25 720
Organisch Psychosyndroom

nr. 15
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 20 januari 2000

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid1 heeft een aantal vragen aan de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voorgelegd over diens antwoorden (25 720, nr. 14) op de eerdere vragen van de commissie over de brieven van 16 juni 1999 (25 720, nr. 11) en 7 september 1999 (25 720, nr. 13).

De staatssecretaris heeft deze vragen beantwoord bij brief van 20 januari 2000.

Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van commissie,

Terpstra

De griffier van de commissie,

Van Dijk

1

Is 1 januari 2002 een uiterste datum voor wat betreft het weer verlagen naar de oorspronkelijke normen voor maximaal toegestane VOS? (blz. 2 en 3).

Ja. Deze datum is vastgelegd in de wijziging van de Arbeidsomstandig- hedenregeling van 15 december 1999 (Stcrt. 245) met betrekking tot werkzaamheden met vluchtige organische stoffen.

2

De regering gaat uit van de tijdelijke aard van de uitzonderingssituaties. Is het, gezien de reeds ruime beschikbaarheid van voorstrijk- en impregneermiddelen die aan het criterium van maximaal 60 gram VOS per liter kunnen voldoen, niet wenselijk om een zeer duidelijke termijn te stellen van bij voorbeeld 2 jaar? (blz. 5).

Er dient onderscheid gemaakt te worden tussen de eerste twee uitzonderingen, die werkzaamheden beschrijven op steenachtige ondergronden, en de derde, die te maken heeft met stalen ondergronden.

Ik ben voornemens om in elk geval in het najaar van 2000 uitsluitsel te krijgen van de Vereniging van Verf- en Drukinktfabrikanten (VVVF) over de stand van zaken ten aanzien van de beschikbaarheid op dat moment van technisch gezien acceptabele voorstrijk- en impregneermiddelen die voldoen aan de percentagenormen van de vervangingsregeling. Mocht uit dat overleg blijken dat voldoende van dergelijke middelen beschikbaar zijn dan zullen de eerste twee uitzonderingsbepalingen zo spoedig mogelijk ingetrokken worden.

De termijn waarop de derde uitzondering betreffende het bijwerken van beschadigingen van metalen constructies bij nieuwbouw, ingetrokken kan worden, hangt af van het overleg dat thans gaande is met de metaalbranche over de invulling van een vervangingsplicht.

3

Kan inmiddels iets meer gezegd worden over de tekst die aan de artikelsgewijze toelichting wordt toegevoegd? Kan deze passage aan de Kamer worden voorgelegd? (blz. 5)

In de toelichting op de regeling staat in paragraaf 4.5 de volgende passage: «Overleg met en onderzoek door de VVVF heeft voorts geleid tot het formuleren van een aantal toepassingen die vooralsnog om technische redenen uitgezonderd dienen te blijven van de vervangingsplicht. Bedoelde uitzonderingen zijn opgenomen in artikel 4.41a, tweede lid, onderdelen a en b van de regeling. Zodra deze technische belemmeringen zijn opgeheven zullen ook deze uitzonderingen vervallen». Ik ga er overigens vanuit dat deze passage in de toelichting voldoende duidelijkheid verschaft over de tijdelijkheid van de uitzonderingen. De toelichting is dan ook op dit punt niet aangevuld ten opzichte van de eerder aan de Kamer gezonden concepttekst.

4

Hebben de betrokken partijen inmiddels een akkoord bereikt?

Zo ja, kan de regering de Kamer over het bereikte akkoord informeren? (blz. 5).

Ja. Op 9 december 1999 is op de jaarvergadering van de VVVF een voorstel tot etikettering aangenomen dat ook door werkgevers en werknemers in de schildersbranche, door mijn ministerie en door de Stichting Natuur en Milieu breed wordt gedragen. Dit betekent dat de Nederlandse verfleveranciers zo snel mogelijk aanduidingen op alle verfproducten zullen aanbrengen die inzicht geven in de hoeveelheid vluchtige organische stoffen in het product, en de consequenties daarvan voor het al dan niet mogen toepassen bij binnenschilderwerk. In de tussentijd zullen op de verfdistributiecentra overzichten beschikbaar zijn van verfproducten die volgens de vervangingsregeling zijn toegestaan voor gebruik binnen. Voor uw informatie zend ik u het persbericht toe dat de VVVF naar aanleiding van dit besluit heeft doen uitgaan.


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Terpstra (VVD), voorzitter, Biesheuvel (CDA), Schimmel (D66), Kalsbeek-Jasperse (PvdA), Van Zijl (PvdA), Bijleveld-Schouten (CDA), Noorman-den Uyl (PvdA), ondervoorzitter, Kamp (VVD), Essers (VVD), Van Dijke (RPF), Bakker (D66), Visser-van Doorn (CDA), De Wit (SP), Harrewijn (GL), Van Gent (GL), Balkenende (CDA), Smits (PvdA), Verburg (CDA), Bussemaker (PvdA), Spoelman (PvdA), Örgü (VVD), Van der Staaij (SGP), Santi (PvdA), Wilders (VVD) en Snijder-Hazelhoff (VVD).

Plv. leden: E. Meijer (VVD), Van Ardenne-van der Hoeven (CDA), Giskes (D66), Hamer (PvdA), Van der Hoek (PvdA), Dankers (CDA), Kortram (PvdA), Blok (VVD), Van Blerck-Woerdman (VVD), Van Middelkoop (GPV), Van Vliet (D66), Stroeken (CDA), Marijnissen (SP), Vendrik (GL), Rosenmöller (GL), Mosterd (CDA), Schoenmakers (PvdA), Eisses-Timmerman (CDA), Wagenaar (PvdA), Middel (PvdA), Weekers (VVD), Van Walsem (D66), Oudkerk (PvdA), De Vries (VVD) en Klein Molekamp (VVD).

Naar boven