25 679
Regels inzake gemeenschappelijke wisselkoersarrangementen van de euro, alsmede wijziging van enkele andere wetten

nr. 5
VERSLAG

Vastgesteld 25 november 1997

De vaste commissie voor Financiën1, belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud, dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

I. ALGEMEEN

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het voorliggende wetsvoorstel, dat zij ter voorbereiding van de derde fase van de Europese Monetaire Unie (EMU) noodzakelijk achten. In deze fase van de behandeling wensen deze leden de onderstaande vragen over het wetsvoorstel aan de regering voor te leggen.

De leden van de PvdA-fractie hebben in de memorie van toelichting een verhandeling gemist over de afspraken die gemaakt zijn in de Ecofin-Raad om reeds vanaf het besluit door de speciale Europese Raad over de samenstelling van de eerste groep deelnemende landen aan de derde fase van de EMU (volgens plan in mei 1998) de koersen van de betreffende nationale munten in materiële zin aan elkaar vast te klinken. Ook gaat de memorie van toelichting niet in op de gevolgen daarvan voor zaken die in dit wetsvoorstel aan de orde zijn, zoals de «aanvangsdatum van de derde fase», c.q. de datum waarop de wisselkoersen van de betrokken valuta's «onherroepelijk» worden vastgesteld, c.q. de datum waarop de koers van de ECU de waarde van de euro zal gaan bepalen. Deze leden vragen de regering hierop alsnog uitvoerig in te gaan.

Ook de leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het onderhavige wetsvoorstel. Zij gaan akkoord met de aanwijzing van de minister van Financiën als bevoegd bewindspersoon inzake het gemeenschappelijk wisselkoersbeleid ten opzichte van Gemeenschapsvaluta's.

Wel zijn zij van mening dat de regering dit wetsvoorstel moet aangrijpen om enige lacunes in de democratische controle op het wisselkoersbeleid te dichten. Zo is het opmerkelijk dat de Europese Raad het Europees Parlement dient te raadplegen inzake het aangaan van formele wisselkoersarrangementen met niet-Gemeenschapsvaluta's. Het gaat hier om een kwestie die zeer vergaande consequenties kan hebben voor het door de Europese Centrale Bank (ECB) te voeren monetaire beleid. Deze leden zijn derhalve van mening dat voorafgaande aan een dergelijke besluitvorming ook de minister van Financiën verplicht zou moeten zijn het nationale parlement te raadplegen. Indien het parlement pas achteraf wordt ingelicht, zal het immers in de praktijk niet meer mogelijk zijn een beslissing van de minister van Financiën te corrigeren of te beïnvloeden. Voorts zijn deze leden van mening dat het nationale parlement niet op achterstand mag worden gezet ten opzichte van het Europees Parlement. Ook inzake algemene oriëntaties voor het wisselkoersbeleid ten opzichte van niet-Gemeenschapsvaluta's en gezamenlijk met de lidstaten van het eurogebied af te sluiten wisselkoersarrangementen (dus niet pariteiten) ten opzichte van valuta's van lidstaten die niet tot het eurogebied behoren, wensen deze leden dat een verplichting voor de minister van Financiën in dit wetsvoorstel wordt opgenomen tot raadpleging van de Tweede Kamer vooraf.

De leden van de D66-fractie hebben met instemming kennisgenomen van het wetsvoorstel regels inzake gemeenschappelijke wisselkoersarrangementen van de euro, alsmede wijziging van enkele andere wetten. Het wetsvoorstel, dat noodzakelijk is als voorbereiding op de derde fase van de Economische en Monetaire Unie, heeft tot de volgende opmerkingen en vragen geleid.

De leden van de RPF-fractie, daarentegen, hebben zonder instemming kennis genomen van de regels inzake gemeenschappelijke wisselkoersarrangementen van de euro, alsmede wijziging van enkele andere wetten.

