nr. 13
BRIEF VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR FINANCIËN
Aan het Presidium
's-Gravenhage, 6 juni 2000
Op 3 november 1999 heeft de vaste commissie voor Financiën het kabinet
verzocht naar aanleiding van de kabinetsreactie op het rapport van de Monitoring
Commissie Corporate Governance (Commissie Peters-II) de SER te vragen advies
uit te brengen over de zeggenschapsverhoudingen binnen de vennootschap, waarbij
aan een aantal punten aandacht zou worden geschonken. Op 11 februari heeft
het kabinet de commissie laten weten de SER slechts gevraagd te hebben advies
uit te brengen over de structuurregeling. Waar de commissie een brede visie
op het thema corporate governance voor ogen stond, wenste het kabinet de adviesaanvraag
sterk te beperken tot de toepassingscriteria van het structuurregime en het
correctiemechanisme met betrekking tot niet-functionerende commissarissen.
De commissie staat echter een brede visie op het thema corporate governance
voor ogen. De toepassingscriteria en het correctiemechanisme binnen het structuurregime
zijn namelijk belangrijke onderwerpen, die niet los gezien kunnen worden van
de thematiek rondom corporate governance in het algemeen en het structuurregime
in het bijzonder.
Aangezien de commissie behoefte heeft aan een volledig en integraal advies
stelt zij u voor, nu de Kamer daartoe de mogelijkheid heeft, de SER te vragen
een aanvullend advies uit te brengen conform bijgaand concept. Zij verzoekt
u dan ook ten einde een Kameruitspraak te krijgen dit voorstel zo spoedig
mogelijk op de agenda van de Kamer te plaatsen.
De griffier van de vaste commissie voor Financiën,
Janssen
BIJLAGE 's-Gravenhage, juni 2000
Aan de voorzitter van de Sociaal Economische Raad
de heer Dr. H. H. F. Wijffels
Geachte heer Wijffels,
Naar aanleiding van het rapport van de Monitoring Commissie Corporate
Governance (Commissie-Peters II) heeft het Kabinet op 10 februari j.l. uw
Raad gevraagd advies uit te brengen over de structuurregeling, in het bijzonder
met betrekking tot de toepassingscriteria zoals de positie van overheids-
en familiebedrijven, en het correctiemechanisme. Deze onderwerpen zijn zonder
meer van groot belang. De Tweede Kamer staat evenwel een bredere adviesaanvraag
voor ogen.
De Kamer zou u willen verzoeken de onderwerpen SER-fusiecode, de Europese
13e Richtlijn, en het wetsvoorstel beschermingsconstructies, in
onderlinge samenhang op te nemen in een aanvullend advies, ongeacht lopende
wetgevingstrajecten of onderzoeksanalyses van de regering zelf. Daarnaast
zou de Tweede Kamer graag uw visie ontvangen over de wijze van benoeming,
alsmede over de plaats en de inhoud van de functie van lid van de Raad van
Commissarissen. Dit betekent dat zij uw Raad vraagt te adviseren over de versterking
van de positie van werknemers binnen de Raad van Commissarissen. Zij vraagt
daarbij uw advies over de versterking van de positie van de werknemerscommissaris,
de mogelijke voor- en nadelen c.q. gevolgen daarvan en over de wijze waarop
blokvorming in de Raad van Commissarissen kan worden voorkomen. De Kamer verzoekt
u daarbij tevens te betrekken de rol die pensioenfondsen en andere institutionele
beleggers spelen vanuit het oogpunt dat werkgevers en werknemers deze fondsen
beheren en op die wijze als aandeelhouder eveneens een zeggenschapspositie
bekleden. Ook het element «zeggenschap op basis van financiële
participatie van werknemers» zou daarbij kunnen worden betrokken.
Voorts vraagt de Kamer u in te gaan op de inhoud van de functie van de
Raad van Commissarissen, waarmee onder andere gedoeld wordt op het al dan
niet toereikend zijn van het bevoegdhedeninstrumentarium van de RvC, zoals
dat is neergelegd in art. 162–164 Boek 2 BW. Het verzoek aan uw Raad
is eveneens aandacht te besteden aan de wenselijkheid van meer transparantie
en aan de vormgeving van het afleggen van verantwoordelijkheid, mede in het
licht van de aanbevelingen van de commissies Peters I en II.
Voorts ontvangt de Kamer graag de visie van de SER op het stakeholder-
en shareholdermodel. Welke stakeholders zouden moeten worden onderscheiden
en op welke wijze zou die benadering gestalte kunnen krijgen in de Raad van
Commissarissen?
De Kamer zou in dit kader graag een advies ontvangen over de vraag hoe
tot een betere maatschappelijke inbedding van de onderneming kan worden gekomen,
al dan niet door middel van een ander benoemignsstelsel voor de Raad van Commissarissen.
Hierbij denkt zij vooral aan de maatschappelijk commissaris, en de commissaris
algemeen belang. Ook de gevolgen van ondernemingsbestuur dat in eerste instantie
gericht is op waardering door de aandeelhouders, zou de Kamer graag in beeld
willen hebben.
De Kamer zou het zeer op prijs stellen indien uw Raad het aanvullend advies
binnen zes maanden aan de Kamer zou kunnen toezenden.
De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal,
J. van Nieuwenhoven