25 692
Wijzigingen van technische aard van enige belastingwetten c.a.

nr. 7
NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 20 november 1997

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

1

In ARTIKEL I wordt in onderdeel B onder vernummering van het tweede lid in het derde lid na het eerste lid ingevoegd:

2. In het zesde lid wordt onderdeel f vervangen door:

f. de overgang onder algemene titel alsmede de overgang krachtens erfrecht onder bijzondere titel;.

2

In ARTIKEL I wordt, onder verlettering van onderdeel K in onderdeel L, na onderdeel J ingevoegd:

K. In artikel 70c, eerste lid, wordt «aandelen en winstbewijzen» telkens vervangen door: aandelen, koopopties en winstbewijzen. Voorts wordt na het zesde lid toegevoegd:

7. Voor de berekening van winst uit aanmerkelijk belang met betrekking tot aandelen, koopopties en winstbewijzen welke reeds tot het vermogen van de belastingplichtige behoorden op 1 januari 1998 en welke naar de regeling zoals die gold per 31 december 1997 niet tot een aanmerkelijk belang behoorden, zijn de voorgaande leden van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat de in die leden genoemde datum van 1 januari 1997 wordt vervangen door 1 januari 1998.

3

In ARTIKEL I wordt in het tot onderdeel L verletterde onderdeel K «42c, vijfde lid» vervangen door: 42c, tweede lid, onderdeel c.

4

In de in ARTIKEL III, onderdeel C.1, opgenomen wijziging van artikel 7, derde lid, onderdeel c, van de Wet op de vermogensbelasting 1964 wordt «en koopopties» vervangen door: alsmede koopopties op aandelen en winstbewijzen.

5

ARTIKEL X wordt vervangen door:

ARTIKEL X

In artikel 15, eerste lid, onderdeel c, van de Wet op belastingen van rechtsverkeer, wordt na «een waterschap,» ingevoegd: een politieregio in de zin van artikel 21 van de Politiewet 1993,.

6

In ARTIKEL XI vervalt onderdeel B.

7

ARTIKEL XIX wordt vervangen door:

ARTIKEL XIX

In de Algemene wet inzake rijksbelastingen worden de volgende wijzigingen aangebracht:

A. In artikel 16, tweede lid, onderdeel c, vervalt «of het bedrag van de voetoverheveling».

B. In artikel 30j, eerste lid, tweede volzin, vervalt «, met dien verstande dat met betrekking tot beschikkingen ter zake van voorlopige aanslagen die tot een negatief bedrag zijn vastgesteld uitsluitend de bepalingen van de hoofdstukken V en VIII van deze wet van overeenkomstige toepassing zijn».

8

ARTIKEL XX wordt vervangen door:

ARTIKEL XX

In artikel 20, vijfde lid, onderdeel c, van de Successiewet 1956 wordt «verkregen aandelen, winstbewijzen, schuldvorderingen en bewijzen van deelgerechtigdheid» vervangen door: verkregen aandelen, winstbewijzen, schuldvorderingen, koopopties en bewijzen van deelgerechtigdheid.

Voorts wordt in het zesde lid «aandelen, winstbewijzen, schuldvorderingen en bewijzen van deelgerechtigdheid» vervangen door: aandelen, winstbewijzen, schuldvorderingen, koopopties en bewijzen van deelgerechtigdheid.

9

ARTIKEL XXI wordt vervangen door:

ARTIKEL XXI

Indien het bij koninklijke boodschap van 28 november 1996 ingediende voorstel van Wet regeling voor de totstandkoming van een gemeentelijk werkfonds voor voorzieningen ter bevordering van de toetreding tot het arbeidsproces van langdurig werklozen en jongeren (Wet inschakeling werkzoekenden) (Kamerstukken 25 122) tot wet is verheven en in werking is getreden worden het derde en vierde lid van artikel 24 van die wet vervangen door:

3. Indien voor de werknemer, bedoeld in het eerste lid, tot de datum van inwerkingtreding van deze wet, op grond van artikel 35, tweede en derde lid, van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen, zoals deze artikelen luidden tot de datum van inwerkingtreding van deze wet, een recht op premievrijstelling bestond, wordt vanaf de datum van inwerkingtreding van deze wet, het voor de werknemer geldende loon verhoogd met een bedrag, zodat de werknemer onder aftrek van de op het loon in te houden loonbelasting en premies ingevolge de sociale verzekeringswetten, een nettoloon ontvangt, dat gelijk is aan het nettoloon, dat aan de werknemer in de arbeidsovereenkomst met de banenpool werd betaald. Deze toeslag wordt betaald tot het tijdstip waarop het loon zonder toeslag leidt tot genoemd nettoloon en wordt uitsluitend voor de toepassing van artikel 31, tweede lid, onder c, van de Wet op de loonbelasting 1964 aangemerkt als uitkering van publiekrechtelijke aard en blijft buiten beschouwing bij op het inkomen van de werknemer afgestemde publiekrechtelijke uitkeringen of verstrekkingen.

