Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1997-1998 | 25695 nr. 1;2 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1997-1998 | 25695 nr. 1;2 |
Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de bedrijfsorganisatie en enige andere wetten.
De memorie van toelichting (en bijlagen), die het wetsvoorstel vergezelt, bevat de gronden waarop het rust.
En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is enkele wijzigingen aan te brengen in het stelsel van de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie, met name op het punt van de verhouding tussen de organen van het stelsel en de rijksoverheid, en dat het daartoe noodzakelijk is, de Wet op de bedrijfsorganisatie en enkele andere wetten te wijzigen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
ARTIKEL I. WIJZIGING VAN DE WET OP DE BEDRIJFSORGANISATIE
De Wet op de bedrijfsorganisatie wordt gewijzigd als volgt:
In de artikelen 2 en 71 wordt «het belang van het Nederlandse volk» vervangen door: het algemeen belang.
Artikel 14, derde lid, wordt vervangen door:
3. Het dagelijks bestuur wordt zodanig samengesteld, dat het een afspiegeling vormt van de samenstelling van de Raad.
Artikel 32, derde lid, vervalt.
Artikel 38 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «andere verordeningen, dan die bedoeld in artikel 67, eerste lid,» vervangen door: verordeningen.
2. In de tweede zin van het derde lid wordt «Onze goedkeuring» vervangen door: goedkeuring.
3. In het vierde lid vervalt «, waarvan het ontwerp niet overeenkomstig het daar bepaalde openbaar is gemaakt,».
Artikel 41 wordt als volgt gewijzigd:
1. De eerste zin wordt vervangen door: De Raad adviseert op schriftelijk verzoek van Onze Ministers of van een van beide Kamers der Staten-Generaal en kan Onze Ministers uit eigen beweging adviseren over de uitvoering van deze wet en andere aangelegenheden van sociale of economische aard.
2. Aan het artikel wordt een nieuwe zin toegevoegd, luidende: Artikel 20, tweede, vijfde en zesde lid, van de Kaderwet adviescolleges is voor de toepassing van deze titel niet van toepassing.
In artikel 43, eerste lid, wordt «Op verzoek van Onze betrokken Ministers stelt de Raad» vervangen door: In afwijking van de Kaderwet adviescolleges stelt de Raad, op verzoek van Onze betrokken Ministers,.
Artikel 67 wordt vervangen door:
De instelling van een bedrijfslichaam geschiedt, op voordracht van Onze betrokken Ministers, bij algemene maatregel van bestuur.
Artikel 68 wordt vervangen door:
1. Behoudens indien de Raad eigener beweging advies heeft uitgebracht wordt hij in de gelegenheid gesteld over het voornemen van Onze betrokken Ministers tot het bevorderen van de instelling van een bedrijfslichaam van advies te dienen binnen een door hen te bepalen termijn.
2. Voordat hij advies uitbrengt inzake een instellingsbesluit of een wijziging daarvan, hoort de Raad de naar zijn oordeel representatieve organisaties van de betrokken ondernemers en van de betrokken werknemers. Ten minste acht weken voor het uitbrengen van zijn advies geeft de Raad van zijn voornemen daartoe openbaar kennis.
Artikel 70 wordt vervangen door:
1. De opheffing van een bedrijfslichaam geschiedt bij algemene maatregel van bestuur. Artikel 68 is van overeenkomstige toepassing.
2. Een algemene maatregel van bestuur, houdende opheffing van een bedrijfslichaam, houdt tevens de voorzieningen in, die in verband met de opheffing nodig zijn. Deze voorzieningen kunnen ook het vermogen van het opgeheven lichaam betreffen.
