25 721
Wijziging van de Wet op de loonbelasting 1964, de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en de Coördinatiewet Sociale Verzekering (aanpassing heffing ter zake van aandelenoptierechten)

nr. 9
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 maart 1998

Hierbij bied ik u de antwoorden aan op de nadere vragen die zijn gesteld door mw. Giskes (D66) met betrekking tot wetsvoorstel Aanpassing heffing ter zake van aandelenoptierechten (nr. 25 721).

De Staatssecretaris van Financiën,

W. A. F. G. Vermeend

Opbrengst van het wetsvoorstel Aanpassing heffing ter zake van aandelenoptierechten (nummer 25 721)

Bij de budgettaire opbrengst van het wetsvoorstel spelen de volgende aspecten een rol:

1. De invoering van de aanvullende heffing bij uitoefening of vervreemding van kortlopende aandelenoptierechten, welke bepaling met name ook een bindingskarakter heeft, is budgettair van geringe betekenis; uitoefening of vervreemding binnen de kritieke termijn van drie jaar zal naar verwachting in de praktijk niet of nauwelijks meer plaatsvinden.

2. De forfaitaire waardering op 7,5% van de waarde van het aandeel waarop de optie betrekking heeft is thans slechts van toepassing als is voldaan aan een aantal voorwaarden1. In situaties dat niet wordt voldaan aan deze voorwaarden dienen de optierechten nu al te worden gewaardeerd op de waarde in het economische verkeer. In het algemeen zal het nieuwe waarderingsvoorschrift (inclusief de tegenbewijsregeling) eveneens leiden tot een waarde die overeenkomt met de waarde in het economische verkeer. In die situaties heeft de invoering van het nieuwe waarderingsvoorschrift derhalve geen (budgettaire) gevolgen.

3. Als gevolg van de uitbreiding van de spaarloonregeling heeft het wetsvoorstel per saldo geen gevolgen voor werknemers die voor een relatief beperkt bedrag aan optierechten ontvangen.

4. De eerste jaren na invoering van de voorgestelde regeling wordt de budgettaire opbrengst van het wetsvoorstel beperkt door de hierin opgenomen overgangsregeling voor aandelenoptierechten die dateren van voor de datum van inwerkingtreding van het nieuwe regime. Om oneigenlijk gebruik te voorkomen is deze overgangsregeling bij nota van wijziging overigens beperkt tot een termijn van vijf jaar.

5. Het valt te verwachten dat de in dit wetsvoorstel opgenomen c.q. aangekondigde maatregelen tot gedragsreacties zullen leiden. De waardering van opties op basis van de waarde in het economische verkeer kan er onder omstandigheden toe leiden, dat werknemers/werkgevers de voorkeur geven aan een andere beloningsvorm. Ook de ontwikkelingen op de beurs spelen een rol bij de aantrekkelijkheid van aandelenoptie-rechten voor werknemers. Het ligt voor de hand dat de in de afgelopen jaren sterk gegroeide populariteit van dit fenomeen zal afnemen in een periode van koersdalingen of koersstabilisatie, hetgeen zich direct zal vertalen in een lagere belastingopbrengst.

Budgettaire consequenties uitbreiding spaarloonregeling voor aan het personeel verstrekte aandelen in het eigen bedrijf

Hoewel de verstrekking van aandelen in het kader van de spaarloonregeling op dit moment slechts in beperkte mate voorkomt, dient er rekening mee te worden gehouden dat dit bij een verruiming van het maximumbedrag zal gaan veranderen. Het wordt voor de werknemer immers aantrekkelijker om het spaarloon in de vorm van aandelen te krijgen (in plaats van in de vorm van geld)2. Het is zelfs voordelig om f 1670 aan spaarloon in contanten + f 1670 aan regulier loon in te leveren voor f 3340 aan spaarloon in de vorm van aandelen. Hierbij dient te worden bedacht dat, anders dan bij de opties3, de waardering van de verstrekte aandelen niet wijzigt en er derhalve sprake is van een reële verruiming van de regeling. Als gevolg van de te verwachten verschuiving van belast loon naar vrijgesteld loon leidt het voorstel derhalve zonder meer tot een budgettaire derving. Gelet op het massale gebruik dat thans van de spaarloonregeling wordt gemaakt, het feit dat de verruiming zowel voor de werknemer als voor de werkgever tot een fiscaal voordeel leidt en de kennelijke vraag uit het bedrijfsleven naar een dergelijke verruiming mag het mogelijke gebruik en de daarmee samenhangende budgettaire derving van de bovengenoemde verruiming niet worden onderschat. Volgens de eerste berekeningen moet bij dit voorstel in ieder geval rekening worden gehouden met een derving van 60 mln (exclusief de derving uit hoofde van het vervallen van 10%-heffing).


XNoot
1

Er moet sprake zijn van (1) niet ter beurze genoteerde aandelenoptierechten (2) die uiterlijk 5 jaar na het inhoudingstijdstip kunnen worden uitgeoefend (3) tegen een prijs die gelijk is aan de waarde in het economische verkeer op het inhoudingstijdstip. Uit een steekproef bij de Belastingdienst/ Grote Ondernemingen kwam naar voren, dat de aandelenoptieregeling bij minimaal 50% van de onderzochte bedrijven niet voldeed aan de voorwaarden voor de forfaitaire 7,5%-waardering. Bij de middelgrote ondernemingen zal de mate waarin niet is voldaan aan de voorwaarden voor deze forfaitaire waardering naar verwachting kleiner zijn.

XNoot
2

Voor de werkgever is het voordeel van het verstrekken van spaarloon in de vorm van aandelen in plaats van in de vorm van geld of in de vorm van opties, dat de 10%-heffing niet geldt voor aandelen en wel voor de beide andere vormen.

XNoot
3

Bij de toekenning van aandelenopties leidt de uit het wetvoorstel voortvloeiende hogere waardering (ten opzichte van de huidige situatie) tot een meeropbrengst. Indien deze opties worden verstrekt in het kader van de spaarloonregeling valt deze meeropbrengst weg tegen het effect van de (verhoogde) vrijstelling in de spaarloonregeling; per saldo ontstaat in die situatie derhalve noch een opbrengst noch een derving.

Naar boven