4. Indien in aansluiting op een arbeidsovereenkomst met de banenpool of een dienstbetrekking als bedoeld in het eerste lid een arbeidsovereenkomst wordt aangegaan of een ambtelijke aanstelling wordt verkregen, waarvoor op grond van een algemeen verbindend voorschrift is bepaald, dat het aanvangsloon het voor de werknemer geldende minimumloon is, en het loon in die arbeidsverhouding wordt verhoogd met een bedrag, dat onder aftrek van de op het loon in te houden loonbelasting en premies ingevolge de sociale verzekeringswetten, leidt tot het nettoloon, dat gelijk is aan het loon, dat voor de datum van inwerkingtreding van deze wet aan een werknemer in de arbeidsovereenkomst met de banenpool werd betaald, is de tweede volzin van het derde lid van overeenkomstige toepassing.

10

ARTIKEL XXII wordt vervangen door:

ARTIKEL XXII

In hoofdstuk 7 van de Aanpassingswet derde tranche Awb I vervalt artikel 4, onderdeel C.

11

Na ARTIKEL XXII wordt ingevoegd:

ARTIKEL XXIIA

In hoofdstuk 2 van de Aanpassingswet derde tranche Awb II wordt artikel 5 gewijzigd als volgt:

A. In onderdeel C wordt «gemeenteambtenaar» vervangen door: ambtenaar.

B. Onderdeel G komt te luiden als volgt:

G. In artikel 27, eerste lid, wordt het «college van burgemeester en wethouders» en « het college» vervangen door: de in artikel 1, tweede lid, bedoelde gemeenteambtenaar.

ARTIKEL XXIIB

Ingeval de samenloop van voorstellen van wet die in het vierde kwartaal van 1997 door de Tweede Kamer der Staten-Generaal zijn aangenomen en wijzigingen aanbrengen in belastingwetten of daarmee verband houdende wetten niet of niet juist is geregeld of als gevolg van die samenloop of die wijzigingen onjuistheden in de aanduiding van artikelonderdelen, verwijzingen en dergelijke ontstaan in bedoelde wetten, herstelt Onze Minister van Financiën zulks bij ministeriële regeling.

Toelichting

Deze nota van wijziging bevat enerzijds de aanpassingen van het wetsvoorstel die in de nota naar aanleiding van het verslag zijn aangekondigd en anderzijds enige andere verbeteringen van technische aard. Voorts is een delegatiebevoegdheid opgenomen om onjuiste verwijzingen onder andere tengevolge van samenloop van wetsvoorstellen te herstellen. Tenslotte is een kleine aanpassing opgenomen van wetsvoorstel 25 122 dat reeds bij de Eerste Kamer ligt.

Onderdeel 1 (artikel I, onderdeel B (artikel 20a van de Wet op de inkomstenbelasting 1964))

Een bepaling is opgenomen die buiten twijfel stelt dat een overgang krachtens legaat van een aanmerkelijk belang bij de erflater een vervreemding van het aanmerkelijk belang inhoudt. De doorschuiffaciliteit van artikel 20a, zevende lid, is op verkrijgingen krachtens legaat van toepassing nu een dergelijke verkrijging een verkrijging krachtens erfrecht betreft.

Onderdeel 2 (artikel I, onderdeel K (artikel 70c van de Wet op de inkomstenbelasting 1964))

In dit onderdeel zijn twee wijzigingen van artikel 70c opgenomen. De eerste wijziging welke in het verlengde ligt van de tweede wijziging, stelt buiten twijfel dat de step up voor per 1 januari jongstleden ontstane aanmerkelijke belangen tevens geldt voor koopopties die deel uitmaken van het aanmerkelijk belang. De tweede wijziging regelt de step up voor aandelen, koopopties en winstbewijzen die als gevolg van de uitbreiding van de definitie van aanmerkelijk belang met ingang van 1 januari 1998 een aanmerkelijk belang gaan vormen. De verkrijgingsprijs wordt ingevolge deze step up gesteld op de waarde in het economische verkeer van deze aandelen, koopopties en winstbewijzen op 1 januari 1998.

