A
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT 1
Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 15 augustus
1997 en het nader rapport d.d. 15 oktober 1997, aangeboden aan de Koningin
door de staatssecretaris van Financiën. Het advies van de Raad van State
is cursief afgedrukt.
Bij Kabinetsmissive van 6 augustus 1997, no. 97.003727, heeft Uwe Majesteit,
op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Raad van State ter
overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting
tot wijziging van de Wet belastingen op milieugrondslag in verband met uit
het Gemeenschapsrecht voortvloeiende notificatieverplichtingen.
Blijkens de mededeling van de directeur van Uw kabinet van 6 augustus
1997, nr. 97.003727, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies
inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen.
Dit advies, gedateerd 15 augustus 1997, nr. WO6.97.0520, bied ik U hierbij
aan.
1. Het bijzondere karakter van de hersteloperatie welke erop is gericht
regelgeving alsnog te notificeren overeenkomstig richtlijn nr. 83/189/EEG
van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 28 maart 1983 betreffende een
informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften (PbEG
L 109) (hierna: de richtlijn) is voor de Raad van State reden als uitgangspunt
de advisering te beperken tot die aspecten van het voorstel van wet die verband
houden met deze operatie, tenzij de inhoud van het voorstel van wet tot verdergaande
toetsing aanleiding geeft.
1. Van de opmerking van de Raad van State, dat hij als uitgangspunt zijn
advisering beperkt tot die aspecten van het wetsvoorstel die verband houden
met de Securitel-operatie, tenzij de inhoud van het voorstel tot verdergaande
toetsing aanleiding geeft, heb ik nota genomen.
2. In het voorstel van wet wordt alleen artikel 36a, eerste lid, onderdeel
g, van de Wet belastingen op milieugrondslag (hierna: de wet) gewijzigd. Kennelijk
is dit artikel de enige bepaling in de wet die wordt aangemerkt als een technisch
voorschrift in de zin van artikel 1, onder 9, van de richtlijn. De Raad beveelt
aan de keuze voor een beperkte notificatie van de wet in de memorie van toelichting
te motiveren.
3. In de memorie van toelichting wordt medegedeeld dat het voorstel van
wet is aangemeld bij de Europese Commissie ingevolge artikel 8, eerste lid,
van de richtlijn. Het is de bedoeling van de notificatieprocedure, dat de Commissie en de overige lidstaten kunnen nagaan of de normen en voorschriften
zullen leiden tot kwantitatieve invoerbeperkingen of maatregelen van gelijke
werking, welke ingevolge artikel 30 van het EG-Verdrag zijn verboden.
Het is in dat kader wenselijk dat in de memorie van toelichting reeds
een beschouwing wordt gegeven omtrent de verenigbaarheid van de ontwerp-regeling
met de artikelen 30 en 36 van het EG-Verdrag alsmede de jurisprudentie daarover.
Vermelding van de rechtvaardigingsgronden in de toelichting is van belang
om de kans te verkleinen dat de Commissie of een lidstaat bezwaar maakt, hetgeen
tot verlenging van de standstill-periode leidt. De Raad beveelt aan om de
toelichting aldus aan te vullen.
2 en 3. De memorie van toelichting is overeenkomstig het advies aangevuld.
4. Blijkens de memorie van toelichting is genotificeerd aan de Wereldhandelsorganisatie.
De noodzaak van deze notificatieprocedure is echter niet aangegeven. Het college
adviseert hierop in te gaan in de toelichting.
4. In de aan de Raad van State voorgelegde memorie van toelichting is
vermeld dat het voorleggen van het wetsvoorstel aan het Secretariaat van de
Wereld Handelsorganisatie is gebeurd ter voldoening aan artikel 2, negende
lid, van het op 15 april 1994 te Marrakech tot stand gekomen verdrag inzake
technische handelsbelemmeringen (Trb. 1994, 235). Naar mijn mening is daarmee
de noodzaak van deze notificatieprocedure aangegeven.
5. Nu de reacties van de Europese Commissie, van de lidstaten en van (de
leden van) de Wereldhandelsorganisatie nog niet beschikbaar waren op het moment
van het uitbrengen van dit advies, gaat de Raad ervan uit dat het voorstel
van wet nogmaals aan hem voor advies zal worden voorgelegd, indien het oordeel
van de Europese Commissie, van de lidstaten dan wel van (de leden van) de
Wereldhandelsorganisatie aanleiding geeft tot verandering van meer dan bijkomstige
aard, en dat het oordeel of de oordelen aan hem zal of zullen worden toegezonden.
5. Het is goede praktijk dat ontwerp-regelingen nogmaals voor advies aan
de Raad van State worden voorgelegd, indien het oordeel van de Europese Commissie,
van de lid-staten, dan wel van (leden van) de Wereld Handelsorganisatie aanleiding
geeft tot veranderingen van meer dan bijkomende aard. Deze praktijk zal ook
in de Securitel-operatie gevolgd worden. In dat kader zal ik er tevens voor
zorgen dat het oordeel of de oordelen aan de Raad zal of zullen worden toegezonden.
De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden
aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening
zal zijn gehouden.
De Vice-President van de Raad van State,
H. D. Tjeenk Willink
Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde voorstel van wet en de gewijzigde
memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.
De Staatssecretaris van Financiën,
W. A. F. G. Vermeend