wel die uitsluitend door de toepassing van artikel 22a geen recht heeft op uitkering in verband met bevalling;.

B

Na artikel 7 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 7a. Geen recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering buiten Nederland

1. De verzekerde, bedoeld in artikel 7, heeft geen recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering, indien de dag waarop het recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering zou ingaan, is gelegen in een periode dat hij buiten Nederland woont. Met wonen buiten Nederland wordt gelijkgesteld het langer dan drie maanden buiten Nederland verblijven.

2. De verzekerde, die op grond van het eerste lid geen recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering heeft, heeft vanaf de dag dat hij weer in Nederland woont met inachtneming van de bepalingen van deze wet recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering, indien hij arbeidsongeschikt is. Artikel 7, zevende lid, is van overeenkomstige toepassing.

3. Recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering heeft eveneens de persoon, bedoeld in het tweede lid, die op de in dat lid bedoelde dag niet arbeidsongeschikt is, doch ten aanzien van wie dit wel het geval is binnen vier weken na die dag.

4. Het eerste lid is niet van toepassing op de verzekerde die buiten Nederland woont doch langer dan drie maanden onafgebroken in Nederland verblijft.

5. Voor de toepassing van het eerste en vierde lid worden perioden van verblijf samengeteld, indien zij elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen.

6. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen ten aanzien van het eerste lid afwijkende regels worden gesteld ten gunste van:

a. de verzekerde, die tevens in dienstbetrekking staat tot een Nederlandse publiekrechtelijke rechtspersoon, dan wel uit anderen hoofde loon geniet van een zodanige rechtspersoon, werkzaamheden verricht in het algemeen belang en woont buiten Nederland; of

b. de gezinsleden van de in onderdeel a bedoelde verzekerde; of

c. de verzekerde, die op de Nederlandse Antillen of Aruba woont.

7. Onze Minister maakt de landen bekend waarin op grond van een verdrag of een besluit van een volkenrechtelijke organisatie recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering bestaat.

C

Na artikel 19 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 19a. Einde van het recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering buiten Nederland

1. Het recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering eindigt, indien de verzekerde buiten Nederland is gaan wonen dan wel buiten Nederland verblijft, vanaf de dag dat dit verblijf drie maanden heeft geduurd.

2. Het eerste lid is niet van toepassing op de verzekerde die buiten Nederland woont doch langer dan drie maanden onafgebroken in Nederland verblijft.

3. Voor de toepassing van het eerste en tweede lid worden perioden van verblijf samengeteld, indien zij elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen.

4. Artikel 7a, zesde en zevende lid, is van overeenkomstige toepassing.

D

Na artikel 21 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 21a. Heropening van de uitkering bij terugkomst naar Nederland

1. De verzekerde, wiens arbeidsongeschiktheidsuitkering in verband met artikel 19a, eerste lid, is geëindigd, heeft vanaf de dag dat hij weer in Nederland woont met inachtneming van de bepalingen van deze wet aanspraak op heropening van de arbeidsongeschiktheidsuitkering, indien hij arbeidsongeschikt is.

2. Aanspraak op heropening van de arbeidsongeschiktheidsuitkering heeft eveneens de verzekerde, bedoeld in het eerste lid, die op de in dat lid bedoelde dag niet arbeidsongeschikt is, doch ten aanzien van wie dit wel het geval is binnen vier weken na afloop van dat tijdvak.

3. De artikelen 7, zevende lid, 36, en 37, eerste lid, zijn van overeenkomstige toepassing met betrekking tot de aanspraak op heropening van de arbeidsongeschiktheidsuitkering, bedoeld in dit artikel.

E

Na artikel 22 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 22a. Geen recht op uitkering in verband met bevalling buiten Nederland

De artikelen 7a, 19a en 21a zijn van overeenkomstige toepassing met betrekking tot het recht op uitkering in verband met bevalling.