Artikel 70A wordt als volgt gewijzigd:
1. De bestaande tekst wordt genummerd als tweede lid.
2. Voor het tweede lid wordt een nieuw lid ingevoegd, luidende:
1. Indien bij de instelling van een bedrijfslichaam een bestaand bedrijfslichaam opnieuw wordt ingesteld dan wel meer bestaande bedrijfslichamen worden samengevoegd, wordt in het instellingsbesluit, dan wel in een besluit tot opheffing van de bestaande bedrijfslichamen geregeld:
a. welke bedrijfslichamen worden opgeheven en welke regelingen tot instelling van een bedrijfslichaam worden ingetrokken;
b. welke verordeningen van de bestaande bedrijfslichamen dan wel van een lichaam als bedoeld in artikel 110 van kracht blijven en tot welk tijdstip;
c. de overgang van personeel van de bestaande bedrijfslichamen naar het nieuwe bedrijfslichaam en de rechtspositie daarvan;
d. de overgang van rechten, verplichtingen, vermogensbestanddelen en archiefbescheiden van de bestaande bedrijfslichamen naar het nieuwe bedrijfslichaam;
e. op welke wijze wettelijke procedures en rechtsgedingen, waarbij de bestaande bedrijfslichamen zijn betrokken, worden afgehandeld;
f. de toerekening van besluiten, genomen door de bestaande bedrijfslichamen, aan het nieuwe bedrijfslichaam;
g. welke medebewindstaken van de bestaande bedrijfslichamen door het nieuwe bedrijfslichaam worden uitgeoefend.
3. In het tweede lid wordt «Ingeval op grond van een verordening van de Sociaal-Economische Raad een bedrijfslichaam als bedoeld in artikel 66, vierde lid, van de Wet op de bedrijfsorganisatie wordt ingesteld of opgeheven» vervangen door: «Indien een bedrijfslichaam wordt ingesteld of opgeheven» en wordt «registergoederen» telkens vervangen door: «registerzaken».
In artikel 72 wordt « , een dagelijks bestuur en een of meer secretarissen» vervangen door: «en een dagelijks bestuur».
Artikel 73 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «tenzij bijzondere omstandigheden naar het oordeel van de Raad nopen hiervan af te wijken» vervangen door: tenzij bij het instellingsbesluit vanwege bijzondere omstandigheden anders is bepaald.
2. In het tweede lid wordt «De instellingsverordening als bedoeld in artikel 67, eerste lid,» vervangen door: Het instellingsbesluit.
Artikel 74 wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan de tweede volzin van het eerste lid wordt toegevoegd: ; de Raad stelt bij verordening regels inzake de representativiteit.
2. Aan het artikel wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende:
4. Een verordening als bedoeld in het eerste en het derde lid behoeft de goedkeuring van Onze betrokken Ministers.
In artikel 76, eerste lid, wordt «de verordening als bedoeld in artikel 67, eerste lid,» vervangen door: het instellingsbesluit.
Artikel 78 wordt vervangen door:
1. De voorzitter van een bedrijfslichaam wordt bij koninklijk besluit, al dan niet uit het bestuur, benoemd, geschorst en ontslagen. Het bestuur van het betrokken bedrijfslichaam wordt in de gelegenheid gesteld van zijn oordeel terzake te doen blijken.
2. De benoeming van de voorzitter geschiedt telkens voor de duur van de zittingsperiode van het bestuur dan wel voor het resterende deel van die duur. Hij kan terstond weer opnieuw worden benoemd.
Artikel 79 vervalt.
Artikel 84, derde lid, wordt vervangen door:
3. Het dagelijks bestuur wordt zodanig samengesteld, dat het een afspiegeling vormt van het bestuur.
In artikel 88a wordt «Bij de instellingsverordening» vervangen door: Bij het instellingsbesluit.
Artikel 93 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid wordt vervangen door:
1. Het bestuur van een bedrijfslichaam maakt de verordeningen die het ter vervulling van de in artikel 71 omschreven taak nodig oordeelt ten aanzien van de onderwerpen, die krachtens het tweede lid door dat lichaam geregeld of nader geregeld kunnen worden.
