25 697
Wijziging van de Algemene bijstandswet in verband met de voortgang van de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting

nr. 4
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 oktober 1997

Bij het bij deze brief gevoegde afschrift van het wetsvoorstel houdende wijziging van de Algemene bijstandswet in verband met de voortgang van de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting, dat dezer dagen bij de Tweede Kamer is ingediend,1 is als bijlage bij de memorie van toelichting een concept-wijziging van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990 (Uitvoeringsregeling) opgenomen. Met deze wijziging wordt enerzijds de Uitvoeringsregeling aangepast aan het genoemde wetsvoorstel en anderzijds wordt, voor zoveel nodig, vooruitlopend op het genoemde wetsvoorstel, met ingang van 1 januari 1998 een kwijtscheldingsnorm voor ouderen in de Uitvoeringsregeling opgenomen. Hierdoor wordt de situatie in de kwijtscheldingssfeer vanaf 1 januari 1998 als zou de ouderennorm al met ingang van die datum in de Abw zijn opgenomen.

De aanpassing van de Uitvoeringsregeling betreft een inhoudelijke wijziging die normaliter drie maanden voor de ingangsdatum aan u wordt voorgelegd (voorhangprocedure van een maand en vervolgens twee maanden voor de lokale overheden om zich voor te bereiden op de wijziging). Gelet op het feit dat deze aanpassing van de Uitvoeringsregeling reeds is aangekondigd in de nota naar aanleiding van het verslag bij het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 en de Wet op de loonbelasting 1964 in verband met een verhoging van de ouderenaftrek en de aanvullende ouderenaftrek, kamerstukken II 1996/97, 25 346, nr. 5, blz. 5, alsmede gelet op de omvang van de ouderenaftrek en de aanvullende ouderenaftrek per 1 januari 1998 en de samenhang met het wetsvoorstel houdende wijziging van de Algemene bijstandswet in verband met de voortgang van de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting, stel ik in het onderhavige geval een verkorte procedure voor. Deze verkorte procedure houdt in dat de voorhangprocedure en de invoeringstermijn voor de lokale overheden tezamen ruim negen weken belopen. Door deze procedure te volgen kan de aanpassing van de Uitvoeringsregeling per 1 januari 1998 worden gerealiseerd.

Gezien het voorgaande ga ik ervan uit dat, indien ik voor 10 november a.s. niet van u verneem dat u met mij over de voorgehangen wijziging van gedachten wilt wisselen, u instemt met de voorgestelde procedure en de wijziging van de Uitvoeringsregeling. De wijziging van de Uitvoeringsregeling zal vervolgens zo snel mogelijk in de Staatscourant worden gepubliceerd.

De Staatssecretaris van Financiën,

W. A. F. G. Vermeend


XNoot
1

Gedrukt onder 25 697, nrs. 1–3, A, B.

Naar boven