ARTIKEL IV. TOESLAGENWET

Artikel 4 van de Toeslagenwet komt te luiden:

Artikel 4

1. Geen recht op toeslag heeft de persoon, bedoeld in artikel 2, gedurende de periode dat hij buiten Nederland woont. Met wonen buiten Nederland wordt gelijkgesteld het langer dan drie maanden buiten Nederland verblijven.

2. De persoon, bedoeld in artikel 2, die op grond van het eerste lid geen recht heeft op toeslag, heeft vanaf de dag dat hij weer in Nederland woont recht op toeslag, indien hij aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 2, eerste, tweede of derde lid, voldoet.

3. Het eerste lid is niet van toepassing op de persoon, bedoeld in artikel 2, die buiten Nederland woont doch langer dan drie maanden onafgebroken in Nederland verblijft.

4. Voor de toepassing van het eerste en derde lid worden perioden van verblijf samengeteld, indien zij elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen.

5. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen ten aanzien van het eerste lid afwijkende regels worden gesteld ten gunste van:

a. de persoon, bedoeld in artikel 2, die in dienstbetrekking staat tot een Nederlandse publiekrechtelijke rechtspersoon, dan wel uit anderen hoofde loon geniet van een zodanige rechtspersoon, werkzaamheden verricht in het algemeen belang en woont buiten Nederland; of

b. de gezinsleden van de in onderdeel a bedoelde persoon; of

c. de persoon, bedoeld in artikel 2, die op de Nederlandse Antillen of Aruba woont.

6. Onze Minister maakt de landen bekend waarin op grond van een verdrag of een besluit van een volkenrechtelijke organisatie recht op toeslag bestaat.

ARTIKEL V. ALGEMENE OUDERDOMSWET

De Algemene Ouderdomswet wordt als volgt gewijzigd:

A

Na artikel 8 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 8a

1. Geen recht op toeslag heeft de pensioengerechtigde, bedoeld in artikel 8, eerste lid, die buiten Nederland woont. Met wonen buiten Nederland wordt gelijkgesteld het langer dan drie maanden buiten Nederland verblijven.

2. Voor de pensioengerechtigde, wiens recht op toeslag op grond van het eerste lid niet is ontstaan of is geëindigd, ontstaat respectievelijk herleeft het recht op toeslag op de eerste dag van de maand waarin hij weer in Nederland woont en hij voldoet aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 8, eerste lid.

3. Het eerste lid is niet van toepassing op de pensioengerechtigde, bedoeld in artikel 8, eerste lid, die buiten Nederland woont doch langer dan drie maanden onafgebroken in Nederland verblijft.

4. Voor de toepassing van het eerste en derde lid worden perioden van verblijf samengeteld, indien zij elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen.

5. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen ten aanzien van het eerste lid afwijkende regels worden gesteld ten gunste van de pensioengerechtigde, bedoeld in artikel 8, eerste lid, die op de Nederlandse Antillen of Aruba woont.

6. Onze Minister maakt de landen bekend waarin op grond van een verdrag of een besluit van een volkenrechtelijke organisatie recht op toeslag bestaat.

B

Na artikel 9 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 9a

1. In afwijking van artikel 9 is voor de pensioengerechtigde, die buiten Nederland woont, het bruto-ouderdomspensioen gelijk aan het bedrag, bedoeld in artikel 9, tiende lid, onderdeel b, onverminderd artikel 13, eerste lid. Met wonen buiten Nederland wordt gelijkgesteld het langer dan drie maanden buiten Nederland verblijven.

2. Het eerste lid is niet van toepassing op de pensioengerechtigde, bedoeld in artikel 8, eerste lid, die buiten Nederland woont doch langer dan drie maanden onafgebroken in Nederland verblijft.

3. Voor de toepassing van het eerste en tweede lid worden perioden van verblijf samengeteld, indien zij elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen.

4. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen ten aanzien van het eerste lid afwijkende regels worden gesteld ten gunste van de pensioengerechtigde, bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdelen a en c, die op de Nederlandse Antillen of Aruba woont.