2. Het tweede lid wordt vervangen door:
2. Een bedrijfslichaam is, met inachtneming van de bij het instellingsbesluit terzake gestelde regels, bevoegd tot de regeling of nadere regeling van een of meer der volgende onderwerpen of onderdelen daarvan, voorzover
– die onderwerpen of onderdelen niet bij het instellingsbesluit aan die bevoegdheid zijn onttrokken en
– de regeling daarvan niet bij of krachtens de wet uitsluitend aan anderen is overgelaten, te weten:
a. registratie van ondernemingen en daarin werkzaam personeel, en – voorzover noodzakelijk voor de vervulling van de taak van het bedrijfslichaam – verstrekking van gegevens en inzage in boeken en bescheiden en bezichtiging van de onderneming;
b. de voortbrenging, de afzet, de verdeling en de aanwending van goederen, waaronder mede begrepen de opslag en de be- en verwerking van goederen, en het verlenen van diensten;
c. bevordering van professionele bedrijfsvoering;
d. de lonen en andere arbeidsvoorwaarden;
e. onderzoek op sociaal, economisch en technisch terrein;
f. arbeidsmarktvoorzieningen;
g. fondsen en andere instellingen in het belang der bedrijfsgenoten.
3. In het derde lid wordt «onder b en c» vervangen door: onder a.
Artikel 94 wordt vervangen door:
De verordeningen, bedoeld in artikel 93, eerste lid, behoeven de goedkeuring van Onze betrokken Ministers. Zij gaan vergezeld van een toelichting, waarin de beweegredenen voor het opstellen van de verordening zijn verwoord.
Artikel 95, derde lid, wordt vervangen door:
3. Niet gedelegeerd wordt de bevoegdheid tot het vaststellen van verordeningen als bedoeld in artikel 93, eerste lid, noch die tot het vaststellen van nadere voorschriften omtrent bij zo'n verordening geregelde onderwerpen, noch die tot het vaststellen ingevolge artikel 124, derde lid, van het bedrag der inkomsten en uitgaven.
Artikel 98, tweede lid, wordt vervangen door:
2. De bevoegdheid tot het stellen van nadere regelen bij verordening, voortvloeiend uit de gevorderde medewerking, kan niet worden gedelegeerd, tenzij het voorschrift, waarbij de medewerking wordt ingeroepen, anders bepaalt.
Artikel 100, derde lid, vervalt.
In artikel 102, tweede lid, wordt «De verordening van de Raad, waarbij een bedrijfslichaam is ingesteld,» vervangen door: Het instellingsbesluit.
Artikel 104 wordt vervangen door:
1. Tenzij het instellingsbesluit anders bepaalt, kunnen bij verordening overtredingen van die verordening worden aangewezen als
a. feiten waarvoor een tuchtrechtelijke maatregel kan worden opgelegd, dan wel
b. strafbare feiten, behoudens indien het betreft overtredingen van voorschriften terzake van arbeids- en rusttijden.
2. Aanwijzing als strafbaar feit kan slechts plaatsvinden, indien dat nodig is voor de bescherming van de door de betrokken bepaling beschermde belangen.
3. Met het toezicht op de naleving van een verordening zijn belast de bij besluit van het bedrijfslichaam aangewezen personen. Dat besluit behoeft de goedkeuring van Onze betrokken Ministers. Onze betrokken Ministers kunnen het bedrijfslichaam een aanwijzing geven omtrent het aanwijzen van toezichthouders en de wijze waarop het toezicht wordt uitgeoefend.
Artikel 105 vervalt.
Artikel 106 wordt als volgt gewijzigd:
1. De bestaande tekst wordt genummerd als eerste lid.
2. In het eerste lid wordt na «inhouden» ingevoegd: , besluiten als bedoeld in artikel 104, derde lid,.
3. Toegevoegd wordt een tweede lid, luidende:
2. Het bestuur heroverweegt de bestaansgrond van een verordening als bedoeld in artikel 93, eerste lid, elke vier jaar na inwerkingtreding daarvan en brengt omtrent zijn besluit verslag uit aan Onze betrokken Ministers.
In artikel 109, eerste lid, wordt «openbare lichamen, als bedoeld in artikel 66,» vervangen door: bedrijfslichamen.
Artikel 110 wordt vervangen door:
Bij een voorziening, door de besturen van de betrokken bedrijfslichamen bij verordening getroffen, kan een rechtspersoonlijkheid bezittend lichaam worden ingesteld. Daarbij worden tevens de samenstelling, inrichting, werkwijze, geldmiddelen en bevoegdheden van het lichaam en zijn organen geregeld. De verordening behoeft de goedkeuring van Onze betrokken Ministers.
