25 738
Samenvoeging van de gemeenten Gulpen en Wittem

nr. 5
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 9 februari 1998

1. Inleiding

Het doet mij genoegen dat het voorstel tot samenvoeging van de gemeenten Gulpen en Wittem weinig vragen heeft opgeroepen bij de leden van de verschillende fracties in de Tweede Kamer. Ik leid daaruit af dat het voorstel op brede steun mag rekenen in de Tweede Kamer. Ik zal hierna ingaan op een aantal nadere vragen van de leden van twee van de fracties, die overigens met belangstelling (de leden van de CDA-fractie) respectievelijk met instemming (de leden van de fractie van D66) hebben gereageerd op de voorgestelde samenvoeging.

De leden van de CDA-fractie constateerden een zekere terughoudendheid ten aanzien van de toekomstige ontwikkeling. Ik heb het noodzakelijk gevonden een aanvullende overlegronde met de gemeenten, de buurgemeenten en met het provinciebestuur te houden over deze samenvoeging. Ik had behoefte aan verheldering van een aantal vragen zoals de vraag in welke mate een eventuele samenvoeging van Gulpen en Wittem andere toekomstige ontwikkelingen in de buurgemeenten en met name van Vaals beïnvloedt of zelfs belemmert. Daarnaast was de schaal van de nieuwe gemeente Gulpen-Wittem een aandachtspunt gelet op de langere termijn.

In de uiteindelijke afweging is van doorslaggevende betekenis geworden dat de acute knelpunten van de huidige gemeenten dringend om een oplossing vragen. Dit is door beide gemeenten onderkend getuige het gemeenschappelijk initiatief van beide tot deze fusie. De gemeenten Gulpen en Wittem passen qua aard en maatschappelijke en economische ontwikkeling goed bij elkaar. Ik ben van mening dat gelet op het beperkte takenpakket van deze gemeenten een verdere schaalvergroting momenteel niet noodzakelijk is. Ook de provincie Limburg en het adviesbureau dat aan de gemeenten Gulpen en Wittem heeft geadviseerd, zijn van mening dat de nieuwe gemeente naar de huidige inzichten voldoende is toegerust om haar taken naar behoren uit te voeren. Dat laat onverlet dat de nieuwe gemeente sommige uitvoerende taken efficiënter in samenwerking met andere gemeenten zal kunnen verrichten.

Hoe reëel is de optie dat op korte termijn naar een samenvoeging moet worden gekeken van Gulpen-Wittem en Vaals, vroegen de leden van de fractie van D66 in dat verband. Is die optie nu ook aan de orde geweest? Mede gelet op het verschil in karakter van Vaals enerzijds en Gulpen-Wittem anderzijds, hetgeen inderdaad ook in deze ronde aan de orde is geweest en waarover de meningen niet uiteenliepen, acht ik de kans niet zo groot dat een dergelijke samenvoeging op korte termijn tot stand komt. Deze leden wilden weten wat de mening van Vaals zelf was met betrekking tot een samenvoeging van Gulpen en Wittem. Was de gemeente Vaals ook van mening dat dit nu de beste oplossing was? Is het de verwachting dat Vaals zelfstandig kan blijven? In het extra overleg dat ik naar aanleiding van de ontwerpregeling heb gevoerd heb ik inderdaad ook met de burgemeester van Vaals gesproken. Alle gesprekspartners gaven indertijd unaniem aan dat Vaals qua karakter en cultuur niet goed zou passen bij de andere heuvellandgemeenten. Vaals heeft een meer stedelijk karakter en is meer georiënteerd op Aken. Eveneens erkenden alle gesprekspartners dat, gezien de geografische ligging van Vaals een samenvoeging van Gulpen en Wittem een lastig element kan zijn als de zelfstandigheid van Vaals ter discussie komt. Dat moment is nu echter nog niet bereikt.

In antwoord op de vragen van de leden van de CDA-fractie kan ik natuurlijk naar de toekomst toe geen garanties geven. Dat wil evenmin zeggen dat er op korte termijn weer een herindeling aan zit te komen. Ik wil echter nadrukkelijk de mogelijkheid niet uitsluiten dat er op enig moment alsnog een discussie ontstaat in Limburg over een streeksgewijze herindeling of dat gemeenten zelf toenadering tot elkaar zoeken. De provincie Limburg zelf heeft op dit moment geen voornemens voor een nieuwe streeksgewijze herindeling in Zuid-Limburg na de laatste herindelingsronde in dat gebied in 1982. Een eventuele streeksgewijze herindeling stelt de provincie Limburg afhankelijk van de uitkomst van de landelijke discussie over de herverdeling van taken tussen rijk, provincie en gemeenten. Als die uitkomst gevolgen heeft voor de schaal van gemeenten zal de provincie Limburg een streeksgewijze herindeling in overweging nemen. Dit in antwoord op de vragen van de leden van de D66-fractie.

Deze leden waren zeer verheugd met het brede draagvlak onder de bevolking voor deze samenvoeging. Zij vroegen of er kwantitatief materiaal bestond zoals peilingen of referenda over de herindeling. Dat is niet het geval. Bij navraag is gebleken dat er geen opiniepeilingen zijn gehouden door de gemeentebesturen noch door kranten. Daarvoor kunnen verschillende verklaringen gegeven worden, maar het algemene beeld is dat de herindeling al zo'n geaccepteerd feit is bij de burgers en de besturen van de gemeenten dat opiniepeilingen niet meer nodig worden geacht.

