25 674
Millenniumvraagstuk

nr. 75
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 3 april 2000

In het Algemeen Overleg op 16 december jl. heb ik gesteld dat het bedrijfsleven zich goed had voorbereid op de millenniumwisseling en dat in het algemeen geen grote problemen te verwachten waren.

In zijn brief van 4 februari jl. (Kamerstukken 1999–2000, 25 674 nr. 73) heeft Minister Van Boxtel geconstateerd dat de jaarwisseling met betrekking tot de millenniumbug zonder noemenswaardige problemen verlopen was en dat een afzonderlijke rapportage daarover op dat moment niet noodzakelijk leek.

Een slotrapportage en evaluatie werden u toegezegd in de loop van maart.

In deze afsluitende rapportage ga ik kort in op de activiteiten van de afgelopen maanden en op de uitgevoerde evaluatie van de stichting Millennium Platform.

Het betreffende evaluatierapport zend ik u hierbij eveneens ter informatie toe.1

1. Het verloop van de millenniumovergang

Over het verloop van de millenniumovergang bij het Ministerie van Economische Zaken wordt in de bijlagen bij de rapportage van Minister Van Boxtel kort verslag gedaan.

Het bureau van het Millennium Platform was in de dagen rondom de jaarwisseling continue bezet en stond in nauw contact met het Nationaal Voorlichtingscentrum.

Het Platform verzorgde de Nederlandse bijdrage aan het internationale Global Status Watch project en hield telefonisch contact met collega-organisaties (via het International Y2K Cooperation Center) over het verloop van de millenniumwisseling in andere regio's in de wereld.

Op 1 januari tenslotte hielden Minister Van Boxtel en de voorzitter van het Millennium Platform de heer Timmer, een gezamenlijke persconferentie.

2. De macro-economische gevolgen van de millenniumovergang

Het Centraal Planbureau (CPB) heeft begin 1999 een analyse en een inschatting gemaakt van de mogelijke macro-economische effecten van het millenniumprobleem.

Het betreffende CPB-werkdocument heb ik u op 22 februari 1999 aangeboden (brief met kenmerk ID/ABC/BA 99012481).

Het CPB verwachtte toen dat dit probleem geen belangrijke gevolgen zou hebben voor de macro-economische jaarcijfers van 2000, mits bedrijfsleven en overheid zich zouden blijven inspannen hun systemen millenniumbestendig te maken. Alleen in een zeer pessimistisch scenario zou zich een, grotendeels niet-structureel, negatief effect op het BBP kunnen voordoen aldus het CPB.

Kort na de jaarwisseling heeft het Centraal Planbureau op verzoek van Economische Zaken middels een enquête in enkele tientallen sectoren, branches en individuele (grote) bedrijven informatie laten verzamelen over de productie-uitval als gevolg van de millenniumovergang. Daarbij is de situatie in Nederland maar ook de invloed van mogelijke ketenproblemen vanuit het buitenland, in beschouwing genomen.

Eind januari zijn de uitkomsten van deze enquête in een werkgroep getoetst aan de gegevens en de ervaringen van het Centraal Bureau voor de Statistiek, de Nederlandse Millennium Herverzekeringsmaatschappij, het Millennium Platform, de Nederlandsche Credietverzekerings Maatschappij en EZ.

Geconstateerd werd dat de millenniumwisseling tot allerlei (kleine) problemen en in enkele gevallen tot lichte schade heeft geleid.

Geconcludeerd werd echter dat het millenniumprobleem in geen van de onderzochte sectoren tot significante uitval van de productie of aanmerkelijke extra kosten na de jaarwisseling heeft geleid. Een laatste check, gehouden door EZ na de schrikkeldag van 29 februari 2000, bevestigde deze conclusie.

De verwachtingen van het CPB van begin 1999 lijken daarmee bevestigd.

3. De millenniumproblemen in het bedrijfsleven

Zoals bekend hebben zich, ondanks de overwegend soepel verlopen millenniumovergang, toch allerlei incidenten en problemen voorgedaan. Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) heeft, in het kader van de Conjunctuurtest 2000, onderzoek gedaan naar de mate waarin dergelijke problemen in het bedrijfsleven zijn opgetreden.

Het onderzoek is in januari/februari jl. gehouden onder enkele duizenden kleine, middelgrote en grote bedrijven in de industrie en de zakelijke dienstverlening.

Interessant is de uitkomst dat vrijwel alle (98%) van de geënquêteerde bedrijven stellen voorbereidingen voor de millenniumovergang te hebben getroffen.

Ondanks deze voorbereidingen rapporteert 7% van de bedrijven in de industrie en 10% van de bedrijven in de zakelijke dienstverlening problemen te hebben ondervonden tijdens en na de millenniumwisseling.

