25 691
Wijziging van enkele belastingwetten c.a. (belastingplan 1998)

nr. 1
KONINKLIJKE BOODSCHAP

Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van wet houdende wijziging van enkele belastingwetten c.a. (belastingplan 1998).

De memorie van toelichting, die het wetsvoorstel vergezelt, bevat de gronden waarop het rust.

En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.

's-Gravenhage

17 oktober 1997

Beatrix

nr. 2
VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is in het kader van het belastingplan 1998 een evenwichtige inkomensontwikkeling te realiseren, de druk van de vermogensbelasting te verlagen, alsmede enige andere daarmee samenhangende maatregelen te treffen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet op de inkomstenbelasting 1964 wordt als volgt gewijzigd:

A. In artikel 17, tweede lid, onderdeel a, wordt «artikel 46, vijfde lid» vervangen door: artikel 46, vierde lid, onderdeel a.

B. In artikel 30b, onderdeel e, vervalt onderdeel 3°. De onderdelen 4°en 5° worden vernummerd in 3° en 4°.

C. In artikel 37, eerste lid, onderdeel a, wordt «10 percent van deze inkomsten, doch niet minder dan f 247 en niet meer dan f 2598» vervangen door: 12 percent van deze inkomsten, doch niet minder dan f 252 en niet meer dan f 3108.

D. In artikel 42a, vierde lid, wordt de derde volzin vervangen door: Het ophogingspercentage is de naar de toestand op 1 januari 1997 bij ministeriële regeling per gemeente of deel van de gemeente vast te stellen gemiddelde waardeverandering van in die gemeente of in dat deel van de gemeente gelegen eigen woningen gedurende de periode van 1 januari 1992, onderscheidenlijk 1 januari 1993 of 1 januari 1994, tot 1 januari 1995.

E. In artikel 45a, vijfde lid, onderdeel a, onder 2°, wordt «artikel 46, vijfde lid» vervangen door: artikel 46, vierde lid, onderdeel a.

F. In artikel 46 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. In het eerste lid, onderdeel b, wordt het als eerste opgenomen bedrag vervangen door: f 12 131, het als tweede opgenomen bedrag vervangen door: f 1480 en het als derde opgenomen bedrag vervangen door: f 12 131.

2. Het in het eerste lid, onderdeel d, opgenomen bedrag wordt vervangen door: f 8207.

3. Het vierde en het vijfde lid worden vervangen door:

4. Uitgaven ter zake van arbeidsongeschiktheid worden in aanmerking genomen indien de belastingplichtige of diens niet duurzaam gescheiden van hem levende echtgenoot bij het begin van het kalenderjaar jonger is dan 65 jaar en:

a. de belastingplichtige aannemelijk maakt dat hij of zijn niet duurzaam gescheiden van hem levende echtgenoot ten gevolge van ziekte of gebreken buiten staat is om 55 percent te verdienen van hetgeen lichamelijk en geestelijk gezonde belastingplichtigen die overigens in gelijke omstandigheden verkeren, kunnen verdienen, en daartoe ook hetzij in het afgelopen jaar buiten staat is geweest hetzij vermoedelijk in het eerstkomende jaar buiten staat zal zijn;

b. in de twee voorafgaande kalenderjaren bij de berekening van het inkomen van de belastingplichtige of dat van zijn niet duurzaam gescheiden van hem levende echtgenoot uitgaven als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, in aanmerking zijn genomen.

Het in aanmerking te nemen bedrag wordt gesteld op f 1000, doch voor niet duurzaam gescheiden levende echtgenoten tezamen op f 2000 ingeval:

1°. zowel de belastingplichtige als de echtgenoot voldoet aan de in de eerste volzin, aanhef en onderdeel a, genoemde voorwaarde;

2°. de belastingplichtige of zijn echtgenoot voldoet aan de in de eerste volzin, aanhef en onderdeel a, genoemde voorwaarde en ten aanzien van de echtgenoot onderscheidenlijk de belastingplichtige is voldaan aan de in de eerste volzin, aanhef en onderdeel b, genoemde voorwaarde, en aan degene die niet voldoet aan de in de eerste volzin, aanhef en onderdeel a, genoemde voorwaarde ten minste een derde deel van de in het eerste lid, onderdeel b, bedoelde kosten kan worden toegerekend; of

3°. ten aanzien van de belastingplichtige of zijn echtgenoot is voldaan aan de in de eerste volzin, aanhef en onderdeel b, genoemde voorwaarde en zowel aan de belastingplichtige als aan die echtgenoot ten minste een derde deel van de in het eerste lid, onderdeel b, bedoelde kosten kan worden toegerekend.