Onderdeel 3 (artikel I, onderdeel L (artikel 82 van de Wet op de inkomstenbelasting 1964))

Deze wijziging vloeit voort uit de in artikel I, onderdeel F, voorgestelde wijziging van artikel 42c van de Wet op de inkomstenbelasting 1964.

Onderdeel 4 (artikel III (artikel 7 van de Wet op de vermogensbelasting 1964))

Daar schuldvorderingen die tot een aanmerkelijk belang behoren niet in aanmerking komen voor de toepassing van de ondernemingsvrijstelling in de Wet op de vermogensbelasting 1964 dient de uitbreiding tot koopopties beperkt te blijven tot koopopties op aandelen en winstbewijzen. De thans aangebrachte aanpassing bewerkstelligt dit.

Onderdeel 5 (Artikel X (artikel 4 van de Wet op belastingen van rechtsverkeer))

In de nota naar aanleiding van het verslag is aangegeven waarom de wijziging van artikel 4 van de Wet op belastingen van rechtsverkeer komt te vervallen. De nu voorgestelde tekst van artikel X is identiek aan onderdeel B van de oorspronkelijke tekst van artikel X.

Onderdeel 6 (Artikel XI , onderdeel B (artikel 18a van de Wet belastingen op milieugrondslag))

In verband met het feit dat in het voorstel van Wet tot wijziging van enkele belastingwetten c.a. 1998 (fiscale milieuversterking) het tweede lid van artikel 18a van de Wet belastingen op milieugrondslag opnieuw is geredigeerd en in de nieuwe redactie de in artikel XI, onderdeel B, voorziene wijziging reeds is verwerkt, kan artikel XI, onderdeel B, vervallen.

Onderdeel 7 (artikel XIX (artikel 16 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen))

Artikel XIX bevat thans twee wijzigingen van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. Naast de reeds voorgestelde wijziging van artikel 16 wordt voorgesteld in artikel 30j een zinsnede te laten vervallen. De strekking van deze zinsnede is dat bezwaar en beroep wordt uitgesloten voor beschikkingen heffingsrente ter zake van voorlopige aanslagen die tot een negatief bedrag zijn vastgesteld. Met ingang van 1 juli 1997 is de Wet van 20 december 1996 tot wijziging van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en van enkele andere belastingwetten in verband met de openstelling van bezwaar en beroep tegen een aantal fiscale beschikkingen (Stb. 659) in werking getreden. Sindsdien staat bezwaar en beroep open tegen voorlopige aanslagen. De uitsluiting van bezwaar en beroep tegen beschikkingen heffingsrente ter zake van voorlopige aanslagen die tot een negatief bedrag zijn vastgesteld heeft daarmee haar belang verloren.

Onderdeel 8 (artikel XX (artikel 20 van de Successiewet 1956)

Zoals in de nota naar aanleiding van het verslag is aangegeven, is artikel XX per abuis opgenomen, nu dat artikel thuis hoort in het wetsvoorstel fiscale milieuversterking. In de plaats daarvan is in artikel XX thans een bepaling opgenomen tot wijziging van artikel 20, vijfde lid, onderdeel c, en zesde lid, van de Successiewet 1956. Ingevolge deze bepaling wordt, zoals in de nota naar aanleiding van het verslag is aangegeven, de uitbreiding van het aanmerkelijk belang tot koopopties doorgetrokken naar de Successiewet 1956.

Onderdeel 9 (artikel XXI)

Het in het ingediende wetsvoorstel opgenomen artikel XXI betrof een bepaling die ook in het wetsvoorstel fiscale milieuversterking is opgenomen. In de nota naar aanleiding van het verslag is aangegeven dat deze bepaling in het onderhavige wetsvoorstel niet thuis hoort en komt te vervallen. In plaats daarvan is in artikel XXI thans een bepaling opgenomen tot aanpassing van wetsvoorstel 25 122 dat thans in de Eerste Kamer ligt. Artikel 35 van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen (WVA) wordt met inwerkingtreding van de Wet inschakeling werkzoekenden (WIW) gewijzigd. Dan wordt in het tweede lid bepaald, dat voor een werknemer als bedoeld in artikel 4 van de WIW vanaf de datum van inwerkingtreding van die wet de vermindering langdurig werklozen voor ten hoogste 48 maanden vanaf die datum van toepassing is.