5. Onze Minister maakt de landen bekend waarin op grond van een verdrag of een besluit van een volkenrechtelijke organisatie recht op ouderdomspensioen dient te bestaan alsof de pensioengerechtigde in Nederland woonachtig is.

ARTIKEL VI. ALGEMENE KINDERBIJSLAGWET

Na artikel 7a van de Algemene Kinderbijslagwet wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 7b

1. Geen recht op kinderbijslag heeft de verzekerde die op de eerste dag van een kalenderkwartaal buiten Nederland woont. Evenmin heeft de verzekerde recht op kinderbijslag ten behoeve van het eigen kind, het aangehuwde kind of het pleegkind, indien dat kind op de eerste dag van een kalenderkwartaal buiten Nederland woont. Met wonen buiten Nederland wordt gelijkgesteld het langer dan drie maanden buiten Nederland verblijven.

2. Het eerste lid is niet van toepassing op de verzekerde indien hij dan wel het eigen kind, het aangehuwde kind of het pleegkind op de eerste dag van een kalenderkwartaal buiten Nederland woont doch langer dan drie maanden onafgebroken in Nederland verblijft.

3. Voor de toepassing van het eerste en tweede lid worden perioden van verblijf samengeteld, indien zij elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen.

4. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen ten aanzien van het eerste lid afwijkende regels worden gesteld ten gunste van:

a. de verzekerde, die in dienstbetrekking staat tot een Nederlandse publiekrechtelijke rechtspersoon, dan wel uit anderen hoofde loon geniet van een zodanige rechtspersoon, werkzaamheden verricht in het algemeen belang en woont buiten Nederland; of

b. de gezinsleden van de in onderdeel a bedoelde verzekerde; of

c. de verzekerde, die op de Nederlandse Antillen of Aruba woont.

5. Onze Minister maakt de landen bekend waarin op grond van een verdrag of een besluit van een volkenrechtelijke organisatie recht op kinderbijslag bestaat.

ARTIKEL VII. ALGEMENE NABESTAANDENWET

Na Hoofdstuk 3, Afdeling I, § 8, van de Algemene nabestaandenwet wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:

§ 9. Geen recht op nabestaandenuitkering, halfwezenuitkering en wezenuitkering buiten Nederland

Artikel 32a

1. Geen recht op nabestaandenuitkering ontstaat voor de nabestaande indien hij op de dag van het overlijden van de verzekerde buiten Nederland woont. Geen recht op halfwezenuitkering ontstaat voor de nabestaande indien hij of de halfwees op de dag van het overlijden van de verzekerde buiten Nederland woont. Geen recht op wezenuitkering ontstaat voor het kind indien het op de dag van het overlijden van de verzekerde buiten Nederland woont. Met wonen buiten Nederland wordt gelijkgesteld het langer dan drie maanden buiten Nederland verblijven.

2. Voor de persoon, bedoeld in het eerste lid, ontstaat, onverminderd artikel 15, 23 of 27, recht op nabestaandenuitkering, halfwezenuitkering of wezenuitkering vanaf de dag dat:

a. de nabestaande in Nederland woont en hij voldoet aan een voorwaarde als bedoeld in artikel 14, eerste lid, of de voorwaarden bedoeld in artikel 66a, tweede lid;

b. de nabestaande en de halfwees in Nederland wonen en de nabestaande voldoet aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 22, eerste en tweede lid;

c. het kind in Nederland woont en het voldoet aan een voorwaarde als bedoeld in artikel 26, eerste en tweede lid.

3. Het eerste lid is niet van toepassing indien de nabestaande, de halfwees of het kind buiten Nederland woont, doch op de dag van overlijden van de verzekerde langer dan drie maanden onafgebroken in Nederland verblijft.

4. Voor de toepassing van het eerste en derde lid worden perioden van verblijf samengeteld, indien zij elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen.

5. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen ten aanzien van het eerste lid afwijkende regels worden gesteld ten gunste van:

a. de nabestaande of het kind, indien de nabestaande, de halfwees of het kind in dienstbetrekking staat tot een Nederlandse publiekrechtelijke rechtspersoon, dan wel uit anderen hoofde loon geniet van een zodanige rechtspersoon, werkzaamheden verricht in het algemeen belang en woont buiten Nederland; of

b. de gezinsleden van de in onderdeel a bedoelde nabestaande of het in onderdeel a bedoelde kind;

c. de nabestaande of het kind, indien de nabestaande, de halfwees of het kind op de Nederlandse Antillen of Aruba woont.

6. Onze Minister maakt de landen bekend waarin op grond van een verdrag of een besluit van een volkenrechtelijke organisatie recht op nabestaandenuitkering, halfwezenuitkering dan wel wezenuitkering bestaat.

Artikel 32b

1. Het recht op nabestaandenuitkering eindigt op de eerste dag dat de nabestaande buiten Nederland woont. Het recht op halfwezenuitkering eindigt op de eerste dag dat de nabestaande of de halfwees buiten Nederland woont. Het recht op wezenuitkering eindigt op de eerste dag dat het kind buiten Nederland woont. Met wonen buiten Nederland wordt gelijkgesteld het langer dan drie maanden buiten Nederland verblijven.

2. Voor de persoon, bedoeld in het eerste lid, herleeft, onverminderd artikel 15, 23 of 27, het recht op nabestaandenuitkering, halfwezenuitkering of wezenuitkering op de dag dat:

a. de nabestaande in Nederland woont en hij voldoet aan een voorwaarde als bedoeld in artikel 14, eerste lid, of de voorwaarden bedoeld in artikel 66a, tweede lid;

b. de nabestaande en de halfwees in Nederland wonen en de nabestaande voldoet aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 22, eerste en tweede lid;

c. het kind in Nederland woont en het voldoet aan een voorwaarde als bedoeld in artikel 26, eerste en tweede lid.

3. Het eerste lid is niet van toepassing indien de nabestaande, de halfwees of het kind buiten Nederland woont doch op de dag van overlijden van de verzekerde langer dan drie maanden onafgebroken in Nederland verblijft.

4. Voor de toepassing van het eerste en derde lid worden perioden van verblijf samengeteld, indien zij elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen.

5. Artikel 32a, vijfde en zesde lid, is van overeenkomstige toepassing.

HOOFDSTUK 2. OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

ARTIKEL VIII. OVERGANGSBEPALING ZIEKTEWET EN HET RECHT OP ZIEKENGELD BUITEN NEDERLAND

Artikel 19a van de Ziektewet is niet van toepassing op de persoon, die op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet op grond van artikel 19 van de Ziektewet recht heeft op ziekengeld en woont buiten Nederland.

ARTIKEL IX. OVERGANGSBEPALING WET OP DE ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSVERZEKERING EN HET RECHT OP ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSUITKERING BUITEN NEDERLAND

De artikelen 20, 43b, en 47a, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering zijn gedurende drie jaren na de dag van inwerkingtreding van deze wet niet van toepassing op de persoon, die op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet, op grond van artikel 18 van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering recht heeft op arbeidsongeschiktheidsuitkering en woont buiten Nederland.

ARTIKEL X. OVERGANGSBEPALING WET ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSVERZEKERING ZELFSTANDIGEN EN HET RECHT OP ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSUITKERING EN HET RECHT OP UITKERING IN VERBAND MET BEVALLING BUITEN NEDERLAND

De artikelen 7a, 19a, 21a, en 22a, van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen zijn gedurende drie jaren na de dag van inwerkingtreding van deze wet niet van toepassing op de persoon, die op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet, op grond van de artikelen 7 dan wel 22 van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen recht heeft op arbeidsongeschiktheidsuitkering dan wel recht op uitkering in verband met bevalling en woont buiten Nederland.