5. Uitgaven ter zake van ouderdom worden in aanmerking genomen indien de belastingplichtige of diens niet duurzaam gescheiden van hem levende echtgenoot bij het begin van het kalenderjaar 65 jaar of ouder is. Het in aanmerking te nemen bedrag wordt gesteld op f 1000. Ingeval zowel de belastingplichtige als diens niet duurzaam gescheiden van hem levende echtgenoot 65 jaar of ouder is, wordt het in aanmerking te nemen bedrag voor hen tezamen gesteld op f 2000.

4. Het zevende lid wordt vervangen door:

7. Ingeval de belastingplichtige gedurende het gehele kalenderjaar gehuwd is geweest zonder duurzaam gescheiden van zijn echtgenoot te hebben geleefd:

a. geldt voor de toepassing van het eerste lid, onderdelen a, b en c, in plaats van het onzuivere inkomen van de belastingplichtige het gezamenlijke bedrag van dat onzuivere inkomen en het onzuivere inkomen van zijn echtgenoot;

b. worden in het eerste lid, onderdeel b, de bedragen van f 12 131 vervangen door: f 24 262 en wordt aldaar het bedrag van f 1480 vervangen door: f 2960.

5. Het negende lid wordt vervangen door:

9. Uitgaven ter zake van opleiding of studie voor een beroep die zijn gedaan voor een studie waarvoor de belastingplichtige recht heeft op studiefinanciering ingevolge hoofdstuk II van de Wet op de studiefinanciering worden in aanmerking genomen tot de bedragen bedoeld in artikel 12, eerste lid, onderdelen b en c, van die wet. De uitgaven worden geacht niet op de belastingplichtige te drukken voorzover de ter zake van die opleiding of studie toegekende voorwaardelijke rentedragende lening bedoeld in artikel 31c, eerste lid, van de Wet op de studiefinanciering, op grond van artikel 17e van die wet wordt omgezet in een beurs of voorzover ter zake van die opleiding of studie uitkeringen en verstrekkingen als bedoeld in artikel 30b, onderdeel e, onder 2° en 3°, worden verstrekt.

6. In het negende lid vervalt «en 3°».

7. In het twaalfde lid wordt «artikel 53, vijfde lid» vervangen door: artikel 53, zesde lid.

8. In het veertiende lid wordt «uitgaven ter zake van adoptie» vervangen door: uitgaven ter zake van adoptie en uitgaven ter zake van opleiding of studie voor een beroep.

G. In artikel 53 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. Het tweede lid wordt vervangen door:

2. De belastingvrije som bedraagt:

a. ten aanzien van de in tariefgroep 1 ingedeelde belastingplichtige: de bovenbasisaftrek;

b. ten aanzien van de in tariefgroep 2 ingedeelde belastingplichtige: eenmaal de basisaftrek vermeerderd met de bovenbasisaftrek;

c. ten aanzien van de in tariefgroep 3 ingedeelde belastingplichtige: tweemaal de basisaftrek vermeerderd met de bovenbasisaftrek;

d. ten aanzien van de in tariefgroep 4 ingedeelde belastingplichtige: de basisaftrek, vermeerderd met de bovenbasisaftrek en de alleenstaande-ouderaftrek;

e. ten aanzien van de in tariefgroep 5 ingedeelde belastingplichtige: de basisaftrek, vermeerderd met de bovenbasisaftrek, de alleenstaande-ouderaftrek en de aanvullende alleenstaande-ouderaftrek.

De belastingvrije som, bedoeld in de vorige volzin, wordt verhoogd met de ouderenaftrek, dan wel met de ouderenaftrek en de aanvullende ouderenaftrek ten aanzien van de belastingplichtige die de ouderenaftrek, onderscheidenlijk de ouderenaftrek en de aanvullende ouderenaftrek geniet.