Werknemers van wie op grond van artikel 24, eerste lid, van de WIW de arbeidsovereenkomst met de banenpoolorganisatie wordt omgezet in een dienstbetrekking op grond van artikel 4 van genoemde wet, kunnen als gevolg van een wijziging van het toepasselijke belastingregime worden geconfronteerd met een achteruitgang in nettoloon, indien het brutoloon gelijk blijft. Het betreft hier de beëindiging van de toepassing van de premievrijstelling voor banenpoolers, die met de inwerkingtreding van de WVA nog was gehandhaafd, maar met de inwerkingtreding van de WIW komt te vervallen. Op deze werknemers was op grond van het overgangsrecht in de WVA de premievrijstellingsregeling van toepassing die bestond vóór de datum van inwerkingtreding van de WVA op 1 januari 1996. In artikel 24, derde en vierde lid, van de WIW waren bepalingen opgenomen, die betrekking hadden op het verstrekken van een toeslag om deze achteruitgang in nettoloon te compenseren. Door deze toeslag voor de toepassing van artikel 31, tweede lid, onder c, van de Wet op de loonbelasting 1964 aan te merken als een uitkering van publiekrechtelijke aard, en daarmee te brengen onder het regime van de eindheffing van de Wet op de loonbelasting 1964, wordt geregeld dat de werkgever wel belasting en premies volksverzekeringen over de toeslag betaalt, maar dat tegelijkertijd de toeslag het belastbaar inkomen van betrokkene niet beïnvloedt, zodat bijvoorbeeld ongewenste effecten in de sfeer van de aanspraak op huursubsidie als gevolg van de toeslag worden voorkomen.

In de voorgestelde artikelleden werd alleen uitgegaan van het verstrekken van zo'n toeslag in verband met het vereiste, dat niet meer loon kan worden betaald dan het wettelijk minimumloon. Het is echter ook wenselijk deze toeslag te verstrekken ter voorkoming van verhoging van het brutoloon alleen met als doel om de achteruitgang in nettoloon van de persoon die werkzaam was in een banenpool, als bedoeld in de Rijksbijdrageregeling banenpools, die met de inwerkingtreding van de WIW wordt ingetrokken, te compenseren. In de nieuwe artikelleden van de WIW wordt nu ook geregeld, dat een toeslag wordt betaald tot het moment, dat het brutoloon zonder toeslag tot het eerder ontvangen nettoloon zou leiden. Met deze aanpassingen wordt beter aangesloten bij de bedoeling de inkomenseffecten wegens het andere belastingregime dat van toepassing was op de arbeidsovereenkomst met de banenpool te verzachten.

Onderdeel 10 (artikel XXII)

Ingevolge dit onderdeel vervalt het per abuis in het ingediende wetsvoorstel opgenomen artikel XXII, dat wat betreft de strekking identiek is aan artikel XI van het wetsvoorstel 25 689 inzake fiscale milieuversterking. In plaats hiervan is een nieuw artikel XXII opgenomen. Het thans voorgestelde artikel XXII ziet op het vervallen van een wijziging van artikel 64 van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 in de Aanpassingswet derde tranche Awb I. Deze wijziging is, door een inmiddels gewijzigde redactie van genoemd artikel 64, overbodig geworden en kan dus vervallen.

Onderdeel 11 (artikel XXIIA)

Het nieuwe artikel XXIIA herstelt twee omissies in de Aanpassingswet derde tranche Awb II.

Onderdeel 11 (artikel XXIIB)

Evenals vorig jaar1 is veiligheidshalve de bevoegdheid opgenomen om onjuistheden in wetteksten als gevolg van samenloop en foute verwijzingen in wetteksten, bij ministeriële regeling te kunnen herstellen. De wenselijkheid hiertoe bestaat vanwege het grote aantal wetsvoorstellen dat gelijktijdig in behandeling is bij de Tweede en Eerste Kamer. Opgemerkt zij dat dit jaar van deze bevoegdheid gebruik is gemaakt (Besluit van 4 april 1997, nr. WDB97/100M, Stcrt. 70).

De Staatssecretaris van Financiën,

W. A. F. G. Vermeend


XNoot
1

Artikel XVIII van de Wet tot aanpassing van de loon- en inkomstenbelasting c.a., met het oog op vereenvoudiging van de wetgeving en vermindering van de administratieve lasten van het bedrijfsleven (Wet aanpassing loon- en inkomstenbelasting c.a. 1997) (Stb. 1996, 655).

Naar boven