25 682
Maatschappelijke opvang

nr. 10
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 juli 2001

Naar aanleiding van het verzoek van mevrouw Van Gent tijdens de Regeling van Werkzaamheden van 3 juli jl. inzake dak- en thuislozenopvang Roermond meld ik u het volgende.

De berichtgeving over de financiële problemen van de dak- en thuislozenopvang in Limburg is bekend. Zoals u weet zijn de betrokken centrumgemeenten in Limburg zelf verantwoordelijk voor deze problematiek. Maatschappelijke opvang is een gedecentraliseerd beleidsterrein met een eigen CAO-verantwoordelijkheid voor de sociale partners. De centrumgemeenten zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van het beleid op het terrein van de maatschappelijke opvang waaronder de financiering van instellingen en het bijbehorende personeel. Gemeenten hebben hiervoor ook de nodige financiële mogelijkheden tot hun beschikking.

Ten eerste ontvangen centrumgemeenten specifieke uitkeringen van het rijk. Ik wil erop wijzen dat de uitkering maatschappelijke opvang de afgelopen jaren flink is opgehoogd, van f 138 303 000,– in 1998 naar f 180 695 000,– in 2001. Dit is een stijging van 30,6%. Verder is specifiek ter compensatie van de nieuwe arbeidstijdenwet in 1998 landelijk structureel f 8,9 miljoen extra beschikbaar gesteld. Daarnaast worden de uitkeringen jaarlijks opgehoogd met een overheidsbijdrage arbeidskostenontwikkeling. Met ingang van dit jaar wordt aan de specifieke uitkeringen structureel f 2,5 miljoen extra toegevoegd specifiek voor de arbeidsvoorwaarden (de zogeheten middelen commissie Van Rijn).

Ten tweede is het de verantwoordelijkheid van centrum- en regio-gemeenten om te beslissen in welke mate eigen gemeentelijke middelen voor de maatschappelijke opvang ingezet worden. De grote stijging van het accres van het gemeentefonds de afgelopen jaren geeft gemeenten hiervoor in ieder geval financiële ruimte.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. Borst-Eilers