2. Het in het derde lid opgenomen bedrag van de basisaftrek wordt vervangen door: f 8207

3. Na het derde lid wordt, onder vernummering van het vierde tot en met zevende lid in onderscheidenlijk vijfde tot en met achtste lid, ingevoegd:

4. De bovenbasisaftrek bedraagt: f 410.

4. Het in het in vijfde lid vernummerde vierde lid opgenomen bedrag van de alleenstaande-ouderaftrek wordt vervangen door: f 6566.

5. Het in het in zesde lid vernummerde vijfde lid opgenomen bedrag van de aanvullende alleenstaande-ouderaftrek wordt vervangen door: f 6566. Voorts wordt «6 percent» vervangen door: 12 percent.

6. Het in zevende lid vernummerde zesde lid wordt vervangen door:

7. De ouderenaftrek bedraagt f 500. Ten aanzien van de belastingplichtige die in het kalenderjaar een inkomen heeft genoten dat na verrekening van verliezen uit voorafgaande jaren minder bedraagt dan f 55 801 wordt de ouderenaftrek verhoogd tot f 1695.

7. Het in achtste lid vernummerde zevende lid wordt vervangen door:

8. De aanvullende ouderenaftrek bedraagt f 500. Ten aanzien van de belastingplichtige die in het kalenderjaar een inkomen heeft genoten dat na verrekening van verliezen uit voorafgaande jaren minder bedraagt dan f 55 801 wordt de aanvullende ouderenaftrek verhoogd tot f 2681.

H. In artikel 53a, eerste lid, wordt de tarieftabel vervangen door:

Bij een belastbare som van
    
meer dandoch niet meer danbedraagt de belasting het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte van de belastbare som dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat
    
IIIIIIIV
    –f  47 184    – 8,85%
f  47 184f 103 774f  4 17550%
f 103 774    –f 32 47060%

I. In artikel 53b wordt de tarieftabel vervangen door:

bij een belastbare som van
    
meer dandoch niet meer danbedraagt de belasting het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte van de belastbare som dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat
    
IIIIIIIV
    –f  47 184    –25%
f  47 184f 103 774f 11 79650%
f 103 774    –f 40 09160%

J. In artikel 55 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. Aan het eerste lid wordt toegevoegd: De belastingplichtige geniet tevens de bovenbasisaftrek.

2. Het zevende lid wordt vervangen door:

7. De belastingplichtige geniet de ouderenaftrek indien hij bij het einde van het kalenderjaar, dan wel, indien de belastingplicht in de loop van het jaar is geëindigd, bij het einde van de belastingplicht, de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt.

K. Het in artikel 57, eerste lid, aanhef, opgenomen bedrag wordt vervangen door: f 47 184.

L. Het in artikel 57a, eerste lid, opgenomen bedrag wordt vervangen door: f 47 184.

M. Het in artikel 57b, eerste lid, opgenomen bedrag wordt vervangen door: f 47 184.

N. Het in artikel 58, eerste lid, opgenomen bedrag wordt vervangen door: f 47 184.

O. Het in artikel 65, eerste lid, opgenomen bedrag wordt vervangen door: f 47 184. Voorts wordt «verminderd met 141 percent van de ten minste op de basisaftrek te stellen belastingvrije som» vervangen door: verminderd met 132 percent van de belastingvrije som, met dien verstande dat de belastingvrije som wordt verminderd met het bedrag van de bovenbasisaftrek en wordt gesteld op ten minste het bedrag van de basisaftrek.

P. In artikel 66b, eerste lid, wordt «46, eerste lid, onderdelen b en d, vierde lid en tiende lid» vervangen door: 46, eerste lid, onderdelen b en d, vierde lid, vijfde lid en tiende lid. Voorts vervalt «55,».

Q. Het in artikel 75, tweede lid, opgenomen bedrag wordt vervangen door: f 47 184.

ARTIKEL II

De Wet op de loonbelasting 1964 wordt als volgt gewijzigd:

A. In artikel 17 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt «10 percent van dit loon, doch op niet minder dan f 247 en op niet meer dan f 2598» vervangen door: 12 percent van dit loon, doch op niet minder dan f 252 en op niet meer dan f 3108.

