25 728 (R 1602)
Goedkeuring van het op 10 september 1996 te New York tot stand gekomen Verdrag inzake het alomvattend verbod op kernproeven (Trb. 1997, 62)

nr. 4
VERSLAG

Vastgesteld 10 januari 1998

De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer van haar bevindingen als verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de gestelde vragen door de regering tijdig beantwoord zullen zijn, acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel genoegzaam voorbereid.

De leden van de PvdA-fractie hebben zeer verheugd kennis genomen van de totstandkoming van onderhavig verdrag. Deze leden onderschrijven de mening van de Nederlandse regering dat dit verdrag een belangrijk stap vooruit betekent in het streven naar een kernwapenvrije wereld. Het hiermee gelegde verbod op het uitvoeren van alle kernproeven in de vorm van explosies kan de horizontale en verticale non-proliferatie van kernwapens in belangrijke mate bevorderen. Deze leden betreuren dan ook het feit dat India, als een van de drempel-landen, afgezien heeft van ondertekening van het verdrag. De inwerkingtreding van het verdrag wordt daarmee op de lange baan geschoven. Desalniettemin, het kernstopverdrag stelt een politieke norm waaraan ook landen die het verdrag niet hebben ondertekend zich zullen dienen te houden. Niet-naleving daarvan zal, zoals de regering stelt, niet zonder consequenties blijven voor het desbetreffende land.

De leden van de PvdA-fractie vragen echter welke nadere stappen, met name in NPV-verband, mogelijk en wenselijk worden geacht om landen die het kernstopverdrag nog niet hebben ondertekend, te stimuleren om dat wel te doen. Om een universeel, internationaal en effectief verifieerbaar alomvattend kernstopverdrag in werking te laten treden is de participatie van deze landen onmisbaar. Welke initiatieven zal Nederland, bilateraal en in multilateraal verband nemen om richting de toetsingsconferentie van het Non-Proliferatieverdrag in het jaar 2000 deze landen partij te doen worden bij beide verdragen?

Deze leden achten het van groot belang dat alle permanente leden van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties partij zijn geworden bij het Kernstopverdrag. Dat dit verdrag, ook al zonder dat het officieel in werking is getreden, de facto al geleid heeft tot stopzetting van kernproeven is belangrijk. Maar welke stappen zullen deze landen nemen om hun kernwapenarsenalen zodanig te reduceren, dat er een perspectief ontstaat op volledige uitbanning? Het verdrag laat immers computer- simulaties toe, waarmee de ontwikkeling en kwalitatieve verbetering van kernwapens niet per definitie belemmerd wordt.

Deze leden onderschrijven de stelling dat het overeenkomen van een tijdgebonden schema voor kernontwapening geen voorwaarde mocht vormen voor de totstandkoming van onderhavig verdrag. Maar zou dat in NPV-verband niet mogelijk zijn?

Verder vragen deze leden welke consequenties het Kernstopverdrag zal hebben voor de nucleaire doctrine van de NAVO.

Met betrekking tot de verificatie wensen de leden van de PvdA-fractie nadere informatie te hebben over de mogelijkheden om toezicht te houden op niet-partijen bij dit verdrag. Van belang is ook te weten hoe invulling zal worden gegeven aan het gestelde onder artikel II betreffende de assistentie die aan lid-staten wordt verleend bij de oprichting en exploitatie van verificatiestations. Is het mogelijk om daarmee aan te vangen voordat het verdrag in werking is getreden? En kan Nederland daar direct aan bijdragen?

Deze leden wensen verder te benadrukken dat het ook in gevallen waarin het Koninkrijk van plan is om tegen wijzigingsvoorstellen te stemmen, eerst overleg met de Staten-Generaal gevoerd dient te worden.

Tot slot willen de leden van de PvdA-fractie hun waardering uiten voor de cruciale rol die Nederland heeft gespeeld als algemeen voorzitter van de onderhandelingen die in dit verdrag hebben geresulteerd, dankzij de inzet van drs Jacob Rademaker en zijn team.