In artikel 111, eerste lid, onder b, wordt «lichamen, als bedoeld in artikel 66,» vervangen door: bedrijfslichamen.
Artikel 113 wordt vervangen door:
Indien bij een verordening als bedoeld in artikel 110 een lichaam is ingesteld, kan bij die verordening aan het bestuur van dat lichaam uitsluitend mandaat worden verleend van de bevoegdheid van de deelnemende bedrijfslichamen om bij een verordening als bedoeld in artikel 93, eerste lid, regelen te stellen.
In artikel 124, vierde lid, wordt «de instellingsverordening» vervangen door: het instellingsbesluit.
Artikel 126 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid worden de tweede en de derde volzin vervangen door: Deze verordeningen worden jaarlijks vastgesteld.
2. Het derde en vierde lid worden vervangen door de volgende leden:
3. Het instellingsbesluit kan regelen stellen omtrent de op te leggen heffingen.
4. Verordeningen als bedoeld in het eerste lid behoeven tevens de goedkeuring van Onze betrokken Ministers, indien zij dienen ter afzonderlijke financiering van een specifiek, bij die verordening aangegeven doel, dan wel indien het ontwerp van de verordening niet overeenkomstig artikel 100, eerste lid, is bekendgemaakt.
5. In afwijking van het bepaalde in artikel 89, tweede lid, is voor een verordening als bedoeld in het vorige lid, voorzover het betreft een verordening die geen sociale aangelegenheid betreft, zulks vastgesteld op overeenkomstige wijze als bepaald in artikel 90, een meerderheid van twee derden van de uitgebrachte stemmen van leden benoemd door de organisaties van werkgevers vereist.
6. Bedrijfslichamen kunnen overeenkomstig bij verordening te stellen regelen subsidie verstrekken aan de organisaties die deel uitmaken van hun bestuur of van een orgaan als bedoeld in artikel 88a voor daarmee verband houdende activiteiten.
7. Verordeningen als bedoeld in het eerste, tweede en zesde lid behoeven de goedkeuring van de Raad.
Artikel 137 wordt vervangen door:
1. Een bedrijfslichaam stelt vóór de aanvang van elk kalenderjaar een beleidsplan voor dat jaar vast. Het beleidsplan wordt aan de Raad en aan Onze betrokken Ministers ter kennis gebracht.
2. Een bedrijfslichaam stelt jaarlijks vóór 1 april een verslag op van de werkzaamheden, het gevoerde beleid in het algemeen en de werkwijze in het bijzonder in het afgelopen kalenderjaar. Het verslag wordt aan de Raad en aan Onze betrokken Ministers toegezonden en, tegen betaling der kosten, algemeen verkrijgbaar gesteld. Onze Minister zendt een exemplaar van het verslag aan de Staten-Generaal.
3. Een bedrijfslichaam verstrekt desgevraagd aan de Raad en aan Onze betrokken Ministers de voor de uitoefening van hun taak benodigde inlichtingen. Dezen kunnen inzage vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden, voorzover dat voor de vervulling van hun taak redelijkerwijs nodig is.
In het derde hoofdstuk worden vóór artikel 140 twee nieuwe artikelen ingevoegd, luidende:
Voor oprichting van of deelneming in andere rechtspersonen behoeven de Raad en de bedrijfslichamen de toestemming van Onze Minister.
Onze betrokken Ministers zenden telkens na vier jaar aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en doelmatigheid van het functioneren van de bedrijfslichamen.
ARTIKEL II. WIJZIGING VAN DE MESTSTOFFENWET
Na artikel 61 van de Meststoffenwet wordt een nieuw artikel 61a ingevoegd, dat komt te luiden als volgt:
1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan medewerking worden gevorderd van het bestuur van een bedrijfslichaam.
2. Indien de van het bestuur van een bedrijfslichaam gevorderde medewerking bestaat in het stellen van nadere regels bij verordening, behoeft deze verordening de goedkeuring van Onze Minister en van Onze Ministers wie het mede aangaat, tezamen. Krachtens de verordening genomen besluiten behoeven, voorzover dit bij of krachtens de maatregel als bedoeld in het eerste lid is bepaald, de goedkeuring van de daarbij aangewezen autoriteit.