2. In het tweede lid wordt «artikel 20, vijfde lid» vervangen door: artikel 20, zesde lid.

B. In artikel 20 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. Het tweede lid wordt vervangen door:

2. De belastingvrije som bedraagt:

a. ten aanzien van de in tariefgroep 0 ingedeelde werknemer: nihil;

b. ten aanzien van de in tariefgroep 1 ingedeelde werknemer: de bovenbasisaftrek;

c. ten aanzien van de in tariefgroep 2 ingedeelde werknemer: eenmaal de basisaftrek vermeerderd met de bovenbasisaftrek;

d. ten aanzien van de in tariefgroep 3 ingedeelde werknemer: tweemaal de basisaftrek vermeerderd met de bovenbasisaftrek;

e. ten aanzien van de in tariefgroep 4 ingedeelde werknemer: de basisaftrek, vermeerderd met de bovenbasisaftrek en de alleenstaande-ouderaftrek;

f. ten aanzien van de in tariefgroep 5 ingedeelde werknemer: de basisaftrek, vermeerderd met de bovenbasisaftrek, de alleenstaande-ouderaftrek en de aanvullende alleenstaande-ouderaftrek.

De belastingvrije som, bedoeld in de vorige volzin, wordt verhoogd met de ouderenaftrek, dan wel met de ouderenaftrek en de aanvullende ouderenaftrek ten aanzien van de in tariefgroep 1, 2, 3, 4 of 5 ingedeelde werknemer die de ouderenaftrek, onderscheidenlijk de ouderenaftrek en de aanvullende ouderenaftrek geniet.

2. Het in het derde lid opgenomen bedrag van de basisaftrek wordt vervangen door: f 8207.

3. Na het derde lid wordt, onder vernummering van het vierde tot en met achtste lid in onderscheidenlijk vijfde tot en met negende lid, ingevoegd:

4. De bovenbasisaftrek over een loontijdvak van een jaar bedraagt: f 410.

4. Het in het in vijfde lid vernummerde vierde lid opgenomen bedrag van de alleenstaande-ouderaftrek wordt vervangen door: f 6566.

5. Het in het in zesde lid vernummerde vijfde lid opgenomen bedrag van de aanvullende alleenstaande-ouderaftrek wordt vervangen door: f 6566. Voorts wordt «6 percent» vervangen door: 12 percent.

6. Het in zevende lid vernummerde zesde lid wordt vervangen door:

7. De ouderenaftrek bedraagt f 500. Ten aanzien van de werknemer die een tijdvakloon geniet dat op jaarbasis minder bedraagt dan f 55 801, wordt de ouderenaftrek verhoogd tot f 1695.

7. Het in achtste lid vernummerde zevende lid wordt vervangen door:

8. De aanvullende ouderenaftrek bedraagt f 500. Ten aanzien van de werknemer die een tijdvakloon geniet dat op jaarbasis minder bedraagt dan f 55 801, wordt de aanvullende ouderenaftrek verhoogd tot f 2681.

C. In artikel 20a, eerste lid, wordt de tarieftabel vervangen door:

Bij een belastbare som van
    
meer dandoch niet meer danbedraagt de belasting het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte van de belastbare som dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat
    
IIIIIIIV
    –f  47 184    –8,85%
f  47 184f 103 774f  4 17550%
f 103 774    –f 32 47060%

D. In artikel 20b wordt de tarieftabel vervangen door:

bij een belastbare som van
    
meer dandoch niet meer danbedraagt de belasting het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte van de belastbare som dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat
    
IIIIIIIV
    –f  47 184    –25%
f  47 184f 103 774f 11 79650%
f 103 774    –f 40 09160%

E. In artikel 21 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. In het eerste lid wordt, onder wijziging van de onderdeelsaanduidingen b tot en met e in onderscheidenlijk c tot en met d, onderdeel a vervangen door:

a. in tariefgroep 0: de werknemer die geen basisaftrek en geen bovenbasisaftrek geniet;

b. in tariefgroep 1: de werknemer die niet de basisaftrek maar wel de bovenbasisaftrek geniet;.

