25 737
Wijziging van de opiumwet om onderscheid te kunnen maken tussen opiumwetmiddelen bij het geven van regels voor het voorschrijven van opiumwetmiddelen op recept

nr. 4
VERSLAG

Vastgesteld 11 december 1997

De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport1, met het voorbereidend onderzoek van voorliggend wetsvoorstel belast, brengt onderstaand verslag uit.

Met een tijdige en afdoende beantwoording van de in dit verslag opgenomen vragen en opmerkingen acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

Algemeen

De leden van de fractie van de PvdA hebben met belangstelling kennis genomen van het onderhavige wetsvoorstel, en vragen of naast de wetstechnische correctie van de wet uit 1993 ook andere motieven ten grondslag liggen aan deze aanpassing. Waarom komt de regering eerst nu met deze wetswijziging? In hoeverre speelt de actuele discussie over de medische verstrekking van marihuana een rol bij deze wetswijziging?

Deze leden onderschrijven de bedoeling van de regering om onderscheid te maken tussen Opiumwetmiddelen met een geneeskundige of andere therapeutische toepassing en overige Opiummiddelen. Nu de wetstekst sinds 1993 dit onderscheid niet maakte, is men in de praktijk anders met Opiumwetmiddelen omgegaan dan vóór 1993. Kan de regering voorbeelden noemen waarin de uitwerking van de wet van 1993 een andere is geweest dan die van vóór 1993? Met andere woorden: maakt deze wetswijziging iets uit voor de praktijk van alledag? Zo ja, kan de regering dit aangeven?

In de memorie van toelichting wordt gesteld dat verlof kan worden verleend voor het verrichten van medisch of ander wetenschappelijk onderzoek met hennep of met andere, niet therapeutisch toegepaste Opiumwetmiddelen. Wordt dat verlof daartoe beperkt of kan het ook zo zijn dat, indien wetenschappelijk onderbouwd, hennepproducten zoals marihuana op recept worden voorgeschreven? In hoeverre zou deze wetswijziging een belemmering kunnen vormen voor het op recept voorschrijven van marihuana indien nieuwe inzichten de geneeskundige werking daarvan wetenschappelijk zouden onderbouwen?

De leden van de fractie van de PvdA achten het wenselijk dat een voorhangprocedure voor de in het kader van deze wetswijziging op te stellen AMvB wordt gevolgd.

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het wetsvoorstel. Zij vragen waarom de AMvB ex artikel 4, eerste lid van de Opiumwet nimmer is vastgesteld, en waarom nu pas, vier jaar na de laatste wijziging van de Opiumwet in juli 1993, deze omissie wordt hersteld. Zijn er bepaalde ontwikkelingen (bijvoorbeeld medische verstrekking van marihuana, experiment verstrekking heroïne) die daartoe aanleiding geven?

Voorts vragen deze leden volgens welke procedure de keuze van middelen die wel mogen worden voorgeschreven zal verlopen. Spelen bijvoorbeeld adviezen van de Gezondheidsraad daarin een belangrijke rol?

Tenslotte vragen zij welke voorstelling de regering zich maakt van de betrokkenheid van de Kamer inzake het vaststellen van de bedoelde algemene maatregel van bestuur ex artikel 4. Denkt de regering in dit verband bijvoorbeeld aan het «voorhangen» van een dergelijke maatregel?

De leden van de VVD-fractie hebben kennis genomen van voorliggend wetswijziging, en kunnen zich er in principe in vinden dat met deze wijziging van de Opiumwet de Minister van Volksgezondheid een meer genuanceerd instrumentarium wordt bezorgd om het voorschrijven en afleveren van Opiumwetmiddelen voor geneeskundig doel te regelen. Deze leden wensen nog een enkele vraag ter toelichting te stellen.

Kan de regering met enkele voorbeelden uit de praktijk aangeven in welke gevallen een wetswijziging als de onderhavige tot nu toe werd gemist?