ARTIKEL III. WIJZIGING VAN DE LANDBOUWWET
De Landbouwwet wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 13, vierde lid, vervalt.
In artikel 17, eerste lid, vervalt de zinsnede «; het vierde lid van dat artikel is van overeenkomstige toepassing».
Artikel 18, derde lid, vervalt.
In artikel 19, eerste lid, vervalt de zinsnede «; het vierde lid van dat artikel is van overeenkomstige toepassing».
In artikel 20, eerste lid, vervalt de zinsnede «; het vierde lid van dat artikel is van overeenkomstige toepassing».
Artikel 23 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het tweede lid wordt vervangen door:
2. Verordeningen, vastgesteld met gebruikmaking van een overgedragen bevoegdheid behoeven de goedkeuring van Onze Minister en indien het voorschrift waarbij de overgedragen bevoegdheid is toegekend, door Onze Minister is vastgesteld in overeenstemming met Onze Minister van Economische Zaken, mede van die Minister. Krachtens de verordening vastgestelde genomen besluiten behoeven, voorzover dit bij de overdracht, bedoeld in het eerste lid, is bepaald, de goedkeuring van de daarbij aangewezen autoriteit. Verordeningen zijn verbindend voor een ieder behoudens voorzover bij de overdracht dan wel in de verordening zelf anders is bepaald.
2. Onder vernummering van het vierde lid in het vijfde lid wordt een nieuw vierde lid ingevoegd, dat komt te luiden als volgt:
4. Het bedrijfslichaam stelt jaarlijks een begroting en een jaarrekening met betrekking tot de werkzaamheden voortvloeiend uit de overgedragen bevoegdheden, bedoeld in het eerste lid. De begroting en de jaarrekening behoeven de goedkeuring van Onze Minister. Bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur kunnen terzake nadere voorschriften worden gesteld.
ARTIKEL IV. WIJZIGING VAN DE NOODWET VOEDSELVOORZIENING
De Noodwet voedselvoorziening wordt gewijzigd als volgt:
In artikel 1, eerste lid, vervallen de definities van «productschap» en «bedrijfschap» en wordt de volgende definitie ingevoegd:
bedrijfslichaam: een bedrijfslichaam als bedoeld in artikel 66 van de Wet op de bedrijfsorganisatie;.
Artikel 13, eerste lid, wordt vervangen door:
1. Onze Minister kan bepalen, dat verordeningen of andere besluiten, door een orgaan van een bedrijfslichaam krachtens deze wet, de Landbouwwet of de Wet op de bedrijfsorganisatie vastgesteld, geheel of gedeeltelijk worden geschorst. Hij kan in verband daarmee nadere regels vaststellen.
Artikel 14 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt de zinsnede «het dagelijks bestuur van een productschap of bedrijfschap» vervangen door: het dagelijks bestuur van een bedrijfslichaam.
2. In het tweede lid wordt de zinsnede «de voorzitter van een productschap of bedrijfschap» vervangen door: de voorzitter van een bedrijfslichaam.
Artikel 15 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid wordt vervangen door:
1. Ten aanzien van de uitoefening van bevoegdheden, welke hem toekomen ingevolge het bepaalde bij of krachtens deze wet en de Distributiewet 1939, kan Onze Minister de medewerking vorderen van een bestuur van een bedrijfslichaam. Artikel 6, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.
2. Het tweede lid wordt vervangen door:
2. Indien de van het bestuur van het bedrijfslichaam gevorderde medewerking bestaat in het stellen van nadere regels bij verordening, behoeft zodanige verordening de goedkeuring van Onze Minister en indien het voorschrift waarbij de medewerking gevorderd is, door Onze Minister is vastgesteld in overeenstemming met Onze Minister van Economische Zaken, mede van die Minister.
3. Het derde lid wordt vervangen door:
3. Krachtens de verordening genomen besluiten behoeven, voor zover dit bij de vordering van de medewerking, bedoeld in het eerste lid, is bepaald, de goedkeuring van de daarbij aangewezen autoriteit.
