25 709
Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en van enige andere belastingwetten in verband met de fiscale begeleiding van de overgang van vermogen onder algemene titel bij rechtspersonen op de voet van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek

nr. 10
DERDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 3 april 1998

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

In ARTIKEL I, onderdeel C, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

a.1. In artikel 14a, tweede lid, wordt in de eerste volzin «bij geen van deze rechtspersonen aanspraak bestaat op voorwaartse verrekening van verliezen» vervangen door: noch bij de splitsende rechtspersoon indien deze ophoudt te bestaan noch bij de verkrijgende rechtspersoon aanspraak bestaat op voorwaartse verrekening van verliezen.

a.2. Na het tiende lid wordt toegevoegd:

11. Een splitsende of verkrijgende rechtspersoon die na de splitsing voorafgaande aan een voorgenomen vervreemding van aandelen als bedoeld in het vijfde lid, tweede volzin, zekerheid wil hebben omtrent de vraag of, niettegenstaande de vervreemding, aannemelijk is dat in overwegende mate zakelijke overwegingen ten grondslag lagen aan de splitsing, kan een verzoek indienen bij de inspecteur belast met de aanslagregeling van de splitsende rechtspersoon, die daarop bij voor bezwaar vatbare beschikking beslist.

b. Aan artikel 14b wordt toegevoegd:

11. Een verkrijgende rechtspersoon die na de fusie voorafgaande aan een voorgenomen vervreemding van aandelen als bedoeld in het vijfde lid, tweede volzin, zekerheid wil hebben omtrent de vraag of, niettegenstaande de vervreemding, aannemelijk is dat in overwegende mate zakelijke overwegingen ten grondslag lagen aan de fusie, kan een verzoek indienen bij de inspecteur belast met de aanslagregeling van de verdwijnende rechtspersoon, die daarop bij voor bezwaar vatbare beschikking beslist.

Toelichting

De in onderdeel a.1 opgenomen wijziging is aangekondigd in mijn aanvullende beantwoording van 3 april 1998 op vragen gesteld tijdens de plenaire behandeling van dit wetsvoorstel. De wijziging strekt ertoe te bewerkstelligen dat in geval van een afsplitsing waarbij uitsluitend bij de afsplitsende rechtspersoon aanspraak bestaat op voorwaartse verliesverrekening, terwijl overigens wordt voldaan aan de in artikel 14a, tweede lid, eerste volzin van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, gestelde vereisten, de fiscale begeleiding op basis van dat tweede lid kan worden verleend. In zo'n situatie gaat de aanspraak op voorwaartse verliesverrekening namelijk niet over op de verkrijgende rechtspersoon maar blijft achter bij de afsplitsende rechtspersoon, nu deze blijft bestaan. Er is in dat geval derhalve geen reden tot het stellen van voorwaarden ter zake van de verliesverrekening op de voet van artikel 14a, derde lid.

De in de onderdelen a.2 en b. opgenomen wijzigingen zijn aangekondigd in mijn beantwoording van 1 april 1998. Het betreft het opnemen in artikel 14a en 14b van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, van de mogelijkheid om zekerheid vooraf te verkrijgen over de vraag of bij een vervreemding binnen drie jaar van de bij een splitsing of fusie verkregen aandelen het rechtsvermoeden, zoals neergelegd in lid vijf van die artikelen, is weerlegd dat de splitsing of fusie niet was ingegeven door overwegend zakelijke motieven.

De Staatssecretaris van Financiën,

W. A. F. G. Vermeend

Naar boven