Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2006-2007 | 25695 nr. 46 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2006-2007 | 25695 nr. 46 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 juli 2007
Op 26 september 2006 heeft (handelingen der Kamer II, vergaderjaar 2006–2007, nr. 4, blz. 148) uw Kamer vijf moties aangenomen die ingediend zijn tijdens het VAO van 21 september 2006 over het kabinetsstandpunt Toekomst PBO. Over de uitvoering van deze moties heeft u een brief d.d. 20 oktober 2006 (handelingen der kamer II, vergaderjaar 2006–2007, nr. 3, blz. 73–79) ontvangen (TK 2006–2007, 25 695, nr. 43). In vervolg daarop heeft mijn ambtsvoorganger u bij brief van 20 december 2006 geïnformeerd over het uitstel dat tot 1 april 2007 aan de schappen is verleend voor het opleveren van de Code Goed Bestuur product- en bedrijfschappen. In deze brief is toen aangegeven dat de reactie op de moties sterk afhangt van de afspraken die de schappen in de Code maken en dat de TK zo spoedig mogelijk nadat de Code formeel aan de betrokken ministers wordt aangeboden een reactie op de moties tegemoet kan zien.
Met mijn brief van 25 april 2007 (TK 2006–2007, 25 695 nr. 45) kon ik u melden dat de Code door mij inmiddels conform afspraak was ontvangen op 30 maart jl, maar dat nog enige tijd nodig was om de Code in relatie tot de moties te bezien.
Hieronder doe ik u, mede namens de ministers van Economische Zaken en van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit een eerste reactie op de Code en de uiteindelijke reactie op de vijf moties toekomen.
Code Goed Bestuur product- en bedrijfschappen
Het kabinet is verheugd met de Code die de schappen in gezamenlijkheid hebben opgesteld. Het kabinet verwacht dat de Code een goede bijdrage kan leveren aan het meer transparant en democratischer maken van het bestuur van de afzonderlijke schappen. De Code sluit goed aan bij het kabinetsstandpunt Toekomst PBO dat het kabinet in mei 2006 naar de Tweede Kamer heeft gestuurd.
Op een tweetal punten is het kabinet van mening dat de Code onvoldoende rekening houdt met het kabinetsstandpunt Toekomst PBO. Het betreft de in de Code opgenomen bepalingen over het draagvlakonderzoek, waarover het kabinetsstandpunt aangeeft dat dit in de wet en niet in de Code dient te worden geregeld. Daarnaast wil het kabinet over de handhaving van de Code nadere afspraken maken met het toezichtsorgaan de SER. De schappen zijn reeds begonnen met het maken van praktische afspraken over implementatie van de Code bij de diverse schappen.
De schappen hebben zelf aangegeven twee jaar nodig te hebben voor volledige implementatie van de Code. Dit heeft te maken met de cycli van verordeningen, begrotingen en jaarrekeningen. Een monitoringcommissie o.l.v. een onafhankelijke voorzitter zal de Code volgen en voorstellen ontwikkelen voor mogelijke aanpassing van de Code.
Het kabinet zal in het kader van de wijziging van de Wet op de bedrijfsorganisatie (Wbo) nader ingaan op de Code en op de verhouding tussen de Code en de wet.
Motie-Aptroot over volledige openheid van zaken in de financiële verslaglegging van de schappen (25 695, nr. 37)
Zoals in de brief van 20 oktober 2006 aangegeven is het kabinet van mening dat het in de eerste plaats aan de schappen en de SER is om in de Code concrete afspraken te maken over verantwoording.
In de Code is afgesproken dat het bestuur van een schap verantwoordelijk is voor de kwaliteit en de volledigheid van de openbaarmaking van relevante financiële relaties van het schap met andere rechtspersonen en organisaties. Hierbij wordt ook gewezen op de situatie waarbij er sprake is van een personele unie van bestuurders van een schap en een derdeorganisatie waarmee financiële relaties bestaan. Er worden eisen gesteld op het terrein van transparantie, verantwoording en functiescheiding. Overigens is al enige jaren de Verordening financiën bedrijfslichamen 1999 geldig en deze verordening stelt reeds hoge eisen aan de openbaarmaking van financiële gegevens. De SER houdt hierop toezicht. In aanvulling op deze verordening zal openbaarmaking van deze gegevens eveneens plaatsvinden via de website van het schap of qua resultaat op vergelijkbare andere wijze.