Artikel 27 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt de zinsnede «door de voorzitter van het betrokken productschap of bedrijfschap» vervangen door: door de voorzitter van het betrokken bedrijfslichaam.
2. In het vierde lid wordt de zinsnede «onderscheidenlijk het betrokken productschap of bedrijfschap» vervangen door: onderscheidenlijk het betrokken bedrijfslichaam.
Artikel 28, tweede lid, wordt vervangen door:
2. Voorzover bedrijfslichamen ingevolge deze wet werkzaamheden verrichten, waaruit inkomsten, dan wel uitgaven voor het fonds voortvloeien, wordt de plaats, waar de desbetreffende administratie van het betrokken bedrijfslichaam wordt gevoerd, geacht te zijn een plaats, waar een onderdeel van de administratie van het fonds wordt gevoerd.
ARTIKEL V. WIJZIGING VAN DE DIERGENEESMIDDELENWET
De Diergeneesmiddelenwet wordt gewijzigd als volgt:
In artikel 1 wordt na de definitie van «houder van dieren», onder vervanging van het leesteken «.» door het leesteken «;», de volgende definitie toegevoegd:
bedrijfslichaam: een bedrijfslichaam als bedoeld in artikel 66 van de Wet op de bedrijfsorganisatie.
Artikel 33 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het derde lid wordt vervangen door:
3. Met betrekking tot het stellen van eisen als bedoeld in artikel 23, waaraan moet zijn voldaan alvorens een vergunning voor het bereiden, verpakken, etiketteren of afleveren van gemedicineerde voeders wordt verleend, kan bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur de medewerking worden gevorderd van het bestuur van een bedrijfslichaam.
2. Het vierde lid wordt vervangen door:
4. Indien de van het bestuur van een bedrijfslichaam gevorderde medewerking bestaat in het stellen van nadere regels bij verordening, behoeft zodanige verordening de goedkeuring van Onze Minister. Krachtens de verordening genomen besluiten behoeven, voorzover dit bij of krachtens de maatregel als bedoeld in het derde lid is bepaald, de goedkeuring van de daarbij aangewezen autoriteit.
Artikel 34, eerste lid, wordt vervangen door:
1. Onze Minister kan terzake van het verlenen van vergunningen ingevolge artikel 33, eerste lid, de medewerking vorderen van het bestuur van een bedrijfslichaam.
Artikel 42 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het tweede lid wordt vervangen door:
2. Bij een in het eerste lid bedoelde maatregel kan de medewerking worden gevorderd van het bestuur van een bedrijfslichaam voorzover het betreft het vaststellen van regels of nadere regels als bedoeld in het eerste lid, onder a, b of c, ten aanzien van gemedicineerde voeders.
2. Het derde lid wordt vervangen door:
3. Verordeningen bij welke de in het tweede lid bedoelde regels worden vastgesteld behoeven de goedkeuring van Onze Minister. Krachtens de verordening genomen besluiten behoeven, voorzover dit bij of krachtens de maatregel als bedoeld in het eerste lid is bepaald, de goedkeuring van de daarbij aangewezen autoriteit.
ARTIKEL VI. WIJZIGING VAN DE LANDBOUWKWALITEITSWET
De Landbouwkwaliteitswet wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 2, vierde lid, vervalt.
In artikel 4, tweede lid, vervallen de woorden «vastgestelde nadere verordeningen en».
ARTIKEL VII. WIJZIGING VAN DE VISSERIJWET 1963
Artikel 2 van de Visserijwet 1963 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het derde lid wordt vervangen door:
3. Krachtens een verordening van een bedrijfslichaam genomen besluiten behoeven, voorzover dit bij of krachtens de maatregel als bedoeld in het eerste lid is bepaald, de goedkeuring van de daarbij aangewezen autoriteit.
2. In het vierde lid wordt «Het bepaalde bij of krachtens een» vervangen door: Een.
ARTIKEL VIII. WIJZIGING VAN DE PLANTENZIEKTENWET
Na artikel 8 van de Plantenziektenwet wordt een nieuw artikel 8a ingevoegd, dat komt te luiden als volgt:
1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan medewerking worden gevorderd van het bestuur van een bedrijfslichaam.