De leden van de VVD-fractie merken op dat de minister bij brief van 2 september 1997 (25 000 XVI, nr. 77) met instemming van deze leden heeft aangegeven dat zij positief staat tegenover initiatieven voor gedegen opgezet klinisch onderzoek, om zo de eventuele geneeskundige werking van marihuana wetenschappelijk te kunnen onderbouwen. Indien mocht blijken dat er sprake is van geneeskundige werking (en kwaliteit en veiligheid is getoetst), speelt de onderhavige regeling dan vervolgens een rol? Zo ja, wat zijn de praktische gevolgen?

De leden van de VVD-fractie verwijzen ook nog naar de plenaire behandeling van het wetsvoorstel inzake medisch wetenschappelijk onderzoek met mensen (22 588), waar zij het onderzoek met marihuana aan de orde stelden. Kan de regering aangeven of, en zo ja hoeveel en door wie, er aanvragen zijn ingediend (en toegekend) tot experimenten c.q. onderzoeken met marihuana?

De leden van de fractie van D66 hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Zij hebben uit het voorstel begrepen dat ten aanzien van Opiumwetmiddelen een onderscheid wordt gemaakt tussen verschillende middelen, in die zin dat die Opiumwetmiddelen die geen geneeskundige of andere therapeutische toepassing kennen, waaronder hennep, niet mogen worden voorgeschreven. Daarnaast hebben de leden uit het voorstel opgemaakt dat door middel van een AMvB verlof verleend kan worden, waardoor met hennep, of andere niet therapeutisch toegepaste Opiumwetmiddelen, medisch dan wel ander wetenschappelijk onderzoek kan worden verricht.

Deze leden gaan hiermee in beginsel akkoord, maar zouden graag vernemen hoe dit voorstel zich verhoudt tot het onderzoek dat momenteel gaande is naar het verstrekken van medicinale marihuana op recept. Zij vragen wat de gevolgen voor dit wetsvoorstel zijn, indien uit het onderzoek naar voren komt dat marihuana wel therapeutische werking heeft. Zal de minister in dat geval tot wetswijziging overgaan? Welke urgentie ligt eraan ten grondslag om de huidige wetswijziging, in afwachting van de resultaten van het onderzoek, voor te stellen?

De voorzitter van de commissie,

Van Nieuwenhoven

De griffier van de commissie,

Teunissen


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Lansink (CDA), Schutte (GPV), Van Nieuwenhoven (PvdA), voorzitter, Van der Heijden (CDA), ondervoorzitter, Van Heemskerck Pillis-Duvekot (VVD), M. M. H. Kamp (VVD), Doelman-Pel (CDA), Swildens-Rozendaal (PvdA), Vliegenthart (PvdA), Mulder-van Dam (CDA), Versnel-Schmitz (D66), Middel (PvdA), Leerkes (U55+), Nijpels-Hezemans (Groep Nijpels), Fermina (D66), Oedayraj Singh Varma (GroenLinks), Dankers (CDA), Marijnissen (SP), Essers (VVD), Oudkerk (PvdA), Cherribi (VVD), Sterk (PvdA), Van Boxtel (D66), Van Vliet (D66), Van Blerck-Woerdman (VVD).

Plv. leden: Heeringa (CDA), Van der Vlies (SGP), Lilipaly (PvdA), Th. A. M. Meijer (CDA), Rijpstra (VVD), Voûte-Droste (VVD), Smits (CDA), Dijksma (PvdA), vacature PvdA, Beinema (CDA), Van den Bos (D66), M. M. van der Burg (PvdA), Rouvoet (RPF), R. A. Meijer (Groep Nijpels), Van Waning (D66), Sipkes (GroenLinks), G. De Jong (CDA), vacature CD, Passtoors (VVD), Apostolou (PvdA), J. M. de Vries (VVD), Noorman-den Uyl (PvdA), Bremmer (CDA), Bakker (D66), Hoogervorst (VVD).

Naar boven