Ook voor vergoedingen aan voorzitters en andere bestuurders is in de Code opgenomen dat adequate informatie hierover dient te worden opgenomen in de toelichting op de begrotingen, de jaarrekening alsmede het jaarverslag van het schap. De verordeningen op basis waarvan de vergoedingen worden verstrekt, worden gepubliceerd in het PBO-blad alsmede op de website van de schappen. Zoals aangegeven is het kabinet van mening dat de Code een goede aanzet geeft tot meer transparantie en tot meer verantwoording wat betreft financiële verslaglegging. Het kabinet zal over de implementatie afspraken met de SER maken.
Motie-Douma/Van Dijk over het betrekken van ongeorganiseerde ondernemingen bij het besluitvormingsproces over de hoofdlijnen van het schap of belangrijke sectoren daarvan (25 695, nr. 38)
In de Code is een aantal principes opgenomen dat ertoe strekt dat de bedrijfsgenoten (georganiseerd én ongeorganiseerd) in staat worden gesteld om van de inhoud van de verschillende fasen van de beleidscyclus kennis te nemen.
De bedrijfsgenoten wordt de mogelijkheid geboden om actief betrokken te raken bij de besluitvorming. Als mogelijke middelen hiervoor worden onder meer genoemd de participatie van individuele ondernemers in beleidsvoorbereidende werkgroepen of commissies, toekenning van spreekrecht aan bedrijfsgenoten bij bestuursvergaderingen en periodieke peilingen bij de bedrijfsgenoten met betrekking tot de waardering van activiteiten van het bedrijfslichaam.
Het kabinet vindt de aanzet in de Code veelbelovend. Het gaat nu om het in de praktijk brengen en het evalueren van de resultaten van deze vormen van inspraak; de SER zal hier toezicht op houden.
Motie-Van Dijk/Douma over het voorkomen van dubbele heffingen (25 695, nr. 40)
In het SER-advies over de toekomst van de PBO van maart 2006 en in het kabinetsstandpunt Toekomst PBO, dat in mei 2006 naar de TK is gestuurd, wordt aandacht besteed aan de dubbele heffingen. Eigenlijk is dit een verkeerde term. Het betreft immers de samenloop van heffingen. Het betreft bedrijven die vanwege diverse activiteiten die zij uitoefenen onder de werkingssfeer vallen van meer bedrijfslichamen. Deze samenloop van heffingen houdt in dat er ondernemingen zijn die aan twee of meer schappen heffing moeten betalen. Het gebruik van het woord «dubbele» suggereert wellicht – ten onrechte – dat ondernemers voor hetzelfde dubbel moeten betalen, dat is echter niet het geval.
In de praktijk zijn verschillende oplossingen gevonden voor de samenloop van heffingen van verschillende schappen. Een inventarisatie van het voorkomen van samenloop van heffingen bij de bedrijfslichamen en de daartegen te nemen maatregelen heeft het volgende algemene beeld opgeleverd:
• De schappen realiseren zich dat samenloop van heffingen voor ondernemers een probleem is en doen er zoveel mogelijk aan.
• De schappen die met deze problematiek te maken hebben, hebben aangegeven reeds maatregelen te hebben getroffen of zullen dat z.s.m. doen om tot verder terugdringen van de samenloop van heffingen te komen.
• De meeste oplossingen betreffen afspraken tussen twee of meer schappen over het gezamenlijk verzenden van één heffingsnota. Veel schappen hebben al dergelijke afspraken.
• Uitgangspunt voor de schappen is dat deze afspraken niet mogen leiden tot een te grote verhoging van de administratieve lasten bij de bedrijfslichamen, want die kosten moeten dan weer door de ondernemers worden opgebracht.