2. In het tweede lid wordt «tariefgroep 2, 3, 4 of 5» vervangen door: tariefgroep 1, 2, 3, 4 of 5.

F. In artikel 22 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. Aan het eerste lid wordt toegevoegd: De werknemer geniet tevens de bovenbasisaftrek.

2. Het zevende lid wordt vervangen door:

7. De werknemer geniet de ouderenaftrek indien hij de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt.

3. Het elfde lid vervalt.

G. In artikel 25, tweede lid, derde volzin, wordt «tariefgroep 1» vervangen door: tariefgroep 0.

H. Het in artikel 26, zesde lid, opgenomen bedrag wordt vervangen door: f 47 184.

I. In artikel 29, tweede lid, wordt in de tweede volzin «tariefgroep 1» vervangen door: tariefgroep 0.

ARTIKEL III

De Wet op de vermogensbelasting 1964 wordt als volgt gewijzigd:

A. In artikel 9, vijfde lid, wordt de derde volzin vervangen door: Het ophogingspercentage is de naar de toestand op 1 januari 1997 bij ministeriële regeling per gemeente of deel van de gemeente vast te stellen gemiddelde waardeverandering van in die gemeente of in dat deel van de gemeente gelegen eigen woningen gedurende de periode van 1 januari 1992, onderscheidenlijk 1 januari 1993 of 1 januari 1994, tot 1 januari 1995.

B. In artikel 14 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. In het eerste lid, eerste volzin, wordt «8» vervangen door: 7.

2. In het eerste lid, tweede volzin, wordt «80» vervangen door: 70.

3. Het derde lid wordt vervangen door:

3. De belastingvrije som bedraagt voor de binnenlandse belastingplichtige die wordt ingedeeld in:

a. tariefgroep I: f 193 000;

b. tariefgroep II: f 241 000.

ARTIKEL IV

De Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen wordt als volgt gewijzigd:

A. In artikel 5 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt «f 1830» vervangen door: f 3660.

2. In het eerste lid, onderdeel b, wordt «f 915» vervangen door: f 1830.

3. Het vijfde lid wordt vervangen door: Ingeval de som van de vermindering of doorstroomvermindering lage lonen en de vermindering onderwijs op de voet van de vorige leden meer dan f 6250 bedraagt, wordt de vermindering of doorstroomvermindering lage lonen zodanig verlaagd dat de bedoelde som f 6250 bedraagt.

B. In artikel 6, tweede lid, wordt de eerste volzin vervangen door: Voor de toepassing van het eerste lid wordt met betrekking tot de vermindering en doorstroomvermindering lage lonen de volledige arbeidsduur gesteld op 36 uren en wordt met betrekking tot de vermindering langdurig werklozen en de vermindering onderwijs de volledig arbeidsduur gesteld op 32 uren. Voor de toepassing van het eerste lid in verbinding met artikel 5, vijfde lid, wordt de volledige arbeidsduur gesteld op 36 uren.

C. In artikel 7a wordt voor de punt aan het slot toegevoegd: en wiens loon in het desbetreffende loontijdvak niet meer bedraagt dan diens toetsloon voor dat tijdvak. Het toetsloon voor de doorstroomvermindering lage lonen bedraagt f 38 139 per kalenderjaar.

D. In artikel 31, derde lid, wordt na «De in de artikelen» ingevoegd: 7a,.

ARTIKEL V

De Gemeentewet wordt als volgt gewijzigd:

A. Onder vernummering van artikel 229c tot artikel 229d wordt na artikel 229b een nieuw artikel 229c ingevoegd, dat luidt als volgt:

Artikel 229c

1. Ter zake van het periodiek inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen wordt een recht geheven op grond van artikel 229c, eerste lid, dan wel een heffing als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer.

2. Voor diegenen die bij het begin van het kalenderjaar belastingplichtig zijn, wordt het belastingbedrag ter zake van het periodiek inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen verminderd met f 100. Het bedrag van de vermindering wordt afzonderlijk vermeld op het aanslagbiljet.

