25 703
Wijziging van de Wet conflictenrecht huwelijk

B
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 4 augustus 1997 en het nader rapport d.d. 20 oktober 1997, aangeboden aan de Koningin door de minister van Justitie. Het advies van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 29 april 1997, no. 97.002094, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet conflictenrecht huwelijk.

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw Kabinet van 29 april 1997, nr. 97.002094, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen.

Dit advies, gedateerd 4 augustus 1997, No. W03.97.0231, bied ik U hierbij aan.

1. In artikel II van het voorstel van wet wordt in het tweede lid als overgangsregel voorgesteld om huwelijken die na 1 januari 1990 – de datum van inwerkingtreding van de Wet conflictenrecht huwelijk – en voor de dag van de inwerkingtreding van de voorgestelde wet ten overstaan van buitenlandse diplomatieke en consulaire ambtenaren in overeenstemming met het recht van de door hen vertegenwoordigde staat zijn voltrokken tussen partijen van wie de ene uitsluitend of mede de Nederlandse nationaliteit bezit als geldig aan te merken.

In de memorie van toelichting wordt aangegeven dat met het voorgestelde overgangsrecht wordt beoogd zoveel mogelijk rekening te houden met de situatie, zoals deze door de op 13 december 1996 (RvdW 1997, 2) gedane uitspraak van de Hoge Raad is ontstaan.

Voorts wordt in de toelichting aangegeven dat onder «partijen van wie de ene uitsluitend of mede de Nederlandse nationaliteit bezit» mede worden begrepen partijen van wie de andere eveneens de Nederlandse nationaliteit bezit, naast die van de door de consulaire ambtenaar vertegenwoordigde staat. Derhalve wordt ook het huwelijk van partijen die beiden de Nederlandse nationaliteit bezitten en (één van) beiden een vreemde nationaliteit als geldig beschouwd.

De uitspraak van de Hoge Raad ziet echter op de situatie dat een bipatride Nederlander huwt met een vreemdeling met wie de Nederlander een gemeenschappelijke nationaliteit deelt.

Uit deze uitspraak kan naar het oordeel van de Raad van State niet (zonder meer) worden afgeleid dat huwelijken tussen een monopatride Nederlander en een vreemdeling, tussen een monopatride Nederlander en een bipatride Nederlander, alsmede tussen bipatride Nederlanders eveneens voor erkenning in aanmerking dienen te komen. De Raad beveelt aan in de toelichting nader op de ruime werking van het overgangsrecht in te gaan en de keuze voor het geldig beschouwen van de hiervoor genoemde categorieën huwelijken vanaf 1 januari 1990 tot aan de inwerkingtreding van dit artikel duidelijk te motiveren.

1. Inderdaad ziet de uitspraak van de Hoge Raad op de situatie dat een bipatride Nederlander huwt met een vreemdeling met wie de Nederlander een gemeenschappelijke nationaliteit deelt. Er is echter voor gekozen om aan het overgangsrecht een ruimere werking toe te kennen, in die zin dat daaronder ook vallen huwelijken tussen een monopatride Nederlander en een vreemdeling, tussen een monopatride Nederlander en een bipatride Nederlander, alsmede tussen twee bipatride Nederlanders. De keuze voor een ruime werking van het overgangsrecht berust op de volgende overwegingen.

Het beleid van de overheidsadministratie bij de inschrijving van consulaire huwelijken is steeds geweest, dat inschrijving werd geweigerd indien bij het huwelijk een partij met de Nederlandse nationaliteit betrokken was, zulks ongeacht of deze daarnaast een andere nationaliteit had en ongeacht of de andere partij eveneens (mede) de Nederlandse nationaliteit had. De overgangsregeling dient derhalve ook duidelijkheid te verschaffen over de vraag naar de erkenning van consulaire huwelijken in niet door de uitspraak bestreken gevallen waarbij één partij of beide partijen (mede) de Nederlandse nationaliteit bezitten. Aangezien de uitspraak van de Hoge Raad voor dat antwoord geen bruikbare aanwijzingen bevat, is voor de overgangsperiode de voorkeur gegeven aan een ruimhartige regel. Voor de praktijk heeft het criterium waarop die regel is gebaseerd – het Nederlanderschap van partijen of een van hen – het voordeel van consistentie met het dusver gehanteerde criterium. De voorgestelde regel van overgangsrecht spoort met de beleidslijn van de Commissie van advies voor de zaken betreffende de burgerlijke staat en de nationaliteit voor de periode tot de totstandkoming van de beoogde wetswijziging.

2. In het tweede lid van artikel II wordt gesproken over partijen van wie de ene uitsluitend of mede de Nederlandse nationaliteit bezit. In de toelichting wordt, zoals hiervoor vermeld, voorts aangegeven dat onder deze partijen mede begrepen worden partijen van wie de andere eveneens de Nederlandse nationaliteit bezit, naast die van de door de consulaire ambtenaar vertegenwoordigde staat. Het college is van mening dat, wanneer inderdaad bedoeld is onder de voorgestelde regeling ook partijen te laten vallen die (één van) beiden een vreemde nationaliteit en beiden de Nederlandse nationaliteit bezitten, in de toelichting een uitbreiding wordt gegeven aan de onder het tweede lid vallende categorieën huwelijken. Naar het oordeel van de Raad moet uit de wettekst zelf volgen welke huwelijken als geldig worden aangemerkt. De Raad adviseert de tekst van de toelichting te laten aansluiten op de wettekst dan wel de wettekst aan te passen en de keuze voor een summiere uitleg van het arrest van de Hoge Raad in de toelichting te motiveren.

2. Met verwijzing naar de onder 1. gegeven uiteenzetting bevestig ik dat het de bedoeling is dat onder de voorgestelde overgangsregeling ook partijen vallen van wie de andere eveneens de Nederlandse nationaliteit bezit naast die van de door de consulaire ambtenaar vertegenwoordigde staat. De tekst is in dier voege aangepast dat daarin thans is beschreven om welke gevallen het gaat. Aan de beschikking van de Hoge Raad is aldus, voor wat de overgangsperiode betreft, een ruime uitleg gegeven.

3. Voor enkele redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage.

3. De redactionele kanttekeningen zijn in acht genomen, met dien verstande dat in artikel 4 de zinsnede «met inachtneming van het Nederlandse recht» is vervangen door «met inachtneming van de voorschriften van het Nederlandse recht». Er is geen reden om in dit opzicht van de huidige wetstekst af te wijken.

De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.

De Vice-President van de Raad van State,

H. D. Tjeenk Willink

Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

Bijlage bij het advies van de Raad van State van 4 augustus 1997, no. W03.97.0231, met redactionele kanttekeningen die de Raad in overweging geeft.

– In artikel I in de aanhef «komt als volgt te luiden» vervangen door: komt te luiden (aanwijzing 233 van de Aanwijzingen voor de regelgeving (Ar)).

– In artikel III «op de dag na de uitgifte van het Staatsblad» vervangen door: met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad (aanwijzing 178 Ar).

– In de memorie van toelichting in paragraaf 1 de Wet conflictenrecht huwelijk vermelden overeenkomstig de aanwijzingen 86 en 87 Ar.

– In de toelichting in paragraaf 1 bij de eerste vermelding «EVRM» verklaren.

– In de toelichting in paragraaf 2, onder a, in de eerste zin «Naar aanleiding van deze uitspraak» laten vervallen en voorts deze zin herformuleren.

– In de toelichting in paragraaf 2, onder b, het aangehaalde rechtsvergelijkend onderzoek nader aanduiden.

– In de toelichting in paragraaf 3, laatste alinea, eerste volzin, daar er niet één maar twee redactionele wijzigingen zijn doorgevoerd, «kleine wijziging» vervangen door: kleine wijzigingen. De tweede wijziging – «met inachtneming van de voorschriften van het Nederlands recht» is gewijzigd in «met inachtneming van het Nederlands recht» – voor alle duidelijkheid kort toelichten.

– In de toelichting in paragraaf 4 in de laatste alinea de beleidslijn van de Commissie van advies voor de zaken betreffende de burgerlijke staat en de nationaliteit kort weergeven, zodat de aangegeven overeenstemming met deze regel duidelijk wordt.

Naar boven