De leden van de CDA-fractie hebben met grote waardering en instemming kennis genomen van de totstandkoming van een verdrag inzake het alomvattend verbod op kernproeven.

Met name verheugt het deze leden dat de onderhandelingen in de Geneefse ontwapeningsconferentie onder Nederlands voorzitterschap met succes zijn afgesloten. De actieve en initiatiefrijke opstelling van het voorzitterschap is de leden van de CDA-fractie niet ontgaan.

Welke mogelijkheden ziet de regering om India alsnog bij dit verdrag te betrekken? Is er een kans dat op korte termijn hiertoe initiatieven worden ontwikkeld, zo vragen deze leden?

Kan bij benadering aangegeven worden welke financiële verplichtingen verbonden zijn aan het opstarten van de voorbereidende werkzaamheden ten behoeve van de op te richten nieuwe organisatie?

Kunnen naar het oordeel van de regering zonder formele inwerkingtreding van het verdrag reeds bij instemming van de ondertekenende partijen voorbereidingen getroffen worden voor de oprichting van de drie organen van het verdrag, c.q. monitoring plaatsvinden en het internationaal inspectiemechanisme in werking treden?

De aan het woord zijnde leden zien geen beletsel om tot goedkeuring van het verdrag over te gaan.

Met grote belangstelling hebben de leden van de D66-fractie kennis genomen van voorliggend wetsvoorstel. Deze leden zijn verheugd over de totstandkoming van het kernstopverdrag en willen van de gelegenheid gebruik maken de Nederlandse voorzitter van de werkgroep van de Geneefse Ontwapeningsconferentie, belast met de onderhandeling van de Comprehensive Ban Treaty (CTBT), de heer J. Ramaker, te danken voor de inspanningen die hij zich getroost heeft om in de race tegen de klok dit verdrag tot een goed einde te brengen.

De leden van de D66-fractie wijzen op het belang van ratificatie van dit wetsvoorstel. De steun van het Koninkrijk, als één van de 44 landen die voor de inwerkingtreding van dit verdrag is onontbeerlijk. Graag willen deze leden van de mogelijkheid gebruik maken tot het plaatsen van enige vragen en opmerkingen.

De leden van de D66-fractie zijn het met de regering eens dat dit verdrag een belangrijke stap vooruit is in het uiteindelijke streven naar een kernwapenvrije wereld. Deze gedachte komt ook naar voren in de preambule bij dit verdrag, waarin gesteld wordt dat het uiteindelijke doel van het kernstopverdrag is, de uitbanning van kernwapens. Wordt er al over bepaalde scenario's of tijdpaden gesproken? Het verdrag is, zo valt in de memorie te lezen, een effectieve maatregel voor kernontwapening. Hoe, zo vragen deze leden, verhoudt de interpretatie van de preambule zich met de uitspraken van de heer Ramaker in het dagblad Trouw (24-08-1997), waarin hij zegt dat de onderhandelingen over explosieven-testen en niet over ontwapenen gingen.

Het is des te jammer dat India, Pakistan en Noord-Korea zich van ondertekening hebben onthouden. Spoedige inwerkingtreding van dit verdrag ligt daarom niet voor de hand, omdat daarvoor ondertekening van alle 44 landen die iets met kernenergie van doen hebben noodzakelijk is. De betekenis ligt, aldus de regering, aan de politieke norm die dit verdrag stelt. Maar hoe wordt dat in die landen die vooralsnog niet willen ondertekenen zelf ervaren, zo vragen deze leden.

In India zelf is een brede consensus tegen ondertekening van voorliggend verdrag. Wat vindt de regering van de kritiek van India op het verdrag, en van de voorwaarden die India stelt voor het dit verdrag zal ondertekenen? Hoe gaat de organisatie verantwoordelijk voor de uitvoering van het CTBT met niet-ondertekenen van India om? En wat betekent dit – afgezien van de procedurele mogelijkheden zoals die in artikel XIV worden beschreven – voor het politiek gewicht van dit verdrag? Immers, artikel IX, eerste lid, spreekt over de onbeperkte geldigheid ervan, maar zonder ondertekening door de 44 staten die er in dit geval vooral toe doen zal het verdrag in ieder geval geen formele status hebben, zo denken deze leden. En wat vindt de regering dat van de stelling dat het CTBT weliswaar een stap vooruit is naar een mondiaal veiligheidsstelsel, maar dat er onvoldoende aandacht besteed wordt aan de nationale belangen van de ondertekenaars?

De regering spreekt over de landen met de status van kernwapenstaat en drie drempellanden, te weten India, Pakistan en Israël. Waarom is Noord-Korea niet een zogeheten drempelland? En waarom wordt in het geheel niet gesproken over Brazilië, Zuid-Korea en Zuid-Afrika, waarvan de laatste bovendien nucleaire handel met China drijft? Wat is de opvatting van de regering over deze kwestie? Heeft dat nog gevolgen voor het Non-Proliferatieverdrag?

Deze leden begrijpen de Indiase kritiek – en de geo-politieke situatie waarin India zich bevindt –, en erkennen ook dat India nooit het Non-Proliferatieverdrag heeft ondertekend. Juist in de preambule vinden deze leden een redelijke tegemoetkoming aan de Indiase eisen van totale kernontwapening en aan de oude Indiase idealen zoals die door oud-premier Jawaharlal Nehru is verwoord. Overigens vragen deze leden of door de Indiase houding de Nederlandse beoordeling van het Indiase kernwapenprogramma verandert?

Over de houding van Pakistan, dat zich afhankelijk van de positie van India stelt, vragen deze leden zich af of beide landen samen toch niet verder in de gewenste richting kunnen komen? In hoeverre is de Chinese positie hierop van invloed? Een andere zorg is de weigering van Noord-Korea om niet het verdrag te ondertekenen, terwijl dit land wel zijn instemming met dit verdrag in de Algemene Vergadering van de VN naar voren heeft gebracht. Was het diplomatiek gezien niet mogelijk om de drie niet-ondertekenende landen op basis van artikel IX, tweede lid, toch te laten tekenen? Voeren de Verenigde Staten geen verdere onderhandelingen meer met Pyongyang over deze kwestie of hebben de onderhandelingen tussen de VS, Noord-Korea en het IAEA niks opgeleverd?

Dit verdrag, en met name de preambule, kan de ontwapeningsonderhandelingen tussen de Verenigde Staten en Rusland ook uit het slop halen. Verwacht de regering nu dat de niet-gebonden landen door dit verdrag meer of minder zullen worden aangespoord verplichtingen tot nucleaire reducties van de kernwapenstaten te vragen? Vroeger was dit altijd een belangrijk punt van de «derde wereld» het Non-Proliferatieverdrag te koppelen aan het beperkte kernstopverdrag van 1963. Nu is dit CTBT getekend en zijn India, Pakistan en Noord-Korea nog niet tevreden. Misschien komen India, Pakistan en Noord-Korea over de brug wanneer in het START-proces progressie wordt gemaakt.

De leden van de D66-fractie zijn verheugd over de opstelling van Peking, dat zich door het bereikte compromis over het toetsingsartikel heeft aangesloten bij het verdrag. De niet-gebonden landen – India, Pakistan en Egypte, aldus de memorie – wilden een breder verdragsverbod dan werd voorgestaan, vooral gericht tegen kernwapenproeven middels computersimulaties. Is de regering het met deze leden eens dat zo'n controle te ver doorgaat, omdat men dan in computercentra der diverse landen zou kunnen doordringen wil men tot effectieve contole kunnen komen?

Voorts willen deze leden hun waardering uiten ten aanzien van Frankrijk dat zijn nucleaire testgebied in de Pacific zal sluiten. Sluiten de andere landen met de status van kernwapenbezit hun ondergrondse nucleaire installaties (voor zover ze deze bezitten) en zo nee, waarom niet? Zijn er plannen in de maak die dit voorstaan dan wel om die installaties op een stand-by positie te zetten.

Vier staten hebben het verdrag reeds bekrachtigd, staat in de memorie. Welke zijn dat? Hoe wordt dit verdrag door Moskou en Kiev en andere erfgenamen van de Sovjet-Unie gezien en hebben er al dissonante geluiden in de Doema geklonken? Op wat voor termijn moet men met ratificatie door deze landen rekening houden?

Deze leden maken zich nog steeds bezorgd over het onderhoud van de nucleaire commando-centra in Rusland, die bij een kernstopverdrag even belangrijk blijven. De Russische minister van defensie Radionov heeft bij herhaling verklaard dat een ramp dreigt wanneer er niet genoeg geld komt om voornoemde centra op peil te houden. En heeft, zo vragen deze leden, dit kernstopverdrag een katalyserende werking voor de ratificatie van het START-2 verdrag door de Russische Doema?

In de Verenigde Staten bedragen de kosten voor het onderhoud van de nucleaire commando-centra ongeveer 4 miljard dollar per jaar. Voorziet dit verdrag ook in een tegemoetkoming aan lidstaten die slecht aan het onderhoud van eigen arsenalen kunnen voldoen? Dit kan direct aan het land, maar ook in een vermindering aan de (financiële) bijdrage tot de uitvoering van dit verdrag? Is het bijvoorbeeld mogelijk werkloze Russische kernfysici in te schakelen bij het opzetten van de Internationale Databank? Of is er emplooi voor hen in het hoofdkantoor in Wenen? Zou dat als bijdrage «in natura» door een verdragspartij beschouwd kunnen worden?

Ook de ratificatie door de Verenigde Staten is geen uitgemaakte zaak. Hoe is het compromis dat Washington met Peking heeft bereikt in Amerika ontvangen? Hoe schat de regering de opstelling van de Senaat in het kernstopverdrag in en waarom?

Mede gezien de preambule van dit verdrag hopen deze leden dat de toezeggingen die de presidenten Clinton en Jeltsin in Helsinki aan elkaar hebben gedaan om START-III onderhandelingen te beginnen worden uitgevoerd. Daarnaast hopen deze leden dat beide landen vaart maken met de ratificatie van START-II om het ontwapeningsproces op koers te houden.

Kan er voor Amerika – houder van de westerse nucleaire parapluie – een probleem ontstaan met het moderniseren van het arsenaal en het gelijktijdig nakomen van dit verdrag?

De leden van de D66-fractie constateren een spanning tussen de noodzaak van indringende verificatie en de mogelijkheden voor de staat die geïnspecteerd zal worden om over de voorwaarden van inspecties te onderhandelen. Hoe lang is gemoeid met het opzetten van een verificatienetwerk?

Artikel IV,2 spreekt over verificatieactiviteiten die gebaseerd zullen zijn op objectieve informatie. De leden van de D66-fractie vinden het vanzelfsprekend dat in het verdrag staat dat objectieve informatie de basis is voor verificatie. Ten aanzien van het punt van de verificatie in artikel IV, protocol 1 (internationaal toezichtsysteem) nemen deze leden kennis van het besluit om de helft van de radionucleïde stations met apparatuur voor edelgasmetingen uit te rusten. Zij dringen aan op een evenredige geografische verspreiding van deze stations. Zullen deze stations van edelgas-meetvoorzieningen wisselen? Zal het aantal meetstations (337) kunnen afnemen door verbeterde techniek.

Deze leden vragen ook in hoeverre kernproeven van minder dan 1 kiloton betrouwbaar zijn? Is het zo dat het CTBT ruimte voor proefexplosies overlaat (van minder dan 1 kiloton) die niet als «echt» worden beschouwd? De memorie spreekt over een grens van 300 ton TNT die staten vrijwillig aan het Technisch Secretariaat zouden moeten melden. Komen explosies van 300 ton TNT of meer vaak voor? Kan men met behulp van «sub-kritische explosies» betere computersimulaties ontwikkelen? Is het juist dat eenvoudig kernsplijtstof-bommen gemaakt kunnen worden zonder dat er proefexplosies? Is een waterdichte scheiding mogelijk tussen computersimulaties en echte proefexplosies?

Voorts vragen de leden van de D66-fractie wanneer de diverse meetsystemen en -stations operationeel zijn. Wat gebeurt er bij een onverhoopte weigering van een staat om inspectieteams op zijn grondgebied toe te laten? Zijn de observatiemiddelen van nationale overheden in overeenstemming met internationaal recht? In artikel V wordt over sancties gesproken. Aan wat voor soort maatregelen dan wel sancties worden bij obstructie gedacht? Is een rol van de Veiligheidsraad daarbij uitgesloten?

De deelnemende landen aan het kernstopverdrag dragen bij in de kosten van de uitvoering en de controle er van. Hoe hoog zullen de kosten voor Nederland op de korte en middellange termijn zijn en voor welk begrotingsonderdeel zullen deze 1,61% ten laste komen? Hoe wordt de tegenwaarde van een bijdrage in natura berekend?

Hoe wordt een oordeel van al dan niet of er een schending heeft plaatsgevonden bepaald? Voor een besluit om tot inspectie over te gaan is een gekwalificeerde meerderheid van dertig nodig. Geldt dat ook voor een oordeel van het schenden van het kernstopverdrag?

Het compromis dat gevonden is voor het gebruik van data verkregen op basis van nationale technische middelen stelt dat deze technische informatie is verkregen op een wijze die in overeenstemming is met de aanvaarde beginselen van internationaal recht. Wat zegt dat, zo vragen de leden van de D66-fractie zich af, over via satellieten verkregen informatie?

Voorts vragen deze leden op wat voor termijn de regering denkt dat de zetelverdeling binnen de Westelijke groep zal zijn opgelost? Zijn de zetelverdelingen binnen de andere groepen al geklaard?

Wanneer niet binnen drie jaar na de opening tot ondertekening het kernstopverdrag in werking is getreden, zal een speciale conferentie georganiseerd worden, waarin een oplossing voorgesteld moet worden om de CTBT toch, eventueel in aangepaste vorm, tot stand te brengen. De kans daarop neemt met het verstrijken van de tijd alleen maar toe. Aan tafel zitten dan «slechts» de ratificerenden; een magerder verdrag zal dan het resultaat zijn. Vinden over het voorliggend verdrag nog gesprekken met de autoriteiten plaats die nog niet hebben ondertekend? En ziet de regering bij het mislukken van de CTBT een nieuwe wapenwedloop in het verschiet liggen? De kans op geslaagde wapencontrole-verdragen die er zijn en nog in onderhandeling zijn (bijvoorbeeld START-3) zullen naar de mening van de leden van de D66-fractie aan geloofwaardigheid inboeten.

In de loop van 1998 beginnen de voorbereidende onderhandelingen over splijtstoffen als plutonium en verrijkt uranium. De VS, en de andere NAVO-landen maken zich daar sterk voor. Wat is de opvatting van de regering over het gebruik van deze materialen voor burgerlijk gebruik? Wat is het standpunt van de regering over het gebruik van hoog verrijkt uranium in de JCR/ECN-reactor te Petten? Klopt het dat de Verenigde Staten meerdere malen hebben gevraagd om op arm-verrijkt uranium over te gaan als brandstof van de reactor?

Op wat voor gebieden is samenwerking met IAEA mogelijk en hoe zijn de kosten voor de gezamelijke taken verdeeld (Artikel II,8)? Wat kan de organisatie leren van de ervaringen met de in Nederland gevestigde OPCW?

Artikel III heeft het over de verplichting dat verdragspartijen over strafwetgeving dienen te beschikken ter sanctionering van eventuele schendingen van verdragsbepalingen. De leden van de D66-fractie vragen hoe dat in landen met niet-democratische regimes ingevuld zal worden. Wie ziet er op toe dat die nationale uitvoeringswetgevingen zich daadwerkelijk op de uitvoering van de bepalingen van het kernstopverdrag richten? Artikel III,4 spreekt over het opzetten van een Nationale Autoriteit om aan de verdragsverplichtingen te kunnen voldoen. Wat houdt zo'n Nationale Autoriteit precies in?

Als door het uitvallen van een inrichting toezicht op de naleving van het verdrag bemoeilijkt wordt, kan de Directeur-Generaal van het Technisch Secretariaat Raad tijdelijke maatregelen treffen, valt in de memorie te lezen. Welke zijn dat en hoe verloopt daarover overleg met de Uitvoerende Raad?

De inrichtingen zijn eigendom van de afzondelijke staten. Nederland heeft er geen. Draagt Nederland wel bij in de onderhoudskosten van die kostbare apparatuur? En, hoe regelmatig controleert het Technisch Secretariaat de diverse apparatuur? Is de kans bij het bezit van dergelijke apparatuur door nationale staten niet ondenkbaar dat sabotage of verhindering van werkzaamheid mogelijk is?

De voorwaarden voor aanlevering van gegevens uit dergelijke inrichtingen dienen door de Voorbereidende Commissie met betrokken staten nader te worden uitgewerkt. Kan deze samenwerking niet tot interpretatieve obstakels leiden?

Wat betreft de uitvoering van het verdrag vragen deze leden op welke termijn de uitvoeringswetgeving zal worden aangeboden.

De leden van de RPF-fractie hebben met instemming van het onderhavige wetsvoorstel kennisgenomen. Met de Nederlandse regering menen deze leden dat een snelle ratificatie van het Verdrag noodzakelijk maakt. Nederland is namelijk lid van de groep van 44 landen, die het Verdrag moet bekrachtigen voordat het in werking treedt.

De leden van de RPF-fractie zien het verbod op kernproeven als een middel ter ondersteuning van artikel 6 van het Non-Proliferatieverdrag (NPV), waarin wordt aangegeven dat de landen met nucleaire wapens toezeggen via onderhandeling te komen tot een verdrag over ontwapening van kernwapens. Zij geven aan dat gaat om een verbod op proefexplosies, één van de vele stappen, die nodig zijn om te komen tot een verdere vermindering van kernwapens op de wereld. De leden van deze fractie wijzen in dit verband naar de Preambule, waarin wordt gesproken over «the need for continued systmatic and progressive efforts to reduce effective towards nuclear disarmament and against the proliferation of nuclear weapons in all its aspects». Hoe moet dit systematische proces van kernontwapening volgens de regering worden verstaan? Wat zou dan een volgende stap in dit proces moeten zijn?

Tegelijkertijd erkennen de leden van de RPF-fractie dat niet van een volledig kernstopverdrag kan worden gesproken. Zo vallen kernwapenproeven, waarbij geen explosie plaatsvindt, niet onder de reikwijdte van het Verdrag. In dit verband informeren leden van de RPF-fractie of de Amerikaanse regering het plan heeft om ondanks het Kernstopverdrag door te gaan met zogenaamde «sub-kritische» of hydronucleaire proeven, waarbij wel een kernreactie, maar geen nucleaire explosie plaatsvindt? Hebben Rusland en de andere kernmachten plannen met soortgelijke proeven te starten? Deelt de regering de opvatting van de Amerikaanse regering dat hydronucleaire proeven nodig zijn om de bestaande kernwapens veilig en betrouwbaar te houden? Of vindt zij dat ook deze proeven onder het Kernstopverdrag zouden moeten vallen? In hoeverre bestaat overigens bij de Amerikaanse Senaat het voornemen om het Kernstopverdrag te bekrachtigen?

De leden van de RPF-fractie wijzen er op dat kleine atoomproeven ook onder het Kernstopverdrag moeilijk zijn op te sporen en gemakkelijk verward kunnen worden met aardbevingen of met grote explosies in mijnen. Ook kunnen proeven worden gehouden in seismisch actieve zones of te wachten tot een spontane aardbeving plaatsvindt om kleine kernproeven te verbergen. Voor een uitgebreidere analyse wordt verwezen naar het artikel «Luisteren naar de wereldvrede», Intermediair 31 mei 1996. Op welke wijze wordt in het Kernstopverdrag getracht om dergelijke vergissingen te voorkomen?

De leden van de RPF-fractie leiden uit de Memorie van Toelichting af dat de Indiase regering het Verdrag weigert te ondertekenen. Zij vinden deze weigering wrang gelet op het feit dat de Indiase premier Jawaharlal Nehru in de jaren vijftig juist gepleit heeft voor een verbod op kernproeven. Deze leden vragen een reactie op de argumentatie van de Indiase regering het Kernstopverdrag niet te ondertekenen. Bevestigt het Verdrag de bestaande situatie, die in de opvatting van New Delthi onrechtvaardig en ongelijk is, omdat de huidige kernwapenlanden wel kernwapens mogen hebben en de andere landen niet? Bestaat in de Indiase samenleving consensus over deze weigering? In hoeverre wordt de afwijzing van het kernproefverdrag ook gedeeld door de hindoepartij BJP? De leden van de RPF-fractie kunnen zich voorstellen dat de houding van de Indiase regering ook is ingegeven door de aanwezigheid van Chinese kernwapens in de regio en de mogelijke aanmaak van kernwapens door de Pakistan, waarmee India een conflict heeft over Kashmir.

De leden van de RPF-fractie vragen voorts om meer inzicht in de financiering van het omvangrijke netwerk, dat ter controle wereldwijd wordt aangelegd. Op grond van welke criteria is het Nederlandse aandeel van de VN-verdeelsleutel samengesteld? In hoeverre bestaat bij de ondertekenaars, zoals de Verenigde Staten, de politieke bereidheid financiele bijdragen te leveren aan een Verdrag dat door de weigering van landen als India om het te ondertekenen, wellicht nooit van kracht zal worden?

Ten aanzien van de inspectieteams vragen de leden van deze fractie naar het verschil in bevoegdheden van de teams in vergelijking met de inspectieteams die ter plaatse controle mogen uitoefen in het kader van het Chemisch Wapenverdrag. In zijn algemeenheid verzoeken deze leden aan te geven in hoeverre de bevoegheden en de samenstelling van de organen (Uitvoerende Raad, de Conferentie) in het Kernstopverdrag verschillen van die in het Chemisch Wapenverdrag.

De leden van de RPF-fractie vragen naar de reden van het zolang uitblijven van de Nederlandse vertaling van het Verdrag, terwijl het Verdrag reeds in augustus 1996 is gesloten.

De leden van de RPF-fractie vragen een toelichting op artikel 5, vijfde lid zesde lid. In hoeverre is bij het vijfde lid een concessie gedaan aan de Chinese regering, gelet op hetgeen deze regering in een voetnoot bij dit artikel heeft laten opnemen? (Tractenblad 1997, nr. 62 blz. 72)

De voorzitter van de commissie,

Woltjer

De griffier van de commissie,

Hommes


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Beinema (CDA), Van der Linden (CDA), ondervoorzitter, Blaauw (VVD), Weisglas (VVD), Van Heemskerck Pillis-Duvekot (VVD), H. Vos (PvdA), Verspaget (PvdA), Ybema (D66), Apostolou (PvdA), Van Middelkoop (GPV), Valk (PvdA), Sipkes (GroenLinks), Woltjer (PvdA), voorzitter, Hessing (VVD), Van den Bos (D66), Hoekema (D66), Marijnissen (SP), Verhagen (CDA), Roethof (D66), Rouvoet (RPF), Van den Doel (VVD), R. A. Meyer (Groep Nijpels), De Haan (CDA), Visser-van Doorn (CDA) en Koenders (PvdA).

Plv. leden: Leers (CDA), Bremmer (CDA), Korthals (VVD), Van der Stoel (VVD), Voûte-Droste (VVD), Van Nieuwenhoven (PvdA), Lilipaly (PvdA), De Graaf (D66), Van Gijzel (PvdA), Van den Berg (SGP), vacature PvdA, Rosenmöller (GroenLinks), Van Oven (PvdA), Hoogervorst (VVD), Dittrich (D66), Hillen (CDA), vacature CD, Van Waning (D66), Leerkes (U55+), Bolkestein (VVD), Hendriks (HDRK), Bukman (CDA), Gabor (CDA), Dijksma (PvdA).

Naar boven