De ondervonden problemen en opgetreden schade zijn in het algemeen gering en slechts enkele van de ondervraagde bedrijven overwegen juridische stappen. Ook het aantal bedrijven dat een negatieve invloed van de problemen op het bedrijfsresultaat verwacht is relatief klein, terwijl geen enkel bedrijf aangeeft te verwachten dat de continuïteit van de bedrijfsvoering in gevaar komt.

Uit de onderzoeken van het CPB en het CBS trek ik de volgende conclusies:

• Dankzij de voorbereidingen van het bedrijfsleven hebben zich ook daar – evenals in de vitale sectoren en bij de overheid – heel weinig ernstige problemen voorgedaan. Zoals uit de evaluatie blijkt (zie punt 4) hebben ook de inspanningen van het Millennium Platform daaraan duidelijk bijgedragen.

• Ondanks de goede voorbereidingen hebben zich relatief veel, weliswaar kleine, incidenten en problemen voorgedaan. Het is achteraf niet meer vast te stellen maar de constatering lijkt mij gewettigd dat zonder de inspanningen van de afgelopen jaren zich aanzienlijk meer – en ernstiger – millenniumproblemen zouden hebben voorgedaan.

4. De evaluatie van het Millennium Platform

In april 1998 is door de oprichters van de stichting Millennium Platform besloten het Platform te zijner tijd te (laten) evalueren.

Onderzocht zou worden «in hoeverre de stichting had voldaan aan de doelstellingen, of de gekozen aanpak adequaat was geweest en waar, in positieve en negatieve zin, lering kan worden getrokken uit een dergelijke aanpak».

De evaluatie is uitgevoerd door B&A Groep Beleidsonderzoek &Advies bv (B&A) in de periode december 1999 – maart 2000.

In het evaluatierapport trekt B&A onder meer de volgende conclusies ten aanzien van het bereiken van de doelstellingen en van de gevolgde aanpak:

• Aan de primaire doelstelling van het Millennium Platform – Nederland bewust maken van een dreigend millenniumprobleem – is voldaan. Daarbij is de nadruk gelegd op de vitale sectoren die immers, zowel vanuit het oogpunt van publiek vertrouwen als vanuit het oogpunt van continuïteit, prioriteit dienden te hebben.

• Wat betreft de tweede hoofdtaak – het actief bijeen brengen van partijen – is een groot mobiliserend vermogen van het Millennium Platform uitgegaan. Het Platform was een ontmoetingsplaats van veel verschillende partijen en voor veel vitale sectoren fungeerde het als een plek waar informatie, kennis en relaties bij elkaar kwamen.

Het midden- en kleinbedrijf bleek daarbij een lastig te activeren doelgroep. Hoewel veel inspanningen zijn verricht lijken de effecten van veel acties in de richting van het MKB «suboptimaal» te zijn geweest naar de mening van B&A.

• De derde hoofdtaak betreft het actief monitoren van de mate waarin de «BV Nederland» aan de slag was met het millenniumvraagstuk. B&A concludeert dat deze monitoring vooral vorm kreeg middels de rapportages van PA Consulting Group en voor het Millennium Platform vooral een communicatieve functie had en veel minder een informatieve functie.

Ten aanzien van de organisatie- en verantwoordingsstructuur van het Millennium Platform concludeert B&A onder meer het volgende:

• De bestuursvoorzitter de heer Timmer speelt een belangrijke schakelende rol tussen het bestuur en de uitvoerende organisatie. Eerder concludeert B&A al dat de keuze van de heer Timmer als aansprekende voorzitter een zeer goede was; naar buiten toe vanwege zijn persoonlijkheid, status en contacten en verder door zijn stimulerende rol binnen de organisatie.

• Dankzij de relatief open structuur van de organisatie en door de indeling in werkgroepen is het Millennium Platform erin geslaagd een groot aantal bedrijven te mobiliseren om hun ervaringen en capaciteiten aan de oplossing van het millenniumvraagstuk bij te dragen.

• Er bestond onduidelijkheid over de exacte rol en positionering van het Millennium Platform. Het Platform achtte zich verantwoordelijk voor de «BV Nederland».

Het Projectbureau Millennium Overheid was in de praktijk echter nevengeschikt aan het Millennium Platform. Maar B&A concludeert dat gerezen verschillen van inzicht in de praktijk geen belangrijke consequenties hebben gehad.

Ten aanzien van het lering trekken uit de gekozen aanpakmerkt B&A het volgende op:

• Dankzij de focus op concrete actie heeft het Millennium Platform een enorme dynamiek in het bewustzijn van de «BV Nederland» teweeg gebracht. Uit de evaluatie komt het beeld naar voren van een organisatie met een missie die vooral veel, heel veel werk heeft verzet. De doordachte strategie en het sterke mobiliserende vermogen kunnen als voorbeeld dienen voor toekomstige taskforces op het gebied van voorlichting en bewustwording.

• Een tweede leerpunt is dat deze actiefocus ten koste ging van het reflectief vermogen. Er was weinig fundamentele discussie over nut en noodzaak van de activiteiten.