De leden van de GPV-fractie beschouwen het wetsvoorstel als een wetstechnische voorziening die vooruitloopt op de komende besluitvorming rond de EMU, zonder dat inhoudelijk op deze besluitvorming vooruitgelopen wordt. Zij beperken zich daarom tot enkele concrete vragen.

Overgang naar een gemeenschappelijk monetair en wisselkoersbeleid

Ligt het in het voornemen, zo vragen de leden van de PvdA-fractie, reeds op het moment waarop de onderlinge koersen van de valuta der deelnemende landen in mei 1998 aan elkaar worden vastgeklonken, een wisselkoersarrangement te doen starten met de (nog) niet deelnemende EU-lidstaten? Welke flexibiliteit (fluctuatiemarge) in de koersverhoudingen tussen de vastgeklonken munten van de kopgroep enerzijds en afzonderlijke munten van de overige EU-lidstaten anderzijds wordt daarbij nagestreefd? Wanneer wordt de besluitvorming daarover voorzien?

Is oudejaarsavond 1998 te 24.00 uur (als bijvoorbeeld de financiële markten aan de Amerikaanse Westkust nog geopend zijn) wel het geschikte moment om de koerswaarde van alle deelnemende valuta in de ECU, oftewel de nationale valuta van alle EU-lidstaten, te laten bepalen wat de uiteindelijke beginkoers van de euro zal zijn?

In de memorie van toelichting wordt opgemerkt dat «het institutionele kader voor het gemeenschappelijk wisselkoersbeleid slechts ten dele is vastgelegd in het Verdrag», zo vervolgen de leden van de PvdA-fractie. Welke lacunes in dit institutionele kader ontbreken nog aan Nederlandse of Gemeenschappelijke zijde, gelet op de aanvullende afspraken in dit wetsvoorstel en in de diverse protocollen bij het Verdrag? Hoe en wanneer zal in die lacunes worden voorzien?

Kan de regering ingaan op de besluitvormingsprocedures die gevolgd zullen worden bij de afsluiting van wisselkoersarrangementen, zo vragen de leden van de fractie van D66. Staat nu vast op welk moment de wisselkoers van de euro bepaald zal worden?

In dit verband zouden de leden van de fractie van D66 gaarne een toelichting ontvangen op de Euro-x. Is al duidelijk welke invulling zal worden gegeven aan dit op te richten forum en hoe de verhouding en verantwoordelijkheidsverdeling worden tussen de Euro-x en de ECB? Dit geldt met name op het punt van het wisselkoersbeleid binnen de EU en op het punt van het externe wisselkoersbeleid.

Europese bepalingen inzake het gemeenschappelijk wisselkoersbeleid

Volgens artikel 109 lid 2 kan, bij het ontbreken van een formele overeenkomst over een wisselkoerssysteem voor de euro ten opzichte van niet-Gemeenschapsvaluta's, de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen op aanbeveling van de Commissie en na raadpleging van de ECB of op aanbeveling van de ECB, algemene oriëntaties ten opzichte van niet-Gemeenschapsvaluta's vaststellen, zo vervolgen de leden van de fractie van D66. Het is niet geheel duidelijk wat onder deze algemene oriëntaties verstaan moet worden. Kan dit worden toegelicht?

De leden van de GPV-fractie vragen de regering wie uiteindelijk zal besluiten tot het aangaan van wisselkoersarrangementen betreffende de wisselkoers van de euro ten opzichte van de valuta's van lidstaten die niet tot het eurogebied behoren. Is dit een bevoegdheid van lidstaten onderling, vertegenwoordigd door hun ministers van Financiën, of speelt de Raad hierbij een rol?

Waar en hoe is de opvolging van het Monetair Comité door het Economisch en Financieel Comité in de derde fase van de EMU geregeld, vragen de leden van de PvdA-fractie.

