25 721
Wijziging van de Wet op de loonbelasting 1964, de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en de Coördinatiewet Sociale Verzekering (aanpassing heffing ter zake van aandelenoptierechten)

nr. 10
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 maart 1998

Naar aanleiding van de door mw. De Vries (VVD-fractie) tijdens de op 19 maart jl. gehouden plenaire behandeling van vorenbedoeld wetsvoorstel gestelde vraag over het Belgische fiscale regime inzake aandelenoptieregelingen, bericht ik u, na nadere consultatie van het Kabinet van de Belgische Minister van Financiën op 20 maart jl., het volgende.

Onder het huidige Belgische fiscale regime geldt als hoofdregel dat door werknemers verkregen aandelenopties in de belastingheffing worden betrokken. Slechts onder stringente voorwaarden geldt een beperkte vrijstelling. De belangrijkste voorwaarden betreffen dat het bedrag van de waarde van de aandelen die de begunstigde naar aanleiding van het uitoefenen van de opties verkrijgt niet meer mag bedragen dan 25% van het salaris van de werknemer, met een maximum van 500 000 BF, en dat de aldus verkregen aandelen gedurende een periode van 2 jaar niet mogen worden vervreemd. In de praktijk blijkt echter in situaties waarin de hiervóór bedoelde vrijstelling niet geldt, een grote mate van onzekerheid te bestaan over het moment waarop en de waarde waarnaar aandelenopties in de belastingheffing moeten worden betrokken. Als gevolg hiervan blijkt de belastingheffing over aandelenopties dan ook niet altijd te worden geëffectueerd. Voorts is als gevolg van deze rechtsonzekerheid een zekere mate van rechtsongelijkheid ontstaan. Met name in de situatie van expatriates blijft heffing de facto achterwege.

Voor wat betreft de eventuele wijziging van het Belgische fiscale regime inzake aandelenopties heeft het bovenvermelde Kabinet mij het volgende medegedeeld. Op 5 december 1997 heeft de Belgische Ministerraad een principebeslissing genomen over de fiscaal en sociaalrechtelijke behandeling van aandelenopties. Bepaald werd dat door werknemers te verkrijgen aandelenopties op het moment van toekenning in de belastinggrondslag worden betrokken naar een percentage van 7,5% van de waarde van de onderliggende aandelen voor opties met een looptijd van 5 jaar, vermeerderd met 0,5% per jaar voor opties met een looptijd van 6 tot 10 jaar (looptijd die als maximum werd aangehouden voor de toepassing van de forfaitaire waardering). Over de voorwaarden waaraan opties moeten voldoen om onder deze waarderingsregels te vallen en eventuele andere modaliteiten kan op dit moment niets worden medegedeeld, aangezien deze nog voorwerp zijn van besluitvorming. Deze besluitvorming werd met de goedkeuring van een ontwerptekst voorlopig afgerond in de Belgische Ministerraad van 20 maart jl. De ontwerptekst zal voor advies worden voorgelegd aan de Belgische Raad van State. Details over de tekst zullen op korte termijn beschikbaar zijn. Overigens deelde het Kabinet mij mede dat van deze wijziging van het fiscale regime wel een budgettaire opbrengst wordt verwacht. Tenslotte is mij nog medegedeeld dat een werkgever «minwaarden» op aandelen uit hoofde van nakoming van optieverplichtingen niet ten laste van de winst kan brengen.

De Staatssecretaris van Financiën,

W. A. F. G. Vermeend

Naar boven