nr. 106
VERSLAG OVER HET ADRES1 VAN E.M. WALDT TE HOOFDDORP BETREFENDE
KWIJTSCHELDING VAN EEN AANSLAG INKOMSTENBELASTING/PREMIE VOLKSVERZEKERINGEN
De commissie2, gelet op de door de staatssecretaris van Financiën
verstrekte inlichtingen,
overwegende,
dat adressante zich erover beklaagt dat haar geen kwijtschelding wordt
verleend van de haar opgelegde aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen
over het jaar 1995;
dat adressante aanvankelijk een negatieve voorlopige aanslag was opgelegd,
welk bedrag aan haar werd uitbetaald, waarbij zij erop gewezen werd dat een
voorlopige teruggaaf is gebaseerd op de gegevens die zijn verstrekt op het
aangiftebiljet en dat de definitieve aanslag wordt vastgesteld nadat de aangifte
is gecontroleerd, hetgeen ertoe kan leiden dat alsnog een ander bedrag verschuldigd
is;
dat de onderhavige definitieve aanslag juist is en bedoeld is het ten
onrechte teruggegeven bedrag van adressante terug te vorderen;
dat bij het vaststellen van de voorlopige aanslag een fout is gemaakt
door de Belastingdienst doordat het bedrag van de ingehouden loonbelasting
nogmaals werd opgevoerd als ingehouden dividendbelasting;
dat adressante op jaarbasis een betalingscapaciteit heeft van minder dan
een zesde (1/6) van de opgelegde aanslag;
dat de staatssecretaris aanvoert dat adressante het teruggegeven bedrag
niet heeft gereserveerd voor een eventuele latere aanslag maar heeft besteed
en dat volgens geldend beleid een betalingsregeling ertoe moet leiden dat
de belastingschuld binnen twaalf maanden moet zijn afgelost;
dat niettemin de staatssecretaris bereid is, gelet op de door de Belastingdienst
gemaakte fout, een betalingsregeling met een langere looptijd dan 12
maanden toe te staan, waarbij hij denkt aan een verdubbeling van die termijn
en niet aan een overschrijding van die termijn met een reeks van jaren,
van oordeel,
dat hiermee enigszins tegemoetgekomen is aan adressante, maar –
gelet op het feit dat de onderhavige problemen van adressante begonnen zijn
met een fout van de Belastingdienst – niet in voldoende mate,
dat de tegemoetkoming er kennelijk toe zou moeten leiden dat adressante
meer dan haar betalingscapaciteit zou moeten aflossen,
dat zulks niet aanvaardbaar is, gelet op de door de Belastingdienst gemaakte
fout,
stelt aan de Kamer voor:
a. de staatssecretaris van Financiën in deze bijzondere omstandigheden
uit te nodigen een zodanige betalingsregeling te treffen dat adressante gedurende
24 maanden niet meer aflost dan haar betalingscapaciteit toelaat, en adressante
niet verder te bemoeilijken voor het daarna nog uitstaande deel van de onderhavige
aanslag, met dien verstande dat eventuele verdere teruggaven in de komende
vier jaar verrekend kunnen worden met de dan nog uitstaande belastingschuld;
b. voor het overige ten aanzien van dit adres over te gaan tot de orde
van de dag.
1 Dit adres en de stukken welke de commissie bij haar onderzoek
ten dienste hebben gestaan, liggen op de griffie van de commissie voor de
Verzoekschriften, Buitenhof 37, ter inzage van de leden.
2 De commissie bestaat uit de leden: Apostolou (PvdA), ondervoorzitter,
Ybema (D66), Van Hoof (VVD), voorzitter, Koekkoek (CDA), Van Oven (PvdA),
Oedayraj Singh Varma (GroenLinks), B.M. de Vries (VVD), Verkerk (AOV), Heeringa
(CDA) en de plaatsvervangende leden Liemburg (PvdA), Giskes (D66), M.M.H.
Kamp (VVD), Hillen (CDA), Middel (PvdA), Cherribi (VVD), Van Wingerden (AOV),
Smits (CDA).
De voorzitter van de commissie,
Van Hoof
De griffier van de commissie,
Hubert