3. Indien het bedrag na vermindering negatief is, wordt een aanslag tot dat negatieve bedrag vastgesteld.

4. Bij de vaststelling van de tarieven van de in het eerste lid bedoelde belastingen wordt het totale bedrag van de verminderingen niet in mindering gebracht op de geraamde baten.

B. In artikel 233a, tweede lid, wordt «en de Invorderingswet 1990» vervangen door: , de Invorderingswet 1990 en artikel 229c.

C. Na artikel 255 wordt een nieuw artikel 255a ingevoegd, dat luidt als volgt:

Artikel 255a

Indien ter zake van de in artikel 229c, eerste lid, bedoelde belastingen het op de voet van artikel 255 kwijt te schelden bedrag lager is dan het bedrag dat zou zijn kwijtgescholden indien de vermindering, bedoeld in artikel 229c, tweede lid, niet was toegepast, wordt het verschil tussen die bedragen door de gemeenteambtenaar belast met de invordering van gemeentelijke belastingen bij een voor administratief beroep bij het college van burgemeester en wethouders vatbare beschikking vastgesteld en aan degene die om kwijtschelding verzoekt uitbetaald.

ARTIKEL VI

De Wet bodembescherming wordt als volgt gewijzigd:

A. In artikel 39 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. Het derde lid vervalt, onder vernummering van het vierde lid in derde lid.

2. In het in derde lid vernummerde vierde lid vervalt de laatste volzin.

B. In artikel 40, tweede lid, tweede volzin, vervalt «en derde lid,» en wordt «zijn» vervangen door: is.

C. Artikel 63i, zesde lid, vervalt, onder vernummering van het zevende lid in zesde lid.

D. Aan hoofdstuk VII wordt een paragraaf toegevoegd, luidende:

§ 3. Rechten

Artikel 86a

Met betrekking tot beschikkingen krachtens deze wet worden geen rechten geheven.

ARTIKEL VII

De Wet milieubeheer wordt als volgt gewijzigd:

A. In artikel 15.33, tweede lid, wordt «230» vervangen door: 229c en 230.

B. Na titel 15.9 wordt ingevoegd:

TITEL 15.9A. RECHTEN

Artikel 15.34a

Met betrekking tot beschikkingen tot verlening, wijziging of intrekking van een vergunning of ontheffing krachtens deze wet worden geen rechten geheven.

ARTIKEL VIII

De Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 wordt als volgt gewijzigd:

A. Artikel 23 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, worden «f 85,50», «f 23», «f 631» en «f 16» vervangen door: f 93,30, f 25,10, f 688,40 onderscheidenlijk f 17,45.

2. In het tweede lid, onderdeel a, wordt «f 95,75, vermeerderd met f 17,25 per 100 kg eigen massa boven 500 kg» vervangen door:

– f 95,75 bij een eigen massa van 500 kg of minder;

– f 113,00 bij een eigen massa van 600 kg;

– f 130,25 bij een eigen massa van 700 kg;

– f 147,50 bij een eigen massa van 800 kg;

– f 174,50 bij een eigen massa van 900 kg of meer, vermeerderd met f 18 per 100 kg eigen massa boven 900 kg.

3. In het tweede lid, onderdeel b, wordt «f 114,50, vermeerderd met f 22,75 per 100 kg eigen massa boven 500 kg» vervangen door:

– f 114,50 bij een eigen massa van 500 kg of minder;

– f 137,25 bij een eigen massa van 600 kg;

– f 160 bij een eigen massa van 700 kg;

– f 182,75 bij een eigen massa van 800 kg;

– f 197,72 bij een eigen massa van 900 kg of meer, vermeerderd met f 20,65 per 100 kg eigen massa boven 900 kg.

4. In het derde lid wordt «f 52, vermeerderd met f 22,75 per 100 kg eigen massa boven 500 kg, indien:» vervangen door: f 52 bij een eigen massa van 500 kg of minder, f 74,75 bij een eigen massa van 600 kg, f 97,50 bij een eigen massa van 700 kg, f 120,25 bij een eigen massa van 800 kg, en f 135,22 bij een eigen massa van 900 kg of meer, vermeerderd met f 20,65 per 100 kg eigen massa boven 900 kg, indien:.