De aanbodgestuurde wijze waarop sommige acties en producten vorm kregen en de aanjagende rol die de monitoring heeft vervuld zijn kenmerken van een zekere probleemverslaving. Daarbij tekent B&A echter aan dat het Platform een taskforce was met een onbekend probleem en een missie om dat probleem aan te pakken; uitstel was daarbij geen optie. Een fundamentele reflectie kon wellicht van het Platform zelf niet verwacht worden.

• Een derde leerpunt sluit daarop aan. B&A concludeert dat in de praktijk geen sprake is geweest van een heldere opdrachtgever-opdrachtnemer relatie. De «opdrachtgever» (i.c. de Vereniging VNO-NCW en de Staat der Nederlanden) had periodieke momenten van bezinning in kunnen lassen. Objectieve en betrouwbare monitorresultaten moeten daarbij als basis dienen. Een krachtige «opdrachtnemer» als het Millennium Platform stelt hoge eisen aan de opdrachtgever, in het bijzonder ten aanzien van de coutervailing power, aldus B&A.

Ik ben het grotendeels eens met de uitkomsten, conclusies en leerpunten van het evaluatieonderzoek. Over een aantal conclusies merk ik het volgende op:

• Ik kan mij geheel vinden in de constatering dat het Millennium Platform heeft voldaan aan de doelstellingen en dat de gekozen aanpak en organisatiestructuur toereikend zijn geweest. De rol en de inzet van de heer Timmer waren daarbij van bijzondere waarde.

• Gezien de tijdsdruk en het unieke karakter van het millenniumprobleem waren verschillen van inzicht en een zekeretrial-and-error in de uitvoering van de activiteiten, welhaast onvermijdelijk. Ik constateer evenals B&A dat wrijfpunten en meningsverschillen in de praktijk geen belangrijke consequenties hebben gehad.

• B&A constateert dat het midden- en kleinbedrijf voor het Millennium Platform een lastig te activeren doelgroep bleek. In het Algemeen Overleg van 16 december jl. heb ik gesteld dat het MKB zich grondig had voorbereid op de millenniumwisseling. Gezien het verloop van de jaarwisseling en de uitkomsten van de onderzoeken van het CPB en CBS constateer ik tot mijn genoegen dat in de praktijk is gebleken dat ook de kleine(re) bedrijven zich veel inspanningen hebben getroost.

• Tenslotte wijst B&A op het belang van voldoendecountervailing power aan de kant van de opdrachtgever bij een krachtige taskforce als het Millennium Platform.

In het algemeen zou ik het met een dergelijke constatering van harte eens zijn. In het geval van het Platform merk ik echter op datcountervailing power op 3 niveau's aanwezig was:

In de eerste plaats middels de politieke verantwoordelijkheid van Minister Van Boxtel en mijzelf. De periodieke rapportages over de voortgang van de activiteiten van het Millennium Platform aan en het frequente overleg daarover met, de Tweede Kamer gaven concreet vorm aan deze verantwoordelijkheid. Ook werden de bestuursvoorzitter en bureauleider van het Platform uitgenodigd om de bespreking van deze rapportages in de RWTI bij te wonen.

In de tweede plaats via de verantwoordingsplichten van het bestuur aan de oprichters zoals vastgelegd in de statuten van de stichting.

En ten derde waren er frequente contacten en overleg, op beleids- en uitvoerend niveau, tussen het Millennium Platform, VNO-NCW, het Projectbureau Millennium Overheid en de projectorganisatie van Economische Zaken.

Tot slot merk ik op dat in het specifieke geval van het millenniumprobleem de tijd vrijwel ontbrak om de door B&A aanbevolen periodieke momenten van bezinning in te lassen. «De tijd drong», zowel bij het Millennium Platform als bij de oprichters en – zoals B&A zelf terecht aan het slot van het evalutierapport constateert – men heeft daarnaar gehandeld.

5. Afronding van de activiteiten van het Millennium Platform

Zoals ik in het Algemeen Overleg van 16 december jl. reeds heb toegelicht wordt het kantoor van het Millennium Platform per 31 maart a.s. gesloten.

Het bestuur van het Platform zal ter afronding van de werkzaamheden eind maart nog een afsluitende verklaring en een persbericht uit doen gaan.

Het verslag van werkzaamheden alsmede de financiële verantwoording over 1999 en de korte periode in 2000, dienen nog te worden afgerond.

Na de sluiting van het kantoor zullen enkele medewerkers van het Platform zich hiermee bezig houden. Een «rompbestuur» van vier bestuursleden zal de nog openstaande zaken in overleg met de oprichters (de Vereniging VNO-NCW en de Ministeries van BZK en EZ) verder afwikkelen.

Tenslotte zal de stichting Millennium Platform, naar verwachting medio dit jaar, kunnen worden ontbonden.

De Minister van Economische Zaken,

A. Jorritsma-Lebbink


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

Naar boven