Los van deze concrete maatregelen van de meest betrokken schappen hebben alle schappen tezamen in de Code enkele principes over het heffingenbeleid opgenomen:
• Allereerst het principe dat het bestuur van een bedrijfslichaam bij voorkeur bestemmingsheffingen oplegt, om het verband tussen de financiering van activiteiten en het nut dat een (sub)sector daaraan kan ontlenen zo groot mogelijk te doen zijn.
• Daarnaast wordt bepaald dat het bestuur voorkomt dat ondernemingen meerdere heffingen van verschillende bedrijfslichamen krijgen opgelegd. Indien een dergelijke samenloop door omstandigheden niet kan worden voorkomen, zal het bestuur zich inspannen zo spoedig mogelijk een oplossing te vinden.
• In de toelichting op dit principe worden als voorbeelden van beperking van samenloop van heffingen genoemd:
– het maken van anticumulatieafspraken tussen bedrijfslichamen;
– het opstellen en verzenden van één gezamenlijke heffingsnota van verschillende bedrijfslichamen.
De SER zal, mede op basis van de Code, toezien op verdere reductie, voorzover mogelijk, van samenloop van heffingen en de beperking van de administratieve lasten voor de ondernemer.
Samenloop van meerdere, door verschillende bedrijfslichamen opgelegde heffingen is, afhankelijk van de achtergrond daarvan, niet altijd te voorkomen. Zo zou het schrappen van één van de heffingen voor een onderneming waarin meer dan één activiteit wordt uitgeoefend leiden tot rechtsongelijkheid ten opzichte van een onderneming waarin slechts één activiteit wordt uitgeoefend. Verder moet worden bedacht dat van de opbrengst van de verschillende heffingen ook verschillende activiteiten worden bekostigd. Wel is het belangrijk dat de administratieve lasten voor de ondernemer zoveel mogelijk worden beperkt.
Het kabinet ziet in de inventarisatie dat de schappen die het meest geconfronteerd worden met samenloop van heffingen voortvarend te werk zijn gegaan. Diverse afspraken zijn reeds uitgevoerd en andere zullen op niet al te lange termijn tot uitvoering komen. Deze aanpak wordt versterkt door de afspraken die alle schappen bij de Code op dit terrein hebben gemaakt. Het kabinet dringt er bij de besturen van de bedrijfslichamen op aan het momentum van deze aanpak vast te houden en zoveel mogelijk in overleg te treden om samenloop van heffingen te voorkomen. De SER kan hier een coördinerende rol spelen. De schappen moeten in hun jaarverslag rapporteren welke maatregelen zij hebben genomen en, indien van toepassing, waarom samenloop van dubbele heffingen (tijdelijk) niet voorkomen kon worden. De SER zal hierover verslag uitbrengen in het kader van zijn toezichtsrol.
Motie-Douma/Van Dijk inzake mogelijkheid dat schappen bij hun handhaving gebruik kunnen maken van zaken als bestuursdwang, last onder dwangsom en bestuurlijke boetes (25 695, nr. 39)
Zoals eerder in de brief van 20 oktober 2006 (25 695, nr. 43) aangegeven heeft het kabinet nog niet eerder signalen ontvangen dat het huidige handhavingsinstrumentarium onvoldoende mogelijkheden biedt. Een inventarisatie onder de schappen heeft uitgewezen dat slechts één productschap aangeeft behoefte te hebben aan uitbreiding van het handhavings-instrumentarium.
Het kabinet is van mening dat er vooralsnog geen reden is tot het uitbreiden van het handhavingsinstrumentarium. Met het desbetreffende schap en de SER zal nader overleg worden gepleegd, waarbij zal worden bezien of er geen andere mogelijkheden zijn om de handhaving van de verordeningen te vergemakkelijken zonder uitbreiding van het instrumentarium met een wettelijke bestuursdwang.
Motie-Van Dijk/Douma om af te zien van het voornemen de Schilthuiskorting te schrappen (25 695, nr. 41)
Het kabinet heeft de intentie van deze motie goed begrepen en zal bezien op welke wijze zij tegemoet kan komen aan de wensen van de Kamer. In het wetsvoorstel tot wijziging van de Wbo zal het kabinet dit uitwerken.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-25695-46.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.