nr. 1
KONINKLIJKE BOODSCHAP
Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van wet tot wijziging
van de Wet financiering volksverzekeringen houdende regels omtrent de maximering
van het premiepercentage en de mogelijkheid van verstrekking van rijksbijdragen
voor de algemene ouderdomsverzekering, alsmede omtrent de vorming van een
Spaarfonds AOW.
De memorie van toelichting, die het wetsvoorstel vergezelt, bevat de gronden
waarop het rust.
En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.
's-Gravenhage
27 oktober 1997
Beatrix
nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is het premiepercentage
voor de algemene ouderdomsverzekering aan een wettelijk maximum te binden
en in verband met de financiering van deze verzekering te voorzien in de mogelijkheid
van verstrekking van een rijksbijdrage en over te gaan tot de vorming van
een Spaarfonds AOW;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en
verstaan bij deze:
ARTIKEL I. WIJZIGING WET FINANCIERING VOLKSVERZEKERINGEN
De Wet financiering volksverzekeringen wordt als volgt gewijzigd:
A
1. Aan artikel 1 wordt, onder vervanging van de punt aan het einde van
onderdeel e door een puntkomma, een nieuw onderdeel toegevoegd, luidende:
f. Spaarfonds AOW: het Spaarfonds AOW, bedoeld in artikel 31.
B
Aan de tekst van artikel 5 wordt een zinsnede toegevoegd, luidende: en
met rijksbijdragen.
C
Artikel 10, eerste lid, tweede zin, wordt vervangen door: Het in de eerste
zin bedoelde percentage is het totaal van het percentage, genoemd in artikel
10a, tweede lid, en de percentages die op grond van artikel 11 worden vastgesteld.
D
Na artikel 10 worden twee nieuwe artikelen ingevoegd, luidende:
Artikel 10a
1. De premie voor de algemene ouderdomsverzekering bedraagt ten hoogste
16,5 procent.
2. Onze Minister stelt het premiepercentage vast voor de algemene ouderdomsverzekering.
Artikel 10b
1. Onze Minister kan bedragen vaststellen die als rijksbijdrage ten gunste
komen van het Ouderdomsfonds.
2. Onze Minister besluit jaarlijks of in het desbetreffende jaar een rijksbijdrage
ten gunste van het Ouderdomsfonds komt.
3. De omvang van een ten gunste van het Ouderdomsfonds komende rijksbijdrage
wordt door Onze Minister bepaald.
E
In artikel 11, eerste lid, vervalt «algemene ouderdomsverzekering
en de».
F
In artikel 29, eerste lid, wordt de aanduiding van de onderdelen b respectievelijk
c gewijzigd in «c» respectievelijk «d» en wordt een
nieuw onderdeel b ingevoegd, luidende:
b. rijksbijdragen als bedoeld in artikel 10b;.
G
De artikelen 31 tot en met 33 komen te luiden als volgt:
Artikel 31
1. Er is een Spaarfonds AOW.
2. Het Spaarfonds AOW is een begrotingsfonds als bedoeld in artikel 2
van de Comptabiliteitswet.
3. De ontvangsten van het Spaarfonds AOW worden gevormd door bijdragen
ten laste van de begroting van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
en door renten op het saldo van het fonds.
4. De uitgaven van het Spaarfonds AOW strekken ter bekostiging van lasten
van de algemene ouderdomsverzekering.
5. Onze Minister beheert de begroting van het Spaarfonds AOW.
6. In afwijking van de artikelen 4, tweede lid, en 65, tweede lid, onderdeel
a, van de Comptabiliteitswet worden de begroting en de financiële verantwoording
van het fonds uitsluitend op kasbasis gepresenteerd.
7. Het gerealiseerde batig saldo van het Spaarfonds AOW van enig jaar
wordt ten gunste gebracht van de begroting van het Spaarfonds AOW van het
daaropvolgende jaar.
Artikel 32
1. Jaarlijks komt een bijdrage als bedoeld in artikel 31, derde lid, ten
gunste van het Spaarfonds AOW.
2. De omvang van elke ten gunste van het Spaarfonds AOW komende bijdrage
wordt door Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister van Financiën
bepaald.
3. Het in het Spaarfonds aanwezige saldo wordt rentedragend in 's Rijks
schatkist aangehouden.
4. Onze Minister van Financiën stelt jaarlijks de rente vast die
over het saldo van het Spaarfonds AOW wordt vergoed.
5. Bij regeling van Onze Minister, in overeenstemming met Onze Minister
van Financiën, kan worden bepaald, dat bij een bij die regeling vast
te stellen toereikende omvang van de middelen in het Spaarfonds AOW, het eerste
lid geen toepassing meer vindt met ingang van het jaar volgend op het bereiken
van die omvang.
Artikel 33
Onze Minister kan in overeenstemming met Onze Minister van Financiën
besluiten vanaf het jaar 2020 uit het Spaarfonds AOW lasten van de algemene
ouderdomsverzekering te betalen.
ARTIKEL II. INWERKINGTREDING
Deze wet treedt in werking met ingang van 1 december 1997. Indien het
Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst wordt uitgegeven op of na 1 december
1997, treedt zij in werking met ingang van de eerste dag na de datum van uitgifte
van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst en werkt, wat de in artikel
I, onder G, vermelde artikelen 31, 32 en 33 van de Wet financiering volksverzekeringen
betreft, terug tot en met 1 december 1997.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
De Minister van Financiën,