nr. 9
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 24 maart 1998
Hierbij bied ik u de antwoorden aan op de nadere vragen die zijn gesteld
door mw. Giskes (D66) met betrekking tot wetsvoorstel Aanpassing heffing ter
zake van aandelenoptierechten (nr. 25 721).
De Staatssecretaris van Financiën,
W. A. F. G. Vermeend
Opbrengst van het wetsvoorstel Aanpassing heffing ter
zake van aandelenoptierechten (nummer 25 721)
Bij de budgettaire opbrengst van het wetsvoorstel spelen de volgende aspecten
een rol:
1. De invoering van de aanvullende heffing bij uitoefening of vervreemding
van kortlopende aandelenoptierechten, welke bepaling met name ook een bindingskarakter
heeft, is budgettair van geringe betekenis; uitoefening of vervreemding binnen
de kritieke termijn van drie jaar zal naar verwachting in de praktijk niet
of nauwelijks meer plaatsvinden.
2. De forfaitaire waardering op 7,5% van de waarde van het aandeel waarop
de optie betrekking heeft is thans slechts van toepassing als is voldaan aan
een aantal voorwaarden1. In situaties dat niet
wordt voldaan aan deze voorwaarden dienen de optierechten nu al te worden
gewaardeerd op de waarde in het economische verkeer. In het algemeen zal het
nieuwe waarderingsvoorschrift (inclusief de tegenbewijsregeling) eveneens
leiden tot een waarde die overeenkomt met de waarde in het economische verkeer.
In die situaties heeft de invoering van het nieuwe waarderingsvoorschrift
derhalve geen (budgettaire) gevolgen.
3. Als gevolg van de uitbreiding van de spaarloonregeling heeft het wetsvoorstel
per saldo geen gevolgen voor werknemers die voor een relatief beperkt bedrag
aan optierechten ontvangen.
4. De eerste jaren na invoering van de voorgestelde regeling wordt de
budgettaire opbrengst van het wetsvoorstel beperkt door de hierin opgenomen
overgangsregeling voor aandelenoptierechten die dateren van voor de datum
van inwerkingtreding van het nieuwe regime. Om oneigenlijk gebruik te voorkomen
is deze overgangsregeling bij nota van wijziging overigens beperkt tot een
termijn van vijf jaar.
5. Het valt te verwachten dat de in dit wetsvoorstel opgenomen c.q. aangekondigde
maatregelen tot gedragsreacties zullen leiden. De waardering van opties op
basis van de waarde in het economische verkeer kan er onder omstandigheden
toe leiden, dat werknemers/werkgevers de voorkeur geven aan een andere beloningsvorm.
Ook de ontwikkelingen op de beurs spelen een rol bij de aantrekkelijkheid
van aandelenoptie-rechten voor werknemers. Het ligt voor de hand dat de in
de afgelopen jaren sterk gegroeide populariteit van dit fenomeen zal afnemen
in een periode van koersdalingen of koersstabilisatie, hetgeen zich direct
zal vertalen in een lagere belastingopbrengst.
Budgettaire consequenties uitbreiding spaarloonregeling
voor aan het personeel verstrekte aandelen in het eigen bedrijf
Hoewel de verstrekking van aandelen in het kader van de spaarloonregeling
op dit moment slechts in beperkte mate voorkomt, dient er rekening mee te
worden gehouden dat dit bij een verruiming van het maximumbedrag zal gaan
veranderen. Het wordt voor de werknemer immers aantrekkelijker om het spaarloon
in de vorm van aandelen te krijgen (in plaats van in de vorm van geld)2. Het is zelfs voordelig om f 1670 aan spaarloon
in contanten + f 1670 aan regulier loon in te leveren voor f 3340
aan spaarloon in de vorm van aandelen. Hierbij dient te worden bedacht dat,
anders dan bij de opties3, de waardering
van de verstrekte aandelen niet wijzigt en er derhalve sprake is van een reële
verruiming van de regeling. Als gevolg van de te verwachten verschuiving van
belast loon naar vrijgesteld loon leidt het voorstel derhalve zonder meer
tot een budgettaire derving. Gelet op het massale gebruik dat thans van de
spaarloonregeling wordt gemaakt, het feit dat de verruiming zowel voor de
werknemer als voor de werkgever tot een fiscaal voordeel leidt en de kennelijke
vraag uit het bedrijfsleven naar een dergelijke verruiming mag
het mogelijke gebruik en de daarmee samenhangende budgettaire derving van
de bovengenoemde verruiming niet worden onderschat. Volgens de eerste berekeningen
moet bij dit voorstel in ieder geval rekening worden gehouden met een derving
van 60 mln (exclusief de derving uit hoofde van het vervallen van 10%-heffing).
XNoot
1Er moet sprake zijn van (1) niet ter beurze genoteerde aandelenoptierechten
(2) die uiterlijk 5 jaar na het inhoudingstijdstip kunnen worden uitgeoefend
(3) tegen een prijs die gelijk is aan de waarde in het economische verkeer
op het inhoudingstijdstip. Uit een steekproef bij de Belastingdienst/ Grote
Ondernemingen kwam naar voren, dat de aandelenoptieregeling bij minimaal 50%
van de onderzochte bedrijven niet voldeed aan de voorwaarden voor de forfaitaire
7,5%-waardering. Bij de middelgrote ondernemingen zal de mate waarin niet
is voldaan aan de voorwaarden voor deze forfaitaire waardering naar verwachting
kleiner zijn.
XNoot
2Voor de werkgever is het voordeel van het verstrekken van spaarloon in
de vorm van aandelen in plaats van in de vorm van geld of in de vorm van opties,
dat de 10%-heffing niet geldt voor aandelen en wel voor de beide andere vormen.
XNoot
3Bij de toekenning van aandelenopties leidt de uit het wetvoorstel voortvloeiende
hogere waardering (ten opzichte van de huidige situatie) tot een meeropbrengst.
Indien deze opties worden verstrekt in het kader van de spaarloonregeling
valt deze meeropbrengst weg tegen het effect van de (verhoogde) vrijstelling
in de spaarloonregeling; per saldo ontstaat in die situatie derhalve noch
een opbrengst noch een derving.