nr. 10
DERDE NOTA VAN WIJZIGING
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
In ARTIKEL I, onderdeel C, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
a.1. In artikel 14a, tweede lid, wordt in de eerste volzin
«bij geen van deze rechtspersonen aanspraak bestaat op voorwaartse verrekening
van verliezen» vervangen door: noch bij de splitsende rechtspersoon
indien deze ophoudt te bestaan noch bij de verkrijgende rechtspersoon aanspraak
bestaat op voorwaartse verrekening van verliezen.
a.2. Na het tiende lid wordt toegevoegd:
11. Een splitsende of verkrijgende rechtspersoon die na de splitsing voorafgaande
aan een voorgenomen vervreemding van aandelen als bedoeld in het vijfde lid,
tweede volzin, zekerheid wil hebben omtrent de vraag of, niettegenstaande
de vervreemding, aannemelijk is dat in overwegende mate zakelijke overwegingen
ten grondslag lagen aan de splitsing, kan een verzoek indienen bij de inspecteur
belast met de aanslagregeling van de splitsende rechtspersoon, die daarop
bij voor bezwaar vatbare beschikking beslist.
b. Aan artikel 14b wordt toegevoegd:
11. Een verkrijgende rechtspersoon die na de fusie voorafgaande aan een
voorgenomen vervreemding van aandelen als bedoeld in het vijfde lid, tweede
volzin, zekerheid wil hebben omtrent de vraag of, niettegenstaande de vervreemding,
aannemelijk is dat in overwegende mate zakelijke overwegingen ten grondslag
lagen aan de fusie, kan een verzoek indienen bij de inspecteur belast met
de aanslagregeling van de verdwijnende rechtspersoon, die daarop bij voor
bezwaar vatbare beschikking beslist.
Toelichting
De in onderdeel a.1 opgenomen wijziging is aangekondigd in mijn aanvullende
beantwoording van 3 april 1998 op vragen gesteld tijdens de plenaire behandeling
van dit wetsvoorstel. De wijziging strekt ertoe te bewerkstelligen
dat in geval van een afsplitsing waarbij uitsluitend bij de afsplitsende rechtspersoon
aanspraak bestaat op voorwaartse verliesverrekening, terwijl overigens wordt
voldaan aan de in artikel 14a, tweede lid, eerste volzin van de Wet op de
vennootschapsbelasting 1969, gestelde vereisten, de fiscale begeleiding op
basis van dat tweede lid kan worden verleend. In zo'n situatie gaat de aanspraak
op voorwaartse verliesverrekening namelijk niet over op de verkrijgende rechtspersoon
maar blijft achter bij de afsplitsende rechtspersoon, nu deze blijft bestaan.
Er is in dat geval derhalve geen reden tot het stellen van voorwaarden ter
zake van de verliesverrekening op de voet van artikel 14a, derde lid.
De in de onderdelen a.2 en b. opgenomen wijzigingen zijn aangekondigd
in mijn beantwoording van 1 april 1998. Het betreft het opnemen in artikel
14a en 14b van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, van de mogelijkheid
om zekerheid vooraf te verkrijgen over de vraag of bij een vervreemding binnen
drie jaar van de bij een splitsing of fusie verkregen aandelen het rechtsvermoeden,
zoals neergelegd in lid vijf van die artikelen, is weerlegd dat de splitsing
of fusie niet was ingegeven door overwegend zakelijke motieven.
De Staatssecretaris van Financiën,
W. A. F. G. Vermeend