2. Financiële aspecten

De leden van de CDA-fractie vroegen waarom er ondanks de achteruitgang van de algemene uitkering geen reden tot zorg was geuit. Zal verdere efficiencywinst de negatieve herverdeeleffecten kunnen compenseren zo vroegen de leden van de fractie van D66 en wat is het verschil tussen de situatie dat de twee gemeenten apart zouden blijven en de situatie dat zij zouden worden samengevoegd.

Ik ben van mening dat het zelfstandig blijven van beide gemeenten gelet op de geconstateerde kwetsbaarheid van Gulpen en Wittem niet langer een realistische optie is. Uit de perspectievennota «Bestuurlijke samenhang in het Limburgse Heuvelland» bleek onder meer dat de gemeenten Gulpen en Wittem de taken nog juist aankonden, dat er nog net voldoende financiële armslag was, maar dat bij blijvende zelfstandigheid de beleidsprestaties de kritische grens zouden naderen en mogelijk passeren. Een bestuurlijke oplossing daarvoor was dringend gewenst.

De nieuwe gemeente ontvangt f 300 000 minder dan de beide gemeenten gezamenlijk zouden ontvangen. Gedurende 5 jaar zal de nieuwe gemeente een gewenningsbijdrage herindeling ontvangen die naar raming een even hoog bedrag per jaar oplevert. In deze periode zal de nieuwe gemeente dan een efficiencywinst kunnen realiseren die naar verwachting voor de helft de achteruitgang van de uitkering van het gemeentefonds kan compenseren. Ik ben inderdaad optimistisch over de haalbaarheid van deze besparing: het gaat over een bedrag van f 150 000 op jaarbasis. Al bij de voorbereiding van het besluit in de beide gemeenten zijn vele suggesties voor besparingen gedaan. In het onderzoek van KPMG «Gulpen en Wittem, meerwaarde van samenwerking en samenvoeging» wordt een aantal concrete voorbeelden genoemd. De beide gemeenten beschikken momenteel over een gemeentehuis, een accommodatie voor gemeentewerken en over rijdend materieel. Zowel voor wat betreft de huisvesting als voor wat betreft het rijdend materieel is efficiencywinst te behalen. Efficiencyvoordelen zijn bovendien nog te behalen bij het beheer, het onderhoud en de aanschaf van automatiseringssystemen. Daarnaast is een besparing op de bestuurskosten te realiseren (één burgemeester minder, per saldo minder raadsleden en wethouders, één gemeentesecretaris minder).

3. Inwerkingtreding en verkiezingen

De leden van de fractie van D66 wilden informatie hebben over het tijdstip waarop de tussentijdse gemeenteraadsverkiezingen worden gehouden in de nieuwe gemeente. In het algemeen bepaalt het provinciebestuur de datum voor de herindelingsverkiezingen, zodra de beide kamers van de Staten-Generaal met de herindeling hebben ingestemd. Om een herindeling per 1 januari 1999 mogelijk te doen zijn, is het noodzakelijk dat de herindelingswet uiterlijk half september in werking is getreden. Doorgaans zullen de tussentijdse gemeenteraadsverkiezingen in november of december vóór de datum van herindeling plaats vinden.

4. Stichtings- en opheffingsnormen basisonderwijs

De leden van de fractie van het CDA vroegen of er een indicatie gegeven kan worden van de consequenties voor de bestaande onderwijsvoorzieningen in relatie tot de herindeling. Nu het voorstel tot wijziging van de Wet op het basisonderwijs, de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs, de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet medezeggenschap onderwijs 1992 inzake ouderbijdragen, sponsorgelden en stichtings- en opheffingsnormen van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij op 26 november 1997 in werking is getreden (Stb. 1997, 542), worden in de herindelingswet onder de nieuwe regeling over deze normen geen bepalingen meer opgenomen. Wel kan er een indicatie worden gegeven voor de nieuw te vormen gemeente. De opheffingsnorm van nieuw te vormen gemeente Gulpen-Wittem zal naar verwachting 60 bedragen. Uitgaande van die norm is er één basisschool (de Rooms-Katholieke basisschool Theresia te Wittem die te weinig leerlingen op de peildatum 1 november 1997 telde om zelfstandig te kunnen blijven voortbestaan. Het aantal leerlingen op deze school bedraagt namelijk 49. Ook indien de herindeling niet zou plaats vinden, zou deze school in de problemen raken. Het aantal leerlingen vertoont gedurende de laatste twee schooljaren een dalende lijn. De school telde op de peildatum reeds minder leerlingen dan de actuele opheffingsnorm voor de huidige gemeente Wittem (te weten 54).

Het is dus niet door de herindeling dat deze school met opheffing wordt bedreigd. Concluderend kan worden gesteld dat de gemeentelijke herindeling geen extra negatief resultaat oplevert voor de bestaande onderwijsvoorzieningen.

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken,

A. G. M. van de Vondervoort

Naar boven