2. Indien de van het bestuur van een bedrijfslichaam gevorderde medewerking bestaat in het stellen van nadere regels bij verordening, behoeft deze verordening de goedkeuring van Onze Minister. Krachtens de verordening genomen besluiten behoeven, voorzover dit bij of krachtens de maatregel, als bedoeld in het eerste lid, is bepaald, de goedkeuring van de daarbij aangewezen autoriteit.
ARTIKEL IX. WIJZIGING VAN DE BESTRIJDINGSMIDDELENWET 1962
De Bestrijdingsmiddelenwet 1962 wordt gewijzigd als volgt:
In artikel 1, eerste lid, wordt na onderdeel n onder vervanging van het leesteken «.» door het leesteken «;» een nieuw onderdeel o toegevoegd, dat komt te luiden als volgt:
o. bedrijfslichaam: een bedrijfslichaam als bedoeld in artikel 66 van de Wet op de bedrijfsorganisatie.
Na artikel 16a wordt een nieuw artikel 16b ingevoegd, dat komt te luiden als volgt:
1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan ter uitvoering van artikel 13 de medewerking worden gevorderd van het bestuur van een bedrijfslichaam.
2. Indien de van het bestuur van een bedrijfslichaam gevorderde medewerking bestaat in het stellen van nadere regels bij verordening, behoeft deze verordening de goedkeuring van Onze Minister en van Onze Ministers wie het mede aangaat, tezamen. Krachtens de verordening genomen besluiten behoeven, voorzover dit bij of krachtens de maatregel, bedoeld in het eerste lid, is bepaald, de goedkeuring van de daarbij aangewezen autoriteit.
ARTIKEL X. WIJZIGING VAN DE GEZONDHEIDS- EN WELZIJNSWET VOOR DIEREN
Artikel 108 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren wordt gewijzigd als volgt:
1. In het tweede lid vervallen de woorden: vastgestelde nadere voorschriften en.
2. Het derde lid vervalt.
ARTIKEL XI. WIJZIGING VAN DE FLORA- EN FAUNAWET
Indien het bij koninklijke boodschap van 12 mei 1993 ingediende voorstel van wet houdende regels ter bescherming van in het wild levende planten- en diersoorten (Flora- en faunawet) (Kamerstuknummer 23 147) tot wet wordt verheven en in werking treedt, wordt artikel 92 van die wet als volgt gewijzigd: het derde en vierde lid vervallen.
ARTIKEL XII. WIJZIGING VAN DE ARBEIDSTIJDENWET EN VAN DE WET MINIMUMLOON EN MINIMUMVAKANTIETOESLAG
In artikel 1:3, eerste lid, onderdeel c, van de Arbeidstijdenwet en in artikel 1, eerste lid, onderdeel b, van de Wet minimumloon en minimumvakantietoeslag wordt «93, tweede lid, onder j» telkens vervangen door: 93, tweede lid, onder d.
ARTIKEL XIII. WIJZIGING VAN DE IN- EN UITVOERWET
Aan artikel 11 van de In- en uitvoerwet wordt een lid toegevoegd, luidende:
5. De besturen van de in het eerste lid bedoelde lichamen stellen jaarlijks een begroting en een jaarrekening op met betrekking tot de werkzaamheden voortvloeiend uit de gedelegeerde bevoegdheden, bedoeld in het eerste lid. De begroting en de jaarrekening behoeven de goedkeuring van Onze betrokken Minister. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen terzake nadere voorschriften worden gesteld.
ARTIKEL XIV. OVERGANGSRECHT MET BETREKKING TOT BESTAANDE BEDRIJFSLICHAMEN
1. Ten aanzien van een bedrijfslichaam, ingesteld vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, gelden de volgende bepalingen.
2. De regeling, waarbij het bedrijfslichaam is ingesteld, blijft van kracht, totdat het wordt ingesteld op de in artikel 67 van de Wet op de bedrijfsorganisatie voorziene wijze; zodanige instelling geschiedt zodra voor de eerste maal na het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet een wijziging in de betrokken regeling moet worden aangebracht, doch uiterlijk binnen vier jaar na dat tijdstip.