Voorts constateren zij dat in de memorie van toelichting wordt gesteld: «De Raad zal aan de Europese Raad in juni 1997 een ontwerp-resolutie voorleggen waarin de fundamentele elementen van het nieuwe wissselkoersmechanisme zijn vervat.» Is deze ontwerp-resolutie reeds voorgelegd, of klopt de genoemde datum niet?

Noodzaak van een nieuwe voorziening

Is de overgang van de EMI in de ECB, en de daarbij behorende overdracht van taken, zowel inhoudelijk als qua tijdstip nu ondubbelzinnig en afdoende in het Verdrag, bijbehorende Protocollen en voor wat Nederland betreft met dit wetsvoorstel in nationale wetgeving vastgelegd, vragen de leden van de PvdA-fractie.

Verder vragen de leden van de RPF-fractie of andere lidstaten vergelijkbare wetgeving hebben voorbereid. Zo ja, wat zijn de verschillen en wat zijn de oorzaken daarvan?

Aanpassing Wet financiële betrekkingen buitenland 1994

De leden van de RPF-fractie vragen welke rol de Nederlandse Bank krijgt na in werking treding van dit wetsvoorstel.

Ook de leden van de GPV-fractie vragen meer duidelijkheid over de rol van de Nederlandsche Bank ten opzichte van respectievelijk gemeenschapsvaluta en niet-gemeenschapsvaluta. Waarom speelt de Bank in het laatste geval kennelijk geen rol? En wat is de rol van de Europese Centrale Bank in beide gevallen?

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 2

De leden van de PvdA-fractie missen de argumentatie waarom de Minister, na overleg met de Bank, in plaats van de Bank, na overleg met de Minister, gemachtigd is gezamenlijk met de lidstaten in het eurogebied een wisselkoersbeleid/arrangement te voeren betreffende de koers van de euro ten opzichte van de valuta's van de lidstaten die niet tot het eurogebied behoren.

Artikel 7

De leden van de PvdA-fractie leggen de volgende vragen aan de regering voor. Is er een precedent dat één wet voor verschillende hoofdstukken en artikelen bij KB een verschillend tijdstip van inwerkingtreden krijgt? Wat wordt in dit artikel verstaan onder «het moment van de onherroepelijke vaststelling van de omrekeningskoers van de gulden». Gaat het hierbij om de koers ten opzichte van de overige deelnemende valuta aan de derde fase, of ook om de koers ten opzichte van de ECU/euro bij het ingaan van het jaar 1999?

De voorzitter van de commissie,

Ybema

De griffier van de commissie,

Janssen


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Schutte (GPV), Van Rey (VVD), Terpstra (CDA), Smits (CDA), Reitsma (CDA), Vliegenthart (PvdA), Ybema (D66), voorzitter, Schimmel (D66), Van Gijzel (PvdA), Witteveen-Hevinga (PvdA), Hillen (CDA), A. de Jong (PvdA), Hoogervorst (VVD), ondervoorzitter, Van Wingerden (AOV), Rabbae (Groen Links), Voûte-Droste (VVD), Adelmund (PvdA), Giskes (D66), H. G. J. Kamp (VVD), Zonneveld (CD), Van Dijke (RPF), Van der Ploeg (PvdA), B. M. de Vries (VVD), Van Walsem (D66) en Ten Hoopen (CDA).

Plv. leden: Van der Vlies (SGP), Van Hoof (VVD), Visser-van Doorn (CDA), Heeringa (CDA), Wolters (CDA), Noorman-den Uyl (PvdA), Bakker (D66), Jeekel (D66), Van Zijl (PvdA), Van Zuijlen (PvdA), G. de Jong (CDA), Van Nieuwenhoven (PvdA), Rijpstra (VVD), Verkerk (AOV), Rosenmöller (GroenLinks), Hofstra (VVD), Crone (PvdA), Assen (CDA), M. M. H. Kamp (VVD), Marijnissen (SP), Leerkes (U55+), Verspaget (PvdA), Hessing (VVD), Van Boxtel (D66) en De Haan (CDA).

Naar boven