nr. 1
KONINKLIJKE BOODSCHAP
Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van wet tot wijziging
van de Wet op het basisonderwijs en de Interimwet op het speciaal onderwijs
en het voortgezet speciaal onderwijs in verband met de wijziging vaststelling
geldswaarde formatierekeneenheid.
De memorie van toelichting, die het wetsvoorstel vergezelt, bevat de gronden
waarop het rust.
En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.
's-Gravenhage
30 oktober 1997
Beatrix
nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Wet op
het basisonderwijs en de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet
speciaal onderwijs te wijzigen teneinde de wijze van vaststelling van de geldswaarde
van een formatierekeneenheid te wijzigen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en
verstaan bij deze:
ARTIKEL I
Artikel 96c, derde lid, tweede volzin, van de Wet op het basisonderwijs
vervalt.
ARTIKEL II
Artikel 93d, derde lid, tweede volzin, van de Interimwet op het speciaal
onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs vervalt.
ARTIKEL III
Deze wet treedt in werking met ingang van 1 augustus 1998.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,