ARTIKEL XI. OVERGANGSBEPALING TOESLAGENWET EN HET RECHT OP TOESLAG BUITEN NEDERLAND

In afwijking van artikel 4, eerste, tweede, derde en vierde lid, van de Toeslagenwet wordt aan de persoon, die op de dag voor de inwerkingtreding van deze wet op grond van artikel 2 van de Toeslagenwet recht heeft op een toeslag en woont buiten Nederland:

a. gedurende het eerste jaar na inwerkingtreding van deze wet het bedrag uitbetaald waarop recht zou bestaan indien betrokkene in Nederland zou wonen;

b. gedurende het tweede jaar na inwerkingtreding van deze wet twee derden van het bedrag uitbetaald waarop recht zou bestaan indien betrokkene in Nederland zou wonen;

c. gedurende het derde jaar na inwerkingtreding van deze wet een derde van het bedrag uitbetaald waarop recht zou bestaan indien betrokkene in Nederland zou wonen.

ARTIKEL XII. OVERGANGSBEPALING ALGEMENE OUDERDOMSWET EN HET RECHT OP OUDERDOMSPENSIOEN BUITEN NEDERLAND

De artikelen 8a, en 9a, van de Algemene Ouderdomswet zijn gedurende drie jaren na inwerkingtreding van deze wet niet van toepassing op de pensioengerechtigde, die op de dag voor de inwerkingtreding van deze wet buiten Nederland woont en op grond van artikel 8 van de Algemene Ouderdomswet recht heeft op een toeslag dan wel op grond van artikel 9, tiende lid van de Algemene Ouderdomswet aanspraak heeft op een bruto-ouderdomspensioen gelijk aan het bedrag, bedoeld in artikel 9, tiende lid, onderdeel a of c.

ARTIKEL XIII. OVERGANGSBEPALING ALGEMENE KINDERBIJSLAGWET EN HET RECHT OP KINDERBIJSLAG BUITEN NEDERLAND

Artikel 7b van de Algemene Kinderbijslagwet is gedurende drie jaren na inwerkingtreding van deze wet niet van toepassing op:

a. de verzekerde, die over het kwartaal voorafgaand aan de dag van inwerkingtreding van deze wet, op grond van artikel 7 van de Algemene Kinderbijslagwet recht heeft op kinderbijslag en buiten Nederland woont, en

b. de verzekerde, voorzover die over het kwartaal voorafgaand aan de dag van inwerkingtreding van deze wet, op grond van artikel 7 van de Algemene Kinderbijslagwet recht heeft op kinderbijslag ten behoeve van het eigen kind, het aangehuwde kind of het pleegkind, dat buiten Nederland woont.

ARTIKEL XIV. OVERGANGSBEPALING ALGEMENE NABESTAAN- DENWET EN HET RECHT OP NABESTAANDENUITKERING, HALFWEZENUITKERING EN WEZENUITKERING BUITEN NEDERLAND

Hoofdstuk 3, paragraaf 9, van de Algemene nabestaandenwet is gedurende drie jaren na inwerkingtreding van deze wet niet van toepassing op de persoon, die op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet, op grond van artikel 14, 22 dan wel 26 van Algemene nabestaandenwet recht heeft op nabestaandenuitkering, halfwezenuitkering dan wel wezenuitkering en woont buiten Nederland.

ARTIKEL XV. WIJZIGING INVOERINGSWET NIEUWE EN GEWIJZIGDE ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSREGELINGEN

Artikel X van de Invoeringswet nieuwe en gewijzigde arbeidsongeschiktheidsregelingen wordt vervangen door:

ARTIKEL X. OVERGANGSBEPALING INZAKE ARTIKEL 17 WAJONG

Artikel 17, eerste lid, onderdeel c, van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten is gedurende drie jaren na inwerkingtreding van de Wet beperking export uitkeringen niet van toepassing ten aanzien van de jonggehandicapte die op de dag vóór de inwerkingtreding van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten recht had op arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet en woont buiten Nederland, zolang laatstgenoemde omstandigheid voortduurt.

ARTIKEL XVI. INWERKINGTREDING

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

ARTIKEL XVII. CITEERTITEL

Deze wet wordt aangehaald als: Wet beperking export uitkeringen.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Naar boven