nr. 1
KONINKLIJKE BOODSCHAP
Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van wet houdende
uitvoering van de verordening van de Raad van de Europese Unie inzake het
Gemeenschapsmerk betreffende de aanwijzing van de nationale autoriteit voor
het exequatur en de bevoegde rechtbank (Uitvoeringswet E.G.-verordening inzake
het Gemeenschapsmerk).
De memorie van toelichting, die het wetsvoorstel vergezelt, bevat de gronden
waarop het rust.
En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.
's-Gravenhage
6 november 1997
Beatrix
nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat op grond van artikel 82, tweede
lid, van de verordening (EG) nr. 40/94 van de Raad van de Europese Unie van
20 december 1993 inzake het Gemeenschapsmerk (PbEG 1994, L11), een nationale
autoriteit voor het exequatur moet worden aangewezen en op grond van artikel
91 van die verordening een zo gering mogelijk aantal rechterlijke instanties
moet worden aangewezen voor het beslechten van geschillen inzake inbreuk en
geldigheid van Gemeenschapsmerken;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan gelijk Wij goedvinden en
verstaan bij deze:
Artikel 1
In deze wet wordt verstaan onder verordening: de verordening (EG) nr.
40/94 van de Raad van de Europese Unie van 20 december 1993 inzake het Gemeenschapsmerk
(PbEG 1994, L11).
Artikel 2
In afwijking van artikel 994 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering,
wordt een beslissing van het Bureau, bedoeld in artikel 82, eerste lid, van
de verordening, aangemerkt als een beslissing gegeven door de rechter van
een vreemde Staat als bedoeld in artikel 985 van eerdergenoemd wetboek.
Artikel 3
Voor alle vorderingen als bedoeld in artikel 92 van de verordening is
in eerste aanleg uitsluitend bevoegd de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage
en in kort geding de president van die rechtbank.
Artikel 4
Op de behandeling van vorderingen als bedoeld in artikel 92 van de verordening
die voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet aanhangig zijn gemaakt,
blijft het recht zoals het gold voor dat tijdstip van toepassing.
Artikel 5
Deze wet treedt in werking met ingang van de eerste dag van de tweede
kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt
geplaatst.
Artikel 6
Deze wet wordt aangehaald als: Uitvoeringswet E.G.-verordening inzake
het Gemeenschapsmerk.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Justitie,