nr. 102
VERSLAG OVER HET ADRES1 VAN H.J. TER MAAT TE EIBERGEN OVER
TOEPASSING VAN HET BIJZONDER TARIEF, MET BETREKKING TOT INKOMSTENBELASTING
OVER EEN SCHADEVERGOEDING
De commissie2, gelet op de door de staatssecretaris van Financiën
verstrekte inlichtingen,
overwegende,
dat adressant zich erover beklaagt dat hem niet wordt toegestaan een uitgekeerde
schadeloosstelling in aanmerking te brengen voor toepassing van het bijzonder
tarief van artikel 57, tweede lid, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964
maar dat de middelingsregeling van artikel 66a van die wet wordt toegepast,
terwijl dat ook niet apart gedaan wordt voor het deel wettelijke rente uit
die schadevergoeding;
dat adressant een varkensmesterij exploiteert en destijds voor de voedering
van varkens gebruik heeft gemaakt van voedsel- en slachtafval (SWILL), hetgeen
medio 1986 werd verboden, in welk kader de overheid een schadevergoeding heeft
gegeven;
dat adressant aanvoert dat toepassing van het bijzonder tarief voor hem
voordeliger is dan toepassing van de middelingsregeling;
dat de staatssecretaris aanvoert dat uit de wetsgeschiedenis zou zijn
af te leiden dat de wetgever toepassing van een bijzonder tarief in de winstsfeer
nadrukkelijk heeft willen beperken tot onteigeningsgevallen;
dat adressant daartegenover stelt dat vaker inbreuk is gemaakt op dit
uitgangspunt, bijvoorbeeld bij de zogenaamde opkoopregeling melk, de schadevergoeding
SLOM-boeren, vergoeding van bedrijfs- en vermogensschade aan oesterkwekers
in het kader van de Deltawet, en de tegemoetkoming aan melkveehouders bij
overdracht melkquotum bij de omschakeling op rundvleesproductie, waarbij de
schadevergoeding voor overheidshandelen buiten de normale winstsfeer is gehouden;
dat de staatssecretaris slechts aanvoert dat bij de SLOM-regeling de hoofdsom
van de vergoeding betrekking heeft op een periode die langer is dan drie jaar,
hetgeen mede van doorslaggevende betekenis zou zijn geweest om het bijzonder
tarief van toepassing te verklaren;
dat de staatssecretaris de overige precedenten onweersproken laat en dat
overigens in het specifieke geval van de SWIL-mesterij geen grote betekenis
toegekend kan worden aan de periode waarop de schadevergoeding betrekking
had;
dat de staatssecretaris overigens geen aanleiding ziet een deel van de
schadevergoeding af te zonderen van de hoofdsom om alleen daarover het bijzonder
tarief toe te passen, omdat dit deel in de wettelijke systematiek behoort
tot de hoofdsom van de schadevergoeding, in welke beschouwing hij kan worden
gevolgd,
stelt aan de Kamer voor:
a. de staatssecretaris van Financiën uit te nodigen zekerheid vooraf
te geven dat het bijzonder tarief kan worden toegepast zoals adressant verzoekt;
b. voor het overige ten aanzien van dit adres over te gaan tot de orde
van de dag.
1 Dit adres en de stukken welke de commissie bij haar onderzoek
ten dienste hebben gestaan, liggen op de griffie van de commissie voor de
Verzoekschriften, Buitenhof 37, ter inzage van de leden.
2 De commissie bestaat uit de leden: Apostolou
(PvdA), ondervoorzitter, Ybema (D66), Van Hoof (VVD), voorzitter, Koekkoek
(CDA), Van Oven (PvdA), Oedayraj Singh Varma (GroenLinks), B.M. de Vries (VVD),
Verkerk (AOV), Heeringa (CDA) en de plaatsvervangende leden Liemburg (PvdA),
Giskes (D66), M.M.H. Kamp (VVD), Hillen (CDA), Middel (PvdA), Cherribi (VVD),
Van Wingerden (AOV), Smits (CDA).
De voorzitter van de commissie,
Van Hoof
De griffier van de commissie,
Hubert