A
OORSPRONKELIJKE TEKST VAN HET VOORSTEL VAN WET EN VAN DE MEMORIE VAN
TOELICHTING ZOALS VOORGELEGD AAN DE RAAD VAN STATE EN VOOR ZOVER NADIEN GEWIJZIGD
Voorstel van Wet
Artikel I, aanhef en artikel 4:
Artikel 4 van de Wet conflictenrecht huwelijk komt als volgt te luiden:
Artikel 4
Wat de vorm betreft kan een huwelijk in Nederland slechts rechtsgeldig
worden voltrokken ten overstaan van de ambtenaar van de burgerlijke stand
met inachtneming van het Nederlandse recht, behoudens de bevoegdheid van buitenlandse
diplomatieke en consulaire ambtenaren om, in overeenstemming met het recht
van de door hen vertegenwoordigde staat, aan de voltrekking van huwelijken
mede te werken indien geen der partijen uitsluitend of mede de Nederlandse
nationaliteit bezit.
Artikel II, tweede lid:
2. Huwelijken die na 1 januari 1990 en voor de dag van de inwerkingtreding
van deze wet ten overstaan van buitenlandse diplomatieke en consulaire ambtenaren
in overeenstemming met het recht van de door hen vertegenwoordigde staat zijn
voltrokken tussen partijen van wie de ene uitsluitend of mede de Nederlandse
nationaliteit bezit, worden als geldig aangemerkt, tenzij zulks onverenigbaar
zou zijn met de openbare orde.
Artikel III:
Deze wet treedt in werking op de dag na de uitgifte van het Staatsblad
waarin zij is geplaatst.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Memorie van toelichting:
Par. 1, derde alinea, eerste zin:
Artikel 4 van de Wet conflictenrecht huwelijk (Wet van 7 september 1989,
Stb. 1989, 392, in werking sinds 1 januari 1990) bepaalt dat wat de vorm betreft,
een huwelijk in Nederland slechts rechtsgeldig kan worden voltrokken door
de ambtenaar van de burgerlijke stand met inachtneming van de voorschriften
van het Nederlandse recht, behoudens de bevoegdheid van buitenlandse diplomatieke
en consulaire ambtenaren.
Par. 1, laatste alinea, laatste zin:
Tegen die achtergrond, en tegen die van de artikelen 8 en 12 EVRM en het
daaraan ten grondslag liggende proportionaliteitsbeginsel is de Hoge Raad
van oordeel dat uitsluitend zwaarwegende redenen de conclusie zouden kunnen
wettigen dat niet de gemeenschappelijke nationaliteit van de aanstaande echtgenoten,
maar de daarnaast door de een van hen verkregen Nederlandse nationaliteit
beslissend zou zijn voor de niet-erkenning van het consulaire huwelijk.
Par. 2, onder a, eerste zin:
Naar aanleiding van deze uitspraak kan in de eerste plaats worden opgemerkt
dat de opvatting, dat een consulair huwelijk partij met de Nederlandse nationaliteit
betrokken is, nog steeds wordt gehuldigd, niet alleen in de doctrine en de
rechtspraktijk, maar ook officieel, door het ministerie van Buitenlandse Zaken
tegenover vertegenwoordigingen van vreemde staten op Nederlands grondgebied.
Par. 2, onder b, eerste zin:
Uit rechtsvergelijkend onderzoek blijkt voorts dat geen enkel Europees
land op zijn grondgebied gesloten consulaire huwelijken als rechtsgeldig beschouwt
als een partij de nationaliteit van de staat van vestiging uitsluitend of
mede bezit.
Par. 4, tweede alinea, eerste en tweede zin:
Het tweede lid bewerkstelligt dat vóór de inwerkingtreding
van de wetswijziging aangegane consulaire huwelijken tussen partijen van wie
de ene de Nederlandse nationaliteit uitsluitend of mede bezit, behoudens strijd
met de openbare orde als geldig worden aangemerkt. Onder «partijen van
wie de ene uitsluitend of mede de Nederlandse nationaliteit bezit» zijn
mede begrepen partijen van wie de andere eveneens de Nederlandse nationaliteit
bezit, naast die van de door de consulaire ambtenaar vertegenwoordigde staat.
Par. 4, laatste alinea, eerste zin:
De in het tweede lid voorgestelde regel van overgangsrecht spoort met
de beleidslijn van de Commissie van advies voor de zaken betreffende de burgerlijke
staat en de nationaliteit voor de periode na de uitspraak en voor de totstandkoming
van de beoogde wetswijziging.