3. De op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet van kracht zijnde verordeningen en andere besluiten van een bedrijfslichaam blijven van kracht. Deze verordeningen vervallen vier jaar na dat tijdstip; dat geldt niet voor verordeningen, opgesteld in het kader van bij of krachtens een wet gevorderde medewerking, tenzij bij of krachtens die wet anders wordt bepaald. Bepalingen in verordeningen omtrent onderwerpen, die geen grondslag meer vinden in het door deze wet gewijzigde artikel 93, tweede lid, van de Wet op de bedrijfsorganisatie, worden ingetrokken, zodra de betrokken verordening voor de eerste maal na de inwerkingtreding van deze wet wordt gewijzigd dan wel wordt vervangen door een nieuwe verordening.
4. Bepalingen in een verordening, van kracht op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, waarin tuchtrechtelijke maatregelen zijn gesteld op overtredingen die als strafbare feiten zijn aangewezen, worden aangepast aan het door deze wet gewijzigde artikel 104 van de Wet op de bedrijfsorganisatie zodra de betrokken verordening voor de eerste maal na de inwerkingtreding van deze wet wordt gewijzigd dan wel wordt vervangen door een nieuwe verordening. Tot dat tijdstip beslist in dat geval de officier van justitie of een overtreding tuchtrechtelijk zal worden afgedaan; in het bevestigende geval verwijst hij de zaak naar het bevoegde tuchtgerecht.
5. Nadere voorschriften omtrent bij een verordening geregelde onderwerpen als bedoeld in artikel 95, derde lid, van de Wet op de bedrijfsorganisatie, zoals dat artikel luidde vóór de inwerkingtreding van deze wet, blijven van kracht, totdat de betrokken verordening voor de eerste maal na de inwerkingtreding van deze wet wordt gewijzigd dan wel wordt vervangen door een nieuwe verordening. Het geven van nieuwe nadere voorschriften of het wijzigen van bestaande nadere voorschriften door andere organen van een bedrijfslichaam dan het bestuur, is na de inwerkingtreding van deze wet niet meer mogelijk.
6. Een rechtspersoonlijkheid bezittend lichaam als bedoeld in artikel 110 van de Wet op de bedrijfsorganisatie, dat is opgericht vóór de inwerkingtreding van deze wet, blijft bestaan. Verordeningen van een orgaan van zo'n lichaam blijven van kracht, totdat de voorziening waarbij het lichaam is ingesteld voor de eerste maal na de inwerkingtreding van deze wet wordt gewijzigd dan wel wordt vervangen door een nieuwe voorziening. Deze verordeningen vervallen uiterlijk vier jaar na de datum van inwerkingtreding van deze wet; dat geldt niet voor verordeningen, opgesteld in het kader van bij of krachtens een wet gevorderde medewerking, tenzij bij of krachtens die wet anders wordt bepaald. De organen van zo'n lichaam maken na de datum van inwerkingtreding van deze wet geen gebruik meer van hun gedelegeerde bevoegdheid om bij verordening regelen te stellen.
7. Bepalingen met betrekking tot de aftrek op een heffing, als bedoeld in artikel 126, eerste lid, van de Wet op de bedrijfsorganisatie, zoals dat artikel luidde vóór de inwerkingtreding van deze wet, worden ingetrokken, zodra de verordening, die de aftrek toestaat, na de inwerkingtreding van deze wet voor de eerste maal wordt gewijzigd dan wel wordt vervangen door een nieuwe verordening.
8. Indien deze wet in werking treedt in de tweede helft van een kalenderjaar, moet een beleidsplan als bedoeld in artikel 137, eerste lid, van de Wet op de bedrijfsorganisatie voor de eerste maal worden vastgesteld met betrekking tot het tweede daarop volgend kalenderjaar. Een bedrijfslichaam meldt aan Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, welke rechtspersonen het op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet reeds heeft opgericht en in welke rechtspersonen het op dat tijdstip deelneemt.
ARTIKEL XV. HERPLAATSING IN HET STAATSBLAD
De tekst van de Wet op de bedrijfsorganisatie wordt in het Staatsblad geplaatst.
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,
De Minister van Economische Zaken,
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-25695-1.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.