nr. 8
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
's-Gravenhage, 12 oktober 1998
Met het oog op de behandeling in de Kamer op 13 oktober 1998 van de door
de leden Apostolou, Hoekema en M.B. Vos voorgestelde motie inzake kernwapenreducties,
stel ik er prijs op reeds nu het hieronder volgende commentaar met betrekking
tot deze motie ter kennis van de Kamer te brengen.
Nederland is een actief pleitbezorger van non-proliferatie en kernwapenbeheersing.
De Regering draagt dit onder meer uit in de Geneefse Ontwapeningsconferentie
alsmede in het versterkte toetsingsproces van het Non-Proliferatieverdrag
(NPV). De Regering is van mening dat voor een effectief non-proliferatiebeleid
vooruitgang op het gebied van kernwapenbeheersing een voorwaarde is. De Regering
is derhalve voorstander van verdere reducties van bestaande kernwapenarsenalen
door inspanningen van de kernwapenstaten.
Het proces van kernwapenreducties is momenteel in volle gang in de vorm
van uni- en bilaterale reducties. De VS en de Russische Federatie zijn bezig
aan de uitvoering van START I. Zoals bekend is de ratificatie van START II
vooralsnog in de Russische Doema blijven steken. Hoewel er derhalve over verdere
reducties (in de vorm van een START III-verdrag) nog niet tussen de Verenigde
Staten en de Russische Federatie wordt onderhandeld, zijn er wel reeds tussen
de presidenten van die landen afspraken gemaakt over de parameters voor START-III-onderhandelingen.
Hieruit kan worden geconcludeerd dat bij beide landen de politieke bereidheid
bestaat verder te onderhandelen.
Ook de kernwapenstaten Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk zijn recent
overgegaan tot aanzienlijke reducties c.q. hebben die in het vooruitzicht
gesteld. Frankrijk heeft de op land gestationeerde kernwapens afgestoten en
in het kader van de Strategic Defence Review zal het VK het aantal kernkoppen
en het totale aantal Trident-raketten aan boord van onderzeeërs in belangrijke
mate terugbrengen. Beide landen sluiten toekomstige deelname aan onderhandelingen
met de overige kernwapenstaten over reducties niet uit. Daar de
kernwapensarsenalen van deze twee landen beduidend geringer zijn dan die van
de RF en de VS, is volgens hen dat tijdstip nog niet aangebroken. Ook China
heeft een beduidend kleiner kernwapenarsenaal dan de Russische Federatie en
de VS.
Het grootste struikelblok voor verdere reducties door de kernwapenstaten
is de ratificatie van START II door het Russische parlement. Nederland dringt
er bilateraal en in EU-verband bij de Russische Federatie op aan dit verdrag
zo snel mogelijk te ratificeren. Gezien de binnenlands-politieke situatie
in de Russische Federatie is het onmogelijk een gefundeerde voorspelling te
doen over de vooruitzichten op spoedige ratificatie. De tekst van de motie
geeft daarvan ook blijk door het dictum mede afhankelijk te maken van de ratificatie
van START II in de Doema. In deze zin is de motie een ondersteuning van het
beleid.
De Regering zal zich blijven inzetten voor verdere kernontwapening. Binnenkort
beginnen in de Geneefse Ontwapeningsconferentie onderhandelingen inzake een
verdrag dat productie van splijtstoffen voor ontploffingsdoeleinden moet verbieden.
Nederland zal actief deelnemen aan deze onderhandelingen.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
J. J. van Aartsen