B. In artikel 24 worden «f 18,81», «f 32,23», «f 9,39», «f 79,43», «f 10,10», «f 181,26», «f 10,87», «f 253,29» en «f 2,50» vervangen door: f 20,07, f 34,39, f 10,02, f 84,75, f 10,78, f 193,40, f 11,60, f 270,26, onderscheidenlijk 2,67.

C. In artikel 25 wordt «f 46,10» vervangen door: f 49,20.

D. Artikel 25a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, worden «f 171,50», «f 11,50» en «f 505» vervangen door: f 183, f 12,27, onderscheidenlijk f 539.

2. In het tweede lid wordt «f 171,50 en f 505» vervangen door: f 183 en f 539.

E. In artikel 25b wordt «f 100, vermeerderd met f 10» vervangen door: f 106,70, vermeerderd met f 10,67.

F. In artikel 47, eerste lid, worden «f 52,11», «f 58,81», «f 6,69», «f 164,96» en «f 2,17» vervangen door: f 55,60, f 62,75, f 7,14, f 176,01, onderscheidenlijk f 2,32.

ARTIKEL IX

1. Per 1 januari 1998 vindt de aanpassing op grond van artikel 27a van de Wet op de accijns van de in artikel 27, eerste lid, onderdelen a en b, van die wet vermelde bedragen, geen toepassing.

2. Indien het bij koninklijke boodschap van 16 mei 1997 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de accijns (kamerstukken II 1996/97, 25 349, nr. 2) tot wet wordt verheven en artikel I,onderdeel E, daarvan in werking treedt, vindt per 1 januari 1998 de aanpassing op grond van de tweede volzin van artikel 71a, tweede lid, van de Wet op de accijns van het in de eerste volzin van dat lid vermelde bedrag, geen toepassing.

ARTIKEL X

A. Indien geen belastingen worden geheven als bedoeld in artikel 229c, eerste lid, van de Gemeentewet, besluit de gemeenteraad vóór 1 april 1998 tot invoering van een van de daar bedoelde belastingen met ingang van 1 januari 1998, waarbij het belastingbedrag ten hoogste f 100 bedraagt.

B.1. De bepalingen ter zake van het heffen van rechten met betrekking tot beschikkingen krachtens de Wet bodembescherming, zoals die golden onmiddellijk voorafgaande aan de inwerkingtreding van deze wet, blijven van toepassing indien voor 1 januari 1998:

a. een aanvraag om een beschikking is ingediend;

b. een melding als bedoeld in artikel 28, eerste lid, is gedaan, of

c. de resultaten van een nader onderzoek als bedoeld in artikel 29, eerste lid, onder a, aan het bevoegd gezag zijn overgelegd.

2. Artikel 15.34a van de Wet milieubeheer is niet van toepassing indien de aanvraag om een vergunning of ontheffing, onderscheidenlijk de aanvraag tot wijziging dan wel intrekking van een vergunning of ontheffing, voor 1 januari 1998 is ingediend.

ARTIKEL XI

Indien het bij koninklijke boodschap van 10 januari 1997 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Financiële-verhoudingswet en enkele andere wetten en regels inzake de invoering van deze wijziging in verband met een herziening van het verdeelstelsel voor het Provinciefonds (kamerstukken II 1996/97, 25 185) tot wet wordt verheven en in werking treedt, komt in artikel 5, tweede lid, van die wet de zinsnede «van specifieke en andere uitkeringen» te vervallen.

ARTIKEL XII

1. Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari 1998, met uitzondering van artikel I, onderdelen B en G.6, dat in werking treedt met ingang van 1 januari 2000 en met dien verstande dat artikel I, onderdeel D, terugwerkt tot en met 1 januari 1997.

2. De artikelen I en II, alsmede artikel III en artikel IV vinden toepassing nadat onderscheidenlijk artikel 66b van de Wet op de inkomstenbelasting 1964, artikel 22a van de Wet op de vermogensbelasting 1964 en 30a van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen bij het begin van het kalenderjaar 1998 zijn toegepast.

3. De artikelen V en VII, onderdeel A, vinden voor het eerst toepassing voor het jaar 1998.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Financiën,

De Staatssecretaris van Financiën,

Naar boven