Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 24 november 2020
Bij brief van 18 november 2020 heeft de Vaste Kamercommissie voor Justitie en Veiligheid
mij verzocht om een reactie op de aan haar gerichte brief van de Geschillencommissie
van 9 november 2020. De commissie heeft mij verzocht die reactie voor de behandeling
van de begroting van Justitie en Veiligheid te sturen. Hierbij voldoe ik aan dit verzoek.
Volledigheidshalve wijs ik graag op de beantwoording van de Kamervragen van 13 november
jl. van het lid Van Nispen (SP) over de financiële positie van de Geschillencommissie,
welke heden eveneens aan uw Kamer zijn aangeboden (Aanhangsel Handelingen II 2020/21,
nr. 908).
De Geschillencommissie geeft in de brief van 9 november jl. aan de Vaste Kamercommissie
voor Justitie en Veiligheid een toelichting op welke rol en betekenis zij hebben als
buitengerechtelijke geschilbeslechtingsinstantie. De Geschillencommissie geeft aan
dat de gevolgen van de Covid-19 crisis een zware impact hebben op de organisatie en
de bedrijfsvoering hetgeen ook gevolgen heeft voor de financiële positie van de organisatie.
Met het oog daarop is op 7 juli jl. een verzoek om financiële ondersteuning ingediend
bij het Ministerie van Justitie en Veiligheid, waarop nog geen beslissing is genomen.
Vooropgesteld zij dat ik de maatschappelijke rol en betekenis van de Geschillencommissie
erken. De Geschillencommissie vergroot, als één van de vier buitengerechtelijke geschilbeslechtingsinstanties
in Nederland, de toegang tot het recht door conflicten in een vroeg stadium, snel
en laagdrempelig op te lossen en dat wil ik graag behouden. De Stichting Geschillencommissies
Consumentenzaken (SGC), onderdeel van de Geschillencommissie, ontvangt jaarlijks een
subsidie ten behoeve van de kosten van de koepelorganisatie van de SGC.
Eind maart 2020 heb ik de SGC gevraagd welke gevolgen zij ondervinden van de Covid
19-crisis. De SGC heeft mij in vervolg hierop op de hoogte gehouden van verdere ontwikkelingen.
Bij brief van 7 juli 2020 heeft de SGC mij verzocht om een subsidie van € 268.000
teneinde de financiële gevolgen van de Covid-19 crisis binnen de organisatie op te
kunnen vangen. Het gaat hier om een verzoek om subsidie in aanvulling op de jaarlijkse
subsidie aan de SGC. Begin september heeft de SGC op mijn verzoek aanvullende informatie
verstrekt. Medio oktober heeft een van mijn medewerkers de SGC telefonisch laten weten
dat ik voornemens ben het verzoek af te wijzen. Bij brief van 9 november 2020 heb
ik dit voorgenomen besluit schriftelijk kenbaar gemaakt. Op 18 november heeft de SGC
schriftelijk gereageerd op dit voorgenomen besluit. De SGC heeft op 20 november jl.
een mondelinge toelichting gegeven. Op korte termijn zal een besluit op het subsidieverzoek
van de SGC worden genomen. Daarbij zal de door SGC gegeven toelichting worden betrokken.
Tot slot merk ik graag nog het volgende op. Ik ben mij ervan bewust dat ook de SGC
de gevolgen van de Covid-19 crisis ondervindt en dat dit voor de organisatie de nodige
impact heeft. In het recente verleden, bij de behandeling van de begroting van het
Ministerie van JenV voor het jaar 2018, heb ik aangegeven dat het voortbestaan van
de SGC niet in gevaar mag komen. Dat standpunt onderschrijf ik nog steeds nadrukkelijk.
Deze situatie doet zich nu niet voor. Om de vinger aan de pols te houden blijf ik
– ook buiten het kader van het subsidieverzoek – met de SGC in contact over de gevolgen
van de Covid 19-crisis zoals ik dat de afgelopen tijd ook heb gedaan.
De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker