nr. 10
AMENDEMENT VAN HET LID VAN WALSEM
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
Artikel I wordt als volgt gewijzigd:
I
In onderdeel A vervalt artikel 30, onderdeel d, onder 2°.
II
In onderdeel D wordt in artikel 30c, vierde lid, onder 2°, de zinsnede
«onderdelen 2° en 3°» vervangen door: onderdeel 3°.
Toelichting
Met het nu voorgestelde amendement wordt een element uit de omschrijving
van een hoogdrempelige gelegenheid, neergelegd in artikel 30 lid d, verwijderd
dat er de afgelopen jaren toe heeft geleid dat gemeenten «grote problemen
hebben met een consequent vasthouden aan de definitie van hoogdrempeligheid»
(citaat SGBO-onderzoek blz. 15, paragraaf 5.4.1).
Door de passage uit de definitie van een hoogdrempelige gelegenheid te
halen ontstaat een eenduidige omschrijving van het begrip hoogdrempelig. De
passage «waar het café- en restaurantbezoek op zichzelf staat
en waar geen activiteiten plaatsvinden waaraan een zelfstandige betekenis
kan worden toegekend» heeft in de afgelopen jaren tot veel onduidelijkheid
geleid, maar ook tot het ontstaan van rechtsongelijkheid door uiteenlopende
interpretaties van gemeenten.
De belangrijkste reden om dit element uit artikel 30 lid d te verwijderen
is het feit dat hier niet langer een noodzaak voor bestaat. Het gaat hierbij
namelijk om gelegenheden waarbij het op zich niet onredelijk is dat er kansspeelautomaten
worden opgesteld (petit-restaurant, restaurant-vergaderzaal, restaurant met
bowling). Tegelijkertijd zorgt nu de voorliggende wijziging van de Wet op
de kansspelen voor twee waarborgen ter bescherming van jeugdigen
in deze gelegenheden. Op de eerste plaats wordt er een algemene leeftijdsgrens
van 18 jaar ingevoerd voor het spelen op kansspeelautomaten, gekoppeld aan
een streng sanctiebeleid op lokaal niveau. Een even belangrijke tweede waarborg
wordt gevormd door de laatste passage in de definitie van een hoogdrempelige
gelegenheid in artikel 30 lid d. De passage «en waarvan de activiteiten
in belangrijke mate gericht zijn op personen van 18 jaar en ouder» zorgt
ervoor dat indien bovengenoemde inrichtingen zich grotendeels richten op jeugdigen
ze automatisch als laagdrempelig worden aangemerkt. Op basis hiervan mogen
ze dan slechts twee behendigheidsautomaten opstellen.
Van Walsem